Het ene protest is het andere niet. In januari 2006 richtte een grote groep Leidse studenten zich in een ‘Lieve Maria’-brief tot toenmalig minister van Onderwijs Van der Hoeven. Die brief, mede ondertekend door zeventien zusterverenigingen van andere universiteiten, vormde een onderdeel van een landelijke actie voor meer wiskunde op de middelbare school. Veel bètastudenten op de universiteiten kwamen namelijk in de problemen, en waren boos. ‘Lieve Maria, we merken dat wij het universitaire niveau eigenlijk niet aankunnen. Daarom moeten wij nu bijspijkercursussen volgen, of zelfs stoppen met onze studie. We zouden willen dat we meer wiskunde hadden gehad op de middelbare school.’
En korter geleden nog protesteerden middelbare scholieren tegen het onderwijs dat zij krijgen. Dat is te versnipperd, en ze voelden zich proefdieren in een vreemd experiment dat meer een doel op zich leek te zijn als hun vorming ten goede leek te komen.
Deze twee voorbeelden zijn wel heel andere koek dan de protesten die we sinds een week of twee in enkele steden hebben mogen aanschouwen. Opgejut door DWARS, de jongeren van GroenLinks, hebben scholieren de handhaving van een wettelijke norm aangegrepen tot protesten die her en der op rellen, geweld en vernielingen zijn uitgelopen. De politie heeft al 200 arrestaties verricht, en als de uitslag van een kamerdebat de scholieren niet bevalt, komen er nog grotere demonstraties, tot op het Haagse Malieveld aan toe.
Hoe verwerpelijk die acties ook zijn, en hoe terecht ditmaal de verontwaardiging van politici ook is, toch moeten we iets verder kijken dan alleen naar die rellen, en naar dat geweld dat waarschijnlijk mede het gevolg is van hooligan-achtigen die de demonstraties hebben misbruikt.
Stevig onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor de kracht van een samenleving, en in dat kader is de handhaving van de norm van 1040 uur les per schooljaar volkomen terecht. Maar alleen de kwantiteit zegt niet zoveel. Het gaat er ook om dat die uren zinvol worden gevuld.
Ik heb wat ervaringsdeskundigen in mijn directe omgeving, en uit hun verhalen kan ik niet opmaken dat dit altijd gebeurt. Er vallen iedere week veel lesuren uit, en dat komt meestal omdat leraren tijdens de lessen met elkaar moeten gaan zitten vergaderen. Voorheen was het dan zo dat die lesuren ‘vervielen’, en scholieren hun vrije tussenuren gebruikten om wat rond te hangen of in een nabij gelegen etablissement een potje poker op te zetten, of de gelegenheid aangrepen om maar alvast naar huis te gaan. Nu is er een nieuw regime dat erin bestaat dat scholen net doen alsof die uren worden vervangen. Dat heten dan ‘invaluren’ of ‘Z-uren’ (de ‘Z’ staat voor zelfstandig studeren), en die komen erop neer dat de scholieren begeleid door een speciale docent maar alvast hun huiswerk moeten gaan zitten maken. En die speciale docent kijkt ondertussen wat proefwerken na, of leest de Volkskrant.
Als ik nog scholier was, zou ik ook niet graag gevangen worden gehouden om iets te doen wat naar zijn naam en aard niet op school maar thuis dient te worden gedaan.
Maar achter die verlegenheid van de scholen, die er blijkbaar niet in slagen het geboden aantal uren zinvol te vullen, gaat nog iets anders schuil. Terwijl scholieren afgelopen maandag ook naar het Binnenhof oprukten en de gebouwen daar met eieren bekogelden, was de parlementaire commissie die onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen decennia doet, gewoon aan het werk. Voor deze commissie verscheen de Utrechtse hoogleraar P. R. J. Simons, een van de profeten van het ‘nieuwe leren’ (zelfstandig werken en ‘samenwerkend leren’). Maar hij zei iets opmerkelijks: ‘Het kernprobleem van ons onderwijs is dat we niet weten wat we echt belangrijk vinden. Daarover zou een nationaal debat moeten komen. We hebben de kennis in veel te veel vakken versnipperd. We hebben ook veel te veel uren en lesstof per vak.’
We weten niet meer wat we echt belangrijk vinden. Achter de verlegenheid van de scholen gaat dus een nog grotere verlegenheid schuil: een culturele leegte, die verhindert dat we ons onderwijs op een zinvolle manier inhoud geven. Als die rare en wilde protesten van deze week bijdragen aan de totstandkoming van een ‘nationaal debat’ daarover, dan tel ik mijn zegeningen.
*) Een versie van dit stuk is ook verschenen in Binnenlands Bestuur.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment