30.4.08

Opinio-TV: Arie van der Zwan

Opinio-hoofdredacteur Jaffe Vink en ik spraken voor Opinio-TV op Het Gesprek een uur-lang met PvdA-ideoloog Arie van der Zwan. Bekijk de uitzending hier.

29.4.08

Interview met SP-kamerlid

Theodor Holman en ik interviewden voor Het Gesprek het piepjonge SP-kamerlid Renske Leijten. Bekijk de uitzending hier.

28.4.08

Alleen maar schimpen*

Op het moment dat ik achter mijn bureau ga zitten om deze column te schrijven, hoor ik drie heren op radio 1 deftig debatteren over de mogelijke teloorgang van het weekblad HP/De Tijd. Naar het zich laat aanzien gaat HP vanaf komende zomer eens in de twee weken verschijnen. Tamelijk desastreus voor een weekblad, noemen de heren dat. En het gaat zich ook toeleggen op onderwerpen als auto’s, reizen en mode. Hef het dan gelijk maar op, zeggen de heren.

Om meer dan één reden zou ik het betreuren wanneer HP werkelijk zou verdwijnen. Maar daar gaat het mij hier nu niet in de eerste plaats om. Een van de heren, voormalig hoofdredacteur Bert Vuijsje, hoor ik op de radio zijn ultieme linkse gelijk halen. Hij had het altijd al gedacht, dat het met HP slecht zou aflopen. Het had zijn linkse verleden (meneer gebruikt woorden als ‘dwars’ en ‘rebels’) afgeschud en zich ontwikkeld tot het blaadje van de ‘rancuneuze kleinburger’, tot de ‘LPF-bode’. Tja, wat wil je dan nog meer, hoor ik meneer zuchten.

Om te beginnen is het natuurlijk vreemd dat de mogelijke teloorgang van HP wordt toegeschreven aan de rechtsere koers die het blad een aantal jaren geleden is gaan varen. Vrij Nederland is links gebleven, maar met dat blad gaat het ook niet goed, om het vriendelijk te zeggen. Vroeger raapte je het met bevende handen van de deurmat, nu gaan er weken voorbij dat je het niet eens uit het plastic haalt. Het vertrek van een bekwaam politiek redacteur als Marcel ten Hooven lijkt mij een teken aan de wand.

Maar het gaat mij vooral om die woorden ‘rancuneuze kleinburger’. In de Verenigde Staten is er een man, Barack Obama, die president wil worden. Tijdens een fondsenwervingsbijeenkomst in San Francisco waarop hij zich onbespied waande, sprak hij de volgende woorden: ‘Als je naar die kleine dorpjes gaat in Pennsylvania, net als in soortgelijke dorpen in het Middenwesten, dan zie je dat de banen daar al 25 jaar geleden verdwenen zijn en er is niets voor in de plaats gekomen. En er gebeurde niets voor ze tijdens de regering van Bill Clinton en niets tijdens de regering van Bush, en elke volgende regering zegt dat die gemeenschappen zich zullen vernieuwen maar dat is niet gebeurd. En dan is het niet verbazingwekkend dat ze bitter worden, of zich vastklampen aan hun wapenbezit of hun godsdienst of zich overgeven aan antipathieën tegen mensen die anders zijn dan zij of zich tegen immigranten keren of tegen vrijhandel, in een poging hun eigen frustraties te verklaren.’

In Amerika moet je zoiets niet zeggen. Zowel de Republikeinse presidentskandidaat John McCain als Obama’s directe tegenstander Hillary Clinton lieten weinig van Obama heel: hij had zich duidelijk ontpopt als zelfbenoemd lid van een kosmopolitische elite die zich van de alledaagse werkelijkheid van miljoenen gewone Amerikanen had vervreemd.

In Nederland daarentegen behoort het tot de goede toon om te schimpen op het volk. Dat zou tot de verliezers van de globale ratrace behoren en om die reden gevoelig zijn geworden voor de sirenenzangen van nationalistische populisten als Wilders en Verdonk en een abonnement op HP hebben genomen.

Nu heb je goede en slechte vormen van rancune. De slechte vorm is de ontevredenheid die zich steevast uit in dat typisch Nederlandse geklaag. Die verwende mentaliteit is natuurlijk een direct gevolg van de verzorgingsstaat, een links project.
Rancune is oké wanneer die bestaat in de opstandigheid jegens een politieke en bestuurlijke elite die zich van de samenleving heeft vervreemd en verantwoordelijk is voor de ravages die het multiculturele ideaal heeft aangericht – ravages waar die elite zelf (nog) geen last van heeft maar het volk des te meer. Zo sprak ik eerder deze week een linkse journaliste die een bijeenkomst van Rita Verdonk had bijgewoond en opzichtig heur grachtengordelneusje ophaalde voor het volk dat ze daar rond had zien rondlopen.

De Vuijsjes van deze wereld kijken met angst door hun beslagen ramen naar buiten waar de revolutie die zij zelf hebben opgeroepen, door de straten danst. Het schimpen is hun enige antwoord.
Helaas was HP/De Tijd een van de weinige bladen die daar iets van had begrepen.

*) Eerder verschenen in Binnenlands Bestuur.

26.4.08

Rebels rechts

Reportage: De mannen van het weekblad Opinio

*Verschenen in de Volkskrant, zaterdag 26 april 2008.
Zie hier voor het originele artikel met foto.

Het weekblad Opinio ligt in de clinch met premier Balkenende. Jaffe Vink en Bart Jan Spruyt van Opinio over ‘onverantwoordelijk gedrag’. ‘Zo’n Balkenende, waarom reageert die man zo paniekerig?’

Door Lidy Nicolasen

Er zijn dagen dat ze tijdens hun redactievergaderingen boven de garnalenkroketten een beetje hardop dromen. Dan kijken ze naar buiten vanuit het grand café Luxembourg naar het Lieverdje op het Spui in Amsterdam en verder. Op zulke dagen praten ze even niet over de inhoud van hun weekblad, maar fantaseren ze over het ideale kabinet.



Hans Wijers op Economie, Ad Verbrugge op Onderwijs, en ja, Paul Scheffer uiteraard, Paul Scheffer op Integratie. ‘Had de PvdA hem na publicatie van Het Multiculturele Drama bij de kladden gegrepen, dan was het met Pim Fortuyn heel anders gegaan. Je moet oog hebben voor politieke virtuozen, anders zit zo’n probleem de politiek voor dertig tot veertig jaar dwars.’

De grijze krullenbol met vlinderdasje is Jaffe Vink (56). De jongere, Bart Jan Spruyt (44). Ze zijn hoofdredacteur en adjunct van Opinio, het jonge opinieblad dat in de clinch ligt met premier Jan Peter Balkenende. Hij wil het blad het liefst nu al de mond snoeren, omdat het hem een ‘geheime rede’ over christendom en islam in de maag splitste. Het gebeurde via een pastiche van de hand van Jaffe Vink.

De islam zelf is het probleem, schreef hij paginagroot uit naam van Balkenende. Onverantwoordelijk gedrag, klaagde de landsadvocaat voor de rechter. Hij zei hetzelfde effect voor de Nederlandse samenleving en daarbuiten te vrezen als destijds bij de protocollen van de Wijzen van Sion voor de joden.

Plastischer: alsof iemand een brandende sigarettenpeuk in een winkel voor vuurwerk werpt.

De grap van pastiches, gefingeerde dagboeken of open brieven was niet zo lang geleden voorbehouden aan een links opinieblad als Vrij Nederland. Rebelse acties kwamen uit de koker van een studentenblad als Propria Cures. Nu neemt tegenhanger Opinio het voortouw voor het – overigens bloedernstig beleden – narren - schap. De hedendaagse rebellen zitten bij de website GeenStijl.nl, die iedereen, maar bij voorkeur het naar links neigende deel van de natie, vrolijk en ongenadig op de korrel nemen.

Vink en Spruyt willen hun stijlmiddelen ‘vrij en onverveerd’ kunnen toepassen om wekelijks hun achtergronden bij het dagelijkse nieuws aan de man te brengen. Dat de staat niet van die werkwijze gediend blijkt, verbijstert ze desondanks.

