In het boekenprogramma Net uit! dat de VPRO op woensdagmiddag uitzendt, en waar ik om de zoveel weken mag aanschuiven, heb ik woensdag 20 januari (vanaf 16:00 uur) een bijzonder boek besproken: het levens- en meesterwerk van Dik van Arkel (85 jaar oud, emeritus hoogleraar sociale geschiedenis in Leiden) over de geschiedenis van het antisemtisme: The Mark of Cain (Amsterdam University Press, 2009). Met voorbeeldige akribie heeft Van Arkel onderzocht onder welke omstandigheden (voorwaarden) antisemitisme is ontstaan en wanneer en hoe dat antisemitisme zich in geweld en vervolgingen kon uiten. Misschien is dit boek wel de definitieve studie over het onderwerp. Het is december vorig jaar aan burgemeester Cohen van Amsterdam aangeboden. U kunt de uitzending hier beluisteren.
27.1.10
18.1.10
Wilders-proces: de geest uit de fles
Mijn nieuwe column op de website van Binnenlands Bestuur gaat over het proces tegen Geert Wilders dat morgen begint.
Met een regiezitting opent de rechtbank in Amsterdam woensdag het proces tegen Geert Wilders. Het verhaal van Wilders polariseert en verscheurt de samenleving, en levert daarmee dus alles behalve een verheffende bijdrage aan het debat in Nederland, maar bestrijding van dat PVV-verhaal is een politieke opdracht en geen juridische. Het proces tegen Wilders is onterecht, contraproductief en ontzettend dom. Het is misschien nu al bestuurlijk en juridisch de grootste blunder van het jaar.
Het Openbaar Ministerie begreep dit anderhalf jaar geleden nog, en seponeerde de aangebrachte zaak tegen Wilders omdat zijn ‘kwetsende’ uitlatingen in een politieke context waren (en worden) gedaan. Het Amsterdamse Gerechtshof stelde echter op grond van artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht vast dat vervolging van Wilders wel degelijk geboden is omdat zijn uitlatingen discriminerend van aard zouden zijn, een hele groep zouden beledigen en ‘haatzaaiend’ zouden zijn. (De Leidse jurist Hans Nieuwenhuis heeft overigens opgemerkt dat ‘haat zaaien’ geen juridische categorie is; de wet spreekt van ‘aanzetten tot haat’, wat iets anders is.)
Ik vind het proces tegen Wilders een onzalige gedachte omdat de verontwaardiging waaruit het voortkomt zo selectief is. Op de wijze waarop Wilders nu moslims onder vuur neemt, zijn christenen hier in Nederland decennia zo niet eeuwen lang onder vuur genomen. Als we vinden dat moslims meer bescherming nodig hebben dan andere religieuze groepen, waarom staat dat dan niet in een wet? Waarom bepalen de lange tenen van de beledigde wat we in Nederland onder beledigend verstaan? Of is hier eenvoudig weg sprake van angst, een angst die we voor andere geloven niet hoeven te hebben omdat die niet zo assertief en potentieel gewelddadig zijn?
Het selectieve zit ‘m ook hierin dat Wilders’ vergelijkingen van de islam met fascisme en van de Koran met Hitlers Mein Kampf op snerende verontwaardiging stuiten, terwijl het iedereen in Nederland vrij staat om Wilders en (vooral) zijn PVV-aanhang uit te maken voor fascist, rechts-extremist, racist en NSB’er.
Het proces toont bovenal de armoede van de Nederlandse politiek aan. Wilders voert een oorlog met de islam. Hij gelooft niet dat er een vorm van islam bestaat die inpasbaar is in de moderne, democratische samenleving die Nederland is. Wat dan rest is wegpesten. En dan wordt de zogenaamde ‘joods-christelijke traditie’ er met de haren bijgesleept als excuus voor dat wegpesten.
