25.4.10

Interview met Hebe Kohlbrugge

In de eerste dagen van mei zijn we gewoon de bezetting en bevrijding te herdenken. Op het Wartburg College in Rotterdam (locatie Guido de Bres, Smeetslandseweg 125) is er a.s. woensdagavond 28 april (vanaf 19:30 uur) een bevrijdingsavond met een bijzondere gast: dr. Hebe Kohlbrugge, 96 jaar oud, die in de jaren dertig in Duitsland betrokken was bij het verzet van de Belijdende Kerk en in Nederland in de oorlogsjaren het spionagenetwerk van 'de Zwitserse weg' opzette. Ze overleefde Ravensbrück, en was ten tijde van de Koude Oorlog actief in het verzet tegen het communisme in Oost-Europa.
Hebe Kohlbrugge zal haar levensverhaal vertellen in een lang interview dat ik haar zal afnemen. Het zal daarbij ook gaan over de vraag hoe wij anno nu de strijd voor vrijheid moeten voeren.

Iedereen is van harte welkom. De toegang is gratis. Wel even aanmelden: infoguido@wartburg.nl.



19.4.10

Land van regenten

Nederland regentenland: het zal altijd wel zo blijven, maar juist daarom is de oppositie zo belangrijk, van cross-benchers, intellectuelen, columnisten, populisten en ander onguur volk.


‘We moeten weer leren de overheid te zien als een organisch onderdeel van de samenleving.’

Ik las deze zin, of een vergelijkbare zin, een week of wat geleden, ergens, ik weet helaas niet meer waar. Maar de zin heeft me veel te denken gegeven. Ik heb om te beginnen geconcludeerd dat het eigenlijk wel heel mooi zou zijn als je ertoe in staat zou zijn: de overheid te zien als een organisch onderdeel van de samenleving. Wat ze daar in Den Haag dan doen, dat doen ze dan namens ons, of beter nog: dat doen wij zelf. Belasting is dan een in vrijheid afgesproken, vrijwillige bijdrage aan het orgaan samenleving om de zwakke, behoeftige en nooddruftige onderdelen van het orgaan in leven te houden en te stimuleren. En politici zouden dan de mensen zijn die voor ons de dingen doen waarvan we allemaal vinden dat ze gedaan moeten worden.

Maar zo ligt het niet. Helaas. Het is niet alleen zo dat linkse mensen rechtse politici bekritiseren en rechtse mensen linkse politici, nee: mensen bekritiseren de politiek. Dat doet maar, daar in Den Haag. Ze hebben zich opgesloten in hun eigen wereldje, die vierkante kilometer van het Binnenhof, en houden zich bezig met hun eigen dingetjes, maar niet met de zaken waar de mensen op hun verjaardagen en aan de toog over praten. De overheid, de politiek in het algemeen, is geen organisch onderdeel van de samenleving, maar een vreemd vijandig gezwel dat je zo snel mogelijk moet isoleren en in haar macht beperken om verdere groei ervan te voorkomen.

Zo althans ervaren veel mensen het. Hoon is je deel wanneer je hun voorzichtig voorstelt om de politiek toch te zien als een essentieel bestanddeel van een orgaan waarvan zij zelf ook deel uitmaken.

Iedereen weet dit. We noemen het al jaren de ‘kloof’ tussen burger en politiek. Volgens sommigen is de afstand te groot, de kloof te diep (de ‘populisten’), volgens anderen (Maarten van Rossem en het CDA) kan die kloof niet diep en de afstand niet groot genoeg zijn.

Nederland wordt bestuurd door regenten. Dat is al heel lang zo, en ook D66 en ook de Fortuyn-revolte hebben daar geen einde aan kunnen maken. Ons land is een land van kleine gebaren, van schikken en plooien, van compromissen en consensus. Je kunt wel een visie hebben, maar je hebt die nog niet gegeven of ze vragen je heel concreet wat je praktische oplossingen zijn. Vergezichten en debatten, ontroering en vervoering leiden maar tot de tweedracht die je in een laag land onder de zeespiegel niet kunt gebruiken. Daar moet je op collegiale wijze wilde lopen kanaliseren en dijken graven.

