26.12.07
Winterschool Burkestichting
Binnenkort houdt de Edmund Burke Stichting (EBS) weer een bijeenkomst voor studenten. De Winterschool 2008 is een eendaagse bijeenkomst op maandag 14 januari 2008, te Den Haag. Thema van de Winterschool is: "Wat is de relevantie van het conservatisme anno 2008?" De bijeenkomst is bedoeld voor enthousiaste studenten, promovendi of recent afgestudeerden met affiniteit voor het conservatisme. Voorkennis is niet vereist. De Winterschool staat nadrukkelijk open voor wie nooit eerder een programma in het kader van het EBS-studentprogramma heeft gevolgd. Meld je aan door het sturen van een c.v. en een korte motivering voor 3 januari a.s. naar: info@burkestichting.nl.
24.12.07
In gesprek met...Ad Verbrugge
Jaffe Vink en ik in gesprek met filosoof Ad Verbrugge over het falende Nederlandse onderwijssysteem en andere actuele kwesties. Volgens Verbrugge verkeert Nederland in een situatie van crisis. Bekijk hier het interview.
20.12.07
Hans Couzy bij Het Gesprek
Dinsdagavond spraken Yoeri Albrcht en ik met oud-generaal Hans Couzy voor tv-zender Het Gesprek: bekijk hier het interview. Aldus Couzy: 'Het parlement doet zijn controlerende taak niet.'
14.12.07
J. L. Heldring 90 jaar
De befaamde NRC-columnist en zelfbenoemde conservatief J. L. Heldring wordt deze week, op 21 december, negentig jaar oud, welgeteld. Dat mag niet onopgemerkt blijven, en daarom heeft de redactie van Opinio de heer Heldring gevraagd om samen met zijn kleinzoon Jasper Boon gasthoofdredacteur van het nummer van Opinio te zijn dat op 21 december verschijnt. Bovendien hebben hoofdredacteur Jaffe Vink en ik de heer Heldring een uur lang geïnterviewd in Opinio TV op de zender Het Gesprek.
Als voorproefje staat deze week in Opinio een interview dat ik met de heer Heldring en zijn kleinzoon heb gehouden.
Als voorproefje staat deze week in Opinio een interview dat ik met de heer Heldring en zijn kleinzoon heb gehouden.
13.12.07
Het dagboek van Andries Knevel
Recensie* van Andries Knevel, Avonduren, Ten Have € 19,90 en George Harinck, Waar komt het VU-kabinet vandaan?, EON Pers € 15,00
2007 was een enerverend jaar voor Andries Knevel, het gezicht van de Evangelische Omroep. Bij zijn gebruikelijke werkzaamheden kwam de presentatie van Knevel & Van den Brink, als tijdelijke vervangers van de populaire Pauw & Witteman, en de ChristenUnie, zíjn ChristenUnie, kwam aan de macht. Om te voorkomen dat de gebeurtenissen met hem op de loop zouden gaan, heeft Knevel het afgelopen jaar een dagboek bijgehouden.
Knevel (1952) zit zo af en toe dicht bij de macht, en dat mogen we weten ook. Zo vertelt hij dat André Rouvoet hem op 9 februari belt, twee dagen na de presentatie van het regeerakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie in het Catshuis. Dat gesprek ging zo:
‘Hoe vind je het allemaal bij elkaar, Andries?’
‘Goed gedaan, André, ik denk dat je het maximale eruit hebt gehaald en de grote aandacht voor jeugd en gezin in het akkoord, naast de strekking dat we weer moeten zoeken naar verbinding in de samenleving, naar cohesie en naar bezieling, spat er natuurlijk af.’
‘Meen je het echt?’
‘Ja, van harte, en ik zal jullie de komende tijd ook kritisch steunen.’
‘Dat vind ik geweldig, want ik hecht zeer aan je oordeel.’
Dank zij die positie van Knevel – hij kan het ook goed vinden met de minister-president, en drinkt in een hotel op een Waddeneiland tot diep in de nacht biertjes met hem – bevat het dagboek leuke weetjes. Het ChristenUnie-kamerlid Joel Voordewind vertelt hem bijvoorbeeld dat de fractie eigenlijk helemaal niet blij was met het feit dat Rouvoet minister werd. ‘Uiteindelijk heeft hij die keuze gemaakt, zonder de fractie te laten meebeslissen. Ik proef iets van verwijt in de stem van Joel.’ Na een uitzending van Knevel & Van den Brink blijft Wouter Bos lang hangen, ‘met een glas bier in de hand’. Bos vertelt hoe het toegaat in de Trêveszaal en wat er allemaal nog meer bij de PvdA aan de hand is, en maakt geen geheim van zijn wantrouwen jegens Balkenende. ‘Net als Gerrit Zalm krijgt Wouter Bos erg veel ruimte van premier Balkenende. En net als Zalm vraagt hij zich af of dat slimme tactiek is, of onvermogen van de premier om dossiers bij te houden of om krachtig leiderschap te tonen. Hoewel de verhouding tussen de twee goed is, zal er nooit sprake zijn van chemie. Die heeft Wouter Bos veel meer met André Rouvoet.’ Ook Balkenende loopt na een uitzending een keer leeg. ‘Hij vertelt onbekommerd over de kabinetsformatie, met een aantal pikante details.’ Het volk had die details via Knevels dagboek graag willen vernemen, maar Jack de Vries, onze staatssecretaris van Defensie, had in zijn toenmalige functie van mannetjesmaker al ingegrepen: ‘Hier geldt het geheim van Nieuwspoort’, waarschuwt hij tijdens het gesprek in de studio.
Dit soort passages, en de levendige manier waarop Knevel ze opschrijft, maakt dit dagboek zonder meer lezenswaardig. Maar het boek is om een andere reden nog veel interessanter. Knevel legt van dag tot dag verantwoording af van zijn denkbeelden, en vooral: van de ontwikkeling in zijn denken. En dat is in zijn geval meer dan een hoogstpersoonlijke biecht. Knevel representeert een ontwikkeling die zich in zijn hoek van christelijk Nederland overal voltrekt (of gaat voltrekken), en die ook voor de rest van Nederland van belang is.
Het moet iedereen in dit land toch zijn opgevallen dat de partijen waaruit de ChristenUnie in 2001 is ontstaan (GPV en RPF), zich tot diep in de jaren negentig manifesteerden als principiële clubs die het kabinetsbeleid vooral op ethische thema’s aanvielen. Daar hoor je nu steeds minder van. Principes zijn ingewisseld voor idealen, en de traditionele huiver voor een sterke staat is ingeruild voor de omhelzing van een daadkrachtige overheid die overal alle problemen gaat oplossen, tot achter de voordeur toe.
George Harinck is sinds kort hoogleraar in de geschiedenis van het neocalvinisme aan de Vrije Universiteit. Hij heeft dat ambt aanvaard met een oratie over de vraag waar het huidige ‘VU-kabinet’ vandaan komt. Het is een zeer verhelderend betoog waarin Harinck duidelijk maakt dat de ontwikkelingen die zich in de jaren zeventig in de ARP hebben voorgedaan, zich ook binnen de ChristenUnie hebben voltrokken. En dat, als gevolg daarvan, de ChristenUnie zich niet tot de luis in de pels van het CDA heeft ontwikkeld maar tot het jongere, serieuze broertje van de christen-democraten. Knevel vraagt zich in zijn dagboek openlijk af: ‘Wat is over vier jaar nog het verschil tussen CU en CDA?’ En hij verwondert er zich over dat de koerswijziging van de ChristenUnie, die dit kabinet mogelijk heeft gemaakt en die hij voluit steunt, zich geruisloos voltrekt en zonder debat met de achterban is geaccepteerd.
Voor Nederlanders die niet meer weten wat de Doleantie, de Vrijmaking en de Doorbraak geweest zijn (en dat zal inmiddels wel een meerderheid van de bevolking zijn), is de oratie van Harinck waarschijnlijk niet zonder een christelijke encyclopedie te lezen. Maar dat betekent ook dat deze groep mensen niet meer over de historische kennis beschikt om te kunnen begrijpen wat er nu in Nederland gebeurt en is gebeurd.
Knevel belichaamt en illustreert de ontwikkeling die Harinck beschrijft. Het komt in feite neer op een vergaande modernisering. Traditionele geloofsopvattingen (zoals de ouderdom van de aarde of homoseksualiteit) worden opgegeven of gerelativeerd. Een nieuwe openheid leidt tot fundamentele vragen over het lijden en gewelddadige passages in het Oude Testament. Het besef dat RPF en GPV destijds, en de SGP nu, met een achterhoedegevecht bezig waren, en dat christenen nu definitief een minderheid vormen, zorgt ervoor dat oude principes, de antithese en de confrontatie, plaats maken voor sociaal-bewogen idealen.
Zo schrijft Knevel: ‘Achteraf hebben we [de EO –red.] op een aantal terreinen best gelijk gehad, maar de vraag is of de confrontatie vruchtbaar is geweest. Misschien wel in het tijdsgewricht tot aan de val van de Muur, maar zeker niet daarna. Vandaar dat ik nu ook liever het gesprek met andersdenkenden zoek, dan dat ik ze vanuit een bolwerk zit te beschieten.’
Het christelijk geloof is voor Knevel inmiddels niet meer alleen een antwoord. Geloven is een avontuur waarin de vragen overheersend worden.
Deze ‘enorme ommezwaai’ leidt ook tot nieuwe twijfels, de gebruikelijke twijfels bij mensen die oude opvattingen verlaten, zich realiseren dat ze zich daarmee op een hellend vlak begeven, en zich een beetje angstig afvragen waar ze zullen eindigen. Als de wereld inderdaad miljarden jaren oud is, ‘hoe zit het dan met de zondeval?’, zo vraagt Knevel zich af. Hij citeert een oude hoogleraar van de VU, die het had over ‘de kat in de kelder’ en de vrees dat de kat die kelder verlaat. Ook in Knevels kelder zitten waarschijnlijk nog heel wat katten, naar hij zelf in alle openheid aangeeft.
Knevel is een goede man die op een eerlijke en oprechte manier verantwoording van zijn keuzes en ontwikkeling aflegt. En die de vraag die hij zichzelf stelt – ‘Het zal toch niet waar zijn dat ik links word?’ – impliciet met een volmondig ja heeft beantwoord.
*) Deze recensie verscheen eveneens in HP/De Tijd.
2007 was een enerverend jaar voor Andries Knevel, het gezicht van de Evangelische Omroep. Bij zijn gebruikelijke werkzaamheden kwam de presentatie van Knevel & Van den Brink, als tijdelijke vervangers van de populaire Pauw & Witteman, en de ChristenUnie, zíjn ChristenUnie, kwam aan de macht. Om te voorkomen dat de gebeurtenissen met hem op de loop zouden gaan, heeft Knevel het afgelopen jaar een dagboek bijgehouden.
Knevel (1952) zit zo af en toe dicht bij de macht, en dat mogen we weten ook. Zo vertelt hij dat André Rouvoet hem op 9 februari belt, twee dagen na de presentatie van het regeerakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie in het Catshuis. Dat gesprek ging zo:
‘Hoe vind je het allemaal bij elkaar, Andries?’
‘Goed gedaan, André, ik denk dat je het maximale eruit hebt gehaald en de grote aandacht voor jeugd en gezin in het akkoord, naast de strekking dat we weer moeten zoeken naar verbinding in de samenleving, naar cohesie en naar bezieling, spat er natuurlijk af.’