‘Zo’n Balkenende, waarom reageert die man zo paniekerig?’

De tegenvraag luidt: Waarom zou Balkenende een opvatting moeten uitdragen over de islam?

‘Omdat hij zich maandenlang heeft laten gijzelen door de film Fitna van Wilders, zegt Vink. ‘Omdat hij het debat niet aangaat. Het gaat dan niet alleen over terrorisme, maar ook over de islamitische cultuur. Er liggen rapporten van de Verenigde Naties over de Arabisch-islamitische landen, waarin drie problemen worden genoemd: gebrek aan vrijheid, gebrek aan kennis en een ongelijke manvrouw verhouding. China en India gaan snel vooruit, maar deze landen blijven ver achter. Dat heeft met de cultuur te maken. Als je die vooruit wilt helpen, moet je daar een visie op ontwikkelen.’

Spruyt: ‘Politiek is niet alleen een kwestie van beleid en regels maken, maar ook van het vertolken van een visie op je eigen land en je eigen cultuur en hoe je wilt dat die zich ontwikkelt. Er zijn zaken die de ontplooiing belemmeren, die verhinderen dat bepaalde groepen in de samenleving meekomen. Dat willen we bespreken. Uiteindelijk gaat het om dat culturele fundament waarover Frits Bolkestein vaak sprak, over het belang van vorming, van karakters die het culturele ideaal kunnen uitdragen.’

Vink: ‘Balkenende heeft ooit de islamitische scholen gevangenissen van achterstand genoemd.

Nooit meer iets over gehoord. En nu probeert hij Opinio het zwijgen op te leggen in een politiek proces.’

Niet rechts


Rechts is aan zet in Nederland. Ze veroorzaken rumoer, nemen het initiatief en dwingen niet zelden links in het defensief. Maar gek genoeg wenst geen enkele stroming zichzelf daadwerkelijk met ‘rechts’ aan te duiden. Ook de intellectuelen van Opinio willen er verre van blijven. Rechts en links zijn hokjes en die leiden tot verstarring en dogmatiek, zeggen ze. Liever typeren ze zichzelf als links-conservatief.

Ze willen zich laten zien als vrijgevochten denkers die een pleidooi voor vooruitgang houden.

‘De progressieven zijn niet progressief meer. Op het terrein van milieu bijvoorbeeld hanteren ze de opvattingen van Ot en Sien en geloven ze niet in het technisch vernuft van de mens.’

Hun geestverwanten herkennen ze blindelings aan hun nestgeur, omdat ook die mugged by reality zijn, overvallen door de werkelijkheid, zoals de Amerikaanse neoconservatieven dat uitdrukken. Ze bewonderen de Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberger en diens opmerkingen over het ‘schandaal van de gelijktijdigheid’.

Spruyt: ‘Je kunt hier in alle rust je cappuccino nuttigen en menen dat alles pais en vree is, maar onderhuids verschuiven er opvattingen en verhoudingen in de samenleving die beslissend kunnen zijn.

Je moet je oog trainen om dat te zien. Dat zoeken naar de werkelijkheid is een doel op zichzelf.’ Later zegt hij: ‘De mensen zeggen tevreden te zijn, maar tegelijkertijd heerst er een groot onbehagen.’

En lust voor het scherpe debat om door ‘alle lulverhalen’ heen te prikken, ook dat moeten hun geestverwanten hebben. En dan imiteren ze PvdA-leider Wouter Bos. Polariseren! Tak! Confronteren!

Tak! Heftig debat! Tak! Spruyt: ‘Hij roept wel op tot het debat, maar voert het niet en dat getuigt van een enorme onmacht.’ Vink: ‘Ik neem het voor Bos op. Hij probeert het elke keer weer. Maar hij moet nu wel Vogelaar vervangen.’

Geen moment mag de indruk bestaan dat er sprake zou kunnen zijn van enige associatie met de nieuwe rechtse politieke bewegingen Trots op Nederland of de PVV.

‘Zullen we het verder niet over Wilders en Verdonk hebben? Daarover gaat het al genoeg.’

Desondanks zijn de thema’s van Opinio onmiskenbaar dezelfde als die van partijen ter rechterzijde.

De ‘noodzaak de eigen cultuur te herontdekken en te verdedigen’, de teleurstelling in de Haagse politiek en de alles overheersende leidraad: de dreiging van de islam.

‘Immigratie en integratie, het zal ook de komende decennia het centrale probleem zijn. De drie grote partijen in het midden moeten dat probleem aanpakken. Wij zijn van het radicale midden’, zeggen ze.

De grote politieke stromingen in Nederland zijn ontworteld, fietsen om de hete brei heen, vinden ze bij Opinio. Ze hebben een leegte laten ontstaan, die op ‘onwelgeval - lige wijze’ wordt ingevuld door Wilders en Verdonk. Oorzaak? De grote middenpartijen zijn in een ver verleden blijven hangen.

Vele jaren achtereen deelden ze twee aan twee de macht. Maar blijkens de peilingen zouden ze op dit moment zelfs met z’n drieën niet in staat zijn een kabinet te vormen.

Vink en Spruyt wijten de politieke versplintering ter rechter- en linkerzijde en het ‘sociaal-culturele nihilisme’, aan wat Scheffer de nieuwe sociale kwestie is gaan noemen: integratie en cultuur.

Het is een splijtzwam geworden, zegt Spruyt. ‘De politieke partijen zijn bang in hun eigen gelederen een debat op te roepen dat fel is en dat zal kraken. Het is explosief, omdat er binnen de partijen nooit overeenstemming over dit nieuwe, grote thema zal bestaan. ’ Vink: ‘Politieke stromingen worden bevraagd op hun tradities. De socialisten zijn in de versukkeling geraakt.Waar is hun inspiratie gebleven?

Daarom besteden wij aandacht aan Jacques de Kadt, de vergeten denker van het socialisme.

Die had het over het belang van morele veerkracht en over een nieuw cultuursocialisme. Hetzelfde geldt voor de VVD en het liberalisme.

Nu is het een partij die aan het versplinteren is en dat ontwricht de samenleving, het maakt het land onbestuurbaar.’

Mannen, veelal grijzend, zijn ver in de meerderheid op het vierde feestje van Opinio. In de pronkkamer van uitgeverij Meulenhoff wordt Het Goede Leven gepresenteerd, een bundeling van de in het weekblad afgedrukte briefwisseling tussen de ‘linkse’ classicus Piet Gerbrandy en de filosoof Andreas Kinneging. ‘De brief is op dit moment de beste vorm om het debat te voeren, ook het politieke debat’, zegt Vink bij die gelegenheid, doelend op de in in het weekblad afgedrukte briefwisseling tussen de Amsterdamse burgemeester Job Cohen en VVD-prominent Frits Bolkestein.

In de ogen van Gerbrandy is Opinio vooral een heroïsche onderneming.

Het zestien pagina’s tellende weekblad is gedrukt op roze papier.

Foto’s, tekeningen en advertenties ontbreken. Alleen tekst telt in de vorm van lange verhalen met in rood, blauw of zwart afgedrukte koppen. En dat in een tijd dat iedereen zegt dat er niet meer wordt gelezen en er overal plaatjes bij moeten, zegt Gerbrandy. ‘Lange, lange stukken. Bij bijna de helft van al die stukken word ik ontzettend boos, maar onze briefwisseling had nooit in een andere krant kunnen staan.’


‘Religie is belangrijk’


Vink en Spruyt hebben beiden een Nederlands-hervormde achtergrond.

De filosoof Vink zette bij het christelijke dagblad Trouw de bijlage Letter & Geest op, de historicus Spruyt werkte bij het Reformatorisch Dagblad. De laatste is nog steeds belijdend christen, Vink niet, maar atheïst wil hij zich beslist niet noemen. Religie is belangrijk, zeggen ze.

Vink: ‘De kerken zijn duf en sloom geworden. Het talent is al lang weggelopen. Maar zoals we politieke virtuozen nodig hebben, zo hebben we ook religieuze virtuozen nodig. Een cultuur kan niet zonder goden.’

Spruyt: ‘Het probleem van de zich progressief noemende intelligentsia is dat ze denken dat geloof een soort hobby van mensen is.

