Tweepartijenstelsel goed voor democratie
Het zou goed zijn wanneer een nieuw kiesstelsel tot duidelijkere politieke verhoudingen in Nederland gaat leiden, vindt Bart Jan Spruyt. De opmerkingen van politici als Wouter Bos (PvdA) en Alphons Dölle (CDA) zijn hoopvolle tekenen dat we inderdaad die kant opgaan. De contouren van een conservatief en een progressief blok worden steeds duidelijker .
door Bart Jan Spruyt
Het Nederlandse politieke landschap kenmerkt zich door veelkleurigheid. De fracties van liefst negen politieke partijen bevolken ons parlement. Sommigen zien die pluriformiteit als een van de grote charmes van ons bestel. Nederland is een land van minderheden, zo zeggen zij, en het is goed dat al die subculturen via hun eigen partijen hun zegje mogen doen in 's lands vergaderzaal. Toch zijn de nadelen van ons bestel minstens zo duidelijk. Kiezers mogen wel hun stem uitbrengen, maar moeten werkeloos toezien wat politici vervolgens met die stem doen. Bij de laatst gehouden verkiezingen is dat probleem weer overduidelijk aan het licht getreden. Wie op het CDA had gestemd, met de gegronde verwachting dat Balkenende met de VVD een rechtse coalitie zou vormen, moest maar hopen dat diens lange besprekingen met de PvdA op niets zouden uitlopen. Als die succesvol waren afgerond zou er met zijn stem het tegenovergestelde zijn gebeurd van wat hij met die stem bedoelde tebereiken.
En zo zijn er meer bezwaren tegen ons stelsel van ongebreidelde evenredige vertegenwoordiging in te brengen. Een nieuw systeem, dat tot een tweepartijenstelsel zal leiden, is oneindig veel effectiever. We raken verlost van maandenlange kabinetsformaties. Het zal de nodige vitaliteit in het debat terugbrengen. (Nu mogen alle negen woordvoerders hun zegje doen, en ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand voor de eer bedankte omdat alles wat hij te zeggen had al gezegd was). Het voorkomt dat er mensen in de Tweede Kamer komen die niet zelf gekozen zijn maar meeliften op het electorale succes van de lijsttrekker. Bij de laatste verkiezingen hebben, afgezien van de lijsttrekkers, slechts achttien kandidaat-kamerleden met voorkeurstemmen op eigen kracht een zetel veroverd. Een duidelijker mandaat leidt bovendien tot de noodzaak nadrukkelijker verantwoording af te leggen aan de kiezers. En dat zal de betrokkenheid van de kiezer weer groter maken.
Bestaat er enige kans dat deze nieuwe verhoudingen werkelijkheid worden? De regering zegt van wel. Het nieuwe kabinet heeft immers aangekondigd binnen een jaar een voorstel tot wijziging van de Kieswet te zullen indienen. Het heeft zelfs al iets verklapt over de richting waarin de gedachten uitgaan. Het zou iets moeten worden dat vergelijkbaar is met het Duitse kiesstelsel, waarbij het lijstenstelsel behouden blijft maar burgers daarnaast ook met een tweede stem een regionale kandidaat kunnen kiezen. Aan de evenredige vertegenwoordiging wil het kabinet echter niet tornen, heeft het al gezegd. De hele exercitie is dus bij voorbaat zinloos. Wie het kiesstelsel werkelijk wil hervormen, verdele het land in 150 districten, en hantere het first-past-the-post-principe: degene die in een district de meeste stemmen verwerft komt in de Kamer. Hoopgevender zijn de uitlatingen van individuele politici. Daar was in de eerste plaats Wouter Bos, leider van de PvdA. Die heeft de afgelopen maanden de meest revolutionaire dingen gezegd, en een oorverdovende stilte was zijn beloning. Zo zei hij dat de PvdA maar eens moest afstappen van dat oude ideaal van de gelijkheid van uitkomsten. Chapeau voor Bos, maar de sociaal-democraten van het slag Duivesteijn lopen al grommend door de wandelgangen. En toen zei Bos ook nog dat hij heeft overwogen de PvdA maar op te heffen en dat hij haar in ieder geval binnen acht jaar wil vervangen door een 'brede progressieve volkspartij'. Een coryfee als oud-kamerlid Rob Oudkerk, tegenwoordig wethouder in Amsterdam, is Bos al publiekelijk bijgevallen.
