Veel christenen zijn bezet met een anti-liberaal virus. Vermoedelijk is dat virus 170 jaar geleden al in hen geïnjecteerd, toen de liberale minister C. F. van Maanen opdracht gaf de Afgescheidenen te vervolgen. Anti-religieuze uitlatingen van rechts-liberale politici en opiniemakers doen vele christenen vermoeden dat een liberaal-seculiere staat die hen van hun vrijheden berooft, ook nu weer allerminst denkbeeldig is.
Ik denk dat die zorg terecht is. Voor het nieuwe opinieweekblad Opinio interviewde ik onlangs de Engelse historicus Jonathan Israel, een van de helden van sommige rechts-liberale politici en opiniemakers. Zijn betoog kwam er kort en goed op neer dat de waarden van de Verlichting gewoon waar zijn en daarom de grondslag moeten vormen van het culturele en politieke leven, en dat er daarom voor religieuze organisaties geen plaats meer mag zijn in het publieke leven.
Veel christenen trekken uit die zorg echter precies de verkeerde conclusie. Sterker nog, in hun verzet tegen het liberalisme nemen zij een van de meest karakteristieke en gevaarlijkste aspecten van het liberale denken over. Dat aspect is de gedachte dat we met alle groepen in een samenleving door middel van dialoog, contract en onderhandeling uiteindelijk vrede kunnen sluiten.
Inderdaad: in Nederland heeft die aanpak van overleg decennia lang (zeg: ten tijde van de verzuiling) tot goede resultaten geleid. Voor alle groepen was er een plekje onder de Nederlandse zon. Maar met de islam werkt die aanpak niet. En toch wil ds. Visscher van de Gereformeerde Gemeenten dat christenen met moslims gaan samenwerken om de vrijheid van onderwijs te behouden, wil de orthodoxe katholiek Robert Lemm dat christenen en moslims samen tegen het liberalisme ten strijde trekken, en wil prof. Schuurman dat christenen en ‘reformistische’ moslims het moderne westerse denken over techniek en economie gaan corrigeren.
Al deze pleidooien getuigen van een onthutsende naïveteit. Ik wil best geloven dat de geschiedenis nog niet in alle hevigheid in een plaats als Breukelen is teruggekeerd, maar het voorstel van prof. Schuurman, vorige week geuit in zijn afscheidsrede, geeft vooral blijk van een schuldige onwetendheid.
Christenen moeten helder blijven zien dat:
1. er een onoverbrugbare kloof tussen het christelijk en islamitisch geloof bestaat,
2. de duivel in de details verborgen gaat en dat ogenschijnlijke overeenstemming in waarden veelal slechts schijn is, en dat
3. de islam een collectieve cultuur representeert waarin niet overleg en vrede met de ander centraal staat, maar diens onderwerping (langs gewelddadige of politieke weg).
Omdat veel christenen dit niet meer inzien, maken ook zij zich aan de hand van de Visschers, Lemms en Schuurmannen schuldig aan de bevordering van een van de meest fatale ontwikkelingen die zich dezer dagen voltrekt: dat wij niet de moslims veranderen maar zij ons. Onze welwillendheid en inschikkelijkheid geeft hun de ruimte om te blijven die ze zijn.
In het huidige debat staan christenen voor de taak om duidelijk te maken dat hun geloof vredelievend is en niet uit is op wereldlijke dominantie. En dat een rechtsstaat er niet is om iedereen moderne waarden op te dringen, maar een geheel van spelregels en procedures biedt om met verschillen om te gaan. En dat voor een geloof (het islamitische) dat zich niet in een minderheidspositie kan schikken, binnen zo’n rechtsstaat geen plaats is.
*) Een iets ingekorte versie van dit artikel is verschenen in het Reformatorisch Dagblad.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment