‘De herfstkreet van de havik’ is een van de beroemdste gedichten van de Russische dichter Joseph Brodsky (1940-1996). In dit lange gedicht vliegt een havik hoog in de lucht, ver boven het landschap van de eerste dertien staten van de VS, heeft zichzelf niet langer onder controle, vliegt steeds hoger, slaagt er door een ondoordringbare luchtlaag niet in terug te vliegen naar de wereld en sterft ten slotte: hij valt in fragmenten uiteen en komt op de aarde terecht als een sneeuwbui.
Het is ongetwijfeld een gedicht over hybris, overmoed. Maar waar gaat het precies over? Over de poëzie, die zo hoog en metafysisch kan worden dat er niets van overblijft? Of gaat het over de religie, die door hoogmoed kan verijlen, zich te ver van haar bronnen verwijdert en dan in smeltende fragmenten verandert?
Of gaat het over de politiek, die ook een hoogmoedig hoge vlucht kan nemen wanneer zij zich te ver van de samenleving verwijdert en zich isoleert van de gebeurtenissen die zich in de straten en wijken van de steden afspelen?
De Nederlandse politiek althans leek in een smeltende sneeuwbui te eindigen. De partijen in het centrum schrompelden ineen en de vleugels van SP en PVV werden sterker en krachtiger. Zelfs trouwhartige columnisten als Hans Goslinga en Jacques van Doorn begonnen al voorzichtig te denken aan een scenario dat vergelijkbaar was met dat van Weimar-Duitsland: kiezers die de politici van het centrum niet meer vertrouwen, uitwijken naar radicale partijen ter rechter- en ter linkerzijde van het politieke spectrum en het land daarmee zo goed als onregeerbaar maken.
Over de redenen van die leegloop van het centrum en dat uitwijken naar de vleugels hoefde in Nederland geen onduidelijkheid te bestaan: het kleine dagelijkse leed en de pijn van de straten en wijken. Kortom, het inmiddels beroemde onbehagen wordt vooral veroorzaakt door de gevolgen van de immigratie van de afgelopen decennia en de gebrekkige integratie van vooral moslims in de Nederlandse samenleving. Geweld en criminaliteit, no-go areas, opvattingen en gedragingen die wij in Nederland al lang niet meer gewend waren – al deze zaken leidden bij de oorspronkelijke bevolking in toenemende mate tot vervreemding, zowel van hun eigen samenleving als van de politiek.
Want die politici hadden het daar maar niet over. In de campagne voor de verkiezingen van een jaar geleden leek er haast een stilzwijgende afspraak te bestaan om het vooral niet over immigratie en integratie te hebben. Geert Wilders deed dat wel, en hij scoorde negen zetels. Rita Verdonk doet dat ook, en na haar afscheiding van de VVD staat zij in de peilingen op twintig zetels of meer.
Tegelijkertijd werd duidelijk dat Wilders en Verdonk geen ideeën of plannen hadden die een oplossing dichterbij konden brengen. Verdonk straalt voor velen wel een bepaalde daadkracht uit, maar waar die daadkracht in bestaat, dat wil ze maar niet zeggen. En Wilders is er meer op uit het onbehagen te doen oplaaien dan dat hij serieus op zoek is naar oplossingen die het conflict in goede banen kunnen leiden. Dat was dus de situatie, tot deze week: een zwijgend en onmachtig centrum (dat de populistische retoriek van Wilders als alibi gebruikte om het onderwerp links te laten liggen) en een ongerichte daadkracht op de vleugels.
Tot deze week. Want nu hebben zowel de VVD als de coalitie, bij monde van minister Vogelaar van Krachtwijken, hun plannen op het terrein van immigratie en integratie gepresenteerd. Vogelaar doet dat namens de PvdA, de CDA en de ChristenUnie, en het ziet er inderdaad naar uit dat haar plannen in de achterban van deze partijen een welwillend onthaal zullen vinden. Haar benadering maakt ‘een evenwichtige en realistische indruk’, luidde het commentaar in Trouw. De integratienota van Vogelaar brengt integratie ‘een stap dichterbij’, anders dan de ‘spierballentaal’ van rechts, oordeelde het Nederlands Dagblad.
De vraag is of de plannen van de VVD en die van Vogelaar inderdaad een adequaat antwoord van de oude politieke partijen op de rechtse retoriek van Wilders en Verdonk zijn.
