18.12.13

Sybrand, of Arie en Kees?



De stof die het herfstakkoord deed opwaaien is zo langzamerhand wel gaan liggen (zeker nu er ook overeenstemming over een woon- en pensioenakkoord is bereikt). De hoofdrolspelers hebben zelf al uitgebreid op de resultaten terug gekeken en de tijd lijkt daarom rijp voor een voorzichtige evaluatie: wie was er nu slimmer en wijzer, Sybrand van Haersma Buma (CDA) die wegliep van de onderhandelingstafel, of Arie Slob (ChristenUnie) en Kees van der Staaij (SGP) die bleven zitten en daarmee met D66 de coalitie van VVD en PvdA aan een meerderheid hielpen?

Buma heeft niet zo heel veel woorden nodig gehad om uit te leggen waarom hij afhaakte. Een kleinere overheid, lastenverlichting, anti-nivelleren, wil de CDA-leider. En toen dat niet mogelijk leek beet hij het kabinet venijnig toe: ‘Dan zoekt u het zelf maar uit’.

Het is Buma op scherpe verwijten komen te staan. Werd het CDA als oude middenpartij niet wat rechts en, vooral, oncoöperatief? En duidde dat niet op electorale paniek? Waarschijnlijker is dat Buma zijn partij werkelijk terug wil krijgen bij haar wortels: als een partij van de samenleving en dus met een gezond wantrouwen jegens de overheid. Het legt hem vooralsnog geen windeieren: in de peilingen gaat het CDA weer omhoog richting de 20 zetels.

Slob en Van der Staaij hielpen het kabinet aan de benodigde bezuinigingen en haalden in ruil daarvoor het een en ander binnen. Zo wordt Slob tegenwoordig gefêteerd als de redder van anderhalve kazerne, en kreeg Van der Staaij een bloemenkrans omgehangen bij een werkbezoek aan een instelling waarvoor hij een subsidie had veiliggesteld.

De invloed van SGP en ChristenUnie logenstraft de veel gemaakte opmerking dat de rol van de kleine christelijke politiek in Nederland is uitgespeeld. Tegelijkertijd zijn beide partijen naar politieke volwassenheid gegroeid: van marginale getuigenispartijen tot partijen die zichtbaar voldaan en met genoegen afspraken over ‘zakelijke en pragmatische pakketten’ maken (aldus Slob en Van der Staaij in de NRC van 19 oktober).

Een nog belangrijker rol speelde de overweging dat koste wat kost nieuwe verkiezingen moesten worden voorkomen, zo blijkt uit uitspraken van Slob en SGP’er Elbert Dijkgraaf. Want bij verkiezingen hadden SP en PVV wel eens uitbundig kunnen groeien en dan waren we nog verder van huis geweest. Je hoeft die argumentatie niet in alle opzichten te delen om toch te begrijpen, en te waarderen, dat SGP en ChristenUnie partijen zijn geworden die het landsbelang boven het eigen belang kunnen stellen en daarbij risico’s durven nemen.

Want het steekt natuurlijk wel een beetje, al die welwillendheid, al die grenzeloze braafheid, om een kabinet in het zadel te houden dat alle steun dankbaar incasseert maar ondertussen vrolijk door gaat met het programma dat premier Mark Rutte een jaar geleden aankondigde: ‘vol gas op de immateriële beleidsterreinen’. Het blasfemieverbod is inmiddels geschrapt, het oprekken van de regels rond euthanasie en de modernisering van de huwelijkswetgeving zijn inmiddels aangekondigd. En bij de behandeling van de Algemene Wet Gelijke Behandeling bleek dat een Kamermeerderheid niet langer wil dat scholen en andere instellingen onderschrijving van doel en grondslag mogen eisen.

SGP en ChristenUnie zijn, bij mijn beste weten, nooit opgericht om een kabinet in het zadel te houden dat een voluit paarse agenda wil gaan afwikkelen. De huidige welwillendheid steekt scherp af tegen de oppositionele toon van, bijvoorbeeld, André Rouvoet ten tijde van de eerste twee paarse kabinetten. Toenmalig SGP-leider Bas van der Vlies schoot helemaal uit zijn slof en kondigde verontwaardigd aan dat zijn partij haar traditionele rol van ‘crossbencher’ zou laten varen en voor een scherp oppositionele koers zou kiezen.

Ter compensatie wordt er natuurlijk met enig strooigoed gesmeten. Zo heeft Opstelten toch maar zijn handtekening gezet onder een nieuwe Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees. Tegelijk kun je volhouden, zoals CU-senator Roel Kuiper onlangs deed, dat die steun aan het herfstakkoord en de paarse agenda niets met elkaar te maken hebben. Wat mij een gewetenssussertje lijkt.

Persoonlijk ben ik het veel meer eens met de oppositionele koers van het CDA tegenover dit kabinet. Maar dat laat wat mij betreft onverlet dat SGP en CU zich nobel opstellen, dwars tegen het eigenbelang in. Ze werken in feite mee aan de creatie van een samenleving die hen en alles wat hun lief en dierbaar is, buiten spel zal zetten. Maar dan kunnen ze de arena wel niet met de borst vooruit, maar toch met opgeheven hoofd verlaten.

10.12.13

Leven onderaan de trap


 
In het moderne, evolutionaire denken staat de mens boven aan de trap met een duistere afgrond aan zijn voeten. In het christelijke wereldbeeld staat die mens onderaan de trap met uitzicht op het heiligdom van Gods heerlijkheid. Soms lijk je daar een glimp van op te vangen.

