2.3.09

Ratten op de trap

Letter&Geest, de zaterdagse bijlage van het dagblad Trouw, publiceerde afgelopen zaterdag verschillende artikelen met persoonlijke 'crisisgedachten'. Ik schreef daarin onderstaand artikel.

Onverwacht had ik deze week een paar uur over, toen een bijeenkomst in mijn geboorteplaats Ridderkerk vroeger was afgelopen dan verwacht en een volgende afspraak nog even op zich liet wachten.

Ik ben toen wat gaan lopen, en die wandeling bracht mij in de straat waar mijn grootouders hebben gewoond en geleefd, een straat in Slikkerveer die uitkomt bij de hoge Ringdijk langs het drierivierenpunt van Lek, Noord en Nieuwe Maas, met zijn scheepswerven van Boele en De Groot en Van Vliet waar mijn grootvaders werkten, en met het pontje naar Krimpen. Aan de voet van de dijk staat de hervormde kerk, de Wilhelminakerk, gebouwd in de jaren dertig, waar ik ben gedoopt en waar God, volgens het oude doopformulier, ‘een eeuwig verbond der genade oprichtte om ons van alle goed te verzorgen en alle kwaad van ons te weren of ten onzen beste te keren’.

Toen ik daar langs liep, zag ik dat een vrijwilliger de bladeren op het kerkplein stond aan te vegen. En toen ik dichterbij kwam, herkende ik in deze man een oom van me, oom Piet van Beek uit het naburige Bolnes. We maakten een praatje, en de sentimental mood waarin ik toch al verkeerde, veranderde in een heuse sentimental journey toen we herinneringen gingen ophalen aan hoe het hier vroeger was geweest. Veel mooier eigenlijk nog, herinnerde ik mij.

Mijn oom liet mij de kerk van binnen zien, inclusief het doopvont, en toonde me in de hal een schilderij van kerk en omgeving uit 1958. De kerk werd toen nog omringd door weiland, en niet, zoals nu, door niet al te fraaie nieuwbouw en een benzinestation iets verder op. Het prachtige pontje heeft plaats gemaakt voor de gelikte Fast Ferry naar Rotterdam en Dordrecht.

Maar ik moest mij niet vergissen, zei mijn oom. Achter langs de rij huizen waar mijn grootouders hadden gewoond, had een slootje gelopen. Je moest over een plank over die sloot heen om bij het tuinschuurtje te komen. In dat slootje kwamen de riolen uit, en het wemelde er dan ook van de ratten.

Toen herinnerde ik mij ook weer de verhalen van mijn moeder over haar broers die haar vroeger bang hadden gemaakt door op de kale houten trap de geluiden van naar boven lopende ratten na te doen. En ik herinnerde mij ook weer dat het in die huizen niet alleen erg gezellig was geweest maar dat die huizen vooral erg klein waren geweest, met op de eerste verdieping alleen maar een open zolder, en hoe het altijd naar petroleum had gestonken in het keukentje, met in de hoek de wc.

De generatie van mijn ouders was die verhoudingen ontgroeid. Het jaar waarin mijn ouders trouwden was het jaar van de eerste loongolf. Zoals mijn ooms in de avonduren de HTS hadden gedaan, had mijn vader aan de kunstacademie in Rotterdam gestudeerd. Hij werkte ook bij Boele, maar op kantoor, en tekende later huizen en bibliotheken en liep in de bouw als uitvoerder van deze projecten. Mijn ouders woonden na hun huwelijk in een nieuwe maisonnette, en foto’s uit die tijd stralen geluk en optimisme uit. Mijn moeder kleedde zich als Jackie Kennedy, en als jongetje vond ik ook dat ze erg op haar leek.

Dit soort verhalen vertellen alle jongens uit mijn vriendenkring. Als de generatie van mijn ouders het al minder goed kreeg, dan was dat vaak een keuze. Een van de jongens vertelt vaak hoe z’n vader weg liep toen hij zelf zeventien was, en dat het enige tijd duurde voordat z’n moeder een bijstandsuitkering had gekregen. Ze hadden zich onder andere door die tijd heen geslagen door aardappels te rapen die na het oogsten op het veld waren blijven liggen. Maar hij vertelt het altijd met bijna iets van nostalgie in zijn stem. Net als wij heeft hij gestudeerd, en een huis gekocht dat hem als vanzelf rijk maakte.

We zijn nu 20 procent armer, en sommige van onze opdrachtgevers hebben 40 procent van hun vermogen én van hun budget verloren. En overal om ons heen zien we de recessie klappen uitdelen, en dreigt de geur van de nette armoe – die wij zelf nog nooit hebben geroken - zich in de kleren te gaan nestelen.

Maar iedere crisis is ook een kans. Jaren geleden, tijdens de bloedwarme zomer van 2003, leidde een verzakking van de ringdijk van de polder Groot-Mijdrecht tot een kadedoorbraak die de meeste huizen in het Utrechtse dorpje Wilnis blank zette. Toen gingen de bewoners van die huizen elkaar ineens helpen - tot hun eigen verrassing, want wie hun buren waren en hoe ze heetten hadden ze tot dan nauwelijks geweten. Shock & awe kan ook heilzaam zijn.

Als deze crisis ertoe leidt dat de hoogmoed en de gemakzucht van de afgelopen decennia omslaat in soberheid en bescheidenheid, dan is zij toch zo maar ‘ten onzen beste’ gekeerd.

1 comment:

Von_Dutch said...

Mooi geschreven artikel! Goede inhoud ook.

Mis soms nog wel de (demagogische) scherpte waarmee bijv Dalrymple die nieuwbouw weg kan zetten als pertinente culturele verstandverbijstering.