‘Meen je het echt?’
‘Ja, van harte, en ik zal jullie de komende tijd ook kritisch steunen.’
‘Dat vind ik geweldig, want ik hecht zeer aan je oordeel.’
Dank zij die positie van Knevel – hij kan het ook goed vinden met de minister-president, en drinkt in een hotel op een Waddeneiland tot diep in de nacht biertjes met hem – bevat het dagboek leuke weetjes. Het ChristenUnie-kamerlid Joel Voordewind vertelt hem bijvoorbeeld dat de fractie eigenlijk helemaal niet blij was met het feit dat Rouvoet minister werd. ‘Uiteindelijk heeft hij die keuze gemaakt, zonder de fractie te laten meebeslissen. Ik proef iets van verwijt in de stem van Joel.’ Na een uitzending van Knevel & Van den Brink blijft Wouter Bos lang hangen, ‘met een glas bier in de hand’. Bos vertelt hoe het toegaat in de Trêveszaal en wat er allemaal nog meer bij de PvdA aan de hand is, en maakt geen geheim van zijn wantrouwen jegens Balkenende. ‘Net als Gerrit Zalm krijgt Wouter Bos erg veel ruimte van premier Balkenende. En net als Zalm vraagt hij zich af of dat slimme tactiek is, of onvermogen van de premier om dossiers bij te houden of om krachtig leiderschap te tonen. Hoewel de verhouding tussen de twee goed is, zal er nooit sprake zijn van chemie. Die heeft Wouter Bos veel meer met André Rouvoet.’ Ook Balkenende loopt na een uitzending een keer leeg. ‘Hij vertelt onbekommerd over de kabinetsformatie, met een aantal pikante details.’ Het volk had die details via Knevels dagboek graag willen vernemen, maar Jack de Vries, onze staatssecretaris van Defensie, had in zijn toenmalige functie van mannetjesmaker al ingegrepen: ‘Hier geldt het geheim van Nieuwspoort’, waarschuwt hij tijdens het gesprek in de studio.
Dit soort passages, en de levendige manier waarop Knevel ze opschrijft, maakt dit dagboek zonder meer lezenswaardig. Maar het boek is om een andere reden nog veel interessanter. Knevel legt van dag tot dag verantwoording af van zijn denkbeelden, en vooral: van de ontwikkeling in zijn denken. En dat is in zijn geval meer dan een hoogstpersoonlijke biecht. Knevel representeert een ontwikkeling die zich in zijn hoek van christelijk Nederland overal voltrekt (of gaat voltrekken), en die ook voor de rest van Nederland van belang is.
Het moet iedereen in dit land toch zijn opgevallen dat de partijen waaruit de ChristenUnie in 2001 is ontstaan (GPV en RPF), zich tot diep in de jaren negentig manifesteerden als principiële clubs die het kabinetsbeleid vooral op ethische thema’s aanvielen. Daar hoor je nu steeds minder van. Principes zijn ingewisseld voor idealen, en de traditionele huiver voor een sterke staat is ingeruild voor de omhelzing van een daadkrachtige overheid die overal alle problemen gaat oplossen, tot achter de voordeur toe.
George Harinck is sinds kort hoogleraar in de geschiedenis van het neocalvinisme aan de Vrije Universiteit. Hij heeft dat ambt aanvaard met een oratie over de vraag waar het huidige ‘VU-kabinet’ vandaan komt. Het is een zeer verhelderend betoog waarin Harinck duidelijk maakt dat de ontwikkelingen die zich in de jaren zeventig in de ARP hebben voorgedaan, zich ook binnen de ChristenUnie hebben voltrokken. En dat, als gevolg daarvan, de ChristenUnie zich niet tot de luis in de pels van het CDA heeft ontwikkeld maar tot het jongere, serieuze broertje van de christen-democraten. Knevel vraagt zich in zijn dagboek openlijk af: ‘Wat is over vier jaar nog het verschil tussen CU en CDA?’ En hij verwondert er zich over dat de koerswijziging van de ChristenUnie, die dit kabinet mogelijk heeft gemaakt en die hij voluit steunt, zich geruisloos voltrekt en zonder debat met de achterban is geaccepteerd.
Voor Nederlanders die niet meer weten wat de Doleantie, de Vrijmaking en de Doorbraak geweest zijn (en dat zal inmiddels wel een meerderheid van de bevolking zijn), is de oratie van Harinck waarschijnlijk niet zonder een christelijke encyclopedie te lezen. Maar dat betekent ook dat deze groep mensen niet meer over de historische kennis beschikt om te kunnen begrijpen wat er nu in Nederland gebeurt en is gebeurd.
Knevel belichaamt en illustreert de ontwikkeling die Harinck beschrijft. Het komt in feite neer op een vergaande modernisering. Traditionele geloofsopvattingen (zoals de ouderdom van de aarde of homoseksualiteit) worden opgegeven of gerelativeerd. Een nieuwe openheid leidt tot fundamentele vragen over het lijden en gewelddadige passages in het Oude Testament. Het besef dat RPF en GPV destijds, en de SGP nu, met een achterhoedegevecht bezig waren, en dat christenen nu definitief een minderheid vormen, zorgt ervoor dat oude principes, de antithese en de confrontatie, plaats maken voor sociaal-bewogen idealen.
Zo schrijft Knevel: ‘Achteraf hebben we [de EO –red.] op een aantal terreinen best gelijk gehad, maar de vraag is of de confrontatie vruchtbaar is geweest. Misschien wel in het tijdsgewricht tot aan de val van de Muur, maar zeker niet daarna. Vandaar dat ik nu ook liever het gesprek met andersdenkenden zoek, dan dat ik ze vanuit een bolwerk zit te beschieten.’
Het christelijk geloof is voor Knevel inmiddels niet meer alleen een antwoord. Geloven is een avontuur waarin de vragen overheersend worden.
Deze ‘enorme ommezwaai’ leidt ook tot nieuwe twijfels, de gebruikelijke twijfels bij mensen die oude opvattingen verlaten, zich realiseren dat ze zich daarmee op een hellend vlak begeven, en zich een beetje angstig afvragen waar ze zullen eindigen. Als de wereld inderdaad miljarden jaren oud is, ‘hoe zit het dan met de zondeval?’, zo vraagt Knevel zich af. Hij citeert een oude hoogleraar van de VU, die het had over ‘de kat in de kelder’ en de vrees dat de kat die kelder verlaat. Ook in Knevels kelder zitten waarschijnlijk nog heel wat katten, naar hij zelf in alle openheid aangeeft.
Knevel is een goede man die op een eerlijke en oprechte manier verantwoording van zijn keuzes en ontwikkeling aflegt. En die de vraag die hij zichzelf stelt – ‘Het zal toch niet waar zijn dat ik links word?’ – impliciet met een volmondig ja heeft beantwoord.
*) Deze recensie verscheen eveneens in HP/De Tijd.
Kruisverhoor met Harry van Bommel
Samen met Vrij Nederland-journalist Yoeri Albrecht onderwierp ik SP-kamerlid Harry van Bommmel aan een Kruisverhoor voor de nieuwe tv-zender Het Gesprek. Bekijk de uitzending hier.
Mannenbroeders
Het VVD-congres van afgelopen zaterdag stond geheel in het teken van de vraag of de partij de gelederen zou sluiten, of dat de onrust zou voortduren en een voortijdig vertrek van Mark Rutte en partijvoorzitter Jan van Zanen de liberalen nog dieper in de crisis zou storten waarin het sinds het duel Rutte-Verdonk verkeert. Maar Rutte, en Van Zanen, mochten blijven, en de partijleider oogstte een ovationeel applaus toen hij afkondigde dat ‘de vijand in het Torentje zit’, en nergens anders. Dat is politiek, inderdaad: het onderscheiden van vriend en vijand.
In de marge van het partijcongres voerden de liberale burgerheren echter nog een andere discussie. Uitgedaagd door de ‘projectgroep individualisering’ en de ‘projectgroep maatschappelijke participatie’ beloofde VVD-kamerlid Willibrord van Beek dat zijn fractie zich gaat inzetten voor een wetswijziging die voorkomt dat de mannenbroeders van de Staatkundig Gereformeerde Partij nog langer overheidssubsidie krijgen. De SGP was die subsidie in september 2005 kwijt geraakt, maar de Raad van State oordeelde vorige week dat dat besluit, destijds genomen door toenmalig minister Remkes van Binnenlandse Zaken, onterecht was en dat de partij over 2006 en 2007 alsnog subsidie moet ontvangen, inclusief een voorschot op het komende jaar.
‘Wij zijn ook geschrokken van de uitspraak’, aldus Van Beek. ‘Er mag geen misverstand bestaan hoe de VVD denkt over gelijke rechten, ook van mannen en vrouwen. Gelijke behandeling ligt ons na aan het hart.’
De SGP is in 1918 opgericht – kort na de Pacificatie die o.a. een grondwetswijziging omvatte die stemrecht voor vrouwen in de toekomst mogelijk zou maken - en is sinds 1922 in de Tweede Kamer vertegenwoordigt, steevast met twee zetels. De partij onderscheidt zich duidelijk van alle andere partijen. Zo staat zij een ‘theocratie’ voor, en mogen vrouwen (sinds kort) wel lid worden van de partij maar mogen zij die niet in enig politiek lichaam vertegenwoordigen. Het ‘regeerambt’ komt alleen de man toe, vindt de partij.
Daar is de VVD het dus niet mee eens, en die partij wil nu dus een wetswijziging om de subsidiëring van de SGP alsnog te blokkeren. Dat is spijtig. Aan het voornemen van de VVD ligt de overtuiging ten grondslag dat democratie niet een orde is, een podium waarop verschillende partijen als representanten van verschillende levensbeschouwingen met elkaar in debat gaan, maar een proces waarbinnen een progressief programma moet worden gerealiseerd.
Natuurlijk is de democratische ruimte niet onbegrensd. Er dient overeenstemming te bestaan over de spelregels. Je verschilt hartgrondig van mening over tal van zaken, maar dat mag er niet toe leiden dat je elkaar beledigt of oproept tot geweld tegen elkaar. Iedereen heeft toegang tot grondwettelijk verankerde rechten en vrijheden zolang je die niet misbruikt, bijvoorbeeld door ze voor jezelf op te eisen maar ze voor anderen af te willen schaffen zodra je daartoe kans ziet. Tolerantie immers is geen zaak van onverschilligheid maar is het met pijn erkennen en verdragen van andersdenkenden, zelfs als je de macht hebt om die andersdenkenden het zwijgen op te leggen of te marginaliseren (door ze bijvoorbeeld uit te sluiten van subsidie).
Binnen deze opvatting van democratie is het bestaan van de SGP geen enkel probleem. Natuurlijk heeft de moderniteit tot ‘verworvenheden’ geleid die de SGP afwijst. Maar aan beledigingen gaan SGP-politici zich niet te buiten, en aan oproepen tot geweld hebben zij zich nooit bezondigd. Je kunt ze er zelfs niet van verdenken dat zij Nederland met politieke middelen grondig zouden willen verbouwen zodra ze de kans zouden krijgen. “Als de SGP ooit macht zou krijgen, dan gaat er niet veel veranderen in Nederland, maar is er al veel veranderd”, zei partijleider Van der Vlies ooit. Die uitspraak is de ultieme concessie aan het democratisch bestel.
