12.9.11

Frits Bolkestein, intellectuelen en de politiek

Frits Bolkestein heeft vorige week zijn boek De intellectuele verleiding gepubliceerd en in de Amsterdamse Rode Hoed de derde H. J. Schoolezing uitgesproken. Behalve mijn column in Elsevier schreef ik twee stukken over Bolkestein in het Nederlands Dagblad. Hieronder volgen de tekst van de boekrecensie en van de column over Bolkesteins optimisme.





Bolkestein, de ideeën van een gentleman-politicus

Toegegeven, deze bespreking gaat over het boek van een schrijver-politicus die ik bewonder: Frits Bolkestein. Ik herinner me nog goed dat ik eind jaren tachtig als geschiedenisstudent een bezoek aan het Rijksarchief in Den Haag had gebracht, en op de terugweg naar het Station een ommetje maakte via het Plein. Het was een mooie avond en het was stil op dat Plein. Toen zag ik een heer, lang van gestalte, mooie regenjas, zonder tas, de handen vrij, het gebouw van de Tweede Kamer verlaten en haast soeverein het Plein oversteken, blijkbaar ook op weg naar het station. Ik had weinig benul van politiek, maar begreep dat dit dus die Bolkestein moest zijn en ik zag dat die man iets te vertellen moest hebben.

Enkele jaren later kreeg ik als politiek journalist alle gelegenheid Bolkestein (1933) beter te leren kennen. Onder het eerste paarse kabinet (1994-1998) vierde hij zijn grote politieke en electorale triomfen. Hij was zo slim geweest als politiek leider van de VVD (sinds 1990) niet tot dat kabinet toe te treden maar de liberale fractie in de Tweede Kamer aan te voeren. Zo hield hij zijn handen vrij om zichzelf en zijn partij inhoudelijk te profileren, in debatten in de Tweede Kamer en ook – en dat was het bijzondere – via artikelen en essays op de opiniepagina’s van de grote kranten. Bolkestein was in de jaren negentig de onbetwiste opinieleider in politiek Nederland.

Wat ik zag wandelen op dat Plein en bezig zag in en buiten de Kamer is een typisch specimen van een mensensoort waarvan we er in Nederland maar één hebben gehad: de gentleman-politicus. ‘Ik kom uit een calvinistische traditie. Mijn ouders hoorden bij wat de Duitsers het Bildungsbürgertum noemen: de gegoede bourgeoisie, die meer op culturele ontwikkeling dan op geld verdienen is gericht’, vertelde Bolkestein zijn biografen Max van Weezel en Leonard Ornstein. In dat milieu is eruditie vanzelfsprekend maar ook een kwaliteit die licht wordt gedragen. Een echte geleerde worden aan een universiteit behoort niet tot de idealen. Kennis schept beschaving en is, evenals financieel vermogen, een noodzakelijke voorwaarde voor een leven in de publieke dienst aan de gemeenschap en de politiek.

Bolkestein heeft met deze toerusting politiek bedreven zoals het moet: niet als ambtenaar of een overjarige student bedrijfskunde maar als debater (zoals na hem Ayaan Hirsi Ali). In de loop van zijn politieke leven heeft hij een reeks van boeken gepubliceerd. Daaruit blijkt dat hij altijd op zoek was naar contact met levenden en doden die hem iets konden leren over de maatschappelijke werkelijkheid. Hij interviewde mensen, las boeken, publiceerde, debatteerde. Deze week twintig jaar geleden zette hij als eerste de ergernis over de multiculturele samenleving op de agenda, in een lezing in het Zwitserse Luzern. Hij stuitte op onbegrip en kritiek, naar hij deze week nog in herinnering riep in de derde H. J. Schoolezing van Elsevier die hij in Amsterdam heeft uitgesproken. Hij was een halve racist die slechts onderbuikgevoelens bespeelde. Met zijn kritiek stond Bolkestein aan de wieg van het populisme, al is hij altijd kritisch geweest op Pim Fortuyn en Geert Wilders.

Die oriëntatie op ‘het beste dat gedacht en gezegd is’ heeft hem overigens niet weerhouden van fouten. Hij verliet in 1999 de Nederlandse politiek om in Brussel commissaris in de Europese Commissie te worden (en daarna is hij college gaan geven in Delft en Leiden). Hij liet de VVD toen achter in de handen van de sociaalliberaal Hans Dijkstal. Hij had toen al nagelaten de verkiezingen van 1998 uit te roepen tot een tweestrijd tussen hem en Wim Kok over de multiculturele samenleving (en vervolgens premier te worden). En hij bleef zitten toen de VVD hem niet wilde volgen in zijn herhaalde pleidooien voor een cultureel fundament van waarden en deugden dat zowel de democratische rechtsstaat als de vrije markt moest schragen. Bij de VVD hielden ze niet van dat ‘gemoraliseer’ en zijn voorstellen werden afgekapt. Bolkestein zweeg en noemde dat de grote fout die hij als VVD-leider heeft gemaakt.