Maar geloof doordrenkt en bepaalt het leven. Als de vrije markteconomie en de democratische rechtsstaat geen cultureel fundament hebben, brokkelen ze af.

Atheïsme en vrijzinnigheid zijn geen positieve idealen. Ik vind de paus een geweldige vent. In zijn Regensburger rede is hij op een indrukkende manier de inhoudelijke discussie aangegaan met de islam, dat vind ik groots.’

23.4.08

Gesprek met CDA-kamerlid

Met mede-presentator Theodoor Holman sprak ik voor Het Gesprek met CDA-kamerlid Sybrand van Haersma Buma. Bekijk de uitzending hier.

De Staat vs. Mathijsen

De Staat is op oorlogspad. Zo heeft de landsadvocaat op verzoek van minister-president Balkenende Opinio gedagvaard omdat dit blad een pastiche heeft gepubliceerd waarin JP de dingen zei die hij naar de mening van de redactie van Opinio eens over islam, christendom en de multiculturele samenleving zou moeten zeggen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er overduidelijk sprake was van een ‘een verzinsel’, dat Balkenende tegen een stootje moest kunnen en dat Opinio het verhaal om die reden niet hoefde te rectificeren.
De Staat laat het er niet bij zitten. Balkenende is deze week een bodemprocedure begonnen omdat heel veel lezers, met name ‘buitenlandse overheden en groeperingen’, de grap niet door hebben en Balkenende om die reden van dubbelhartigheid verdenken. ‘De Staat beschikt over signalen dat in het buitenland de rede voor echt is gehouden’, aldus de landsadvocaat. Als het aan de Staat ligt, wordt de vrijheid van meningsuiting in de toekomst dus begrensd door het bevattingsvermogen van potentiële terroristen in het buitenland.

Niet alleen Opinio moet eraan geloven. Deze week werd bekend dat de Staat ook stappen onderneemt tegen de 22-jarige schrijfster Alma Mathijsen. In haar boek Binnen spelen beschrijft zij haar seksuele avonturen met enkele publiek bekende Nederlanders, onder wie de minister-president. Zij beschrijft hoe zij hem opwacht in een café in de nabijheid van het Catshuis, nieuwsgierig als zij is naar de ‘rauwe oerman’ in onze minister-president. Wanneer zij hem een vraag stelt over de uitleg van een Bijbeltekst biedt de premier aan haar die uit te leggen op de achterbank van zijn dienstauto, waar hij altijd een Bijbel heeft liggen. Daar ontdoet de Nederlandse keizer zich van zijn kleren, vouwt ze keurig op, en nodigt hij haar uit hem aan zijn gerief te doen komen – maar juist als dat dreigt te gaan gebeuren, maakt hij er een einde aan en zet hij Alma de auto uit. ‘Ik sta op de stoep van een afgelegen huis en zie de geblindeerde auto wegrijden. Ik weet niet waar ik ben, maar dat geeft niet. Ik heb de premier ontbloot.’

Daar houden keizers uiteindelijk niet van, van ontbloting, of die nu puur fysiek van aard is of ideologisch. En nadat hij Alma volgens haar eigen verslag uit de auto had gezet, heeft Balkenende ook haar nu wegens bezoedeling van de Staat aangeklaagd.

In haar verweer heeft de advocaat van Mathijsen aangevoerd dat het achterplat van haar boek van haar ‘grenzeloze fantasie’ rept en dat zij haar boek opent met de waarschuwing dat alle gelijkenissen erin ‘geheel opzettelijk’ zijn.
Maar daar heeft de Staat niets mee te maken, zo heeft de RVD al in een persbericht uitgelegd. ‘De Staat beschikt over signalen dat niet weinig CDA-kiezers zulke relativerende opmerkingen niet begrijpen en om die reden denken dat de premier zich werkelijk op de achterbank van zijn dienstauto voor juffrouw Mathijsen heeft ontbloot. Daaruit zouden zij kunnen afleiden dat de CDA-leider niet de eerst aangewezen persoon is om het normen- en waardendebat in Nederland verder in goede banen te leiden. Het daaruit voortvloeiende verlies aan vertrouwen zou tot stemmenverlies bij de eerstvolgende verkiezingen kunnen leiden, hetgeen niet in het Staatsbelang is – zoals ook een goed debat over christendom, islam en de multiculturele samenleving alleen maar tot verdeeldheid binnen het CDA zal leiden en de opzet van het CDA om meer en meer allochtone kiezers voor zich te winnen, zal doen mislukken.’
Over deze met belastinggeld gefinancierde vermenging van partij- en Staatsbelang heeft de oppositie tot nog toe geen vragen gesteld.

(Opinio, II-18, 25 april 2008)

21.4.08

Stupid or evil

Hieronder is de volledige tekst van mijn eerste column voor de NOS-rubriek "Amerika kiest". Ik ga om de twee weken een stuk schrijven over de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

Voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van komende november bestaat in Nederland opmerkelijk veel belangstelling – zelfs al in de huidige fase waarin nog niet eens duidelijk is tussen welke twee kandidaten de race zal gaan, omdat de strijd binnen het Democratische kamp tussen Hillary Clinton en Barack Obama nog niet is beslist.

Die belangstelling heeft ongetwijfeld te maken met de zucht naar verandering na acht jaar Bush, en met de hoop dat de betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten onder een nieuwe president genormaliseerd zullen worden.

De Democratische voorverkiezingen kunnen volgende week al beslist worden wanneer de kiezers in de staat Pennsylvania naar de stembus gaan. Hillary Clinton is daar de favoriet, maar zij zal met ruime cijfers moeten winnen om het Democratische establishment van haar kandidatuur te overtuigen.

En zelfs als zij wint, zal zij de achterstand in delegates die ze in de race met Barack Obama heeft opgelopen, niet goed maken. Er zijn Amerikaanse commentatoren die voorspellen dat Hillary bij een nederlaag of een krappe winst uit de race zal stappen en zichzelf dan bij Obama als vice-president zal aanbieden.

Obama moet dan de vraag beantwoorden of een duo dat gevormd wordt door een vrouw en een zwarte man de Amerikaanse bevolking werkelijk representeert. Waarschijnlijker is dan ook dat Obama bij winst voor John Edwards als running mate zal kiezen.

Pennsylvania is een bijzondere staat. Met ongeveer 12,5 miljoen inwoners is het de zesde staat van de VS wat inwonersaantal betreft, maar het speelt politiek en cultureel geen grote rol. De staat is gesticht door de religieuze en tolerant sekte van de Quakers, en de grootste stad van Pennsylvania – Philadelphia - is de plaats waar zowel de Onafhankelijkheidsverklaring als de Constitutie is geschreven.

Maar de staat heeft sindsdien geen grote schrijvers of filosofen voortgebracht. In economisch opzicht neemt de staat sinds de jaren dertig geen belangrijke positie meer in, toen de kolenindustrie rond Pittsburgh tot stilstand kwam. De bevolking groeit nauwelijks nog. Pennsylvania is geen staat van grote bedrijven maar vooral van kleine zelfstandigen. En ze zijn er dol op wapens. Tijdens een recent bezoek aan Pennsyvania haalde een goede vriend met een grijns een koffer onder zijn bankstel vandaan en liet hij mij trots twee karabijnen en twee pistolen zien.

Tijdens mijn bezoek viel het me op dat er opvallend weinig verkiezingsborden in de tuinen langs de wegen stonden. Volgens één van mijn gastheren was dat omdat iedereen alleen maar bezig was met het Masters golftoernooi dat het afgelopen weekeinde in Georgia is gespeeld, maar de meeste anderen wisten mij te vertellen dat de bevolking vooral verkiezingsmoe is.

Maar toen kwam The Bulletin (‘Philadelphia’s Family Newspaper’) met het nieuws over de uitspraken die Obama had gedaan tijdens een besloten fondsenwervingsavond in San Francisco. Hij had daar gesproken over economisch gefrustreerde mensen in kleine plaatsen die zich ‘bitter vastklampen aan wapens en hun geloof’.