Wie de nota van Vogelaar leest, moet vaststellen dat zij althans voor een deel de oude Vogelaar niet meer is – zoals ook onze staatssecretaris van Europese Zaken, Frans Timmermans, na het ‘nee’ van het referendum van 1 juni 2005 en het nieuwe, door Plasterk geschreven verkiezingsprogramma van de PvdA niet meer de eurofiel is die hij was. Vogelaar presenteerde zich tot nog toe als een politica die de ontwikkelingen vooral op hun beloop wilde laten, ook als die in een joods-christelijk-islamitische cultuur zouden uitmonden. Met wat nieuwe kozijnen en wat kwastjes verf moest de schade beperkt gehouden kunnen worden – als autochtone Nederlanders ten minste eens hun harde toon zouden matigen en zouden ophouden met het discrimineren en marginaliseren van autochtonen. Maar nu benadrukt ze dat ze het onbehagen van de autochtone Nederlanders serieus wil nemen en zegt ze dat ze dat van Paul Scheffer heeft geleerd. Hervindt de Nederlandse elite zijn oude gewoonte om voorzichtig mee te buigen met maatschappelijke ontwikkelingen, zoals Piet de Jong dat deed in de late jaren zestig?
Wat er dan in Vogelaars nota aan maatregelen volgt, is echter vooral méér van hetzelfde, méér van wat we al jaren aan maatregelen voorbij hebben zien komen. Vergroting van arbeidsparticipatie, stimulering van zelfstandig ondernemerschap, bestrijding van radicalisering, aanpak van wijken en de instelling van een landelijk netwerk van anti-discriminatievoorzieningen. En de oplossing van het probleem mag generaties gaan duren. Het verschil met Paul Scheffer bestaat onder andere daarin dat Vogelaar ervan uitgaat dat autochtonen de snelle veranderingen in de samenleving en de steeds zichtbaarder islam als bedreigend ervaren, terwijl die ontwikkelingen volgens Scheffer daadwerkelijk bedreigend zijn voor de sociale cohesie in een moderne samenleving. Vogelaar toont daarmee aan dat zij noch de realiteit van de wijken noch de ideeën van Paul Scheffer begrijpt.
Dat het probleem urgent is en om onorthodoxe maatregelen vraagt, spreekt op geen enkele manier uit Vogelaars nota. Dit beleid zal als een sneeuwbui weer op de aarde neerstorten.
Dat gevoel van urgentie spreekt wel uit de nota van VVD-Kamerlid Henk Kamp, die terug is van weggeweest en die de eerdere fouten van zijn partij – onder meer door het onderwerp in haar verkiezingsprogramma zo goed als volledig te negeren – nadrukkelijk corrigeert. Vogelaar heeft hem inmiddels weggehoond als een politicus die zich bij het peloton van Wilders en Verdonk wil aansluiten.
Het lijkt wel alsof Kamp het recente boek van Lee Harris over The Suicide of Reason heeft gelezen en daarin het zinnetje heeft onderstreept waarin Harris schrijft dat dít de kwestie is: dat niet wij moeten veranderen en ons aanpassen aan de eisen die moslimimmigranten op tafel leggen, maar dat zij moeten veranderen en zich aan onze cultuur hebben aan te passen.
Het feit dat 71 procent van de bevolking van mening is dat er te veel buitenlanders zijn die zich niet aan de Nederlandse cultuur aanpassen, neemt Kamp volledig serieus. “De opdringerige aanwezigheid van de islam in de openbare ruimte is in Nederland niet gewenst,” schrijft hij. Immigratie moet verder worden ontmoedigd, zeker de huwelijksmigratie; en zij die hier zijn of binnenkomen, moeten een duidelijke binding met dit land tonen en zichzelf bewijzen voordat zij dezelfde rechten krijgen als zij die al in Nederland wonen. Verheugend is ook dat Kamp zich niet – zoals bij andere politici gebruikelijk is – achter de Grondwet, internationale verdragen of privacywetgeving wil verschuilen. Ook valt hij niet ten slachtoffer aan een verlammend godsdienstrelativisme: hij spreekt zich uit tegen luide gebedsoproepen van imams, maar hij vindt dat hij dat mag zeggen zonder tegelijkertijd te zeuren over kerkklokken op de zondagochtend.
Wie van mening is dat de opkomst van rechts-populistische vleugels niet de oplossing is maar onderdeel van het probleem – onder andere omdat die opkomst een democratie verandert in een ochlocratie, een wetteloze regering door de massa – en dat alleen een versterking van het politieke centrum door hernieuwd realiteitsbesef uitkomst kan bieden, kan niet anders dan het initiatief van Henk Kamp als een hoopvol teken beschouwen. Zijn havik heeft zich niet tot hoogten verheven waarin hij door ondoordringbare luchtlagen van de maatschappelijke realiteit geïsoleerd is geraakt.
*) Dit artikel is eveneens verschenen in Opinio.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment