17.12.06

Grenzen trekken

Recensie van: Michael Burleigh, Aardse machten – Religie en politiek in Europa van de Franse Revolutie tot de Eerste Wereldoorlog, De Bezige Bij, € 35,-

Brits historicus Burleigh begrijpt dat islamitische dreiging zich niet richt tegen rechtse provocateurs, maar tegen de westerse samenleving als zodanig.

Of de keuze voor een tweedelige geschiedenis over religie en politiek een koerswijziging van uitgeverij De Bezige Bij inluidt, staat nog te bezien, en voor auteurs als Hofland, Campert en Mulisch zou die natuurlijk sneu zijn, maar feit is dat de boeken over Aardse machten en Heilige doelen die deze uitgever lanceert, vanuit een uitgesproken conservatief perspectief zijn geschreven.

Minstens zo opmerkelijk is het hoofdstuk in Heilige doelen over Nederland en de moord op Theo van Gogh. De auteur, de Britse historicus Michael Burleigh, weerspreekt namelijk fouten die in het Nederlandse debat over de islam keer op keer worden gemaakt. Wat dat betreft gloort er dus enige hoop, want Nederlandse opiniemakers blijken zich met enige graagte onder de indruk te laten brengen van het oordeel van buitenlandse auteurs over de situatie in Nederland en omhelzen daarom enthousiast zulke verschillende schrijvers als Jonathan Israel, James Kennedy en Ian Buruma. De opvattingen van Burleigh wijken nogal af van die van de drie genoemden, en het is dus spannend om te bezien hoe hij hier zal worden ontvangen.

Burleigh heeft gedoceerd in Oxford en Cardiff en aan de London School of Economics, en maakte naam met een studie over het Derde Rijk waarvoor hij de Samuel Johnson Prize voor non-fictie kreeg. Hij is nu uit zijn slof geschoten met twee dikke boeken van samen meer dan 1000 pagina’s over de relatie tussen politiek en religie in de moderne Europese geschiedenis. Hij beschrijft de Franse Revolutie, het restauratieve streven naar het herstel van troon en altaar, nationalisme en Russisch messianisme, en concentreert zich in het tweede deel op de grote Europese dictaturen (nazisme en communisme) en Al Qaida. De Nederlandse vertaling van het tweede deel verschijnt in het voorjaar van 2007.

Burleigh beschrijft het lange conflict tussen staat en religie vanuit een perspectief dat vooral door de Oostenrijks-Amerikaanse filosoof Eric Voegelin (1901-1987) is ontwikkeld: het concept van de politiek religie. Voegelin, die Oostenrijk na de Anschluß van 1938 moest ontvluchten, stelde vast dat de moderne onttovering van de wereld als gevolg van liberalisme en secularisatie niet in rationeel georganiseerde, bureaucratische regeringen was uitgemond. Moderne ideologieën als communisme en nazisme waren de belichaming van oeroude, diep-religieuze visies op staat en politiek. De leiders van deze bewegingen poseerden als messiassen die een nieuw paradijs zouden inluiden. Hun aanhangers waren niets meer dan een integraal onderdeel van het collectief.

Deze visie was in de joods-christelijke en klassieke tradities overwonnen omdat macht en recht daar van elkaar gescheiden raakten en het inzicht baan brak dat alle politiek voorlopig is omdat de hemel nu eenmaal niet op aarde te realiseren valt. Zowel de islam als de Europese totalitaire ideologieën zijn vanuit dit perspectief een terugval ten opzichte van deze sceptische differentiaties uit de joods-christelijke en klassieke tradities. De islam vermengt immers wereldlijk en geestelijk recht en daarmee waarheid en macht. Communisme en nationaal-socialisme verwierpen het bestaande radicaal en wilden de wereld volgens een religieus-ideologische blauwdruk veranderen.

