22.3.11

Misverstanden in het debat over 'de scheiding van kerk en staat

Maandagmiddag was ik te gast in het programma Schepper&Co aan tafel om samen met Sophie in 't Veld (D66) en Ruard Ganzevoort (GroenLinks, maar ook de trotse nakomeling van Wessel Gansfort) te debatteren over vrijheid van godsdienst, secularisme en de scheiding van kerk en staat. Dat is leuk,deelname aan zo'n uitzending, maar om je opvattingen precies duidelijk te maken kun je toch beter een stukje schrijven. Dat heb ik vandaag gedaan in de vorm van mijn wekelijkse column voor Binnenlands Bestuur. De tekst staat ook hieronder.



Het zijn grote woorden, de discussie erover keert met grote regelmaat terug en cirkelt rond de relatie tussen overheid en geloof. Het gaat dan bijvoorbeeld over de vrijheid van een politieke vereniging om vrouwen te weren uit politieke functies, om de vrijheid van een islamitische leraar of ambtenaar om een vrouw geen hand te geven, om de vrijheid van christelijke scholen om geen homoseksuele leraren aan te nemen of de vrijheid van een kerk om homoseksuele kerkgangers de hostie te onthouden. Of het gaat over het dragen van religieuze symbolen in de publieke ruimte: om hoofddoekjes achter een balie van het gemeentehuis of zelfs – alsof er nooit een Rosa Parks is geweest – in een Noordhollandse bus. VVD-kamerlid Jeanine Hennis zei vorige week in een interview met De Pers dat ambtenaren in publieksfuncties geen religieuze symbolen mogen dragen en bepleitte een ‘meer beschouwend debat’ over dit en aanverwante onderwerpen. Dat ‘fundamentele’ debat gaat er komen, in de Tweede Kamer. En dan zal het dus gaan over de vrijheid van godsdienst (artikel 6 van onze Grondwet) en over de scheiding van kerk en staat, die niet in onze Grondwet wordt genoemd maar toch als een belangrijk grondprincipe van onze rechtsstaat geldt.
Over deze zaken bestaan veel onduidelijkheid en misverstanden.

• Velen denken dat de overheid neutraal moet zijn en dat dit betekent dat de overheid seculier, godsdienstloos, moet zijn. Geloof is best, maar achter de voordeur, niet in de publieke ruimte. Dit standpunt is een vergissing. Het seculiere standpunt is niet neutraal, maar even goed een levensbeschouwelijke keuze. Neutraal wil zeggen onpartijdig, en dat betekent dat alle levensbeschouwingen in principe dezelfde ruimte krijgen om er te zijn en zich te uiten.

• Velen denken dat de scheiding van kerk en staat betekent dat gelovigen geen politieke standpunten mogen uitdragen die op hun geloof gebaseerd zijn. Zo zouden gelovigen zich niet tegen abortus of euthanasie mogen uitspreken omdat zij dan andere mensen iets zouden willen verbieden en opleggen op grond van hun geloof. Wie zich vóór abortus en euthanasie uitspreekt, creëert net zo goed een maatschappelijke werkelijkheid die gebaseerd is op levensbeschouwelijke keuzes.

• De scheiding van kerk en staat betekent heel eenvoudig dat de kerk niet mag regeren en de overheid geen geloof mag dicteren. Een democratische rechtsstaat verhoudt zich niet met een theocratie en niet met een overheid die in het leven van de kerk ingrijpt. De kerk mag de overheid niet dwingen om alle andere geloven ‘te weren en uit te roeien’, en de staat mag burgers niet dwingen een bepaald geloof aan te hangen. De laatste vervolging van gelovigen in Nederland had plaats in de jaren dertig van de negentiende eeuw, toen een Oranjevorst (Willem I) en een liberale minister van Justitie (Van Maanen) via inkwartiering, boetes en celstraffen christenen vervolgden die de Nederlands Hervormde Kerk verlieten en een eigen nieuw kerkgenootschap stichtten.

• Wanneer de staat geen geloofsovertuiging mag opleggen, mag zij verenigingen en kerkgenootschappen ook niet onder het juk van een levensbeschouwelijk principe laten doorgaan. Nu is dat vooral het gelijkheidsprincipe, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet, dat zich zowel tegen de SGP als tegen de Rooms-Katholieke Kerk dreigt te keren (als de sociaal-liberalen van D66, GroenLinks en VVD hun zin krijgen). De Grondwet zelf geeft aan dat de vrijheid van godsdienst en vereniging wordt begrensd door de wet (de artikelen worden immers besloten met de formulering: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’). Artikel 1 regeert niet over de klassieke grondrechten, zoals regering en Tweede Kamer in twee grote debatten hebben uitgesproken. Er is geen rangorde in de grondrechten.

• Een ‘meer beschouwend debat’ over staat en geloof is nauwelijks mogelijk omdat er de nodige irritatie aan de behoefte aan dat debat ten grondslag ligt. In de jaren negentig leken we af te stevenen op een religieloze publieke ruimte: de secularisatie ging onverminderd door en het CDA was uit het centrum van de macht gemanoeuvreerd. Maar het CDA bleek toch nog levensvatbaar en een nieuw geloof, de islam, bleek zich assertief te manifesteren. De discussie zoals die nu wordt gevoerd is eigenlijk volledig te danken aan de aanwezigheid van de islam. Over religieuze symbolen achter gemeentebalies is nooit enige ophef gemaakt, omdat dat ook niet nodig was. Een kruisje of keppeltje riepen geen wantrouwen op, een hoofddoekje (blijkbaar) wel. Het verzet tegen het ‘vrouwenstandpunt’ van de SGP komt voort uit de zorg dat een (veel grotere) islamitische partij vergelijkbare standpunten zal gaan huldigen. Het verzet tegen de rituele slacht komt voort uit verontwaardiging over de slachtpraktijk onder moslims. Maar als je op basis van een relativistische levensovertuiging in gelijkheid gelooft – en dus alle geloven even erg vindt of allemaal even mooi – dan heb je het niet over de islam maar over religie in het algemeen.

• Dat ‘meer beschouwende debat’ zou volgens de sociaal-liberalen moeten uitmonden in het schrappen van de vrijheid van godsdienst. Dat is erg vreemd. Een klassiek grondrecht is geen toevallige, welwillende concessie van de overheid aan burgers, die op een gegeven moment net zo goed weer kan worden ingetrokken, maar is van de burgers en beschermt hen tegen de willekeur van de staat of tegen een toevallige meerderheid van seculiere, liberale, blanke burgers die zich nu nadrukkelijk roeren en in feite even tiranniek een levensbeschouwing willen opleggen als de eerste de beste theocraat.

• Dat voorstel om artikel 6 van de Grondwet te schrappen noopt bovendien tot enig wantrouwen. De voorstanders zeggen dat gelovigen al vrijheid van meningsuiting en vereniging hebben en dat de vrijheid van godsdienst om die reden overbodig is. Maar als deze artikelen materieel samenvallen, waarom dan die moeite gedaan om artikel 6 te schrappen? Blijkbaar is er iets anders aan de orde. Wanneer je artikel 6 schrapt kun je het geloof gaan zien als ook maar een mening. Nu gaat het om iets kwetsbaars, om wat mensen ten diepste drijft, en daar kun je als overheid niet zo maar in snijden.

• En tot slot (al zou er natuurlijk nog veel meer te zeggen zijn): zo’n ‘meer beschouwend debat’ is zeer welkom, maar laat het alsjeblieft niet door politici worden gevoerd. Die willen – als zo’n debat al niet direct verzandt in genant gekissebis over hoofddoekjes - immers altijd een wet maken, en dus iets gebieden of verbieden. Het onderwerp kerk, staat, geloofsvrijheid is te belangrijk om aan politici over te laten.

12.3.11

Wilders en Majesteit

Het Filosofisch Elftal van Trouw (over De koningin en de populist) borduurt vandaag voort op mijn column voor Binnenlands Bestuur van deze week over de opmerkelijk vrijmoedige kritiek van Geert Wilders op Majesteit. Waarom distantieert Wilders zich zo scherp van uitspraken van koningin Beatrix en andere leden van het koninklijk huis, en hoe komt het dat hij zich die houding kan permitteren (anders dan Pim Fortuyn tien jaar geleden)?
De tekst van de column staat ook hieronder.




Premier Rutte moest zich van de week in de Tweede Kamer verantwoorden over het besluit om Majesteit toch te laten aanzitten aan een privédiner in Oman, en daarmee over zijn relatie tot het koningshuis. Maar politiek veel interessanter en spannender is de relatie tot de koningin van PVV-leider Geert Wilders. Die zoekt openlijk de confrontatie met de koningin in een strijd om de volksgunst.


Het heeft Majesteit dan toch behaagd te dineren met Qaboos bin Said al-Said, de sultan van Oman. Dat leek niet voor de hand te liggen, die aanzit, omdat Oman, net als vele andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, het toneel van onrust en opstand is, en een bezoek aan Oman gemakkelijk als steun aan het bewind van de sultan kan worden uitgelegd. Inderdaad was de komst van koningin Beatrix voorpaginanieuws in de Engelstalige kranten van Oman. ‘Queen Beatrix in Muscat today’, meldde de Muscat Daily over de volle breedte van de voorpagina in een toepasselijke oranje steunkleur.

De Kamer riep premier Rutte op het matje omdat hij de koningin toestemming heeft gegeven voor het privédiner. Een meerderheid van de Kamer had vorige week immers duidelijk gemaakt dat het verstandig zou zijn wanneer het staatsbezoek aan Oman – dat aanvankelijk de bedoeling was – voorlopig niet doorging. Twee dagen later meldde het kabinet per brief aan de Kamer dat de koningin toch op korte termijn naar Oman ging, niet voor een staatsbezoek maar voor een privé-etentje. Om daarover alsnog iets te kunnen zeggen, wilde de Kamer dat Rutte zich beschikbaar stelde voor een debatje.

Zo’n debatje gaat natuurlijk over meer dan alleen dat bezoek en de rol van handelsbelangen die bij de besluitvorming een rol heeft gespeeld. Het gaat ook over de relatie van deze nieuwe en jonge premier tot het koningshuis. Dat is interessant genoeg. Maar eigenlijk nog veel interessanter, en in ieder geval spannender, is de relatie tot het koningshuis van PVV-leider Geert Wilders.





Toen het besluit dat Majesteit alsnog naar Oman zou afreizen, bekend was geworden, twitterde Wilders: ‘Honderden mensen demonstreerden vandaag [zondag – bjs] in Oman tegen regime van abjecte Sultan. Dat de Koningin met die dictator gaat dineren is erg dom!’

Zo’n reactie is op z’n minst vrijmoedig te noemen. En het was deze keer niet voor het eerst dat Wilders zijn kritiek op het koningshuis zonder enig voorbehoud spuide. Haar Kersttoespraken, vol met oproepen tot tolerantie en respect en andere zaken die niet bovenaan in de Wilderiaanse deugdencatalogus staan, hebben al eerder zijn toorn opgeroepen. Een oproep tot vrede en tot het tegengaan van grofheid in woord en daad hekelt hij steevast als een persoonlijke aanval op zijn politiek en retoriek. Hij is de ‘multiculti-onzin’ van het staatshoofd ‘spuugzat’.

Dat Wilders aan die afkeer uiting geeft, is opmerkelijk, zeker voor een 'populist', die weet waar de liefdes en loyaliteiten van het volk liggen, en dus ook weet dat hij met zijn handen van het koningshuis moet afblijven. Pim Fortuyn presenteerde zich bij zijn entree in de Nederlandse politiek als een rasechte republikein, die Majesteit hooguit een ceremoniële rol in ons bestel wilde toekennen. Op tournee in Limburg merkte hij echter dat dat standpunt hem niet zou gaan helpen, en zei hij haastig dat hij deze mening wel zou opgeven als het volk dat wilde. Dat wilde het volk (toen nog) en Fortuyn deed het.

Wilders neemt inmiddels hetzelfde standpunt in: de koningin mag niet langer onderdeel van de regering zijn en moet zich beperken tot een ceremoniële rol. ‘Als een haas’ moet zij de regering verlaten, en 20 procent van haar begroting moet zij inleveren. Hoe kan dat, deze verandering?

Het is Wilders gelukt de koningin en haar gevolg neer te zetten als een integraal onderdeel van de elite, zo niet van de linkse kerk. Bij Juliana had dat niet gekund, want zij presenteerde zich als de koningin van het gewone volk, die je met mevrouw mocht aanspreken. Wilhelmina was afstandelijker, maar gaf er blijk van dat zij zich diep verbonden voelde met het volk. Beatrix heeft zich aangediend als een majesteit die haar jubileum soms ook zonder het volk en alleen met de leden van haar eigen kaste wilde vieren. Zij is pro-Europees. Zij is voor de multiculturele samenleving, en liet Máxima zeggen dat dé Nederlander eigenlijk niet bestaat. Door haar vorig jaar zomer tijdens de kabinetsformatie aanvankelijk te passeren en samen met Rutte en Verhagen de formatiebesprekingen voort te zetten, suggereerde Wilders dat een rechts kabinet er alleen haars ondanks kon komen.

Wilders zoekt dus bewust de confrontatie met de koningin en de monarchie. Daaruit blijkt dat hij zich sterk genoeg voelt om de strijd om de volksgunst met haar aan te durven. Met het genaken van het jaar 2013, als Nederland twee eeuwen onafhankelijk is en de koningin wel eens zou kunnen overwegen af te treden, is dat gegeven spannender en belangrijker dan het debatje van vandaag in de Tweede Kamer.