Zoiets moet je in Amerika niet zeggen, waar de bevolking terecht een hekel heeft aan politici die niets blijken te begrijpen van het leven van miljoenen gewone Amerikanen. Hillary was er dan ook als de kippen bij om zichzelf als de grote vriend van de middenklasse te portretteren en haar tegenstrever weg te zetten als een elitair figuur die de Amerikaanse samenleving alleen maar verdeelt.

Hoe desastreus de uitgelekte uitspraken van Obama voor zijn campagne zullen zijn, zullen we dinsdagavond (22 april) pas weten. Voor conservatieven (zoals ik) gaat de keuze in november tussen de Stupid Party (de Republikeinen) en de Evil Party (de Democraten).

Wanneer één van de kandidaten zich ontpopt als zowel stupid als evil wordt de keuze voor hen wel erg gemakkelijk. De strijd op leven en dood in het Democratische kamp, de blunder van Obama (die Republikeinen opnieuw een goede ingang verschaft bij de zogenaamde Reagan-democraten, kiezers die sociaal-economisch links maar cultureel conservatief zijn), en het vooruitzicht op een eindstrijd tussen John McCain en de gehate Hillary, heeft het zelfvertrouwen in het Republikeinse kamp weer doen toenemen.

Niet dat McCain niet stupid zal blijken, maar hij zal, anders dan activistische Democraten, weinig kwaad doen. En dat is in de politiek vaak het hoogst bereikbare.

19.4.08

Het belang van oude ideeën

Het lijkt soms wel op geheime afspraken te berusten: in de weekbladen en in de boekenbijlagen van de grote landelijke kranten worden vaak dezelfde boeken besproken. De één mag net wat eerder zijn dan de ander, maar een grote bespreking van auteur X in krant Y zal vroeg of laat ook in krant Z opduiken. Vaak betreft het boeken van grote uitgeverijen die over een geoliede PR-machine beschikken en hun titels daarmee nadrukkelijk onder de aandacht van het recensentenvolk weten te brengen.

Het is alleen daarom al niet meer dan rechtvaardig ook eens aandacht te vragen voor titels die bij kleinere uitgeverijen verschijnen, die geen groot marketingbudget hebben en daarmee ook geen geld voor grote advertenties. Vaak brengen die uitgeverijen interessante titels uit, gewaagde projecten die al te vaak aan de aandacht ontsnappen. En dan zijn er nog de boeken die in eigen beheer verschijnen, zoals sommige dissertaties, en die vaak niet eens de boekwinkels halen, maar eigenlijk wel gelezen zouden moeten worden.

Eén zo’n kleinere uitgeverij is uitgeverij Voltaire uit ’s-Hertogenbosch. Verrassend genoeg is daar onlangs een Nederlandse vertaling verschenen van een korte tekst van een groot en belangrijk politiek filosoof, de Franse aristocraat Alexis de Tocqueville (1805 – 1859). Deze tekst Over het pauperisme (1835) gaat in op de intrigerende vraag hoe het komt dat de armen er in een rijk land slechter aan toe zijn dan de armen in een arm land. Dat onderwerp was belangrijk geworden doordat de gevolgen van de industriële revolutie zich overal in Europa deden voelen, en daarmee de vraag aan de orde kwam welke vorm van liefdadigheid de beste was.

In eigen beheer is recent een dissertatie verschenen over diezelfde Tocqueville. Omdat Tocqueville zo’n belangrijk denker is geweest – ‘de Plato van de negentiende eeuw’ wordt hij wel genoemd – verschijnen er met grote regelmaat studies over hem. Maar deze dissertatie, aan de universiteit van Chicago verdedigd door de jonge Nederlandse geleerde Melvin L. Schut (1976), gaat over een van de meest belangrijke thema’s uit het werk van Tocqueville: zijn opvatting over vrijheid.

Tocqueville was weliswaar van aristocratische huize maar hij begreep dat de moderne, democratische samenleving onomkeerbaar en in sommige opzichten zelfs gerechtvaardigd was. Maar hij begreep ook dat die moderne samenleving schaduwzijden heeft, en in sommige opzichten zelfs tirannieker kan worden dan de oude standensamenleving van vóór de Franse Revolutie.

Omdat iemands identiteit in een moderne samenleving niet al bij zijn geboorte vastligt, en iemand die voor een dubbeltje is geboren dus een kwartje of zelfs een gulden kan worden, wordt een moderne samenleving gekenmerkt door een enorme sociale mobiliteit. De meeste mensen zijn vooral gericht op de vergroting van hun welvaart en daarmee vooral op hun eigen leventje en dat van hun naaste omgeving gericht. Als gevolg daarvan zullen zij de traditionele taken van individuen en groepen – zoals de zorg voor zieken en armen – niet meer zelf op zich willen nemen en die taken in toenemende mate willen overdragen aan een instantie die zich als een goede herder over alle verdwaald ronddolende individuele schapen moet ontfermen: de Staat. Met andere woorden, Tocqueville zag als in een nachtmerrie de paternalistische verzorgingsstaat ontstaan.

In zijn Mémoire over het pauperisme heeft Tocqueville de slechte uitwerking van een goed bedoeld systeem van sociale zekerheid ontleed. Tijdens zijn reizen naar Engeland (het prototype van sociale hervormingen, zoals Amerika dat was van de democratie), in 1833 en 1835, stelde hij iets opmerkelijks vast: de armste landen van Europa hadden weinig armen, terwijl Engeland als rijkste land juist een omvangrijke groep van paupers in zijn midden had. Een succesvolle economie had een systeem van publieke liefdadigheid mogelijk gemaakt, maar de goede bedoelingen ervan hadden onvoorziene en ongelukkige gevolgen gehad, niet alleen sociale maar ook en juist morele.

Sociale wetgeving had de particuliere en vrijwillige liefdadigheid vervangen, een vorm van zorg die verborgen en tijdelijk was en niet was gebaseerd op de gelijkheid tussen hem die om zorg vraagt en hem die het verleent. En het nieuwe systeem biedt natuurlijk een ‘ontroerende en verheffende’ aanblik: rijken die van hun overvloed geven om armen de meest basale behoeften niet te onthouden. Maar dit systeem ontkent volgens Tocqueville een zeer fundamenteel gegeven van de menselijke natuur: dat mensen alleen werken om in hun levensonderhoud te voorzien of hun omstandigheden te verbeteren. Door dat motief weg te nemen en mensen een wettig recht op liefdadigheid toe te kennen, veroordeelt de staat hen tot een leven van ledigheid en zorgeloosheid. Het oude systeem had grote voordelen. Het leek vernederend voor de ontvanger, maar het nieuwe is in feite onterender: het dwingt de aanvrager tot een manifestatie van behoeftigheid, van zwakheid en mislukking, en veroordeelt hem tot blijvende afhankelijkheid, aldus Tocqueville. Het oude systeem had bovendien een ‘morele band’ geschapen tussen de gever en de ontvanger, terwijl in het nieuwe stelsel de donor (de belastingbetaler) zijn bijdrage onwillig overmaakt en de ontvanger het bedrag niet incasseert als iets waarvoor hij dankbaar moet zijn maar als iets waarop hij recht heeft.

Tocqueville had overigens oog voor het gegeven dat het oude systeem in de Middeleeuwen weliswaar voldeed, maar in de moderne, geïndustrialiseerde samenleving tekort zou kunnen schieten. Hoe dat probleem op te lossen – zonder te vervallen tot remedies die tot een te sterke controle van de staat en centralisatie zouden leiden - wist Tocqueville niet. En die twijfel maakt hem sympathiek.

Zoals het in een moderne samenleving goed was om aan de voordelen van het oude systeem van liefdadigheid te herinneren en op de nadelen van het nieuwe te wijzen, zo heeft Tocqueville altijd op het belang en de waarde van bepaalde oude, ‘pre-moderne’ ideeën en opvattingen geattendeerd. ‘Vrijheid en de menselijke waardigheid’ noemde hij zijn grote thema. Maar welke opvatting van vrijheid is in overeenstemming met de menselijke waardigheid?