De discussie rond de SGP heeft natuurlijk extra urgentie gekregen door de komst van de islam en de aanpassing aan moderne waarden en normen die wij van moslims vragen. Maar, zoals de Britse historicus Michael Burleigh heeft geschreven, de ruimte die bijvoorbeeld orthodoxe Joden, sikhs en Chinese immigranten hebben geëist (en gekregen) ‘vormt geen onderdeel van een campagne voor territoriale uitsluiting of een bewuste verwerping van ook maar de geringste aanpassing’.
Inderdaad: politiek is het onderscheiden van vriend en vijand, en dat kan de VVD maar zeer ten dele.
*) Eveneens verschenen als column in Binnenlands Bestuur.
In de marge van het partijcongres voerden de liberale burgerheren echter nog een andere discussie. Uitgedaagd door de ‘projectgroep individualisering’ en de ‘projectgroep maatschappelijke participatie’ beloofde VVD-kamerlid Willibrord van Beek dat zijn fractie zich gaat inzetten voor een wetswijziging die voorkomt dat de mannenbroeders van de Staatkundig Gereformeerde Partij nog langer overheidssubsidie krijgen. De SGP was die subsidie in september 2005 kwijt geraakt, maar de Raad van State oordeelde vorige week dat dat besluit, destijds genomen door toenmalig minister Remkes van Binnenlandse Zaken, onterecht was en dat de partij over 2006 en 2007 alsnog subsidie moet ontvangen, inclusief een voorschot op het komende jaar.
‘Wij zijn ook geschrokken van de uitspraak’, aldus Van Beek. ‘Er mag geen misverstand bestaan hoe de VVD denkt over gelijke rechten, ook van mannen en vrouwen. Gelijke behandeling ligt ons na aan het hart.’
De SGP is in 1918 opgericht – kort na de Pacificatie die o.a. een grondwetswijziging omvatte die stemrecht voor vrouwen in de toekomst mogelijk zou maken - en is sinds 1922 in de Tweede Kamer vertegenwoordigt, steevast met twee zetels. De partij onderscheidt zich duidelijk van alle andere partijen. Zo staat zij een ‘theocratie’ voor, en mogen vrouwen (sinds kort) wel lid worden van de partij maar mogen zij die niet in enig politiek lichaam vertegenwoordigen. Het ‘regeerambt’ komt alleen de man toe, vindt de partij.
Daar is de VVD het dus niet mee eens, en die partij wil nu dus een wetswijziging om de subsidiëring van de SGP alsnog te blokkeren. Dat is spijtig. Aan het voornemen van de VVD ligt de overtuiging ten grondslag dat democratie niet een orde is, een podium waarop verschillende partijen als representanten van verschillende levensbeschouwingen met elkaar in debat gaan, maar een proces waarbinnen een progressief programma moet worden gerealiseerd.
Natuurlijk is de democratische ruimte niet onbegrensd. Er dient overeenstemming te bestaan over de spelregels. Je verschilt hartgrondig van mening over tal van zaken, maar dat mag er niet toe leiden dat je elkaar beledigt of oproept tot geweld tegen elkaar. Iedereen heeft toegang tot grondwettelijk verankerde rechten en vrijheden zolang je die niet misbruikt, bijvoorbeeld door ze voor jezelf op te eisen maar ze voor anderen af te willen schaffen zodra je daartoe kans ziet. Tolerantie immers is geen zaak van onverschilligheid maar is het met pijn erkennen en verdragen van andersdenkenden, zelfs als je de macht hebt om die andersdenkenden het zwijgen op te leggen of te marginaliseren (door ze bijvoorbeeld uit te sluiten van subsidie).
Binnen deze opvatting van democratie is het bestaan van de SGP geen enkel probleem. Natuurlijk heeft de moderniteit tot ‘verworvenheden’ geleid die de SGP afwijst. Maar aan beledigingen gaan SGP-politici zich niet te buiten, en aan oproepen tot geweld hebben zij zich nooit bezondigd. Je kunt ze er zelfs niet van verdenken dat zij Nederland met politieke middelen grondig zouden willen verbouwen zodra ze de kans zouden krijgen. “Als de SGP ooit macht zou krijgen, dan gaat er niet veel veranderen in Nederland, maar is er al veel veranderd”, zei partijleider Van der Vlies ooit. Die uitspraak is de ultieme concessie aan het democratisch bestel.
De discussie rond de SGP heeft natuurlijk extra urgentie gekregen door de komst van de islam en de aanpassing aan moderne waarden en normen die wij van moslims vragen. Maar, zoals de Britse historicus Michael Burleigh heeft geschreven, de ruimte die bijvoorbeeld orthodoxe Joden, sikhs en Chinese immigranten hebben geëist (en gekregen) ‘vormt geen onderdeel van een campagne voor territoriale uitsluiting of een bewuste verwerping van ook maar de geringste aanpassing’.
Inderdaad: politiek is het onderscheiden van vriend en vijand, en dat kan de VVD maar zeer ten dele.
*) Eveneens verschenen als column in Binnenlands Bestuur.
10.12.07
Jelle Reumer bij Opinio-TV
In het Opinio-TV interview van deze week, spraken Jaffe Vink en ik met Jelle Reumer, bioloog en directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam over "de gruwelijke natuur" en aanverwante zaken. Bekijk hier deel 1 en hier deel 2.
7.12.07
Het hele erge: over Martin Ros
Nu de TROS zich van Martin Ros wil ontdoen, en Ros zelf manhaftig tegenspartelt, komen de verhalen los die velen al wel kenden of zelf kunnen vertellen. De verhalen over de vaste rituelen op de zaterdagmorgen: het uitslapen, de ontbijttafel, de Nespresso, de eerste sigaretten, de stapel ochtendkranten en – vanaf een uur of tien – de radio; Radio 1 welteverstaan, waar Martin Ros in de TROS Nieuwsshow een kwartier lang boeken komt bespreken. En als je op zaterdag helaas van huis moet en om kwart over tien op de plaats van bestemming dreigt aan te komen, rijd je nog even om – want je wilt hem niet missen. En iedereen weet inmiddels ook dat vele luisteraars na de uitzending naar de boekwinkel zullen snellen, op zoek naar het boek ‘dat meneer Ros vanmorgen heeft besproken’. Een beetje boekhandelaar heeft dan al een printje van teletekst of de site van de TROS gemaakt met daarop de titels van de boeken die Ros aan de orde heeft gesteld.
Wat is het geheim van Martin Ros (Hilversum, 1937)? Zijn aantrekkingskracht schuilt natuurlijk in zijn onmiskenbare stemgeluid en de uithalen waarmee hij boeken aanprijst of met de grond gelijk maakt, en in zijn uiterlijk voorkomen, dat door ongeschoren kaken, morsige jassen en plastic tasjes vol boeken wordt bepaald. Het zit ’m natuurlijk ook in de verhalen die hem omringen, verhalen over zijn fenomenale kennis en zijn ongelooflijke boekenschat, die nu – Ros telt zijn boeken in tienduizenden en per strekkende kilometer – in een enorme loods bij uitgeverij Aspekt in Soesterberg staat opgeslagen. Het zit ’m ook in zijn veelzijdigheid. Ros praat net zo gemakkelijk over wielrennen, de Tweede Wereldoorlog, bevindelijk-gereformeerden en Lenin als over het Habsburgse Rijk en de Nederlandse literatuur. Dat zijn de thema’s die in zijn radiopraatjes altijd terugkeren, steevast gelardeerd met verwijzingen naar ‘het hele erge’ (de Daad).
In al deze dingen is Ros uniek in Nederland. Maar zijn grote geheim is ongetwijfeld zijn enthousiasme, in combinatie met cultuurkritische uitlatingen over de moderne tijd, waarin niemand meer leest en niemand nog iets weet, zelfs zijn medepresentatoren Mieke van der Weij en Peter de Bie niet. Ros is gespeend van cynisme en ironie, is geen zure debunker; hij heeft iets lief of hij haat het, en dat zal de luisteraar weten ook. In dat onbevangene gaat het aanstekelijke schuil.
Ros is dus een instituut, en de TROS (‘sigarenrokende heren die verbouwereerd opkijken als ik met een boek aankom’) wil nu van hem af omdat hij te oud wordt. Ros is weleens ziek geweest, dan kwam er een vervanger naar de studio. Die zat dan op een vervelende manier heel serieus boeken te bespreken, en je wist: Ros is onvervangbaar.
Maar waarschijnlijk is er niet veel aan de hand. Zelfs als het hele erge gebeurt en Ros volgend jaar niet meer op zaterdagmorgen te beluisteren zal zijn, zal zich een omroep aandienen om hem dankbaar in te huren. Een boekenprogramma bij Het Gesprek wellicht? Ros zal zijn doodssnik over het laatste boek over de vrouwen van Mussolini in een studio uitgorgelen. Live.
*) Dit stuk verscheen eveneens in Opinio.
Wat is het geheim van Martin Ros (Hilversum, 1937)? Zijn aantrekkingskracht schuilt natuurlijk in zijn onmiskenbare stemgeluid en de uithalen waarmee hij boeken aanprijst of met de grond gelijk maakt, en in zijn uiterlijk voorkomen, dat door ongeschoren kaken, morsige jassen en plastic tasjes vol boeken wordt bepaald. Het zit ’m natuurlijk ook in de verhalen die hem omringen, verhalen over zijn fenomenale kennis en zijn ongelooflijke boekenschat, die nu – Ros telt zijn boeken in tienduizenden en per strekkende kilometer – in een enorme loods bij uitgeverij Aspekt in Soesterberg staat opgeslagen. Het zit ’m ook in zijn veelzijdigheid. Ros praat net zo gemakkelijk over wielrennen, de Tweede Wereldoorlog, bevindelijk-gereformeerden en Lenin als over het Habsburgse Rijk en de Nederlandse literatuur. Dat zijn de thema’s die in zijn radiopraatjes altijd terugkeren, steevast gelardeerd met verwijzingen naar ‘het hele erge’ (de Daad).
In al deze dingen is Ros uniek in Nederland. Maar zijn grote geheim is ongetwijfeld zijn enthousiasme, in combinatie met cultuurkritische uitlatingen over de moderne tijd, waarin niemand meer leest en niemand nog iets weet, zelfs zijn medepresentatoren Mieke van der Weij en Peter de Bie niet. Ros is gespeend van cynisme en ironie, is geen zure debunker; hij heeft iets lief of hij haat het, en dat zal de luisteraar weten ook. In dat onbevangene gaat het aanstekelijke schuil.
Ros is dus een instituut, en de TROS (‘sigarenrokende heren die verbouwereerd opkijken als ik met een boek aankom’) wil nu van hem af omdat hij te oud wordt. Ros is weleens ziek geweest, dan kwam er een vervanger naar de studio. Die zat dan op een vervelende manier heel serieus boeken te bespreken, en je wist: Ros is onvervangbaar.
Maar waarschijnlijk is er niet veel aan de hand. Zelfs als het hele erge gebeurt en Ros volgend jaar niet meer op zaterdagmorgen te beluisteren zal zijn, zal zich een omroep aandienen om hem dankbaar in te huren. Een boekenprogramma bij Het Gesprek wellicht? Ros zal zijn doodssnik over het laatste boek over de vrouwen van Mussolini in een studio uitgorgelen. Live.
*) Dit stuk verscheen eveneens in Opinio.
