14.6.11

Christelijke leesregel bij Constitutie

In het Nederlands Dagblad stond afgelopen vrijdag mijn column over een leesregel bij onze Grondwet. Onze christelijke cultuur biedt de context die een juiste interpretatie van onze rechten en vrijheden mogelijk maakt.


Eigenlijk is Nederland wel af. Grootse toekomstvisioenen om sociale kwesties te lijf te gaan, het aanwijzen van een stip op de horizon waar wij als volk heen moeten reizen, het is eigenlijk niet meer nodig. We hebben onze bestemming bereikt, we staan bovenop die stip op de horizon, we hebben met onze politieke en sociale orde ons hoogtepunt bereikt.

Dat betoogde Govert Buijs een week geleden op deze plaats. Het populisme waarmee we het zo te stellen hebben, is misschien wel niet veel anders dan een afkickverschijnsel – het late en laatste verdriet om een groot verlies, het verlies van een richtinggevend verhaal waaraan we verslaafd zijn geraakt.

Het betoog van Buijs, hoogleraar filosofie aan de VU, is op z’n minst origineel. Met de regelmaat van de klok verschijnen er immers boeken waarin een nieuw verhaal wordt bepleit in antwoord op het populisme van Geert Wilders c.s. Dat populisme appelleert klaarblijkelijk aan een diep menselijke behoefte. We hebben niet alleen een maag maar ook een hart. Ons hart kan niet leven bij de bloedeloze abstracties die de politieke elite tot nog toe tegen Wilders in stelling heeft gebracht – verhalen over mensenrechten, gelijkheid, onze Grondwet. Volgens al die boeken hebben we behoefte aan een verhaal van vlees en bloed, over onze geschiedenis, over wie we zijn, onze identiteit, onze cultuur.

En in die kakofonie van stemmen, pleidooien en oproepen komt Buijs melden dat het Grote Verhaal een oud verhaal is dat we inmiddels gerealiseerd hebben. Onze wereld is de best denkbare: politiek, sociaal, economisch. Er zijn geen zaken meer waarvoor we een nieuw Groot Verhaal zouden moeten verzinnen. Het is gelukt en geslaagd, dat grote project van de moderniteit. Nuchter mens, vriend Buijs, misschien is hij ook wel een Rotterdammer, net als die hoogleraar die hij instemmend citeerde.
Dwars en origineel is Buijs zeker. Maar heeft hij ook gelijk? Hebben we inderdaad geen behoefte meer aan een verhaal?

Buijs heeft natuurlijk gelijk wanneer hij zegt dat het ons in het rijke Westen gelukt is om de grote vijanden van de mensheid – honger en gebrek, ziekte en armoede – er grotendeels onder te krijgen. Economische groei heeft ongekende welvaart gebracht. Al te grote verschillen in rijkdom worden genivelleerd. Niemand is bij zijn geboorte bevoorrecht. Iedereen krijgt kansen. En we zijn vrij en democratisch. Politieke tirannie is verdreven.

Het staat allemaal als in graniet in onze Grondwet gebeiteld: vrijheid, gelijkheid, solidariteit. Maar is dat genoeg? Hebben we genoeg aan een boekje, onze Constitutie, waarin onze rechten en plichten staan opgesomd, of hebben we ook een leesregel nodig, aanwijzingen die ons in staat stellen dat boekje goed te lezen? En vormen al die aanwijzingen samen misschien een Groot Verhaal over de culturele context waarbinnen dat boekje is geschreven, en helpt dat Grote (onderliggende) Verhaal ons om al onze verworvenheden juist te interpreteren?

Ik denk het laatste. Laat ik twee voorbeelden geven van wat ik bedoel.

Onze Grondwet geeft een opsomming van onze vrijheden, bijvoorbeeld de vrijheid onze mening te uiten. Anders dan menig opinievormer ons heeft willen doen geloven, is die vrijheid niet absoluut en onbeperkt. Er zijn wettelijk normen die onze vrijheid begrenzen. We mogen niet beledigen, geen haat zaaien. Vrijheid is niet het recht om zo maar alles te zeggen wat we maar willen. Vrijheid behoort door fatsoen te worden ingetoomd.

Onze Grondwet vraagt ook van ons dat we niet discrimineren en tolerant zijn. Tolerantie bestaat in het besef dat we anderen niet mogen of kunnen dwingen – ook al hebben we daartoe de macht – om tegen hun geweten in te gaan. Waar dat besef verdwijnt kunnen mensen gaan denken, bijvoorbeeld, dat ze ambtenaren mogen dwingen homohuwelijken te sluiten.

Die Grondwet van ons is oorspronkelijk dus verankerd in christelijke opvattingen over vrijheid en tolerantie. Die christelijke cultuur is de legger van onze rechtsstaat. Waar de borging van onze vrijheden in dit cultuurchristelijke Verhaal verdwijnt of verzwakt, gebeuren er gekke dingen. Dan gaan mensen denken dat ze alles mogen zeggen, of dat zij andere mensen mogen en kunnen dwingen om tegen hun diepste overtuigingen in te gaan.

Dit Grote (onderliggende) Verhaal biedt dus het kader om het Grote (gerealiseerde) verhaal in goede banen te leiden en voor tirannieke ontsporingen te behoeden. De formulering van dit Grote (onderliggende) Verhaal blijft om die reden nodiger dan ooit.