Het geciviliseerde slagveld van zakenleven en politiek dient men met pak en das te betreden, betoogt een voormalig speechwriter van George Bush in een heerlijk boek dat naar Machiavelli is gemodelleerd.
Omdat naakte mensen geen of weinig invloed in de samenleving hebben, zijn het de kleren die de man maken. Mark Twain schreef het al, zijn uitspraak is inmiddels een nauwelijks nog aan te horen cliché, maar de Amerikaanse schrijver Nicholas Antongiavanni herhaalt hem toch nog maar eens aan het einde van zijn boek over een ‘machiavellistische benadering van de mannelijke stijl’. Want de aanblik van zijn land, waar de ‘business casual’-terreur heeft toegeslagen, behoeft de nodige ‘veredeling’.
Die mooie naam Antongiavanni is een pseudoniem, nom de plume van een man die in werkelijkheid Michael Anton heet en van het geschreven en gesproken woord leeft. Hij schreef de speeches van de New Yorkse burgemeester Rudolph Guiliani, van Condoleezza Rice, en van president George W. Bush. Hij was woordvoerder van het Witte Huis voor buitenlandse politiek en defensie. Inderdaad, met Michael Anton zitten we in het oog van de neoconservatieve storm die inmiddels, na de verkiezingen van vorige week en het vertrek van Donald Rumsfeld, definitief uitgeraasd lijkt te zijn. Anton werkt nu voor mediamagnaat Rupert Murdoch.
Maar Michael Anton is meer dan de opsomming van zijn functies. Als jongeman volgde hij het Great Books-programma aan een van de beste colleges waaraan je dat kunt doen (St. John’s College in Annapolis), en zijn boek is mede opgedragen aan Harvey Mansfield, hoogleraar politieke filosofie aan de Harvard Universiteit. En daarmee zijn we niet zozeer in het oog van een politieke storm, maar in het episch centrum van het intellectuele conservatisme. Mansfield is een student van Leo Strauss, en Leo Strauss schreef een baanbrekend werk over Machiavelli. Daarin stelt hij onder meer dat we de diepte van een tekst slechts ontdekken wanneer we aan de oppervlakte blijven, en dat Machiavelli uiteindelijk een ‘leraar van het kwaad’ is geweest. Mansfield, die altijd mooie pakken draagt, en een hoed, vertaalde en becommentarieerde het werk van Machiavelli. En Antongiavanni heeft nu een boek over het pak geschreven dat qua structuur en stijl volledig is gemodelleerd naar het werk waarmee Machiavelli furore maakte, De prins.
Waarom een ‘machiavellistisch’ boek over het pak? Zoals Machiavelli stoutmoedig de kwaliteiten beschreef die een prins (heerser) nodig heeft om macht te verwerven en te behouden, zo beveelt Antongiavanni de deugd van het dandyschap aan als middel om de top van het zakenleven en de politiek te bereiken. Het geciviliseerde slagveld van de beurs en de vergaderzaal, waar de wet van de ‘survival of the best fitted’ geldt, dient men te betreden in het uniform – pak en das – dat een harmonieuze balans biedt van conformisme en individualiteit, van bescheidenheid en uitbundigheid, van eenvoud in het geheel en ornament in de details. En Antongiavanni komt met allerlei specifieke en geleerde aanbevelingen bij de keuze van verschillende kledingstukken.
De cultuur van pak en das, die in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn hoogtepunt bereikte, is haast niet meer. Het IT-tijdperk bracht de terreur van ‘business casual’. Het begon onschuldig met ‘casual Friday’, de gewoonte om de dag voor het weekend in vrijetijdskleding op kantoor te verschijnen. Maar de snelle internetjongens, al snel gevolgd door banken en advocaten, gingen, vanuit een nieuwe poging de verbeelding aan de macht te brengen, hun dassen van zich werpen, en deden zaken in spijkerbroek en t-shirts, op gympen en sandalen. Deze revolutie is uitgemond in het compromis van de ‘nette vrijetijdskleding’. Inmiddels dragen op de grote advocatenkantoren in New York alleen nog de partners pak en das.