Dat verhaal verdient bestrijding, maar dan wel door politici en intellectuelen met een alternatief verhaal. (Een hoopvol begin maken CDA-politici Schinkelshoek en Sterk vandaag in het Nederlands Dagblad.) De juridisering van een politiek conflict, al dan niet onder politieke aansturing (wat Wilders’ advocaat Bram Moskowicz zaterdag in de Telegraaf suggereerde), staat gelijk aan het uitwijken naar de middelen van de inquisitie. Wilders is het voorwerp van een ostracisme, een schervengericht, waar de falende politiek alle belang bij heeft.
Kom, politici, met een alternatief inhoudelijk verhaal, in plaats van met hautaine terechtwijzingen en beschuldigingen!
Het proces tegen Wilders is bovenal loeistom. Wilders zal er in alle gevallen electoraal garen bij spinnen. Hij kan tot twee jaar cel en een boete van 18.500 euro worden veroordeeld. Als dat gebeurt zal hij als een martelaar van het vrije woord met een zeteltje of vijf in de peilingen stijgen. Als hij wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke straf, zal hij het gerechtsgebouw verlaten en de uitspraak doen die de voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke zal moeten omzetten. Als hij wordt vrijgesproken, loopt hij als een held naar buiten, en ook dat door de kiezer worden beloond.
Wilders en zijn advocaat hebben bovendien aangekondigd dat zij een serie getuigen zullen oproepen, van radicale imams tot deskundigen en ex-moslims, om het gelijk van Wilders’ oordeel over de islam te bewijzen. Dat worden nog gezellige verhoren. De geest komt onwelriekend uit de fles, en het zal zo goed als onmogelijk blijken die geest weer in de fles terug te krijgen. En het hof zal die getuigenverhoren moeten toestaan om in ieder geval de schijn van een politiek proces te vermijden.
Als Wilders veroordeeld wordt, zal hij, maak ik me sterk, variëren op een uitspraak van Pim Fortuyn. Die zei dat ze hem dood konden schieten, maar dat het probleem dat hij aankaartte zou blijven bestaan. Wilders zal zeggen dat ze hem kunnen veroordelen en op die manier monddood zullen proberen te maken, maar dat het onbehagen voort blijft smeulen. En dan heeft hij nog gelijk ook.
Met een regiezitting opent de rechtbank in Amsterdam woensdag het proces tegen Geert Wilders. Het verhaal van Wilders polariseert en verscheurt de samenleving, en levert daarmee dus alles behalve een verheffende bijdrage aan het debat in Nederland, maar bestrijding van dat PVV-verhaal is een politieke opdracht en geen juridische. Het proces tegen Wilders is onterecht, contraproductief en ontzettend dom. Het is misschien nu al bestuurlijk en juridisch de grootste blunder van het jaar.
Het Openbaar Ministerie begreep dit anderhalf jaar geleden nog, en seponeerde de aangebrachte zaak tegen Wilders omdat zijn ‘kwetsende’ uitlatingen in een politieke context waren (en worden) gedaan. Het Amsterdamse Gerechtshof stelde echter op grond van artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht vast dat vervolging van Wilders wel degelijk geboden is omdat zijn uitlatingen discriminerend van aard zouden zijn, een hele groep zouden beledigen en ‘haatzaaiend’ zouden zijn. (De Leidse jurist Hans Nieuwenhuis heeft overigens opgemerkt dat ‘haat zaaien’ geen juridische categorie is; de wet spreekt van ‘aanzetten tot haat’, wat iets anders is.)
Ik vind het proces tegen Wilders een onzalige gedachte omdat de verontwaardiging waaruit het voortkomt zo selectief is. Op de wijze waarop Wilders nu moslims onder vuur neemt, zijn christenen hier in Nederland decennia zo niet eeuwen lang onder vuur genomen. Als we vinden dat moslims meer bescherming nodig hebben dan andere religieuze groepen, waarom staat dat dan niet in een wet? Waarom bepalen de lange tenen van de beledigde wat we in Nederland onder beledigend verstaan? Of is hier eenvoudig weg sprake van angst, een angst die we voor andere geloven niet hoeven te hebben omdat die niet zo assertief en potentieel gewelddadig zijn?
