19.5.10

Zindelijk vrijzinnige predikheren en hun conservatismekritiek

In het dagblad Trouw van vanmorgen (bijlage de Verdieping) stond een nieuwe aflevering van het theologisch elftal. De opgestelde theologen, de vrijzinnige predikanten Matthias Smalbrugge en Erik Borgman, mochten hun menig geven over het onlangs opgerichte Christelijk Conservatief Beraad. Normaal gaan de twee deelnemers met elkaar in debat, maar nu niet. Beide heren waren het eens en wel zeer eens in hun kritiek op de verbinding van christelijk geloof en conservatisme zoals die in het Christelijk Conservatief Beraad (CCB) wordt gelegd. Trouw wilde geen ruimte bieden aan een tegenreactie mijnerzijds op hun opiniepagina of in hun zaterdagse bijlage Letter&Geest.

Je mag het christendom niet gebruiken voor een politiek doel, zeggen Smalbrugge en Borgman (ervan uitgaande, blijkbaar, dat het CCB een politiek doel nastreeft). En het christendom is helemaal niet conservatief, want het geloof wil de samenleving niet houden zoals die is maar die hervormen en ‘stabiliteit en orde’ zijn daarbij niet van belang (waarbij beide heren blijkbaar denken dat de leden van het CCB dom genoeg zijn om te laboreren aan een volstrekt achterhaalde definitie van ‘conservatisme’, die zij zelf wel hanteren). Het is al helemaal een schande dat het CCB het over de Tien Geboden zou willen hebben, en zou menen dat het volk iets van het christendom moet leren. Want er zijn helemaal geen absolute normen en algemene waarheden, weten we dankzij het postmodernisme. Christelijke conservatieven lopen dus ‘volstrekt achter’ en beide heren gebruiken driekwart pagina om uit te leggen dat zo’n CCB ook helemaal niet interessant is. Dat heb je ervan als je put uit het gedachtegoed van de negentiende-eeuwse bourgeoisie. Laten ze, zegt Smalbrugge tot slot, Onfray en Sloterdijk gaan lezen zodat ze hun tijd beter gaan begrijpen.

Oké, laten we dat doen. Ik zou het dan willen hebben over een interview dat Peter Sloterdijk in 2003 aan NRC Handelsblad heeft gegeven. De journalist stelde hem bij die gelegenheid de enigszins verontruste vraag wat hij toch vond van die opleving van het conservatisme onder intellectuelen. Sloterdijk antwoordde dat hij zelf, geboren in 1947, met een al te grote mate aan ordening is opgegroeid en daarom behept is met ‘anti-autoritaire nervositeit’. Maar de jongeren van nu zijn ‘in de chaos groot geworden, hebben überhaupt geen orde leren kennen en hebben daarom heimwee naar de orde. Ik deel hun gevoeligheid ten aanzien van de vraag hoe orde mogelijk is, en hoe men tegenover een decadente vrijheid die louter nog als verwaarlozing beleefd wordt, als vormloosheid, als onverantwoordelijkheid en onverschilligheid, hoe men tegenover deze degeneratie van de vrijheid de cultuur kan stellen, als een symbolische ordening’.

Een jongere generatie is dus niet zozeer geïnteresseerd in vrijzinnige predikheren die hen komen vertellen dat de moraal en de algemene waarheden failliet zijn. Ze hebben hun leven lang niets anders gehoord. Maar ze willen vorm, verantwoordelijkheid en traditie, cultuur, een fundament onder hun leven. En dat is nu precies wat de oprichters en leden van het CCB, anders dan hun vrijzinnige critici, hebben begrepen. Dus wie heeft de geest van de tijd nu beter verstaan?

Daarbij putten wij niet uit het gedachtegoed van de negentiende-eeuwse bourgeoisie, maar uit klassieke bronnen die waarschuwen voor het gevaar dat een democratie bedreigt wanneer het culturele fundament erodeert. Dan doemt het gevaar op van anarchie of van de tirannie van een Sterke Man. Om dat te voorkomen moeten mensen bepaalde tradities in ere houden, ook religieuze; moeten zij weten dat vrijheid niet het opeisen van maximale ruimte is om de dingen te doen en te zeggen die je lekker vindt, maar het recht is om te doen wat je behoort te doen; moeten zij weten dat gelijkheid voor de wet goed is maar dat gelijkheid ook kan doorslaan in de vervaging van grenzen tussen ouders en kinderen, leraren en leerlingen, mensen en dieren.
Het Beraad wil helemaal niet aan politiek doen. Het begeeft zich niet op het domein van belangen en macht om die belangen te behartigen. De leden zijn geen ouderlingen die met stenen tafelen smijten. Ze willen herinneren aan een bepaald gedachtegoed over het belang van een cultureel fundament en aan het belang van de christelijke traditie om dat fundament in stand te houden. (Lees bijvoorbeeld, zo mag ik de heren raden, de rede van Paul Scholten over de christelijke vrijheid als grondslag van de Nederlandse staat).

Kijk eens aan, je leest wat in Plato, Polybius en Cicero, en je begrijpt je tijd beter en weet een adequater antwoord te alfabetiseren (dixit Sloterdijk) dan twee zindelijke predikheren die vrijzinnig pijprokend over hun Onfray gebogen zitten.

18.5.10

Vuilnisbakkenjournalistiek

Er is enige consternatie ontstaan over het verschijnen van een nieuw blad dat zichzelf nadrukkelijk presenteert als een politieke roddelglossy. Het heet Binnenhof en is een gezamenlijke publicatie van Weekend en het weekblad HP/De Tijd, beide uitgaven van Audax Publishing in Amsterdam. Mijn nieuwe column op de website van Binnenlands Bestuur gaat over de hypocrisie van de protesterende politici.

Op de cover staat Femke Halsema, een filtersigaret in de mond. Het blad biedt foto’s van het privéleven van politici, inclusief hun kinderen, en artikelen over hun geheime relaties (‘Jack de Vries was niet de enige’), over hun hypotheken, hun declaraties, hun eet- en drinkgewoonten en graaigedrag, en over de inhoud van hun vuilnisbakken.



D66-leider Alexander Pechtold zag foto’s van de inhoud van zijn vuilnisbak in het blad staan en klom in de pen om protest aan te tekenen tegen deze ‘vuilnisbakkenjournalistiek’, dit nieuwe hoofdstuk in de zoektocht naar nieuws, primeurs en entertainment. Hij wil niet dat de overheid of de rechterlijke macht grenzen aan de journalistieke vrijheid stellen, maar hoopt dat de journalistiek enige zelfbeheersing herwint en (met het interview met Ruben in De Telgraaf nog vers in het geheugen) zelf met een code komt waarin ieders privacy wordt gerespecteerd.

Ik kan me goed voorstellen dat politici geschrokken zijn van de inhoud van Binnenhof. Oude Haagse codes worden immers doorbroken. Iedereen in en rond Nieuwspoort weet wie het op de Haagse matras met wie doet, maar niemand schreef daar ooit over. Zoals ook nooit werd geschreven over wat er in Nieuwspoort en omgeving werd gezegd en gedaan. In die codes waren al enige scheuren en barsten ontstaan. Zo werd bekend dat Hero Brinkmans drankprobleem in de nachtelijke uren tot problemen kan leiden, en de affaire van Jack de Vries met zijn adjudante was vorige week een week lang nieuws, net zo lang tot De Vries vanwege deze ‘publicitaire druk’ aftrad.
Ik ben bang dat de publicatie van Binnenhof ertoe zal leiden dat nog minder mensen met goede kwaliteiten voor een loopbaan in de politiek zullen kiezen. Het risico van afbraak is immers groter dan ooit.

Maar tegelijk heeft het protest van politici tegen deze nieuwe trend iets hypocriets.
Worden politici in Binnenhof niet geconfronteerd met het eindpunt van een ontwikkeling waarin ze zelf zijn meegegaan? Politici moesten immers gewoon zijn, net als alle andere gewone mensen, zo zijn ze zelf gaan vinden. Als je aan die druk toegeeft, in tv-spelletjes gaat zitten, heel persoonlijke interviews geeft en jezelf eindeloos verlaagt om ‘de kloof met de kiezer’ te versmallen of op te heffen – ja, dan vraag je er ook om.

Bovendien hebben politici de vervelende gewoonte ontwikkeld om kiezers van alles en nog wat te beloven. Ze wekken zelf de indruk dat zij (de staat, de overheid) er zijn om alle problemen van burgers op te lossen (in plaats van toe te geven dat zij in negen van de tien gevallen onderdeel of bron van het probleem zijn). Daarmee wordt de burger gedegradeerd tot cliënt en consument. En als je dan geen waar voor hun geld kunt bieden, dan worden de consumenten ontevreden, en moet je niet vreemd opkijken wanneer kiezers je na verloop van tijd met afkeer en minachting tegemoet treden.

Binnenhof is dus een symptoom van een politieke cultuur in verval, en biedt natuurlijk geen enkele bijdrage aan een oplossing van dat probleem. En dat hebben politici aan zichzelf te danken.

17.5.10

Christelijk Conservatief Beraad

In een hartelijke sfeer van enthousiasme en verwachting hebben we afgelopen zaterdag met ruim 200 mensen op de Vanenburg in Putten de eerste bijeenkomst van ons Christelijk Conservatief Beraad belegd. Sprekers waren Hans Hillen en Eddy Bilder, Cor Verkade en Marlies van der Staaij, Henk Dijkgraaf en Amanda Kluveld. Zelf sprak ik over het belang van een cultureel fundament onder de samenleving. Een verkorte versie van een deel van de tekst staat vandaag op de opiniepagina van het Nederlands Dagblad, en volgt ook hieronder:


Het is nauwelijks nog voor te stellen, maar er is een tijd geweest waarin Jan Peter Balkenende nog geen premier van Nederland was. Hij was toen eerst Kamerlid en later fractievoorzitter van het CDA. In die tijd was Balkenende uiteraard nog veel toegankelijker dan nu en kon je uitvoerige gesprekken met hem hebben op zijn mooie kamer in het voormalige ministerie van Justitie. Die gesprekken gingen toen over één belangrijk thema: de agenda van hervormingen, bezuinigingen en belastingverlagingen, de visie op de overheid, het belang taken bij de overheid weg te halen en de vraag of de samenleving die taken weer zelf op zich kon nemen. Over dat laatste was Balkenende, destijds in ieder geval, opvallend optimistisch: als de samenleving zelf weer bepaalde taken moest verrichten – de buren helpen, behoeftigen verzorgen, sparen voor de rollator van oma – zou dat ook gebeuren. Als vanzelf. Balkenende was ervan overtuigd dat die kracht niet opnieuw moest worden aangekweekt maar dat die nog steeds in de samenleving aanwezig was.





Het thema van de gesprekken met Balkenende uit 2001-2002 is nu opnieuw actueel, actueler dan ooit, en is het onderwerp van deze eerste bijeenkomst van het Christelijk Conservatief Beraad. De financieel-economische crisis die steeds wilder om zich heen grijpt, dwingt tot radicale bezuinigingen. De keuzes die daarbij worden gemaakt, moeten het resultaat zijn van een heldere visie op de taken van de overheid. Wat moet de overheid doen en wat vooral niet, en op welke taken kunnen we op grond van deze analyse bezuinigen? En als de overheid bepaalde taken niet meer kan uitvoeren, alleen al om financiële redenen, mogen we dan aannemen dat de burgers zelf die taken weer ter hand zullen nemen? Of, met andere woorden: is in Nederland aan de morele voorwaarden voldaan om onze samenleving, onze democratische rechtsstaat en vrije-markteconomie, goed te laten functioneren?

Dat is een vraag die niet vaak wordt gesteld. In de klassieke oudheid stelden politieke filosofen (zoals Plato, Aristoteles, Polybius, Cicero) zich de vraag naar die morele voorwaarden wel zeer nadrukkelijk. Zij waren er namelijk van overtuigd dat een democratie kon ontaarden in chaos en ongebondenheid. Dat gebeurt wanneer mensen geen innerlijk respect meer hebben voor de wetten van het land, wanneer het gelijkheidsdenken doorslaat zodat vaders hun kinderen en leraren hun leerlingen als hun gelijken gaan behandelen, en wanneer vrijheid niet meer wordt gedefinieerd als het recht is om te doen wat men behoort te doen maar als het recht om altijd en overal te doen en te zeggen waar je zin in hebt. Het gebeurt wanneer mensen tradities niet meer in ere houden, hun ouders niet meer eren en de goden niet meer vereren – dan slaat vrijheid om in chaos en ongebondenheid en wordt de roep luid om een sterke man die de orde komt herstellen.

Vele mensen zien in dat we momenteel precies in deze impasse verkeren: het valse alternatief tussen de chaos van de ongebondenheid en de tirannie van het populistische leiderschap, tussen de onmacht van de traditionele politiek en de valse illusies van de nieuwe politiek. Het christelijk conservatisme biedt het alternatief dat ons uit deze impasse kan bevrijden.

Er zijn vandaag ruim 200 mensen naar Putten gekomen omdat het hier vandaag gegaan is over het culturele fundament dat een samenleving nodig heeft, een fundament van waarden en deugden dat in oude instituties wordt aangekweekt. Daarom ging het hier vandaag over familie en gezin, over onderwijs en over de rol van de kerken. Ook over de rol van de kerken, want een cultureel fundament dat op zijn beurt niet wordt geschraagd door het christelijk geloof en/of de erkenning van het belang van de christelijke traditie voor het welzijn van ons land, is uiteindelijk geen lang leven beschoren.

Ons Beraad wil vrij en onverveerd de inhoud van dit christelijk conservatisme verder uitdiepen en uitventen. We streven naar de formulering van ideeën en naar de invloed van deze ideeën op en binnen bestaande organisaties. Die ideeën zijn er dus niet om defensief de belangen van één bepaalde groep te dienen, maar zijn er tot heil des volks, om het zo eens uit te drukken, in bewuste aansluiting aan de traditie van het Reveil. Het Beraad hoopt dat christelijk-conservatieve ideeën in Nederland aan invloed zullen winnen, en streeft niet naar politieke macht om belangen te behartigen.

Want conservatisme is een cultureel-pedagogisch programma. We gaan het dus hebben over vaders en moeders, onderwijzers, leraren en dominees, beschaving en kennis en de vorming van karakters en gewetens. Al het andere is immers secundair. Inclusief de wereld van verkiezingsprogramma’s, wetsvoorstellen, centra voor jeugd en gezin en ander taai ongerief. We streven niet naar een politieke partij en zijn ook geen partij in interne partijpolitieke discussies. We streven immers niet naar macht om belangen te behartigen, maar naar de invloed en doorwerking van ideeën. Wat er daarna gebeurt zien we dan wel weer.