In een moderne, democratische samenleving is vrijheid een zo goed als absoluut ideaal, dat slechts wordt beperkt door de vrijheid van anderen. Tocqueville voorzag dat deze opvatting zeer problematisch is omdat ongebreidelde vrijheid al snel in ongekende permissiviteit en gemakzucht ontaardt. Vrijheid dient te worden beteugeld door de klassieke deugden van gematigdheid, rechtvaardigheid en moed. Hij definieerde vrijheid daarom niet als het recht om te doen wat men wil doen of als de verplichting jezelf te ontdekken en jezelf te zijn, maar als het recht om te doen wat men behoort te doen.

Liefhebbers van oude ideeën zijn misschien niet altijd populair. Maar in feite zijn zij de echte vrienden van de democratie. Zij zijn geen kritiekloze vleiers die het systeem daarmee aan zichzelf overlaten. Zij zijn kritische vrienden omdat zij weten hoe kwetsbaar democratie is en omdat zij weten dat die ideeën en opvattingen nodig zijn om het tegen zichzelf te beschermen en voor zelfmoord te behoeden.

Alexis de Tocqueville
Over het pauperisme
Voltaire € 12,00

Melvin L. Schut
Tocqueville on Liberty
University of Chicago / UMI Dissertation Services

*)Deze recensie verscheen eerder in HP/DeTijd.

18.4.08

Columnist bij NOS/Amerikakiest

Sinds vandaag schrijf ik om de twee weken een column over de Amerikaanse verkiezingen op de website van de NOS. U kunt die hier lezen.

17.4.08

Opinio opnieuw gedagvaard

Het weekblad Opinio, waarvan ik adjunct-hoofdredacteur ben, wordt opnieuw aangeklaagd door de Staat, in een rechtszaak die al op 23 april voor de rechter komt.

Aanleiding voor minister-president Balkenende om de gerechtelijke procedure tegen Opinio voort te zetten, is een aan hem toegedichte rede die hij als CDA-leider zou hebben gehouden (gepubliceerd in Opinio van 4 april j.l. onder de titel: ‘De geheime rede van Balkenende’).

De Amsterdamse rechtbank oordeelde op 4 april j.l. nog dat de pastiche ‘overduidelijk’ als zodanig te herkennen was, dat de eis tot rectificatie daarom moest worden afgewezen en dat Balkenende zich als minister-president en CDA-leider een dergelijke parodie moest ‘laten welgevallen.’

Balkenende wil het hier echter niet bij laten. De Staat der Nederlanden begint op 23 april a.s. een bodemprocedure tegen Opinio. In de dagvaarding voert de landsadvocaat onder meer aan dat Opinio met de gefingeerde rede de ‘gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument’ op het verkeerde been heeft gezet. ‘Dit risico geldt al helemaal voor sommige buitenlandse overheden en groeperingen, die in deze tijden het optreden van de Nederlandse regering met argusogen volgen.’

Balkenende wil de grens van de vrijheid van meningsuiting blijkbaar door het leesvermogen van de gemiddelde 'consument' (lees: terrorist) laten bepalen.

De tekst van de dagvaarding, alsmede het eerdere vonnis van de Amsterdamse rechtbank, zijn te raadplegen op de website van Opinio.

Macht noch gezag

Geert Wilders en Rita Verdonk gloriëren dezer dagen als nooit tevoren. Wilders bracht zijn film Fitna uit en beleefde opnieuw een finest hour toen de Tweede Kamer daar een avondvullend debat aan wijdde. Lang bleef hij daarin fier overeind, totdat hij in de val trapte die het kabinet listig voor hem had opgezet. Eerst zei Balkenende dat er alle reden was geweest om alarm over de film te slaan omdat Wilders iets over de inhoud had onthuld. Het was aan minister Hirsch Ballin om vervolgens met twee gespreksverslagen op de proppen te komen waaruit zou blijken dat Wilders in gesprekken met Tjibbe Joustra, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, en met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken had verteld dat hij de Koran zou verscheuren en verbranden. Waarop Wilders verontwaardigd verkondigde dat hij zich ‘belazerd’ voelde, en gedecideerd uit het debat stapte.

Wie heeft er gelogen? Dankzij uitspraken van Joustra zelf, gedaan in De Pers, weten we dat er meerdere bronnen voor de analyse van het gesprek tussen hem en Wilders zijn gebruikt. En in het verslag van het gesprek met Hirsch Ballin en Ter Horst wordt alleen vermeld dat Wilders een toelichting op de film heeft gegeven, maar de inhoud van die toelichting wordt niet beschreven. Het meest waarschijnlijk is dus, vooralsnog, dat de ‘gespreksverslagen’ in werkelijkheid analyses zijn waarbij ook informatie is verwerkt die via andere bronnen bekend was geworden. Jan Marijnissen van de SP stelde waarschijnlijk de intelligentste vraag van de avond, toen hij zich hardop afvroeg of de informatie over de inhoud van de film ook via de inlichtingendiensten in het ‘verslag’ terecht kunnen zijn gekomen. Die onderscheppen immers Wilders’ data- en telefoonverkeer. Hirsch Ballin had de nodige twijfel kunnen wegnemen wanneer hij expliciet had gezegd dat Wilders zelf over de inhoud van de film en met name over het slot (het verscheuren en verbranden van de Koran) had verteld. Maar Hirsch Ballin liet dat na, ook in antwoord op de vraag van Marijnissen en later op die van Bas van der Vlies van de SGP.

Minstens zo opvallend is dat minder dan de helft van de bevolking gelooft dat het kabinet de waarheid over de gang van zaken heeft gesproken.
Kort daarop werd ook bekend dat Wilders’ PVV in de opiniepeilingen weer is gestegen. Volgens Maurice de Hond staat hij op achttien zetels.

Diezelfde peilingen maakten duidelijk dat ook de ster van Rita Verdonk stijgende is. Na de presentatie van haar beweging Trots op Nederland, vorige week donderdag in de Amsterdamse Passenger Terminal, zou zij, volgens De Hond, 22 zetels behalen (tegen 17 een week eerder); TNS/NIPO kent Verdonk zelfs 25 zetels toe. Tegelijkertijd is de malaise bij de andere partijen groot. De VVD staat (volgens De Hond) nu op dertien zetels, een historisch dieptepunt. De drie grote partijen in het politieke midden – PvdA, CDA en VVD – staan nu samen op 66 zetels, en ook dat is een historisch laagterecord. Tot voor kort dachten we nog dat CDA en PvdA in ieder geval altijd een regering kunnen vormen; nu kan zelfs een coalitie van ‘nationale eenheid’ niet meer op een meerderheid in de Tweede Kamer rekenen.

Het grote probleem daarbij is natuurlijk niet alleen dat het politieke centrum geen macht meer heeft – en ook haar gezag blijkt te hebben verloren. Groter nog is het probleem van het ontbreken van een alternatief voor het geïmplodeerde kartel. Uit de manier waarop Rita Verdonk haar plannen heeft gepresenteerd, en de manier waarop zij haar inhoudelijke programma wil gaan schrijven, blijkt dat zij een verbinding tot stand wil brengen tussen zichzelf als revolutionaire volkstribuun en de stem van de massa, die een meerderheid vormt en waarvan de wil alleen al om die reden wet moet zijn. Het resultaat zal een tirannie van de meerderheid zijn die minderheden zonder enige scrupule zal behandelen.

Je kunt dit kabinet lamlendigheid verwijten omdat alle belangrijke kwesties op de baan worden geschoven. Maar je kunt er ook stiekem een beetje blij mee zijn. Al dat gedoe, daar komen maar verkiezingen van. En niemand is benieuwd naar de uitslag.

*) Eerder verschenen in Binnenlands Bestuur.

9.4.08

Open brief aan Rita Verdonk

Geachte mevrouw Verdonk,

U en ik kennen elkaar niet persoonlijk, ik weet ook niet waar u woont en waarmee u zich de laatste dagen onledig hebt gehouden, maar toen ik dit weekeinde over een map met knipsels over de lancering van uw nieuwe beweging gebogen zat, stelde ik mij ineens zo voor dat u met uw mannen ook met zo’n map op uw schoot zat, en dat het bij u thuis een vrolijke boel was. Toen u met Ed en Kay op de gebeurtenissen van de voorafgaande dagen terugblikte, hebt u met elkaar geconcludeerd – zo stel ik mij voor – dat het Amerikaanse feestje in de Amsterdamse Passenger Terminal een groot succes was geweest, voorafgegaan en gevolgd door dagenlange gratis publiciteit. U was veel op televisie en de kranten en bladen stonden vol van u.