Het selectieve zit ‘m ook hierin dat Wilders’ vergelijkingen van de islam met fascisme en van de Koran met Hitlers Mein Kampf op snerende verontwaardiging stuiten, terwijl het iedereen in Nederland vrij staat om Wilders en (vooral) zijn PVV-aanhang uit te maken voor fascist, rechts-extremist, racist en NSB’er.
Het proces toont bovenal de armoede van de Nederlandse politiek aan. Wilders voert een oorlog met de islam. Hij gelooft niet dat er een vorm van islam bestaat die inpasbaar is in de moderne, democratische samenleving die Nederland is. Wat dan rest is wegpesten. En dan wordt de zogenaamde ‘joods-christelijke traditie’ er met de haren bijgesleept als excuus voor dat wegpesten.
Dat verhaal verdient bestrijding, maar dan wel door politici en intellectuelen met een alternatief verhaal. (Een hoopvol begin maken CDA-politici Schinkelshoek en Sterk vandaag in het Nederlands Dagblad.) De juridisering van een politiek conflict, al dan niet onder politieke aansturing (wat Wilders’ advocaat Bram Moskowicz zaterdag in de Telegraaf suggereerde), staat gelijk aan het uitwijken naar de middelen van de inquisitie. Wilders is het voorwerp van een ostracisme, een schervengericht, waar de falende politiek alle belang bij heeft.
Kom, politici, met een alternatief inhoudelijk verhaal, in plaats van met hautaine terechtwijzingen en beschuldigingen!
Het proces tegen Wilders is bovenal loeistom. Wilders zal er in alle gevallen electoraal garen bij spinnen. Hij kan tot twee jaar cel en een boete van 18.500 euro worden veroordeeld. Als dat gebeurt zal hij als een martelaar van het vrije woord met een zeteltje of vijf in de peilingen stijgen. Als hij wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke straf, zal hij het gerechtsgebouw verlaten en de uitspraak doen die de voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke zal moeten omzetten. Als hij wordt vrijgesproken, loopt hij als een held naar buiten, en ook dat door de kiezer worden beloond.
Wilders en zijn advocaat hebben bovendien aangekondigd dat zij een serie getuigen zullen oproepen, van radicale imams tot deskundigen en ex-moslims, om het gelijk van Wilders’ oordeel over de islam te bewijzen. Dat worden nog gezellige verhoren. De geest komt onwelriekend uit de fles, en het zal zo goed als onmogelijk blijken die geest weer in de fles terug te krijgen. En het hof zal die getuigenverhoren moeten toestaan om in ieder geval de schijn van een politiek proces te vermijden.
Als Wilders veroordeeld wordt, zal hij, maak ik me sterk, variëren op een uitspraak van Pim Fortuyn. Die zei dat ze hem dood konden schieten, maar dat het probleem dat hij aankaartte zou blijven bestaan. Wilders zal zeggen dat ze hem kunnen veroordelen en op die manier monddood zullen proberen te maken, maar dat het onbehagen voort blijft smeulen. En dan heeft hij nog gelijk ook.
Bij Radio 1 over proces tegen Wilders
Vanmorgen ben ik te gast bij het Radio 1-programma Dit is de dag. We gaan het tussen half elf en half twaalf o.a. hebben over het onzalige proces tegen Geert Wilders, dat a.s. woensdag met een regiezitting begint.
12.1.10
De coalitie en de commissie-Davids
Vanavond was ik te gast in het programma Standpunt Café op radio 1, samen met Frans Weisglas (VVD) en Harry van Bommel (SP). We spraken over het vandaag gepresenteerde rapport van de commissie-Davids over Irak en over de commotie die dat rapport binnen de coalitie veroorzaakt. U kunt de uitzending hier beluisteren.
Balkenende in problemen na explosief Irak-rapport
De heer Willibrord Davids, voorzitter van de commissie die onderzoek heeft gedaan naar de vraag hoe en waarom Nederland in 2002 en 2003 steun aan de oorlog in Irak heeft gegeven, heeft vanmorgen in Den Haag zijn rapport gepresenteerd. De conclusies van het rapport zijn scherp.