Minstens zo interessant zijn de geluiden aan de andere kant van het politieke spectrum. Het pleidooi van CDA-coryfeeën als oud-premier Van Agt en oud-kamerlid Hillen om het CDA te verbreden tot een brede, conservatieve volkspartij vindt steeds meer weerklank. In het meest recente nummer van ChristenDemocratische Verkenningen (CDV) schreef CDA-senator Alphons Dölle (tevens hoogleraar staatsrecht in Groningen) dat het CDA conservatief is en zich ook als zodanig moet profileren. 'Conservatief' is volgens Dölle 'de seculiere uitdrukking die de christendemocratische boodschap het best benadert'. Het CDA kan dan ook als conservatieve partij een breder electoraat aanspreken dat hecht aan 'beproefde en vaste waarden als plichtsgevoel, burgerlijk fatsoen, solidariteit, verstandige vaderlandsliefde'.
Ik ben het van harte met Dölle eens. Wie zijn lezenswaardige artikel heeft bestudeerd en met Dölle verder doordenkt, zal bovendien duidelijk zien waar de scheidslijnen tussen progressief en conservatief zullen gaan lopen. Conservatieven zullen een cultuurkritische partij vormen die op het belang van gedeelde waarden en normen hamert en zich niet in de luren zal laten nemen door valse noties over multiculturaliteit, die mensen niet als slachtoffers en zieligerds zal benaderen maar hen op hun plichten en verantwoordelijkheden zal aanspreken, die een einde maakt aan Nederland als subsidiestaat door ruimte te laten aan eigen initiatief en creativiteit (onder andere door de invoering van een vlaktaks), en de overheid weer streng zal aanspreken op een beperkter maar helder gedefinieerd takenpakket. Niet de overheid zal centraal staan, maar de burger en zijn instituties. Het is een programma waar liberalen bij aan kunnen sluiten, wanneer ze tenminste gaan inzien dat het klassieke liberalisme in hun handen in zijn tegendeel is omgeslagen en zij bereid zijn dat te herstellen. Wil de nieuwe Bolkestein opstaan?
Is de ontwikkeling van de huidige veelkleurigheid naar een effectiever en eerlijker tweepartijenstelsel op korte termijn te voorzien? Er zijn overduidelijke tendensen in de samenleving die in deze richting wijzen. Maar instituties worden altijd een doel op zich en zijn daarom taai (het is gemakkelijker iets op te richten dan het weer af te schaffen). We moeten bovendien bedenken dat er decennia lang een 'gapend gat' in de Nederlandse politiek heeft bestaan. Het politieke midden heeft zich namelijk laten wijsmaken dat het moreel verwerpelijk is niet progressief te zijn. Burgers gaan in toenemende mate inzien hoezeer zij in de maling zijn genomen, nu steeds duidelijker wordt dat linkse politiek niet werkt en dat het conservatieven niet om de vraag gaat of je sociaal bewogen bent en je iets aantrekt van het milieu of de Derde Wereld, maar dat het vooral gaat om de vraag hoe je dat zo effectief en efficient mogelijk doet, niet vanuit de behoefte aan morele zelfbevrediging maar met een goed resultaat als belangrijkste taak. Maar de combinatie van verbale progressiviteit en morele pretentie heeft ook binnen het CDA velen in haar macht gehad, en dat tot op de huidige dag. Die velen zullen slechts na een hartgrondige bekering weer bruikbaar zijn. Men kan zich bovendien afvragen hoe optimistisch we over de toekomst mogen zijn, wanneer ik beken dat ik die uitspraak over het 'gapende gat' heb overgeschreven uit een column die (oud-)diplomaat A. P. van Walsum in NRC schreef. Op 4 oktober 1980. Maar conservatieven geloven in debat, omdat zij geloven in de kracht van ideeën. Zoals verkeerde ideeën veel kapot hebben gemaakt, zo kunnen met kracht van argumenten gebrachte goede ideeën ook weer veel herstellen.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in 'De Gelderlander' van woensdag 23 juli 2003.