De verzuiling van Nederland bracht de hechte institutionalisering van het regentendom. De zuilen zijn gevallen maar het dak van het regentendom is gewoon in de lucht blijven hangen. We knielen wel voor het beeld van de democratie en spuwen driewerf in de richting van alles en iedereen die iets van kritiek op ons politieke bestel durft te hebben. Maar met democratie heeft dit alles natuurlijk niets te maken. Democratie is vooral een woord dat we gebruiken om onze oligarchische systeem te camoufleren en te rechtvaardigen. Ons land is te groot om met z’n allen op dinsdagmiddag naar het Binnenhof te gaan. Daarom spreken we van representatie, maar we worden gerepresenteerd door mensen die we niet kennen. We laten het zo, en mensen die dit willen veranderen door de introductie van directere vormen van democratie zien we met volmaakte onverschilligheid zich stuklopen op de muren van het regentenkasteel.

Oligarchie is een van de belangrijkste en hardnekkigste tradities in de Nederlandse politiek, zo heeft de historicus Henk te Velde onlangs uiteengezet in een verhelderend en behartigenswaardig boek (Van regentenmentaliteit tot populisme). Alleen als je je erin schikt, kun je in de Nederlandse politiek meedoen en effectief zijn. Maar we moeten ook hen zaligspreken die zich niet schikken, de oppositionelen, de cross-benchers, de intellectuelen, columnisten en populisten. Ze maken de regenten zo af en toe een beetje zenuwachtig, zoals na afloop van het EU-referendum in juni 2005. Ze houden de elite scherp door haar voortdurend uit te dagen. Ze dwingen haar zo zich weer wat meer te voegen in het organisme van de samenleving.

15.4.10

Joseph Luns: bonhomie en bons mots

Mijn recensie in de HP/De Tijd van deze week gaat over de Luns-biografie van Albert Kersten.



Joseph Luns (1911 – 2002) is een van de bekendste en misschien ook wel beruchtste Nederlandse politici geweest. Hij begon zijn carrière als diplomaat, werd voor de KVP minister van Buitenlandse Zaken, bleef dat liefst negentien jaar lang (1952 – 1971), en werd daarna secretaris-generaal van de NAVO, van 1971 tot 1984. Luns was bovendien een verschijning: lang, een tikkeltje ijdel en deftig, maar toch vooral ook een man van de bonhomie en de bons mots. Hij zat eigenlijk nooit om een passend woord vergeleken, en was misschien wel de eerste Nederlandse politicus die van de camera hield en als het ware voor de verrekijk was geschapen.



Over een type als Luns verschenen tijdens zijn leven natuurlijk al boeken. Zo was er een boekje met de titel Gelooft u mij, het was een genoegen, en een boekje met ‘vrijmoedige herinneringen’ verteld aan journalist Michel van der Plas (Ik herinner mij). Het waren boekjes boordevol anekdotes en hilarische verhalen, moppenboeken bijna, waarin Luns zich bedoeld en onbedoeld als een conservatieve paljas afficheerde. CHU-senator Gerretson heeft wel eens gezegd dat hij zijn levenstaak zag in het ‘levensecht uitbeelden van de aartsreactionaire bullebak’. Luns had het ook gezegd kunnen hebben.

En dan is er nu de biografie van Luns door Albert Kersten. Kersten was hoogleraar diplomatieke geschiedenis aan de universiteit van Leiden en schreef ooit een mooie dissertatie over het ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens de Tweede Wereldoorlog (1981). Zijn boek over Luns is ruim 700 pagina’s dik, stevig gedocumenteerd en in vrijwel alle opzichten het tegendeel van de eerdere boekjes. Kersten is nauwelijks in de mens Luns geïnteresseerd. Zijn boek is meer een geschiedenis van de Nederlandse diplomatie en buitenlandse politiek na de Tweede Wereldoorlog dan een biografie in eigenlijke zin. Over de vrouw van Luns en zijn kinderen komen we bijvoorbeeld nauwelijks iets te weten. En voor de mooie verhalen moeten we die vroegere boekjes blijven lezen. De mooiste anekdote staat niet in het boek van Kersten maar werd verteld door oud-premier Piet de Jong tijdens de presentatie van het boek in Nieuwspoort. De Jong vertelde dat hij en Luns samen over het Plein in Den Haag liepen, en dat Luns hem vertelde dat hij die nacht opnieuw zijn ‘speciale droom’ had gehad. In die droom liepen De Jong en Luns ook over het Plein en werd De Jong door een vrachtauto overreden. Liggend op straat riep De Jong zijn minister van Buitenlandse Zaken nog toe: ‘Neem het over, Joseph! Neem het over!’ (‘Joseph’ natuurlijk op zijn Frans uitgesproken.) Luns droomde ervan premier te worden, elke keer weer in elk kabinet waarvan hij deel uitmaakte.