Zoals bekend besloot Nederland (anders dan Europese bondgenoten als Frankrijk en Duitsland) in het voorjaar van 2003 dat het de Amerikaanse inval in Irak zou steunen, niet militair maar wel politiek. De reden daarvan was dat de Nederlandse regering op dat moment demissionair was, CDA-leider Balkenende voerde (later mislukte) coalitieonderhandelingen met PvdA-leider Wouter Bos, en terwijl Balkenende de oorlog in Irak wilde steunen, wilde Bos dat niet. Vandaar dat compromis: wel politieke steun, geen militaire steun.
Nu blijkt dat de Amerikanen Nederland al in november 2002 een verzoek hebben gedaan om mee te helpen om de inval militair voor te bereiden. De Tweede Kamer is daarover ‘onvolledig geïnformeerd’, aldus de commissie-Davids. Of de verstrekking van die informatie ‘té onvolledig’ is geweest, moet nu door de Tweede Kamer worden beoordeeld. Van werkelijke militaire betrokkenheid van Nederland tijdens de beginfase van de oorlog is de commissie overigens niets gebleken.
Nog saillanter, en mogelijk zelfs explosiever, is de conclusie van de commissie dat een ‘adequaat’ volkenrechtelijk mandaat voor de militaire inval heeft ontbroken. Inderdaad, Sadam Hussein lapte alle resoluties van de Verenigde Naties aan zijn laars (ook de cruciale resolutie-1441 over het toelaten van wapeninspecteurs), maar dat op zich was geen voldoende rechtvaardiging voor de inval en de oorlog.
Erger nog, denk ik, is de conclusie dat het uiteindelijk politieke argumenten zijn geweest die de regering hebben doen besluiten om de inval in Irak te steunen. Het aan de kant schuiven van het regime van Sadam Hussein was een dominant motief, na de verschrikkelijke gebeurtenissen van 11 september 2001. Hussein had massavernietigingswapens en dus moest er een einde komen aan dit gevaar in het Midden-Oosten.
Die politiek doelstellingen waren zo belangrijk dat niemand goed heeft nagedacht over het voltooien van de missie. Die missie is een echec geworden, zei Davids, en zó mislukt dat Irak ook nu nog de onveiligste plek op aarde is.
En nu blijkt ook dat de informatie van de eigen, Nederlandse inlichtingendiensten ‘genuanceerd’ is geweest. ‘Genuanceerd’ betekent in dit geval: ‘gebrekkig’, gebrekkiger, terughoudender, onvollediger, minder alarmistisch dan de informatie van de buitenlandse (Amerikaanse en Engelse )inlichtingendiensten, die het voorstelden alsof Hussein in staat was met zijn wapens grote schade in het Midden-Oosten aan te richten, of zelfs binnen 45 minuten lange-afstandsraketten af te vuren. 'Alleen die informatie van de inlichtingendiensten die paste in het reeds ingenomen politieke standpunt, werd overgenomen en met de Tweede Kamer gedeeld.'
Het was dus allemaal niet waar. Ik heb het destijds allemaal geloofd, toen ik Blair hoorde spreken in het Engelse Lagerhuis en Powell in een vergadering van de Verenigde Naties.
We zijn, om redenen die nu nog niet geheel helder zijn, de oorlog in Irak ingerommeld, ingejokt. (Het was overigens niet om de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Jaap de Hoop Scheffer, aan zijn hoge functie bij de NAVO te helpen, zo heeft Davids vastgesteld.)
Davids gaat volgende week naar de Tweede Kamer om daar verder te praten met de commissie Buitenlandse Zaken. Daarna komt er ongetwijfeld een uitgebreid parlementair debat, en volgt er, denk ik, de instelling van een parlementaire enquête.
Davids benadrukte vanmorgen dat zijn commissie geen politiek oordeel velt, al velde hij wel een scherp oordeel over de politiek. Dat politieke oordeel is aan de Tweede Kamer, en het kan niet anders of dat oordeel zal hard zijn. Voor Balkenende en het CDA is dit rapport alles behalve een vrolijke opstap naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart a.s.
Davids stuurde zijn mede-commissieleden in mei 2009 vanuit Venetië (waar hij met vakantie was) een ansichtkaart met de afbeelding van een schilderij van Titiaan. Op dat schilderij is afgebeeld hoe David de reus Goliath doodt (zie hierboven). Davids voelt zichzelf achteraf, zo zei hij, als David. Wie die Goliath was wilde hij niet zeggen.
6.1.10
Radio Politiek
Op 14 januari ben ik een uur lang ('s avonds tussen 20:00 en 21:00 uur) te gast bij RadioPolitiek in Den Haag. Luisteraars mogen de vragen indienen. Hoe dat moet, lees je hier.
5.1.10
Onderwijs
Ik heb het, geloof ik, hier nog nooit onthuld, maar ik werk twee dagen per week op een school voor voortgezet onderwijs in Rotterdam. Ik ben dat gaan doen nadat ik in het voorjaar van 2009 was uitgenodigd om voor een VWO-5 klas een lezing te geven over burgerschap. Dat was toen erg leuk, veel leuker dan het onderzoeksbaantje dat ik had, en toen er kort daarop een vacature kwam op mijn eigen oude school voor een leraar geschiedenis en maatschappijleer heb ik gesolliciteerd en ben ik nog aangenomen ook.
Ik geef les sinds het begin van dit schooljaar, en dat is me tot nog toe uitstekend bevallen. Maar nu ik zelf in de wereld van het onderwijs ben beland, maak ik me nog meer zorgen over het onderwijs dan ik voorheen al deed.
Er is heel lang veel te doen geweest over het onderwijs. Dat heeft destijds geresulteerd in de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie, geleid door de PvdA’er Jeroen Dijsselbloem, die nu al weer bijna twee jaar geleden een vernietigend rapport over de onderwijsvernieuwingen publiceerde. Het ‘nieuwe leren’ was eigenlijk helemaal niet zo’n goed idee, en is op een onverantwoorde manier ingevoerd. Ik heb zo maar het idee dat er sindsdien eigenlijk heel weinig is veranderd. Het systeem heeft zich weer gesloten, hoorde ik Ad Verbrugge (een van de initiatiefnemers van de vereniging Beter Onderwijs Nederland) onlangs zeggen. Het belangrijkste nieuws werd een verhoging van de lerarensalarissen met 3 procent – waarvan de scholen de helft overigens zelf moesten betalen.
De problemen in het onderwijs zijn en blijven ontstellend groot. De Volkskrant heeft onlangs een ‘panel van wijzen’ aangesteld die een onderwijsagenda met zes hoofdthema’s hebben opgesteld. Er is op de scholen teveel organisatorische rompslomp. Ouders en scholen staan te ver van elkaar af. De arbeidsvoorwaarden voor docenten zijn niet om over naar huis te schrijven. Er is te weinig maatwerk in het onderwijs, zodat er in de lessen geen recht kan worden gedaan aan de diversiteit van de leerlingen. De talenten van de leerlingen worden onvoldoende ontwikkeld. Docenten moeten meer kennis verwerven, meer kunde en meer vaardigheden.
Het is nogal wat. En dan zijn ze het belangrijkste nog vergeten: de inhoud, het curriculum van het onderwijs. Als we weer willen begrijpen dat onderwijs meer is dan het aanleren van vaardigheden, meer dan een opleiding waarmee je later iets nuttigs kunt gaan doen, als we weer willen begrijpen dat onderwijs er in eerste instantie is om mensen iets te leren en ze daarmee te vormen, dan moeten we het daar toch over hebben.