2 comments:
Graag zou ik willen reageren op uw artikel over een mogelijk toekomstig tweepartijenstelsel voor de Nederlandse politiek. Ik neem aan dat de recente verkiezingsuitslag U er toe heeft doen besluiten om dit oudere artikel wederom te plaatsen en de discussie opnieuw te voeren; momenteel beschikt immers links noch rechts over een duidelijke meerderheid en een tweepartijenstelsel zou onder meer een dergelijk probleem voor de toekomst uitsluiten.
Zelf zou ik geen voorstander zijn van zo'n tweepartijenstelsel, voornamelijk omdat het de huidige inertie in de politieke besluitvorming niet zou wegnemen en naar mijn mening zelfs zou verergeren. Beide blokken zouden immers geneigd zijn zich zo dicht mogelijk in het midden van het politieke spectrum te manoeuvreren omdat daar de meeste stemmen te vergeven zijn. Het resultaat is dat er nooit echt iets verandert of dat zulke veranderingen bijzonder traag verlopen. Beide partijen zullen ongetwijfeld zowel een linker als een rechtervleugel ontwikkelen; vleugels waarvan het gewogen gemiddelde uiteindelijk de inhoud van het verkiezingsprogramma bepaalt.
Zo'n verkiezingsprogramma is dus al een compromis voor de leden van de betreffende partij en mag (om enige kans van slagen te hebben) nooit teveel afwijken van wat de gemiddelde kiezer vindt. In een dergelijk systeem zou een man als Fortuyn nooit de revolutie in het denken in gang hebben kunnen zetten. Hijzelf zou waarschijnlijk binnen het bestaande rechtse blok als extremist en querulant zijn weggezet en ge-isoleerd. Een nieuwe, derde partij oprichten had dan waarschijnlijk geen zin gehad; alleen degene met de meeste stemmen krijgt de districtszetel. Dat zou zelfs Fortuyn naar mijn verwachting niet gelukt zijn. Het politiek-correcte denken over de multiculturele samenleving had dan waarschijnlijk in Nederland nog steeds hoogtij gevierd. Ook Wilders had dan niet namens zijn achterban het signaal kunnen afgeven, zoals hem dat nu wel gelukt is.
Tot wat voor uitkomsten zo'n tweepartijenstelsel leidt is o.a. te zien in het hedendaagse Verenigd Koninkrijk waar het politiek correcte denken in een Europese context nog op eenzame hoogte verkeert. Zelfs de 'vernieuwde' Conservatieve Partij heeft daar onder Cameron ver naar het midden moeten opschuiven om nog enig uitzicht te houden op regeringsverantwoordelijkheid in de komende verkiezingen. Het gevolg is dat de inertie van de politiek vergelijkenderwijs nog erger is dan hier in Nederland.(Weliswaar bestaat er in het VK met de Liberal Democrats ook nog een derde partij, maar zij haalt Labour af en toe nog links in en speelt eigenlijk voor spek en bonen mee.)
Hoewel ik de nadelen van het huidige systeem, zoals u ze in uw artkel noemt, onderschrijf, denk ik daarom dat een tweepartijenstelsel in Nederland niet tot verbetering zou leiden, maar eerder tot een verslechtering.
Een twee partijen systeem, waarvan de eene aan de macht is en staatsbeleid uitoefend, terwijl de andere steeds echte en loyale oppositie voert, is in een monarchie eenvoudig, uitgesloten.
Zulks omdat de monarch dan het erfelijk gezag defacto bij inschiet, zodat die dan ook zoiets nooit zal toelaten. Daarom kunnen monarchien per definitie slechts een (in feite eigen) eenpartij systeem veroorloven (dat zij dan uitbouwen tot Linx, Midden en Rechts en het een "parlementaire democratie noemen). Het is immers niet voor niets dat monarchen eventuele opposite aan de hofdnarren overlaten, die dan uiteindelijk ook weer in des konings dienst zijn.
Wat dat betreft is Nederland een volledig achterhaald feodaal land dat zich achter Madison Avenue verbergt. Waar eerst wat aan gedaan moet worden ...
Post a Comment