Het is eigenlijk wel begrijpelijk dat Kersten een heel ander boek heeft willen schrijven. Zijn boek gaat over de grote en memorabele momenten in de carrière van Luns, zoals de politieke strijd over de onafhankelijkheid van Nieuw-Guinea, zijn botsingen met de Franse president De Gaulle over de inrichting van Europa, zijn verzet tegen de geest van de jaren zestig (al bezocht Luns met een van zijn kinderen een concert van de Rolling Stones), zijn verzet tegen de te ‘lage’ huwelijken van de meisjes van Oranje, en zijn pleidooien voor minder idealisme en meer machtspolitiek realisme in het buitenlands beleid.

Kersten laat niet alleen zien dat achter de rijzige gestalte van de cabareteske Luns een onzeker persoon schuil ging, die de druk van zijn werk nauwelijks aan kon en aan flauwtes en depressies leed. Maar Luns is bovendien een persoon geweest die altijd ondergewaardeerd is. Hij was een vakman, met humor maar ook hard, die de Nederlandse verhoudingen in feite was ontgroeid en zijn levensavond doorbracht in zijn dubbele appartement in Brussel. Voor die man heeft Kersten een gepast monument opgericht.

(n.a.v. Albert Kersten, Luns: een politieke biografie; uitgeverij Boom € 39,90)

13.4.10

Het woord is aan Tjeenk Willink

Als ik voor een tribunaal van de SGP zou moeten verschijnen, zouden de mannenbroeders mij waarschijnlijk niet tot de doodstraf maar wel tot de schandpaal veroordelen. Dat laat onverlet dat ik ze liefheb en dat ik ze van harte de vrijheid gun om inzake het vrouwenkiesrecht een standpunt te huldigen dat de rest van Nederland niet deelt. De rechtsstaat beschermt de rechten en vrijheden van burgers, en is niet het instrument in de handen van een seculier-progressieve elite om onderdanen tegen hun wil in te bevrijden van opvattingen die in strijd zouden zijn met het grote dogma van de gelijkheid. En erger nog: sinds het arrest van de Hoge Raad van vorige week is een en hetzelfde feit (dat 'vrouwenstandpunt' van de SGP) in Nederland zowel legaal als illegaal. De eenheid van de rechtsstaat is daarmee verbroken.
Moet de vice-president van de Raad van State, de heer Herman Tjeenk Willink, daar niet iets van zeggen wanneer hij morgenochtend in Den Haag het jaarverslag van zijn Raad van State presenteert? Over die vraag gaat mijn column in Binnenlands Bestuur.



De vice-voorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, presenteert morgen in Den Haag het jaarverslag van zijn college. De inhoud van dat jaarverslag is over het algemeen niet de opening van de kranten van die avond of van de volgende ochtend. Wel weet Tjeenk Willink bij die jaarlijkse presentatie vaak een heel aardige speech neer te zetten, vol behartigenswaardige opmerkingen over de staat van onze democratie en rechtsstaat. Morgen heeft hij daar opnieuw alle reden toe, omdat er iets is gebeurd dat hem zeer ter harte moet gaan: de eenheid van de Nederlandse rechtsstaat is doorbroken.