Het moderne Europa heeft dus voortdurend conflicten tussen politiek en religie te zien gegeven – juist omdat de klassieke werkelijkheidservaring telkens is ontkend. Burleigh heeft zich dankzij het concept van Voegelin een visie op de Europese geschiedenis eigen gemaakt die hem in staat stelt recht te doen aan de complexiteit van die geschiedenis. Maar dat niet alleen. Hij vermijdt ook veel gemaakte fouten.

Zo scheert hij niet alle religies over één kam. Hij spreekt zich uit tegen de eenzijdige liberale nadruk op ‘diversiteit’, ‘mensenrechten’ en ‘tolerantie’, omdat liberalen net doen alsof zij die waarden hebben uitgevonden. Zij blijken zich niet van de mate waarin zij het product zijn van ‘een diepere christelijke cultuur gebaseerd op ideeën en structuren die zo diep verborgen zijn dat de meesten van ons zich daar nauwelijks bewust van zijn’. Hij citeert dan ook met instemming de atheïstische president van Polen, Kwásniewski, die zei dat er geen verontschuldiging is voor de opname van verwijzingen naar het oude Griekenland en Rome, en de Verlichting, in de Europese Grondwet, wanneer ‘een referentie aan de christelijke waarden die zo belangrijk zijn geweest bij de ontwikkeling van Europa’, uitblijft.

Op grond van zijn afwijzing van het godsdienstrelativisme plaatst Burleigh ook een kritische noot bij de Europese neiging om het op veel punten op een akkoordje te gooien met de islam. Natuurlijk, schrijft Burleigh, hebben westerse samenlevingen zich aan sommige eisen van religieuze minderheden aangepast. Zo hoefden Joden niet op zaterdag te werken en Sikhs geen helm te dragen. Maar die eisen vormden, anders dan bij de islam, geen onderdeel van een assertieve campagne gericht op het boeken van terreinwinst in gastlanden. Koningin Beatrix accepteerde in 1984 niet dat orthodoxe rabbijnen haar geen hand gaven, maar accepteerde dat onlangs wel van leden van het bestuur van een Haagse moskee. De les die uit Burleighs betoog volgt, is dat zij precies andersom had moeten handelen.

In het hoofdstuk over Nederland maakt Burleigh niet de gebruikelijke fout om de woede van moslims toe te schrijven aan de kritiek en provocaties die hun vanuit de rechterhoek van het intellectuele spectrum zijn aangedragen. In één subtiel zinnetje maakt hij duidelijk dat die agressie zich tegen de westerse samenleving als zodanig richt. De doodsbedreigingen in de brief die Mohammed Bouyeri op het lichaam van Theo van Gogh spietste, waren immers niet alleen tot Ayaan Hirsi Ali maar ook tot burgemeester Cohen gericht. En de lijstjes die in de kringen van Samir A. c.s. circuleerden, onderstrepen dit punt. ‘Onze moordenaars worden geïnspireerd door een haat tegen het Westen die net zo veel verschuldigd is aan de geschiedenis van westerse zelfverwerping als aan het ressentiment of puriteinse en politiek geradicaliseerde versies van de islam.’

Anders dan veel andere recente boeken van vooral Amerikaanse auteurs over de toekomst van Europa, eindigt het boek van Burleigh optimistisch. Nu de kwesties waar het in het conflict tussen het Westen en de islam om draait, steeds scherper gedefinieerd worden, is er reden tot hoop, omdat die definities onderdeel van de oplossing zijn. En vooral: Burleigh lijkt een rotsvast vertrouwen in de kracht en vitaliteit van het Westen te koesteren. Overal ziet hij redenen om hoopvol gestemd te blijven. Niet allen omdat het islamitisch terrorisme als bedreiging niet te vergelijken valt met de schaduw van nucleaire vernietiging die tijdens de Koude Oorlog over de wereld hing. Maar vooral ook omdat overal blijkt, ook in het ‘eens liberale Nederland’, dat gewone mensen (anders dan politici die islamitische kiezers hebben te behagen) geen mensen willen blijven tolereren die homoseksuelen zouden willen verdrijven, vrouwen tot tweederangsburgers willen reduceren, of openlijk oproepen tot de dood van Deense cartoonisten, Nederlandse politici of Joden en Israelis’s. Dat zijn ‘activiteiten die in Saoedi Arabië en Iran misschien acceptabel zijn, maar hier niet okay zijn’.