Als leraartje moet je ondertussen maar afwachten wat alle discussies over vernieuwingen en herzieningen gaan opleveren. Je leeft bij het adagium van Winston Churchill, die zijn politieke filosofie eens samenvatte met de letters K.M.T: Keep Muddling Through. Je moddert gewoon door omdat onderwijs er niet is voor leraren, ministers of Kamerleden, maar voor leerlingen. In het misschien wel beste boekje dat ooit over het onderwijs is geschreven, door Augustinus (354 – 430), staat al dat je onderwijs alleen met plezier en voldoening kunt blijven geven wanneer je van je vak houdt en van je leerlingen. Om hen gaat het immers. De belangrijkste eigenschap waarover een leraar dient te beschikken, is de naastenliefde. Het gehoor moet in zich opnemen wat bij de leraar 'krachtig en blijmoedig opwelt uit een rijke stroom van naastenliefde'. Alleen dat verdrijft uiteindelijk 'de duistenis van afkeer en verveling' die het onderwijs meer dan wat ook bedreigt.
Ik geef les sinds het begin van dit schooljaar, en dat is me tot nog toe uitstekend bevallen. Maar nu ik zelf in de wereld van het onderwijs ben beland, maak ik me nog meer zorgen over het onderwijs dan ik voorheen al deed.
Er is heel lang veel te doen geweest over het onderwijs. Dat heeft destijds geresulteerd in de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie, geleid door de PvdA’er Jeroen Dijsselbloem, die nu al weer bijna twee jaar geleden een vernietigend rapport over de onderwijsvernieuwingen publiceerde. Het ‘nieuwe leren’ was eigenlijk helemaal niet zo’n goed idee, en is op een onverantwoorde manier ingevoerd. Ik heb zo maar het idee dat er sindsdien eigenlijk heel weinig is veranderd. Het systeem heeft zich weer gesloten, hoorde ik Ad Verbrugge (een van de initiatiefnemers van de vereniging Beter Onderwijs Nederland) onlangs zeggen. Het belangrijkste nieuws werd een verhoging van de lerarensalarissen met 3 procent – waarvan de scholen de helft overigens zelf moesten betalen.
De problemen in het onderwijs zijn en blijven ontstellend groot. De Volkskrant heeft onlangs een ‘panel van wijzen’ aangesteld die een onderwijsagenda met zes hoofdthema’s hebben opgesteld. Er is op de scholen teveel organisatorische rompslomp. Ouders en scholen staan te ver van elkaar af. De arbeidsvoorwaarden voor docenten zijn niet om over naar huis te schrijven. Er is te weinig maatwerk in het onderwijs, zodat er in de lessen geen recht kan worden gedaan aan de diversiteit van de leerlingen. De talenten van de leerlingen worden onvoldoende ontwikkeld. Docenten moeten meer kennis verwerven, meer kunde en meer vaardigheden.
Het is nogal wat. En dan zijn ze het belangrijkste nog vergeten: de inhoud, het curriculum van het onderwijs. Als we weer willen begrijpen dat onderwijs meer is dan het aanleren van vaardigheden, meer dan een opleiding waarmee je later iets nuttigs kunt gaan doen, als we weer willen begrijpen dat onderwijs er in eerste instantie is om mensen iets te leren en ze daarmee te vormen, dan moeten we het daar toch over hebben.
Als leraartje moet je ondertussen maar afwachten wat alle discussies over vernieuwingen en herzieningen gaan opleveren. Je leeft bij het adagium van Winston Churchill, die zijn politieke filosofie eens samenvatte met de letters K.M.T: Keep Muddling Through. Je moddert gewoon door omdat onderwijs er niet is voor leraren, ministers of Kamerleden, maar voor leerlingen. In het misschien wel beste boekje dat ooit over het onderwijs is geschreven, door Augustinus (354 – 430), staat al dat je onderwijs alleen met plezier en voldoening kunt blijven geven wanneer je van je vak houdt en van je leerlingen. Om hen gaat het immers. De belangrijkste eigenschap waarover een leraar dient te beschikken, is de naastenliefde. Het gehoor moet in zich opnemen wat bij de leraar 'krachtig en blijmoedig opwelt uit een rijke stroom van naastenliefde'. Alleen dat verdrijft uiteindelijk 'de duistenis van afkeer en verveling' die het onderwijs meer dan wat ook bedreigt.
Subscribe to:
Posts (Atom)