Maar ik denk dat dat niet de enige reden van uw vrolijkheid is geweest. Ik vermoed zo maar dat u zich met uw adviseurs vooral ook vrolijk hebt gemaakt over al die politicologen en journalisten die er – zes jaar na Fortuyn - nog steeds niets van begrijpen. In hun wereldbeeld had Geert Wilders in november 2006 naar Israël moeten emigreren. Maar hij won negen zetels. In hun wereldbeeld had u, nadat u de strijd om het leiderschap van de VVD van Mark Rutte had verloren, in de vergetelheid moeten wegzinken. Maar kijk, daar staat u ineens, geposteerd achter het roer van het schip van staat, ondanks een val van de keldertrap want een vrouw als u doet natuurlijk gewoon zelf de was, en u wordt door een grote menigte toegejuicht.

Kort voor de verkiezingen van november 2006 verscheen er een dikke bundel met wetenschappelijke studies over de ‘conservatieve onderstroom in de Lage Landen’. Dat boek had als titel Ruimte op rechts?, en de teneur ervan was dat er helemaal geen gat op de politieke rechterflank bestond. Wat een opluchting! Geert Wilders stond op één zetel in de peilingen, EénNL van Marco Pastors en Joost Eerdmans op 0,6 procent en de Lijst Vijf Fortuyn op 0,3 procent. Het gat van Fortuyn was een muizengaatje geworden. Er was geen enkele behoefte aan een nieuwe rechtse partij, de conservatieve kiezer was dik tevreden met het bestaande aanbod, zij stemden op CDA, VVD, SGP of ChristenUnie, en op rechts was er alleen nog ruimte voor wat ‘conservatief kruimelwerk’.
(Ik citeer uit een bijdrage van Joop van Holsteyn, die in Leiden hoogleraar in de Politieke Wetenschappen is, en er voor wordt betaald om verstand van dit soort zaken te hebben.)

In de peilingen van het afgelopen weekeinde staat uw TON op 22 tot 25 zetels en Geert Wilders op 18 zetels. De grote middenpartijen - CDA (31), PvdA (22) en VVD (13) - hebben nu samen 66 zetels: een nieuw diepterecord. Ook die dertien zetels van de VVD zijn een dieptepunt. Slechts 37 procent van de kiezers die in 2006 op de VVD stemde, wil dat nu weer doen; 40 procent van die kiezers stapt over op u. Door de electorale vlucht naar de flanken dreigt ons land ‘onregeerbaar’ te worden, zeggen journalisten en politici. Daarom worden alle echte problemen naar voren geschoven, want als ze iets niet willen, dan is het gedoe, geruzie en onenigheid. Daar komen maar verkiezingen van. Het woord ‘Weimar’ is de adequate metafoor voor deze situatie, maar dat woord mag je niet gebruiken want je zou er alleen maar iets mee oproepen. Als je in Nederland iets benoemt, word je er altijd van beschuldigd iets ‘op te roepen’, terwijl je het zo maar van de straat kunt oprapen.

Journalisten gaan prat op de onafhankelijkheid die de ontzuiling hen zou hebben gebracht. Maar in feite hebben zij hun oude afhankelijkheid van partij en kerk alleen maar voor een nieuwe ingeruild: voor die van het systeem, de macht als zodanig. Daarom hebben ze ook zo’n hekel aan nieuwkomers. Daarom hebben ze met vereende krachten Fortuyn eerst doodgezwegen, daarna gedemoniseerd, en pas toen hij doodgeschoten was, hebben ze geschreven dat de ‘frisse wind’ die hij door de Haagse kaasstolp had laten waaien, zo’n zegen was geweest. Exit Fortuyn en zijn erfenis.
In die geest heeft Jan Tromp van de Volkskrant afgelopen zaterdag een schrikbeeld opgeroepen van ‘het land van Rita’. Hij typeert u als ‘ophaaldienst van verlangens en eisen’, en onder uw minister-presidentschap resulteert dat in een land met zesbaans snelwegen, gratis openbaar vervoer, de doodstraf voor zeer ernstige misdaden als moord, verkrachting en terrorisme, een straatverbod voor boerka’s, een bouwverbod voor nieuwe moskeeën, een verbod op huwelijksmigratie, een halvering van de btw en het aantal ambtenaren en een verbod op softdrugs. En dat alles wordt gebracht op een toon alsof de Hunnen het hier voor het zeggen gaan krijgen, als het aan u ligt.

Wat mij vooral heeft verbaasd – en wat u plezier moet hebben gedaan, omdat het nu eenmaal beter is om bepaalde misverstanden bij de pers te laten bestaan, want dan kunt u gewoon uw gang blijven gaan – is de rare, incorrecte typering van het soort kiezer dat u zou aantrekken. Dat zouden boze, blanke mannen zijn, verongelijkte 50-plussers, de achterblijvers, die via de politiek wraak willen nemen op het leven dat hen zoveel mislukkingen en teleurstellingen heeft gebracht. Dat klopt niet met de beelden en foto’s van de mensen die vorige week donderdag op uw feestje waren.
Toen Geert Wilders met de VVD had gebroken, in september 2004, trad hij ruim een half jaar later, in de lente van 2005, voor het eerst met een publieke speech naar buiten. Dat was in een Rotterdamse jachthaven, voor een groot gehoor dat vooral uit zakenmensen bestond. Hij werd enthousiast ontvangen en haalde die avond veel geld op. Een jaar later sprak hij weer voor een groep Rotterdamse ondernemers, in restaurant Old Dutch (!) aan de Rochussenstraat. Er waren toen veel minder mensen, de reacties op zijn speech waren kritisch, en hij kreeg bitter weinig geld mee. De kritiek van deze mensen bestond uit twee punten: dat hij niet met anderen (zoals Marco Pastors) wilde samenwerken en dat hij het altijd en eeuwig over de islam had.
Met andere woorden: de twee groepen die Pim Fortuyn nog aan zich had weten te binden – de nieuwe ondernemers en de autochtonen uit de achterstandswijken (grof gezegd) – hebben zich nu over u en Wilders verdeeld. Uw kiezers zijn geen chagrijnig knorrende mannen, maar mensen die de ruimte willen hebben om hun vleugels uit te slaan, en daarom niet in de file willen staan, geen last willen hebben van anderen, en zeker niet van minderheden die een bedreiging voor hun vrijheid zouden vormen.
Anders dan Wilders bent u er ook in geslaagd in te breken bij lokale VVD-politici, en oefent u grote aantrekkingskracht uit op plaatselijke politici die nu nog onder de vlag van Leefbaar Nederland of de LPF opereren. Ook dat is een teken aan de wand voor de vertegenwoordigers van de oudere politieke partijen.

Met dit alles vormt u momenteel de grootste bedreiging voor het Haagse establishment van politici en journalisten. Dat is een forse streep door de rekening, want zij leken zo succesvol op weg naar een restauratie van het Nederland van vóór Pim Fortuyn. Zelfs het koninklijk huis werd voor die agenda ingezet. Wilders’ Fitna en het daarop volgende Kamerdebat hebben echter onmiskenbaar duidelijk maakte dat er een zwart gat gaapt in de Nederlandse politiek. Tussen Wilders en de rest zit helemaal niets. Het is het radicalisme van de één versus de onmacht van de anderen, de fiere verbetenheid van Wilders versus het bijna aandoenlijke gestuntel van een doodnerveuze Pieter van Geel. Via ‘uitzending gemist’ heeft u het ongetwijfeld met plezier aangezien.