‘Het leven kent ook zaligheên’, zoals Willem Bilderdijk al wist: een echte cappuccino bijvoorbeeld, geconsumeerd onder het genot van een kleine corona, een boekpresentatie, of een goede lezing.

Recent gewerd mij de zegen van twee prachtige lezingen op één dag. Zeker voor wie zelf regelmatig mag opdraven om een enkele ziel te bezwangeren, is het luisteren naar anderen vaak bepaald aangenaam. Die rare nervositeit die je een hele dag tot vijf minuten voor het begin van je lezing kan verontrusten, ontbreekt, en je kunt je onderdompelen in de kennis en de wijsheid van een ander.

Ik trof het zeer: ’s middags sprak mijn Franse vriend Rémi Brague in Rotterdam, ’s avonds sprak mijn eerste leraar Tom Hage in Gouda. Brague is classicus, Arabist en hoogleraar in Parijs. Hij sprak bij de presentatie van de eerste Nederlands vertaling van een van zijn boeken (Europa, de Romeinse weg, een boek dat u echt moet lezen) en had het over de Europese identiteit. Op volmaakt Socratische wijze hield hij zijn gehoor drie vragen voor die leidden tot de conclusie dat er geen doel is dat het voortbestaan van de mensheid rechtvaardigt – tenzij wij durven nadenken over een hoger goed. Daarmee nodigde hij zijn gehoor onnadrukkelijk uit de waarheid van het christelijk geloof weer eens welwillend te overwegen.

(Rémi Brague)

Het besef van dat hogere goed heeft de Europese cultuur eeuwenlang doortrokken. Niet dat wij Europeanen dat zelf hebben bedacht. De Europese christelijke cultuur is secundair, dat wil zeggen: heeft weinig origineels voortgebracht maar is gevormd door twee steden buiten Europa: Athene en Jeruzalem. In Rome zijn beide tradities een grootse synthese aangegaan, die begint met de erkenning dat wij barbaren zijn die gevormd, geheiligd, bekeerd moeten worden door bronnen die buiten onszelf liggen.
 
(Tom Hage)

Tom Hage sprak aan de Driestar over C. S. Lewis als mediëvist. Hij had het o.a. over het Middeleeuwse wereldbeeld dat een kern bevat die elke christen anno 2013 nog altijd deelt: de gedachte nl. dat niets voor niets is, dat alles in een goddelijke orde een aangewezen plaats heeft, en dat er dus ook een vervulling van onze verlangens moet zijn, anders zouden wij die verlangens niet hebben.

Hage herinnerde er ook nog maar eens aan dat ons beeld van het middeleeuwse wereldbeeld niet klopt. De Middeleeuwer geloofde niet dat de aarde plat was en het centrum van het heelal. Het universum was als een kathedraal, met sferen van muziek en orde, waarin men vanaf de uiterste rand naar boven keek. In het moderne, evolutionaire denken staat de mens boven aan de trap met een duistere afgrond aan zijn voeten. In het christelijke wereldbeeld staat die mens onderaan de trap met uitzicht op het heiligdom van Gods heerlijkheid.

Zo’n onderdompeling kan verootmoedigen. Wij mensen leven aan de uiterste rand van het universum, in een ondermaanse dat door vergankelijkheid en vergetelheid wordt geregeerd. En in dat ondermaanse zijn wij bewoners van een barbaars continent dat is aangeraakt door een geloof dat dat continent eigenlijk vreemd is, maar dat stukje aarde eeuwenlang toch heeft gevormd – alhoewel wij nu aan het staartje van die Traditie bungelen.

Dankzij die Traditie worden wij omringd door ouders, leraren en instituties die zorg besteden aan ons zielenheil. Maar hoe precair is ons geloof. Zoals George Herbert al dichtte: één listige boezemzonde kan dat alles in één keer wegblazen.

Daags na deze lezingen was ik in Amsterdam voor de doop van een vriend uit de kring van de Edmund Burke Stichting. Na veel gezoek en getwijfel had hij – evenals enkele andere vrienden uit die kring, en net als hij niet kerkelijk of randkerkelijk opgegroeid – de keuze voor het christelijk geloof gemaakt. Zijn doop en vormsel ontving hij in de Krijtberg in Amsterdam. Hij had het protestantisme geprobeerd, schreef hij mij, maar de hervormden waren daar in Amsterdam vooral bezig met ‘meditatiecursussen voor daklozen’ (dat klopt waarschijnlijk niet, maar zo’n observatie geeft te denken). Ik kon niet nalaten hem te herinneren aan een uitspraak van de vorige paus, die in zijn boek over Paulus heeft gezegd dat de zaligheid nooit beter onder woorden is gebracht dan door Maarten Luther toen hij het had over de ‘vrolijke wissel en ruil’.

 
Het was een mooie dienst. Een jonge intellectueel, bezig met een proefschrift over Ortega y Gasset, beloofde de strijd aan te gaan tegen ‘alle bekoring van zonde en onrecht’ en ‘God de Heer alleen te dienen’. Een mens, getrokken uit de slavernij van de zonde tot de vrijheid van het geloof van de Kerk.

We stonden in deze kathedraal in hartje Amsterdam, en keken naar boven en zagen daar, onderaan de trap, iets, meende ik, van ‘het heiligdom waarvan de aarde de buitenste grens is’.