De gentleman-politicus weet dat de politiek het sluitstuk is van culturele ontwikkelingen. Vandaar zijn interesse voor het maatschappelijk debat en een cultureel fundament. Ideeën hebben gevolgen, luidt de titel van een boek van de Amerikaanse conservatief Richard M. Weaver. Slechte ideeën net zo zeer als goede. En helaas is de politiek de eeuwen door vooral ook bestookt door intellectuelen met slechte ideeën.

Het was bekend dat Bolkestein (78 jaar oud inmiddels) een boek in de pen had waarin hij dit grote thema, dat hem al decennia fascineert, uitvoerig wilde toelichten: intellectuelen in de politiek. Dat boek ligt er sinds deze week. Het biedt een historisch overzicht, van Rousseau en Mandeville in de achttiende eeuw tot fascisme, communisme en de tegencultuur van 1968 in de vorige eeuw. En het behandelt de zeven belangrijkste politieke thema’s in het naoorlogse Europa, zoals Ontwikkelingssamenwerking, de EU, het kapitalisme en het multiculturalisme.

De centrale stelling van het boek is dat ideeën op zich natuurlijk het probleem niet zijn. Politiek zonder een ideologische basis is immers nauwelijks voorstelbaar. Het probleem schuilt in ‘de aard van de intellectueel en de soort ideeën waartoe zij zich doorgaans aangetrokken voelen’. Intellectuelen als handelaren in tweedehandsideeën plegen vooral in ‘abstracte ideeën met een algemene strekking’ geïnteresseerd te zijn. De werkelijkheid wil maar zelden aan deze blauwdrukken beantwoorden. Het toch doorvoeren van die ideeën, al dan niet met geweld, heeft in de geschiedenis veel lijden en schade veroorzaakt.

Bolkestein verdedigt de politiek als de zorg voor concrete zaken. Politiek bedrijven is boren in hard hout. Daarvoor moet je weten hoe de dingen in elkaar zitten en hoe de dingen in de wereld geregeld worden. Intellectuelen als koekoeksnestbewoners hebben daar zelden enig benul van. En Bolkestein wil, in de tweede plaats, ‘de centrale uitgangspunten van de moderniteit’ bevestigen. Die centrale uitgangspunten zijn gelegen in het rationalisme en de idee van een niet-relatieve grondslag van ons samenleven, van waarden die benoemd en verdedigd moeten worden. Deze verlichte erfenis moet tegen elke vorm van irrationalisme worden verdedigd, of die zich nu in de vorm van Romantiek, postmodernisme, vitalisme of religieus fundamentalisme aandient. In het kader van dat fundamentalisme bespreekt Bolkestein overigens ook de Reformatie, die hij ziet als een zuiverheidsbeweging die zich nogal eens toelegde op de ‘gewelddadige onderdrukking’ van ‘onzuiver’ gedrag.

Dit nieuwe boek lees je niet in de eerste plaats wanneer je belangstelling hebt voor de Europese intellectuele geschiedenis, en de kwalijke relatie tussen intellectuelen en politiek is door Mark Lilla (The Reckless Mind) helderder en wel zo beknopt beschreven. Het boek van Bolkestein is het fascinerende verslag van de speurtocht van een Nederlandse politicus die minimaal twee dingen heel goed heeft gezien en qua niveau en stijl in de Nederlandse verhoudingen een eenzame hoogte bereikte: dat cultuur aan politiek vooraf gaat en dat slechte ideeën een zeer schadelijke en zelfs mensonterende invloed op de politiek hebben. En dat politiek een ambacht is, door Churchill ooit getypeerd als ‘gewoon doormodderen’.

Frits Bolkestein, De intellectuele verleiding: gevaarlijke ideeën in de politiek
(uitgeverij Prometheus, Amsterdam; geb. met stofomslag, 344 blz.; € 25,00)
ISBN 978 90 351 3667 0





Niet zo optimistisch als Bolkestein


Niet de islam vormt een gevaar voor het Westen, maar het Westen vormt een gevaar voor de islam. Deze krasse stelling betrok oud-VVD-leider Frits Bolkestein deze week in een lezing georganiseerd door Elsevier.

Bolkestein sprak precies twintig jaar na zijn beroemde rede in het Zwitserse Luzern, waar hij als eerste aandacht vroeg voor de schaduwzijden van het multiculturele project. Die lezing veroorzaakte veel commotie, en er is sindsdien veel gezegd en veel gebeurd. Bolkestein is nu optimistischer dan hij destijds was. In het onderwijs doen allochtone kinderen het steeds beter, steeds meer niet-westerse immigranten spreken Nederlands, steeds minder immigranten halen een bruid uit het land van herkomst, steeds meer migranten kunnen tot de middenklasse worden gerekend. Kortom, de ‘strapatsen’ van Wilders over een dreigende tsunami worden door de feiten ontkracht.

Er is alle reden tot hoop: ‘het is het Westen met zijn ideeën over democratie, individualisme en pluralisme dat een gevaar inhoudt voor de islam’. Radicale moslims weten het en zijn wanhopig. De aanslagen van 11 september 2001, tien jaar geleden, waren geen teken van kracht maar van zwakte.

Het betoog van Bolkestein getuigt van een oer-liberaal optimisme. En hij kreeg bijval, uit onverdachte hoek zelfs. PvdA-Kamerlid Ahmed Marcouch twitterde: ‘Bolkestein heeft gelijk. Moslims kunnen de westerse samenleving niet weerstaan maar omarmen die want ze willen deel uitmaken van die beschaving’.

De observatie van Bolkestein is overigens niet geheel origineel. In zijn boek over democratie in Amerika betoogde Tocqueville al dat islam en democratie niet samengaan. Niet omdat de islam inherent anti-democratisch is en zich daarom nooit in een democratische samenleving zou voegen, maar omdat de verleiding van de democratie zo sterk is dat de islam geen stand zal houden.

Deze observaties zijn interessant en zo u wilt bemoedigend, maar is er reden het liberale optimisme van Bolkestein in zijn geheel over te nemen?

Ik denk dat er genoeg aspecten aan het islamitische geloof verbonden zijn die een bedreiging vormen voor onze pluriforme democratie. Het moge waar zijn dat moslims het sociaaleconomisch steeds beter doen, en dat is natuurlijk verheugend, maar het normen- en waardenpatroon van moslims wijkt op essentiële punten nog altijd grondig af van het westerse, christelijke, democratische. Wie dat dreigt te vergeten moet de column van Gert-Jan Segers (20 mei 2011) nog maar eens herlezen. Komt dat vanzelf goed als moslims maar emanciperen en welgestelder worden?

En dan is er nog iets, iets wat een beetje buiten het blikveld en de belangstelling van Bolkestein zal vallen, en wat ik in de discussie over deze zaken zelden of nooit ben tegengekomen. Ik bedoel het seculariserende effect van de aanwezigheid van de islam op christenen.

Ik bedoel niet de verleiding die er van de islam op sommige christenen uitgaat, zozeer dat zij zich tot de islam bekeren. Het komt voor, en dat is pijnlijk genoeg, maar het lijkt me geen trend. Ik bedoel het volgende: tot nog toe had je in Nederland ongelovigen en gelovigen. De ongelovigen, dat werden er steeds meer en de meesten hadden nog een grootmoeder die de Trouw vroeger had gelezen. De gelovigen, dat waren de christenen. Tussen hen liep het geschil, over geloof en ongeloof.
Nu er een miljoen moslims in Nederland zijn komen wonen is de tegenstelling vervaagd tot een duel tussen ongelovigen enerzijds en religie anderzijds. Religie, dat is het christendom en de islam. Volgens sommigen is het allebei niets, volgens anderen is het allebei prachtig. Christenen zitten niet meer in een uniek schuitje maar zitten samen met de islam in een schuitje van premodern denken, geloven en handelen. Islam en christendom zijn twee varianten van een vergelijkbare, anti-moderne mentaliteit, en dat uit zich vooral in de visie op het bekende rijtje: vrouwen, homo’s, seks en de politiek.

Er zijn zelfs christenen dom genoeg om de overeenkomsten te benadrukken en op te roepen tot een strategisch bondgenootschap. Dat is een strategische blunder die verhult dat het christendom essentieel anders is, met een Zoon van God die voor ons is gestorven, en dat alle overeenkomsten – met name op het gebied van de kuisheid – vooral schijn zijn en dat de duivel in het detail verstopt zit.

Die verschillen moeten christenen weer scherper benadrukken - als we tenminste willen voorkomen dat christen zichzelf wegrelativeren als niet meer dan een premoderne ongerijmdheid.