Maar de vraag waarover ik het met u zou willen hebben, is of u dat zwarte gat in Den Haag kunt gaan opvullen.
Laten we om te beginnen één ding afspreken: laten we uw beweging niet ‘conservatief’ noemen. Dat woord lijkt me sowieso een etiket dat u graag vermijdt. En terecht. De achterban van een conservatieve beweging bestaat in landen als de Verenigde Staten altijd uit een bundeling van drie verschillende groepen burgers: van ‘haviken’ (die de totalitaire ideologie van de politieke islam net zo’n groot kwaad achten als het inmiddels overwonnen fascisme en communisme), van libertariërs (die in de overheid geen oplosser van problemen maar een onderdeel van het probleem zien) en van traditioneel, behoudend denkende en levende mensen, al dan niet gelovig. Christelijke mensen zijn er rechts, en rechtse mensen niet antireligieus. Zij begrijpen dat belangrijke instituties als de democratische rechtsstaat en de vrije markt een cultureel fundament nodig hebben, en dat de deugden die dat fundament vormen in niet onbelangrijke mate door gelovige mensen worden aangedragen. (Uw, naar eigen zeggen, grote voorbeeld Frits Bolkestein had het hier vaak over.) Dat wordt dus niets in Nederland, vooralsnog, waar christelijke mensen in negen van de tien gevallen links en politiekcorrect zijn en rechtse liberalen veelal antireligieus. Nederlandse conservatieven hebben momenteel dus niets in de politiek te zoeken; ze kunnen hooguit de analyses en ideeën aandragen waarmee een volgende generatie desgewenst zijn winst kan doen.

Nieuwsgierig naar uw intellectuele leidslieden, heeft men u eens gevraagd welke schrijvers er op uw nachtkastje lagen. ‘Thorbecke!’, antwoordde u, goed-liberaal als u toen nog wilde zijn. Dat leverde u de nodige hoon op, want de boeken van Thorbecke zouden helemaal niet op een nachtkastje passen en u zou uzelf dus als een intellectuele nitwit hebben ontmaskerd. Dat is natuurlijk onzin, want een bundel als Thorbecke en de wording van de Nederlandse natie is voor het slapengaan heel gemakkelijk in de hand te houden. Maar dat boek lijkt mij niet het soort proza te bevatten dat u nog even uit uw slaap kan houden.
Rousseau kan dat denk ik wel. Hij is de revolutionaire denker wiens gedachtegoed u zich volledig eigen lijkt te hebben gemaakt, in ieder geval zijn ideeën over volkssoevereiniteit en de volkswil. Volgens Rousseau ligt er, zoals u weet, een sociaal contract aan de samenleving ten grondslag: de mythe dat individuen in een soort natuurstaat uit eigenbelang hebben besloten om bepaalde individuele rechten op te geven en zich te onderwerpen aan een sociale orde. Wat binnen die orde mag en niet mag wordt bepaald door de soevereine wil, die bij Rousseau de uitdrukking is van de wil van de meerderheid van het volk. Ieder individu moet zich aan die volkswil als de hoogste autoriteit onderwerpen, en als hij dat niet wil moet hij ‘gedwongen worden om vrij te zijn’. Rousseau had dan ook veel sympathie voor de profeet Mohammed, wiens ‘gezonde denkbeelden’ immers een ‘staatsinrichting met een hechte samenhang’, een ‘perfecte eenheid’ garandeerden.
De Nederlandse democratische rechtsstaat is niet gebaseerd op het principe van de volkssoevereiniteit. De volkswil kan immers gemakkelijk leiden tot een tirannie van de meerderheid, die – bovendien – nogal wispelturig kan zijn en morgen kan herroepen wat vandaag nog heilig is verklaard. Daarom hebben wij een Grondwet met een opsomming van klassieke rechten en vrijheden die minderheden tegen de willekeur van toevallige meerderheden in bescherming neemt.

Over ‘de basis’ van uw beweging hebt u geen onduidelijkheid laten bestaan. ‘Ik luister naar het volk. De meerderheid beslist. Dat is democratie.’ En hoe die meerderheid erover denkt, gaat u via een eigen wiki-website vastleggen.
Als populistisch breekijzer in een politieke wereld die zich van de samenleving heeft vervreemd en geïsoleerd, klinkt dat nog aardig. De conservatieve journalist Bill Buckley zei het op zijn manier: we worden liever geregeerd door de eerste honderd namen uit het telefoonboek van Boston dan door de geleerde leden van de faculteit politicologie van de universiteit van Harvard. Maar als principe deugt uw ‘basis’ niet: het is op een gevaarlijke manier revolutionair. Al die concrete standpunten die de Volkskrant bij elkaar geënquêteerd heeft, interesseren mij niet zo. Waar het mij om gaat, is dat u zich als volkstribuun opwerpt als de woordvoerder van de massa wiens wil voor u wet is, of moet worden, en dat minderheden zich maar hebben te schikken.

Deze ‘basis’ leidt bij u nu al tot een zekere verblinding. Alhoewel u in uw vriendin en ‘medium’ Liesbeth van Dijk uw eigen Madame Blavatsky hebt gevonden, presenteert u zich niet als een gelovige. Er is echter een probleem: ongelovigen geloven alles. Zo gelooft u zelfs dat ‘een christelijke minderheid’ de rest van de Nederlanders haar wil wil opleggen door het winkelen op zondag te willen beperken. Maar de winkeltijdenwet dateert uit 1996, uit de hoogtijdagen van paars, toen de VVD met de PvdA en D66 regeerde, en bepaalt dat winkels op twaalf zondagen per jaar open mogen zijn. Wat het huidige kabinet nu doet, is het misbruik van bepaalde uitzonderingsbepalingen tegengaan. Het gedogen van dat misbruik lijkt me ook niets voor u. Regels zijn immers regels?
Bij het lezen van zo’n sneer naar een minderheid die een bedreiging zou vormen voor ‘vrijheden in het algemeen’, moet ik denken aan een vrouwspersoon die de belichaming vormde van Rousseau’s denkbeelden: Marianne, het symbool van de Franse Revolutie en de laïcistische natie, die gewapend met de fasces lictoriae, de bundel roedes die in het oude Rome de autoriteit en eenheid van de staat symboliseerde, de triomftocht van de Franse Republiek verbeeldt.

Door de verbinding die u wilt aanbrengen tussen u zelf als de eigentijdse Marianne met de fasces en de wil van de massa, dreigt u de overgang van democratie naar ochlocratie te gaan voltrekken. Wat ik daarmee bedoel is het volgende.
Klassieke politieke denkers als Aristoteles en Polybios hebben vastgesteld dat er in principe drie regeringsvormen zijn: monarchie (de regering door één persoon), aristocratie (de regering door een kleine groep vooraanstanden) en democratie (de regering door allen). Maar al die vormen kunnen ontaarden. Monarchie slaat dan om in dictatuur, aristocratie in oligarchie (de regering door enkele bevoorrechten), democratie in ochlocratie – dat wil zeggen, in een democratie regeert niet het volk, maar de redeloze massa, die niet met autoriteit wordt verheven maar naar de mond wordt gepraat. De voorwaarden voor een goed functionerende democratie gaan dan ontbreken – dat culturele fundament waar uw grote voorbeeld Frits Bolkestein het altijd over had – en het enige dat overblijft is het ideaal van de ongebreidelde vrijheid om te doen wat men wil en daarvoor maximale ruimte op te eisen, zonder rekening met anderen te houden. Als mijn voorgevoelens mij niet bedriegen, gaat u zich opwerpen als de volkstribuun die dat ideaal werkelijkheid wil maken. U maakt daarbij een grote erotische fout: als meisje dat graag aan de man wil, verklaart u zich bereid alles te doen om hem te behagen. Ik meen te weten dat mannen dat maar eventjes leuk vinden.

Maar dat is nog niet het einde van het verhaal. Want volgens de beproefde theorieën van de zojuist genoemde politieke denkers, vloeit daaruit een chaos voort die het volk opnieuw om een Grote Leider zal doen roepen. Het volk heeft nooit genoeg aan één IJzeren Rita. Het ijzer kan altijd nog harder.

Met de denkbeelden zoals u die tot nog toe hebt ontvouwd, mevrouw, is de democratie bij u niet in goede handen – ondanks alle schijn van het tegendeel. Bij u verwordt zij tot een ochlocratische tirannie van de meerderheid.
In het nieuwe boek van Paul Scheffer – het door u misprezen Land van aankomst – staat een belangrijk citaat van Manuel Castells, een Spaans socioloog. ‘Tegenover elkaar staan een kosmopolitische elite, die in dagelijkse verbinding staat met de gehele wereld, en een tribalisme van lokale gemeenschappen die zich terugtrekken in hun eigen ruimte als een laatste verweer tegen de macrokrachten die buiten hun greep hun leven bepalen.’ Ik deel uw verzet tegen die kosmopolitische elite, maar ben bang dat al die gewone mensen die de slippen van uw jas aangrijpen als hun ‘laatste verweer’ tegen alle bedreigingen die zij op zich af zien komen, bedrogen zullen uitkomen. U gaat een verantwoordelijkheid aan waartoe u net zo min bent toegerust als degenen die u bestrijdt. Dat wilde ik gezegd hebben.

[Opinio II-15 (11 april 2008)]

3.4.08

Geschapen geschenk uit de hemel

Nederlanders de islam uitleggen is net zoiets als het geven van seksuele voorlichting aan kinderen van acht, vindt arabist Hans Jansen. Toch probeert hij het nog een keer, op een uitgelezen moment. Een recensie van zijn nieuwste boek

De film ‘Fitna’ van Geert Wilders heeft zeer gemengde reacties opgeroepen. Allereerst overheerste de opluchting omdat de film minder liederlijk en godslasterlijk was dan verwacht. Wilders heeft geen Koran verbrand of bezoedeld, en daardoor werden moslims,
tot nog toe althans, niet echt heel erg boos, en hoefden wij niet bang te worden. Waarmee Wilders’ belangrijkste punt direct bewezen was: de islam is een heel ander geloof dan jodendom en christendom omdat aanhangers religiekritiek met geweld of dreigingen met geweld plegen te pareren, en ook als die uitblijft zijn we er zo bang voor dat we bij voorbaat onze verontschuldigingen aanbieden. W. F. Hermans en de onlangs overleden Hugo Claus deden dat nooit als zij een niet al te vleiende karakteristiek van het katholieke geloof gaven.

De kritiek op ‘Fitna’ richtte zich op drie zaken. Allereerst zou de film vooral uit buitenlandse beelden bestaan, en zouden die niets zeggen over de situatie in Nederland – alhoewel er opnames waren van boerka’s in Nederlandse straten en van de moord op Theo van Gogh.

In de tweede plaats zou de film vilein zijn omdat Wilders de suggestie zou wekken dat de gruweldaden van extremistische moslims iets zouden zeggen over de 1 miljoen moslims die inmiddels Nederland bevolken – alhoewel we weten, op grond van wetenschappelijk onderzoek, dat 10 tot 20 procent van een moslimbevolking naar extremistische posities radicaliseert. De overgang in de film – van de schokkende buitenlandse beelden naar de vraag of dit iets te maken heeft met een mogelijke islamisering van Nederland in de toekomst – is dus niet alleen retorisch.

In de derde plaats riepen beroepsmoslims dat de citaten uit de Koran of verkeerd waren vertaald of ‘uit hun context’ waren gerukt, en dat was schandalig.

Dit is een lastige discussie. Zelf nam ik onlangs deel aan een debat waarbij iemand uit het publiek aan de islamitische referent vroeg hoe moslims eigenlijk tegen joden en christenen aankijken. Hij antwoordde met een haast triomfantelijke glimlach dat moslims joden en christenen als ‘volkeren van het boek’ zo hoog achtten dat zij in feite gelijkwaardig waren aan moslims. Maar in de Koran staat toch echt (soera 9:30) dat zij die geloven dat Jezus de Zoon van God is (en dat doen christenen) vervloekt zijn, gevolgd door de wens dat Allah ze zal bestrijden. En de positie van joden en christenen in islamitische landen is veelal toch tweederangs, inclusief de verplichting aan hen om een extra belasting (gizya) te betalen.

In de verwarring die altijd en overal in publieke debatten optreedt zodra de inhoud en status van de Koran ter sprake komt – een verwarring die de komende tijd alleen maar zal toenemen nu Geert Wilders heeft aangekondigd dat hij het hele land door een reeks van debatten over zijn film wil gaan voeren – is het nieuwe boek van de arabist Hans Jansen een geschenk uit de hemel, al is het dan niet ongeschapen. In antwoorden op 250 meer en minder prangende vragen legt Jansen, hoogleraar aan de universiteit van Utrecht, kristalhelder uit wat de islam voor een geloof is. Hij doet dat voor ‘varkens, apen, ezels en andere beesten’, zoals u en ik in de Koran heten.

Jansen heeft wel eens – in een bui van een zekere moedeloosheid wellicht – dat de uitleg van de islam, iets waartoe Jansen bijna dagelijks door de media wordt geroepen, hem wel eens deed denken aan het geven van seksuele voorlichting aan kinderen van een jaar of acht: het onderwerp is ongetwijfeld van belang, maar ze zijn er nog niet aan toe. Misschien is Nederland er – mede dankzij de film van Wilders – nu wel aan toe. Zijn boek verschijnt dus op een uitgelezen moment, en is uitstekend, met een mild-ironische ondertoon, geschreven. Er is binnen enkele weken al een derde druk van verschenen.

Wat is de Koran eigenlijk? Jansen: ‘Volgens de islam is de Koran het woord van God, doorgegeven aan zijn Profeet Mohammed (570 – 632). De Koran telt 114 hoofdstukken, die “soera” worden genoemd. (…) De Koran bevat meer algemene opdrachten en minder verhalen dan de Bijbel. Het zijn de algemene opdrachten van de Koran die tot de problemen met de rest van de wereld leiden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het zogenoemde zwaardvers, soera 9:5, waar we lezen: “Doodt de ongelovigen waar ge ze maar vindt”.’

Maar nemen de mensen die daadwerkelijk geloven dat de Koran het ongeschapen woord van God is, al die ‘algemene opdrachten’ wel letterlijk?

Jansen: ‘Het gaat bij de Koran niet zozeer om letterlijk nemen, als wel bereid zijn de opdrachten die de Koran ondubbelzinnig geeft, toe te passen’. De discussie loopt alleen over de vraag wie die opdrachten moet toepassen: islamitische staten of individuele moslims.

Maar Nederlandse moslims, die aardige gehoofddoekte meisjes achter de kassa bij Albert Heijn en al die aardige mannen die komen uitleggen dat de islam toch echt iets heel anders is dan wij denken – zij ook? Een groot percentage van hen veroordeelt toch het geweld dat in naam van de islam is en wordt gepleegd?

Jansen: ‘Dat percentage kon wel eens niet zo hoog zijn. Veel moslims billijken het gebruik van geweld, omdat volgens hen Amerika en Israël ook buitensporig geweld gebruiken tegen de moslims. De discussie hierover vervalt al snel in welles-nietes. De chronologie nog eens bekijken kan soms helpen. Begin jaren negentig startte de ellende met de invasie van Irak in Koeweit. Begin eenentwintigste eeuw startte de ellende met de aanval op het World Trade Center op 11 september 2001.’

Maar maakt de radicale islam wel enige kans in Nederland? Jansen: ‘De geestverwanten van Bin Laden hebben plannen voor de gehele wereld, vooral voor het arrogante Westen. Nederland maakt daar deel van uit, en is als proeftuin heel geschikt.’

Hoe geschikt Nederland als proeftuin is, heeft het paniekerige kabinet-Balkenende de afgelopen weken afdoende bewezen. Het lag al op zijn rug voordat de film verschenen was.

Maar het voorstel van Wilders om de Koran te verbieden, noemt Hans Jansen barbaars. Hij lijkt eerder te neigen naar een algemeen gebod om de Koran te lezen, zodat we weten waarmee we te maken hebben. En wie daar om begrijpelijke redenen geen zin in heeft, kan volstaan met de lectuur van dit boek van Hans Jansen zelf. Zodat we het gelul, gelieg en gedraai als zodanig zullen doorzien en doorprikken.

Hans Jansen
Islam voor varkens, apen, ezels en andere beesten
Uitgeverij Van Praag € 12,50

*) Deze recensie verscheen eerder in HP/DeTijd.