De Hoge Raad heeft eind vorige week uitgesproken dat de Nederlandse staat de SGP moet dwingen om vrouwen op haar kandidatenlijsten te plaatsen (zie hier en hier). Zoals bekend staan er bij de SGP alleen mannen op die lijsten. Vrouwen mogen wel lid zijn van de SGP en de mannenbroeders vinden het ook niet erg als vrouwen op hen stemmen, maar het zogeheten regeerambt (inclusief het zijn van volksvertegenwoordiger, op welk niveau ook) is aan de man voorbehouden. Volgens de Hoge Raad discrimineert de SGP daarmee vrouwen, en handelt de Nederlandse staat in strijd met het Vrouwenverdrag van de Verenigde Naties wanneer het deze situatie laat voortbestaan.

Bij de SGP, toch een zeer gouvernementele partij, de oudste partij van Nederland, een partij ook die zich de afgelopen negentig jaar keurig aan de regels van de Nederlandse rechtsorde heeft gehouden, een partij ook van mensen die zichzelf als de Nederlanders bij uitstek zien, bij de partij is dit arrest hard aangekomen. De partij voelt zich gedegradeerd tot een pariastatus. In concreto zou het arrest immers op een verbod op de partij neerkomen omdat dat vrouwenstandpunt voor een meerderheid binnen de partij een zaak van een heilig principe is waarmee niet kan worden gemarchandeerd. Nog liever de lucht in dan een vrouw op de lijst (zeker als dat van buitenaf wordt opgedrongen).





Volgens de Hoge Raad, en natuurlijk ook volgens een afwachtende SGP, is de Nederlandse staat nu aan zet. Maar wat moet die doen? Er staan in de achterban van de SGP helemaal geen vrouwen te trappelen om namens de SGP in de Tweede Kamer te komen. Moet de staat dan vrouwen gaan dwingen om op een kandidatenlijst te gaan staan?

Maar ernstiger nog is een ander feit. De SGP heeft al eens eerder, in 2006, voor de rechtbank in Den Haag gestaan, en verloor toen haar subsidie vanwege haar vrouwenstandpunt. Eind 2007 heeft de Raad van State deze uitspraak van de Haagse rechtbank vernietigd. De belangrijkste overweging van de Raad van State was destijds dat er sprake moest zijn van een evenwichtige afweging, door de rechter en niet door politiek of bestuur, van twee zaken: het verbod op discriminatie en de plicht van gelijke behandeling enerzijds, en anderzijds het recht van politieke partijen om in een democratisch bestel te functioneren en daarmee het gehele electoraat in de publieke besluitvorming te vertegenwoordigen.

De Raad heeft met andere woorden geoordeeld dat de SGP een specifieke bevolkingsgroep representeert waarin anders over de gelijkheid van man en vrouw wordt gedacht, en anderzijds ook geoordeeld dat vrouwen in Nederland niet worden gediscrimineerd omdat zij binnen het spectrum van politieke partijen in Nederland lid kunnen worden van een partij die vrouwen op gelijke voet met mannen voordraagt voor vertegenwoordigende functies. Het ideaal en de norm van de gelijkheid mogen, met andere woorden, de vrijheid niet om zeep helpen.

De Hoge Raad heeft nu een tegengesteld oordeel uitgesproken, en geoordeeld dat het principe van de gelijkheid zoals vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet prevaleert boven de klassieke grondrechten. Bevrijding is belangrijker dan vrijheid, emancipatie kan en moet door de staat worden afgedwongen.

Een beslissing van de hoogste burgerlijke rechter, de Hoge Raad, staat nu haaks op het oordeel dat de hoogste bestuursrechter, de Raad van State, eerder heeft geveld. Een en hetzelfde feit is in Nederland tegelijkertijd illegaal en legaal. Dat kan natuurlijk niet. De eenheid van de rechtsstaat is daarmee verbroken.

De staat wacht op de SGP, en de SGP wacht op de staat. Maar wij wachten vooral ook op het staatsrechtelijke commentaar op deze hoogst ongewenste situatie van de heer Tjeenk Willink, morgen in Den Haag.