Er is een grens, aldus Burleigh, en steeds meer mensen zijn bereid die grens te trekken en te bewaken. ‘Iedereen met zulke opvattingen [over homoseksuelen, vrouwen en Joden – bjs] is onverzoenbaar met onze beschaving en dient de mogelijkheid te gebruiken om te vertrekken voordat de Europese geschiedenis zich herhaalt. Er zijn bemoedigende tekenen dat de kerken – en in het bijzonder de Katholieke Kerk van Benedictus XVI – bereid zijn ononderhandelbare posities in te nemen, en niet de platitudes te verwoorden van een ongeloofwaardig multiculturalisme dat alleen nog op linkse universiteiten en bij lokale overheden bestaat , maar dat zich niet op het scherp van de snede van het Europese denken bevindt’.

*) Een versie van dit stuk verscheen eerder in HP/De Tijd.

3 comments:

Anonymous said...

Handig om te weten:
http://tinyurl.com/c9szm
http://www.snopes.com/politics/religion/australia.asp

ACP said...

Ongeacht wat volgens Burleigh de motieven en de objectieven ook zijn van de Islamitsche wereld, zij waren zonder de petro-dollars nooit zo ver gekomen en hadden daar waarschijnlijk ook niet eens aan kunnen denken. (Waardoor voor een Burleigh ook geen boek over te schrijven zou zijn).

Want het is echt niet alsof olierijke-Muslims zich aan de eigen veters (of sandalen) hebben opgetrokken, maar dat het westen dat voor hun hebben gedaan. Hoofdzakelijk omdat zij nauwelijk, of niet eens, wisten wat er onder het woestijnzand lag, laat staan wat zij ermee kunnen doen.

Het is daarom slechts te hopen dat het allemaal nog met een sisser afloopt, aangezien de Muslims (op voor hun zeer onwijze en ongelukkige manier) de confrontatie zijn aangegaan, niet zo zeer met het afgaande Europa, maar met de drie grootste wereldmachten van de komende eeuw. Met name: de engelssprekende volken, de chineesschrijvenden en de cyrilisten die allen specifieke last van hun ondervinden( en in dat opzcht dan ook inmiddels reeds expliciete samenwerkings verdragen hebben opgezet).

Persoonlijk denk ik dat de gezamelijke strategie gericht is op het eerst zoveel mogelijk leegpompen van de midden-oostelijk olie voorraden (opdat het niet in vijandige handen valt, en terwijl voor alternatieven wordt gezorgt), alsmede het afbouwen van hun olierevenuen. Gevolgd door fysieke containment met behulp van militaire macht en bufferlanden zoals Egypte, Pakistan en Turkije. Want de mop-up acties buiten West Europa zijn reeds vanaf 911 in volle gang. ( Een egressie dat heus wel de stilzwijgende goedkeuring van de Islamitische wereld had). Niet voor niets dat de meer dan 2 miljoen muslims in de VS, Canada en Australie nu steen en been klagen dat zij zwaar in de gaten worden gehouden en gedwongen volledig in de smeltpotten van de emigratielanden op te gaan ...

Burleigh heeft een zeer interessante boek geschreven, maar voorhands staat het dunkme geheel los van hoe deze zeer serieuze affaire zich in real life gaat afspelen ...

Anonymous said...

Toch jammer dat de liberalen weer wordt verweten dat men de religie niet als belangrijkste cultuurvormer van de hedendaagse verlichte denkwijze ziet.
Men wil maar steeds weer de verlichting vergeten en de tegenwerkende rol van de kerk daarbij. Niet netjes.