Het zal niemand zijn ontgaan: de mazelen
heersen, een beetje in het antroposofische wereldje, maar vooral in
bevindelijk-gereformeerde kringen in bepaalde regio’s op de zogeheten Bible
Belt. Dat heeft de nodige discussie opgeroepen: hoe verantwoord is het om deze
groep van refo-ouders te laten begaan, en hoe consequent zijn zij eigenlijk zelf
als ze in de auto wel een gordel omdoen of een airbag hebben? Dat is toch ook
een preventieve maatregel, die net zo goed in strijd met het beleden geloof in
de voorzienigheid van God is?
Ik heb het idee dat in alle discussies van de
afgelopen weken een belangrijk punt wordt gemist. Refo’s (een vreselijk woord,
maar ik gebruik het even voor de duidelijkheid) presenteren hun standpunt als
gehoorzaamheid aan het gebod van God zoals dat in de Bijbel tot hen komt. De
anderen nemen dat op hun woord aan, en beginnen discussies over de aard en
implicaties van dat geloof. Maar ik denk dat er iets anders aan de hand is.
Refo’s kleden zich ook anders. Waarom? Omdat
God heeft gezegd, zeggen zij, dat vrouwen zich niet mogen kleden als mannen
(Deuteronomium 22:5). Zou het waar zijn? Zou het niet eerder zo zijn dat de
omringende cultuur op een gegeven moment is veranderd (bevallige dames die
pantalons gingen dragen en een sigaretje opstaken), dat die verandering is
geïnterpreteerd als iets van een opstand tegen een heilige en dierbare orde, en
dat het verzet tegen die opstand tot een bepaald gedrag heeft geïnspireerd, dat
daarna Bijbels gerechtvaardigd is?
Neem een ander voorbeeld, dat deze redenering
alleen maar sterker maakt. In refo-kringen treft men zelden mannen met snorren
en baarden aan (hier en daar is het zelfs censurabel). Waarom niet? Er is toch
weinig verbeeldingskracht voor nodig om ons de profeten en apostelen met
behaarde aangezichten voor te stellen, en menig oudvader blijkt hen daarin te
hebben nagevolgd. Toch volgen de refo’s deze voorbeelden niet. Waarom niet? Dat
heeft ongetwijfeld te maken met de jaren zestig, toen een opstandige jeugd het
scheermes van pa liet voor wat het was en de natuur op wang en bovenlip zijn
gang liet gaan. Die begroeiing werd geassocieerd met de geest der revolutie en
daarom afgewezen, zelfs bij ontstentenis van een Bijbeltekst waarmee deze keuze
kon worden gerechtvaardigd. (Wat dus bewijst dat het verzet tegen bepaalde
maatschappelijke ontwikkelingen een sterkere motivatie voor bepaalde keuzes is
dan een duidelijke Bijbeltekst.)
Zo is het ook, denk ik, met het verzet tegen
vaccinaties. Wie de geschiedenis van dat verzet bestudeert (laten we zeggen
vanaf Abraham Capadose in de negentiende eeuw), zal zien dat er naast het
medische argument – inentingen waren toen nog gevaarlijk – één argument steeds
weer in stelling is gebracht: de overmoed van de moderne mens, die met zijn
kennis en wetenschap de natuur denkt te kunnen beheersen en God niet meer nodig
heeft. Dat lijkt mij nog altijd de diepe, religieuze inspiratie van het huidige
verzet. Voor de duidelijkheid wordt er dan een casuïstisch argument bijgehaald
in de vorm van een Bijbeltekst, bijvoorbeeld wanneer Christus zegt dat alleen
zieke mensen een medicijnmeester nodig hebben maar zij die gezond zijn niet.
Vandaar ook dat al die argumenten van airbags
en autogordels (zoals geventileerd door premier Rutte en oud-minister Borst) geen enkele indruk maken. Zij gaan immers aan de kern voorbij.
Het gevoel van afhankelijkheid – of beter: de erkenning van het gebod dat wij
ons in alles van God afhankelijk moeten weten – leidt tot de keuze om kinderen
niet te vaccineren. Alle kinderachtige discussies over verwrongen casuïstiek,
die in alle orthodoxe kringen het gevolg is van het schuren van pre-moderne
waarden met het moderne leven, vloeien hieruit voort.
Dat betekent dus ook, dat al die keuzes (voor
rokjes en geschoren aangezichten, en tegen vaccinatie) vooral om bepaalde
religieuze waarden draaien. De waarde van de onderscheidenheid van man en
vrouw, de keuze tegen de geest van 1968, de keuze tegen de waan van de
beheersbaarheid. Dat zijn natuurlijk volstrekt legitieme keuzes. Het probleem
begint alleen op het moment dat uit die waarden normen worden afgeleid die
vervolgens sacrosanct worden verklaard.
Het komt mij voor dat we dan de wereld van de
christelijke vrijheid verlaten waarin de ruimte bestaat om elkaar te verdragen
in het maken van afwijkende normatieve keuzes. En waarin broeken, baarden en
snorren en een prik niet direct mogen worden uitgelegd als een knieval voor de
geest die men wil bestrijden en tegen de waarden die men hoog wil houden.