6.4.10

Wegzakken in eigen linksigheid

Mijn nieuwe column voor Binnenlands Bestuur gaat over het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie, over het ergerlijke dus van de links-christelijke claim op het alleenrecht op compassie, en over de helpende hand die de CU zo af en toe van een krant en een radio-en tv-presentator krijgt toegestoken.


In het Nederlands Dagblad van vanmorgen (dinsdag 6 april) stond een uitvoerig artikel over het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie, beginnend op de voorpagina, met een overlees op pagina 3. Dit primeurtje voor het ND hoeft niet te verbazen. Deze ‘christelijk betrokken’ krant is een product van de wereld (zuil) waaruit ook de CU is voortgekomen, en krant en partij investeren graag in een goede verstandhouding. Maar soms gaan ze daarin wat erg ver.

In het artikel van vandaag wordt onder andere melding gemaakt van een plan van CU-kamerlid Esmé Wiegman om de twintigweken-echo buiten de abortustermijn te plaatsen. Staatssecretaris Jet Bussemaker heeft dat plan onlangs ‘eenvoudigweg terzijde geschoven’. Geconfronteerd met de harde realiteit van de Haagse politiek gaat de CU zich nu praktischer opstellen, en niet meer de afschaffing van hele wetten (zoals de abortus- en euthanasiewet) eisen. In het verkiezingsprogramma wordt m.b.t. abortus alleen nog maar het terugbrengen van de abortustermijn naar achttien weken bepleit. En dan staat er tussen haakjes achter deze mededeling: ‘hier komt dus het recente plan van Wiegman weer om de hoek kijken, red.’

Wat krijgen we nu? Zo’n mededeling tussen haakjes is altijd een verduidelijkende toevoeging van iemand die in de tekst zelf niet aan het woord is. Maar is het artikel dan niet door de redactie van het ND geschreven? Is de auteur, Gerard Beverdam, in dienst van de ChristenUnie en heeft de redactie zich beperkt tot het invoegen van één verduidelijkende opmerking?

Het zou niet verbazen. Politiek leider André Rouvoet krijgt vanaf a.s. zaterdag tot aan de verkiezingen elke zaterdag de gelegenheid om drie vragen te beantwoorden, en lezers mogen hun suggesties insturen. Iedere zaterdag een lekker thuispotje, goedkoper dan advertentieruimte.

En wanneer dat allemaal nog niet genoeg mocht zijn, dan is daar altijd nog de heer Andries G. Knevel. Gisteravond zat Ed Anker, ook Kamerlid voor de ChristenUnie, in het programma Pauw & Witteman. Hij zat daar met droge ogen een dragend beginsel van de rechtsstaat door te zagen door namens zijn partij aan te kondigen dat de hoogte van een boete voortaan door iemands draagkracht zal worden bepaald. In de wereld van de ChristenUnie zijn de armen net iets meer gelijk voor de wet dan anderen.
Ex-VVD-kamerlid en tegenwoordige beroepstwitteraar Arend-Jan Boekestijn zat zich daar thuis over op te winden, en gaf lucht aan zijn verontwaardiging in een serie wat bozige tweets. Maar Knevel was ook nog wakker, en hij riep Boekestijn direct op ‘effe te dimmen’. Wie was de heiden Boekestijn om christenen ‘hun compassie met de zwakken in de wereld’ te verwijten?





Beetje irritant, die links-christelijke claim op het alleenrecht op compassie. En wat het nog erger maakt is natuurlijk dat de door de CU en Knevel bepleite politiek van hoge uitkeringen en lage boetes het tegengestelde effect zullen hebben. Het is een politiek die een toename van ‘zwakkeren’ creëert, in Nederland en in het buitenland. Want ook de ontwikkelingshulp moet volgens de CU en Knevel omhoog, naar 1 procent van het bbp. Medisch-ethische thema’s worden ondertussen gerelativeerd.
Het is niet leuk om te zeggen, en zeker niet aardig, maar hoe is het toch mogelijk dat een vanouds christelijke partij zo diep in haar eigen linksigheid kan wegzakken. Wat mij betreft tot een niveau waarop je de partij eigenlijk niet meer serieus kunt nemen, en er niets anders resteert dan ergernis over de gemiste kansen.