Wie zich aan de oude regels houdt, diens carrière loopt gevaar. Antongiavanni is ook weer niet te streng in de leer om hem niet van concrete adviezen te voorzien. Draag dan in ieder geval een broek met een scherpe vouw, fatsoenlijke schoenen, en een jasje over een respectabel overhemd. Een blazer is nog beter dan een gewoon jasje, maar zorg er dan wel voor dat de kleermaker die gouden knopen voor gewone vervangt.
Het makkelijke geld van de jaren negentig heeft de wereld slonzig en onelegant gemaakt, en dit boek is bedoeld om de man weer zelfvertrouwen te geven en enige zin bij te brengen voor het belang van een goed en scherp pak. Vulgariteit bestrijd je met stijl, aldus Antongiavanni, en stijl is iets geheel anders dan mode.
‘In tijden van voorspoed’, schrijft Antongiavanni, ‘verslappen zeden en gewoonten, omdat succes mensen schaamteloos maakt, en rijkdom maakt hen lui. Maar in moeilijke tijden worden zij voorzichtig, bezorgd dat hun eerdere gedrag de oorzaak van hun huidige ondergang is. Ze krijgen weer respect voor degenen die zelfs in de jaren van groei en bloei bij hun gebruiken zijn gebleven. Dit gebeurt zeker ook in zaken die de kleding betreffen, want die is een uiterlijk teken van onze innerlijke geest. ‘Business casual’ heeft tegen de wereld gezegd dat geld verdienen gemakkelijk is, dat iedere slons het kan. Maar nu dat moeilijker blijkt te zijn geworden, zijn mensen minder geneigd hun geld toe te vertrouwen aan hen die zich niet met zorg en respect kleden.’
De taal is zwaarwichtig, maar dat komt natuurlijk doordat Antongiavanni Machiavelli imiteert. Juist dat archaïsche maakt het boek zo geestig en een onbedaarlijk plezier om te lezen. De serieuze boodschap is verpakt in een vervreemdende stijl die die boodschap juist de lichtheid geeft die bij dit onderwerp nodig is (geworden).
De zojuist geciteerde zinnen komen uit de opdrachtbrief. Zoals Machiavelli zijn boek over De prins aan Lorenzo de’ Medici had opgedragen, zo draagt Antongiavanni zijn boek op aan een zekere John Elkann. Zoals Machiavelli had geschreven dat degenen die bij een prins in de gunst willen raken, tot hem komen met dingen die zo’n prins het meest ter harte gaan – een paard of wapens, en andere ornamenten die bij hun grootheid passen – zo schrijft Antongiavanni dat zij die in een goed blaadje willen komen bij een goed geklede man hem vaak bedenken met dingen waar hij het meest om geeft, zoals Franse garen sokken of antieke manchetknopen of iets anders dat past bij zijn intelligentie. En zoals Machiavelli aan het slot van zijn boek de hoop uitspreekt dat Lorenzo zich zal opwerpen als redder van het vaderland, zo roept Antongiavanni in het laatste hoofdstuk van zijn boek die John Elkann aan, die nu de erfgenaam van een belangrijke Italiaanse familie van industriëlen blijkt, en wel van de familie Agnelli die sinds Gianni Agnelli (Johns grootvader) op het gebied van het zich opzichtig kleden inderdaad een reputatie hoog te houden heeft.
Maar de grootste grap van het boek is misschien wel een andere. Machiavelli heeft zich beroepen op de klassieken, maar deed dit met de verborgen bedoeling om de antieke deugdenleer van bijvoorbeeld Cicero naar het rijk der fabelen te verwijzen. Antongiavanni imiteert Machiavelli, maar komt juist uit op een onverholen pleidooi voor de deugd van de ‘sartoriale discipline’. Ook die deugd ligt in het midden, tussen de uitersten van de slordigheid en de fatterigheid. Juist de dandy heeft die middenweg altijd betreden, verzekert Antongiavanni. ‘De dandy is de vijand van het opzichtige en verwijfde. Hij is een voorstander van eenvoudige kleding, ongerept van snit, onberispelijk van vorm, nooit praalziek of pretentieus, altijd mannelijk’.
We moeten terug naar het dandyschap. Want het is natuurlijk geen toeval dat de eerste financiële crisis van deze eeuw direct op de nonchalance van het voorafgaande decennium is gevolgd.
*) Een versie van deze recensie verscheen eerder in HP/De Tijd.