6.12.07
Interview met Henk Kamp
Voor het nieuwe politieke TV-programma "Een Politiek Gesprek" van zender Het Gesprek, interviewden Yoeri Albrecht en ik op dinsdag 4 december VVD-kopstuk Henk Kamp. Bekijk hier dit interview.
De leegten achter het scholierenprotest
Het ene protest is het andere niet. In januari 2006 richtte een grote groep Leidse studenten zich in een ‘Lieve Maria’-brief tot toenmalig minister van Onderwijs Van der Hoeven. Die brief, mede ondertekend door zeventien zusterverenigingen van andere universiteiten, vormde een onderdeel van een landelijke actie voor meer wiskunde op de middelbare school. Veel bètastudenten op de universiteiten kwamen namelijk in de problemen, en waren boos. ‘Lieve Maria, we merken dat wij het universitaire niveau eigenlijk niet aankunnen. Daarom moeten wij nu bijspijkercursussen volgen, of zelfs stoppen met onze studie. We zouden willen dat we meer wiskunde hadden gehad op de middelbare school.’
En korter geleden nog protesteerden middelbare scholieren tegen het onderwijs dat zij krijgen. Dat is te versnipperd, en ze voelden zich proefdieren in een vreemd experiment dat meer een doel op zich leek te zijn als hun vorming ten goede leek te komen.
Deze twee voorbeelden zijn wel heel andere koek dan de protesten die we sinds een week of twee in enkele steden hebben mogen aanschouwen. Opgejut door DWARS, de jongeren van GroenLinks, hebben scholieren de handhaving van een wettelijke norm aangegrepen tot protesten die her en der op rellen, geweld en vernielingen zijn uitgelopen. De politie heeft al 200 arrestaties verricht, en als de uitslag van een kamerdebat de scholieren niet bevalt, komen er nog grotere demonstraties, tot op het Haagse Malieveld aan toe.
Hoe verwerpelijk die acties ook zijn, en hoe terecht ditmaal de verontwaardiging van politici ook is, toch moeten we iets verder kijken dan alleen naar die rellen, en naar dat geweld dat waarschijnlijk mede het gevolg is van hooligan-achtigen die de demonstraties hebben misbruikt.
Stevig onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor de kracht van een samenleving, en in dat kader is de handhaving van de norm van 1040 uur les per schooljaar volkomen terecht. Maar alleen de kwantiteit zegt niet zoveel. Het gaat er ook om dat die uren zinvol worden gevuld.
Ik heb wat ervaringsdeskundigen in mijn directe omgeving, en uit hun verhalen kan ik niet opmaken dat dit altijd gebeurt. Er vallen iedere week veel lesuren uit, en dat komt meestal omdat leraren tijdens de lessen met elkaar moeten gaan zitten vergaderen. Voorheen was het dan zo dat die lesuren ‘vervielen’, en scholieren hun vrije tussenuren gebruikten om wat rond te hangen of in een nabij gelegen etablissement een potje poker op te zetten, of de gelegenheid aangrepen om maar alvast naar huis te gaan. Nu is er een nieuw regime dat erin bestaat dat scholen net doen alsof die uren worden vervangen. Dat heten dan ‘invaluren’ of ‘Z-uren’ (de ‘Z’ staat voor zelfstandig studeren), en die komen erop neer dat de scholieren begeleid door een speciale docent maar alvast hun huiswerk moeten gaan zitten maken. En die speciale docent kijkt ondertussen wat proefwerken na, of leest de Volkskrant.
Als ik nog scholier was, zou ik ook niet graag gevangen worden gehouden om iets te doen wat naar zijn naam en aard niet op school maar thuis dient te worden gedaan.
Maar achter die verlegenheid van de scholen, die er blijkbaar niet in slagen het geboden aantal uren zinvol te vullen, gaat nog iets anders schuil. Terwijl scholieren afgelopen maandag ook naar het Binnenhof oprukten en de gebouwen daar met eieren bekogelden, was de parlementaire commissie die onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen decennia doet, gewoon aan het werk. Voor deze commissie verscheen de Utrechtse hoogleraar P. R. J. Simons, een van de profeten van het ‘nieuwe leren’ (zelfstandig werken en ‘samenwerkend leren’). Maar hij zei iets opmerkelijks: ‘Het kernprobleem van ons onderwijs is dat we niet weten wat we echt belangrijk vinden. Daarover zou een nationaal debat moeten komen. We hebben de kennis in veel te veel vakken versnipperd. We hebben ook veel te veel uren en lesstof per vak.’
We weten niet meer wat we echt belangrijk vinden. Achter de verlegenheid van de scholen gaat dus een nog grotere verlegenheid schuil: een culturele leegte, die verhindert dat we ons onderwijs op een zinvolle manier inhoud geven. Als die rare en wilde protesten van deze week bijdragen aan de totstandkoming van een ‘nationaal debat’ daarover, dan tel ik mijn zegeningen.
*) Een versie van dit stuk is ook verschenen in Binnenlands Bestuur.
En korter geleden nog protesteerden middelbare scholieren tegen het onderwijs dat zij krijgen. Dat is te versnipperd, en ze voelden zich proefdieren in een vreemd experiment dat meer een doel op zich leek te zijn als hun vorming ten goede leek te komen.
Deze twee voorbeelden zijn wel heel andere koek dan de protesten die we sinds een week of twee in enkele steden hebben mogen aanschouwen. Opgejut door DWARS, de jongeren van GroenLinks, hebben scholieren de handhaving van een wettelijke norm aangegrepen tot protesten die her en der op rellen, geweld en vernielingen zijn uitgelopen. De politie heeft al 200 arrestaties verricht, en als de uitslag van een kamerdebat de scholieren niet bevalt, komen er nog grotere demonstraties, tot op het Haagse Malieveld aan toe.
