17.4.14

SGP verruilt principes voor 'doelmatigheid'


SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij heeft gereageerd op het artikel waarin ik een kritische vraag stelde bij het besluit van zijn partij om te blijven onderhandelen met partijen die tegelijkertijd de vrijheid van onderwijs drastisch inperken. Die reactie siert hem. Het is altijd goed wanneer een politiek leider de moed heeft keuzes en koerswijzigingen te verantwoorden. Alleen is die verantwoording tot nog toe wat halfslachtig.

In een poging het dierbare begrip ‘fijngevoeligheid’ opnieuw te definiëren herinnerde hij de lezers fijntjes aan mijn verleden vrijages met het conservatisme (klaarblijkelijk in de hoop dat zij een serieus stuk dan niet al te serieus zouden nemen) om daarna te concluderen dat ‘mijn politieke positiekeus een andere is dan die van de SGP’. Dat hij mij (niet meer dan een verweesde CHU’er) persoonlijk de maat neemt, laat ik aan hem. Als Van der Staaij tegenwoordig veelvuldig van de vrijheid van godsdienst rept, herinner ik hem toch ook niet aan zijn bewonderende doctoraalscriptie over de theocraat Bilderdijk? Als de SGPJ zich van het conservatisme distantieert, herinner ik ze toch ook niet aan de jaarrede van Van der Vlies waarin hij dat conservatisme omhelsde? Maar Van der Staaij’s conclusie is in dit geval juist: ik kies een andere politieke positie. Maar om een andere reden dan hij aangeeft.

Het hele betoog van Van der Staaij komt erop neer dat doelmatigheid belangrijker is dan principes. Het is zoals een hoofdbestuurslid van de SGP mij zaterdag mailde: ‘Er zijn nog hogere belangen dan we (als SGP’ers) gewend zijn. Voorkomen van de chaos is ook een politiek doel. Weliswaar hebben SGP’ers dat nooit hoog in het vaandel gehad, maar vandaag de dag hoor je het bijna onbeschroomd gebruiken.’ Van der Staaij onderbouwt zijn doelmatige keuze voor het ten koste van alles voorkomen van chaos met een verwijzing naar een tekst uit Jeremia: ‘in de vrede van de stad zult gij vrede hebben’.

In de huidige situatie zeg ik: de keuze van de Tweede Kamer om de vrijheid van onderwijs in te perken door het instellingen als reformatorische scholen onmogelijk te maken homoseksuele leerkrachten te weren of te ontslaan (en dus onvoorwaardelijke loyaliteit qua belijdenis en levensstijl met de grondslag van die instellingen te eisen) is zo’n pijnlijke belediging dat je daarna niet meer gewoon weer met die partijen aan tafel kunt gaan zitten om ze aan een politieke meerderheid te helpen en zo hun politieke leven te redden. Er zijn grenzen. En het is goed die op uitgelezen momenten duidelijk te markeren. Wie dat niet doet, vergeet waarom christelijke politiek is ontstaan, en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van die politiek.

Van der Staaij daarentegen typeert zo’n markering als een ‘botte’ en ‘lukrake’ actie. Om zijn keuze voor doelmatigheid te rechtvaardigen, doet hij zijn best de strekking van het initiatiefwetsvoorstel dat de vrijheid van onderwijs op zo’n aangelegen punt inperkt, te bagatelliseren. We hebben te maken met een langdurige maatschappelijke ontwikkeling, het had nog erger gekund, en een ‘nee’ van de SGP zou de zaak niet verder helpen, betoogt hij. En wie weet wat de rechter straks doet. Dat laatste getuigt, vrees ik, gezien de secularistische voorkeuren van een meerderheid van de rechterlijke macht, van een zelfde naïveteit als die van de VGS, waar men denkt dat een goed gesprek de problemen wel zal oplossen.

Ik denk dat de stap die vorige week is gezet, veel verstrekkender is dan Van der Staaij waar wil hebben. De ‘enkele feit’-constructie, hoe ongelukkig ook in veel opzichten, bleek christelijke instellingen in de praktijk nog ruimte te bieden voor een eigen beleid. Deze instellingen is vorige week welbewust voorgoed de pas afgesneden. Er is bewust een wissel omgezet (waarom zouden D66 en SP anders dit initiatief hebben genomen?). Het oude ideaal dat ouders een school mogen hebben waarin de geest van thuis en van de kerk ook aanwezig is, is een gevoelige klap toegebracht. Dan leef je in een stad die geen vrede wil, maar een afrekening. In zo’n stad kun je zelf geen vrede hebben – hoe aardig en constructief je je ook opstelt. Het voorkomen van verkiezingen is niet belangrijker dan deze principiële afweging. Inderdaad is mijn politieke positiekeus hier een andere dan die van de SGP.

Het gevaar bestaat bovendien dat die nieuwe doelstelling van de SGP een soort mantra wordt, een tunnel waarin de blik op het oorspronkelijke ideaal en de oorspronkelijke principes niet meer mogelijk is. Waarin een o zo verleidelijke maar valse kameraderie met de goedlachse stadsbewoners dreigt, en waarin alle koerswijzigingen met een beroep op die vrede en die constructieve houding worden goed gepraat. Waarin wissels stilzwijgend worden omgezet – net als bij het vrouwenstandpunt en de keuze voor tolerantie.

Die keuzes, en zeker de keuze voor doelmatigheid, vragen meer verantwoording dan Van der Staaij met een pragmatisch beroep op vrede tot nog toe bereid is te geven. Misschien dat het Wetenschappelijk Instituut van de SGP hier ook meer zou kunnen betekenen?