SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij heeft gereageerd
op het artikel waarin ik een kritische vraag stelde bij het besluit van zijn
partij om te blijven onderhandelen met partijen die tegelijkertijd de vrijheid
van onderwijs drastisch inperken. Die reactie siert hem. Het is altijd goed
wanneer een politiek leider de moed heeft keuzes en koerswijzigingen te
verantwoorden. Alleen is die verantwoording tot nog toe wat halfslachtig.
In een poging het dierbare begrip ‘fijngevoeligheid’ opnieuw
te definiëren herinnerde hij de lezers fijntjes aan mijn verleden vrijages met
het conservatisme (klaarblijkelijk in de hoop dat zij een serieus stuk dan niet
al te serieus zouden nemen) om daarna te concluderen dat ‘mijn politieke
positiekeus een andere is dan die van de SGP’. Dat hij mij (niet meer dan een
verweesde CHU’er) persoonlijk de maat neemt, laat ik aan hem. Als Van der
Staaij tegenwoordig veelvuldig van de vrijheid van godsdienst rept, herinner ik
hem toch ook niet aan zijn bewonderende doctoraalscriptie over de theocraat
Bilderdijk? Als de SGPJ zich van het conservatisme distantieert, herinner ik ze
toch ook niet aan de jaarrede van Van der Vlies waarin hij dat conservatisme
omhelsde? Maar Van der Staaij’s conclusie is in dit geval juist: ik kies een andere
politieke positie. Maar om een andere reden dan hij aangeeft.
Het hele betoog van Van der Staaij komt erop neer dat
doelmatigheid belangrijker is dan principes. Het is zoals een hoofdbestuurslid
van de SGP mij zaterdag mailde: ‘Er zijn nog hogere belangen dan we (als
SGP’ers) gewend zijn. Voorkomen van de chaos is ook een politiek doel.
Weliswaar hebben SGP’ers dat nooit hoog in het vaandel gehad, maar vandaag de
dag hoor je het bijna onbeschroomd gebruiken.’ Van der Staaij onderbouwt zijn doelmatige
keuze voor het ten koste van alles voorkomen van chaos met een verwijzing naar
een tekst uit Jeremia: ‘in de vrede van de stad zult gij vrede hebben’.
In de huidige situatie zeg ik: de keuze van de Tweede Kamer
om de vrijheid van onderwijs in te perken door het instellingen als
reformatorische scholen onmogelijk te maken homoseksuele leerkrachten te weren
of te ontslaan (en dus onvoorwaardelijke loyaliteit qua belijdenis en
levensstijl met de grondslag van die instellingen te eisen) is zo’n pijnlijke
belediging dat je daarna niet meer gewoon weer met die partijen aan tafel kunt
gaan zitten om ze aan een politieke meerderheid te helpen en zo hun politieke
leven te redden. Er zijn grenzen. En het is goed die op uitgelezen momenten
duidelijk te markeren. Wie dat niet doet, vergeet waarom christelijke politiek
is ontstaan, en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van die politiek.
Van der Staaij daarentegen typeert zo’n markering als een ‘botte’
en ‘lukrake’ actie. Om zijn keuze voor doelmatigheid te rechtvaardigen, doet
hij zijn best de strekking van het initiatiefwetsvoorstel dat de vrijheid van
onderwijs op zo’n aangelegen punt inperkt, te bagatelliseren. We hebben te
maken met een langdurige maatschappelijke ontwikkeling, het had nog erger
gekund, en een ‘nee’ van de SGP zou de zaak niet verder helpen, betoogt hij. En
wie weet wat de rechter straks doet. Dat laatste getuigt, vrees ik, gezien de
secularistische voorkeuren van een meerderheid van de rechterlijke macht, van
een zelfde naïveteit als die van de VGS, waar men denkt dat een goed gesprek de
problemen wel zal oplossen.
Ik denk dat de stap die vorige week is gezet, veel
verstrekkender is dan Van der Staaij waar wil hebben. De ‘enkele
feit’-constructie, hoe ongelukkig ook in veel opzichten, bleek christelijke
instellingen in de praktijk nog ruimte te bieden voor een eigen beleid. Deze
instellingen is vorige week welbewust voorgoed de pas afgesneden. Er is bewust een
wissel omgezet (waarom zouden D66 en SP anders dit initiatief hebben genomen?).
Het oude ideaal dat ouders een school mogen hebben waarin de geest van thuis en
van de kerk ook aanwezig is, is een gevoelige klap toegebracht. Dan leef je in
een stad die geen vrede wil, maar een afrekening. In zo’n stad kun je zelf geen
vrede hebben – hoe aardig en constructief je je ook opstelt. Het voorkomen van
verkiezingen is niet belangrijker dan deze principiële afweging. Inderdaad is
mijn politieke positiekeus hier een andere dan die van de SGP.
Het gevaar bestaat bovendien dat die nieuwe doelstelling van
de SGP een soort mantra wordt, een tunnel waarin de blik op het oorspronkelijke
ideaal en de oorspronkelijke principes niet meer mogelijk is. Waarin een o zo
verleidelijke maar valse kameraderie met de goedlachse stadsbewoners dreigt, en
waarin alle koerswijzigingen met een beroep op die vrede en die constructieve
houding worden goed gepraat. Waarin wissels stilzwijgend worden omgezet – net
als bij het vrouwenstandpunt en de keuze voor tolerantie.
Die keuzes, en zeker de keuze voor doelmatigheid, vragen
meer verantwoording dan Van der Staaij met een pragmatisch beroep op vrede tot
nog toe bereid is te geven. Misschien dat het Wetenschappelijk Instituut van de
SGP hier ook meer zou kunnen betekenen?