Hoe verwerpelijk die acties ook zijn, en hoe terecht ditmaal de verontwaardiging van politici ook is, toch moeten we iets verder kijken dan alleen naar die rellen, en naar dat geweld dat waarschijnlijk mede het gevolg is van hooligan-achtigen die de demonstraties hebben misbruikt.
Stevig onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor de kracht van een samenleving, en in dat kader is de handhaving van de norm van 1040 uur les per schooljaar volkomen terecht. Maar alleen de kwantiteit zegt niet zoveel. Het gaat er ook om dat die uren zinvol worden gevuld.
Ik heb wat ervaringsdeskundigen in mijn directe omgeving, en uit hun verhalen kan ik niet opmaken dat dit altijd gebeurt. Er vallen iedere week veel lesuren uit, en dat komt meestal omdat leraren tijdens de lessen met elkaar moeten gaan zitten vergaderen. Voorheen was het dan zo dat die lesuren ‘vervielen’, en scholieren hun vrije tussenuren gebruikten om wat rond te hangen of in een nabij gelegen etablissement een potje poker op te zetten, of de gelegenheid aangrepen om maar alvast naar huis te gaan. Nu is er een nieuw regime dat erin bestaat dat scholen net doen alsof die uren worden vervangen. Dat heten dan ‘invaluren’ of ‘Z-uren’ (de ‘Z’ staat voor zelfstandig studeren), en die komen erop neer dat de scholieren begeleid door een speciale docent maar alvast hun huiswerk moeten gaan zitten maken. En die speciale docent kijkt ondertussen wat proefwerken na, of leest de Volkskrant.
Als ik nog scholier was, zou ik ook niet graag gevangen worden gehouden om iets te doen wat naar zijn naam en aard niet op school maar thuis dient te worden gedaan.
Maar achter die verlegenheid van de scholen, die er blijkbaar niet in slagen het geboden aantal uren zinvol te vullen, gaat nog iets anders schuil. Terwijl scholieren afgelopen maandag ook naar het Binnenhof oprukten en de gebouwen daar met eieren bekogelden, was de parlementaire commissie die onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen decennia doet, gewoon aan het werk. Voor deze commissie verscheen de Utrechtse hoogleraar P. R. J. Simons, een van de profeten van het ‘nieuwe leren’ (zelfstandig werken en ‘samenwerkend leren’). Maar hij zei iets opmerkelijks: ‘Het kernprobleem van ons onderwijs is dat we niet weten wat we echt belangrijk vinden. Daarover zou een nationaal debat moeten komen. We hebben de kennis in veel te veel vakken versnipperd. We hebben ook veel te veel uren en lesstof per vak.’
We weten niet meer wat we echt belangrijk vinden. Achter de verlegenheid van de scholen gaat dus een nog grotere verlegenheid schuil: een culturele leegte, die verhindert dat we ons onderwijs op een zinvolle manier inhoud geven. Als die rare en wilde protesten van deze week bijdragen aan de totstandkoming van een ‘nationaal debat’ daarover, dan tel ik mijn zegeningen.
*) Een versie van dit stuk is ook verschenen in Binnenlands Bestuur.
3.12.07
Anti-Wildersbeweging
De afgelopen dagen is er de nodige commotie ontstaan over het onzalige, oerdomme en gevaarlijke voorstel van CDA'er Doekle Terpstra om een anti-Wildersbeweging te beginnen. In het Radio 1-programma Standpunt café ben ik daarover vanavond in discussie gegaan met de PvdA'ers Harry van den Bergh en Walter Etty.
Ik vraag me af waar vertegenwoordigers van de grote partijen de brutaliteit vandaan halen om deze actie tegen Wilders te ontketenen. Zijn zij zelf niet verantwoordelijk voor het electorale gat waar Wilders is in gesprongen, omdat zij weigerden de onrust en de pijn in de samenleving over de ravages van het multiculturele project een stem te geven? En waarom zijn ze niet in staat hem inhoudelijk weerwerk te bieden en nemen ze hun toevlucht tot een demonstratie, die zeker tot een verdere polarisatie en mogelijk zelfs escalatie van de verhoudingen in Nederland zal leiden? En bovendien, wie wil er in het gezelschap verkeren van een club als Nederland bekent kleur, die in 2002, samen met de Internationale Socialisten, demonstraties tegen Pim Fortuyn ('De Hollandse Haider') organiseerde?
Iemand die Wilders 'het kwaad' noemt, 'het kwaad dat moet worden gestopt', deinst natuurlijk nergens meer voor terug.
Ik vraag me af waar vertegenwoordigers van de grote partijen de brutaliteit vandaan halen om deze actie tegen Wilders te ontketenen. Zijn zij zelf niet verantwoordelijk voor het electorale gat waar Wilders is in gesprongen, omdat zij weigerden de onrust en de pijn in de samenleving over de ravages van het multiculturele project een stem te geven? En waarom zijn ze niet in staat hem inhoudelijk weerwerk te bieden en nemen ze hun toevlucht tot een demonstratie, die zeker tot een verdere polarisatie en mogelijk zelfs escalatie van de verhoudingen in Nederland zal leiden? En bovendien, wie wil er in het gezelschap verkeren van een club als Nederland bekent kleur, die in 2002, samen met de Internationale Socialisten, demonstraties tegen Pim Fortuyn ('De Hollandse Haider') organiseerde?
Iemand die Wilders 'het kwaad' noemt, 'het kwaad dat moet worden gestopt', deinst natuurlijk nergens meer voor terug.
Interview over het "VU-kabinet"
Afgelopen weekend interviewden Jaffe Vink (hoofdredacteur Opinio) en ik voor Opinio-TV, het nieuwe programma van Het Gesprek, Prof. George Harinck, hoogleraar aan de VU, over de intellectuele geschiedenis van het derder kabinet-Balkenende, het VU-kabinet. Hier is deel 1 te bekijken en hier is deel 2.
Subscribe to:
Posts (Atom)