21.7.07

Meer invloed overheid op gezin gevaarlijk

De plannen van minister Rouvoet tasten de soevereiniteit van het gezin aan stelde ik eerder in een stuk op de opiniepagina van het RD. SGP-wethouder Van Duijn noemde dat in een reactie onzin en sprak van „ideologische verblinding” bij Spruyt. Hieronder mijn repliek .

De heer Van Duijn heeft mij verwaardigd met een reactie op mijn artikel op deze pagina. Laat ik zijn geëmotioneerde betoog puntsgewijs weerleggen.

Ten eerste, ik zou Rouvoet hebben overschat omdat wat hij nu naar voren brengt al jaren in de maak is of hier en daar zelfs al beleid is. Het is van tweeën één. Of je trekt honderd dagen het land in en roept aan het einde van die periode de media bij je om je nieuwe plannen te ontvouwen met betrekking tot de jeugdzorg, waaronder het plan voor die elektronische dossiers voor ieder kind in Nederland. Of je zegt na honderd dagen ’dialoog’ dat je eigenlijk niets nieuws hebt kunnen verzinnen en dat je gewoon gaat uitvoeren wat je voorgangers hebben verzonnen. Maar eerst stampij maken, en daarna bij het eerste zuchtje tegenwind zeggen dat je eigenlijk niets nieuws toevoegt en dat er niets aan de hand is, dat kan niet.

Ten tweede, ik zou vooral de heer Van Duijn en consorten aanvallen, terwijl die al zo lang bezig zijn met hun zegenrijke werk voor „kwetsbare jongeren.” De heer Van Duijn zal wel van mij willen aannemen dat ik geen voorstander ben van kindermishandeling of een tegenstander van effectief handelen, zelfs niet van ambtenaren. Ook begrijp ik dat bepaalde instanties in bepaalde situaties moeten ingrijpen. Maar de voorliggende plannen (van wie die ook zijn) gaan veel verder. Zoals consultatiebureaus nu al elektronische dossiers aanleggen met medische gegevens van alle kinderen, zo gaat de overheid nu ook elektronische dossiers aanleggen met gegevens over de sociale omgeving van álle kinderen, in álle gezinnen.

Bij ieder fatsoenlijk christenmens lopen dan natuurlijk de rillingen over de rug. Want een overheid wil altijd meer, zoals ook Van Duijn zelf laat zien door gelijk maar weer meer subsidie te vragen. En subsidies zijn belastinggeld, geld dus waar gewone mensen hard voor werken. Ze willen niet alleen altijd weer meer belasting heffen, ze willen de burger het liefst ook naar een eigen ideologisch model herscheppen. Nu hebben we Rouvoet -en die zou in de praktijk nog een beetje kunnen meevallen-, maar wie krijgen we straks? En wat gaat er dan allemaal onder ’risico’s’ vallen?

Drie. Van Duijn verwijt mij „ideologische verblinding”, maar geeft daarmee slechts aan zelf de weg volledig kwijt te zijn. Problemen in gezinnen en met jongeren ontstaan niet omdat de overheid geen goed jeugdbeleid voert, maar worden veroorzaakt door een scala aan culturele gebreken: echtscheidingen, onmatigheid, egoïsme, gebrek aan zelfbeheersing, het wegvallen van institutionele verbanden waarin dergelijke problemen voorheen werden aangepakt. Wanneer er geen mentaliteitsverandering (culturele omslag) komt die dit corrigeert, kan de overheid doen wat ze denkt te moeten doen, maar blijft het dweilen met de kraan open. En die dweil is ook nog eens vies, en waar de kraan zit (en of er überhaupt een kraan is), dat schijnt zelfs een SGP-wethouder niet meer te weten.

Want zo maakt Van Duijn zich bekend: als SGP-wethouder, terwijl hij tegelijk om meer subsidies vraagt en denkt dat de overheid opvoedingsproblemen kan oplossen. De heer Van Duijn heeft geluk dat ik geen voorzitter van de SGP ben, anders moest hij rap op zoek naar een echte baan.

*) Eerder verschenen in het Reformatorisch Dagblad.

20.7.07

Pantoffelhelden

Naar aanleiding van mijn radio-interview op BNR ben ik op internet overladen met kritiek. Ik word verweten geen conservatief meer te zijn, en daarom 'geen ballen' te hebben, me in de kijker te willen spelen bij 'de oude hap', dat ik achter een ideologie wil 'aanhobbelen' enzovoorts. Dit alles wordt te berde gebracht door lieden die schuilen achter pseudoniemen als 'Duns Ouray', 'alex', 'WieboXL', 'Auke' en 'Cromwell.'

Eerlijk gezegd ben ik het helemaal zat, die lui die anononiem op zulke sites zitten te schelden op iemand die, altijd onder eigen naam opererend, met een bloedneus het strijdperk heeft moeten verlaten en dan hem een gebrek aan ballen verwijten.

En voor degenen die het interesseert: als je goed geluisterd had naar die radio-uitzending had je kunnen horen dat ik helemaal geen afscheid heb genomen van het conservatisme maar juist niet wil dat een politieke filosofie versteent tot een dogmatische ideologie, die je net zo van de werkelijkheid vervreemdt als om het even welke andere ideologie.

18.7.07

Alleen voor echte jongens

Recensie van, Gonn & Hal Iggulden, The Dangerous Book for Boys, Collins € 17,50

Even als jongens onder elkaar: het beste nieuws van 2007 is nu al een feit. Er is een geweldig boek verschenen, een boek dat in Amerika en Engeland al een bestseller is, dat in Nederland – het kan niet anders – ook gaat worden, maar waarmee onze autoriteiten nog het nodige te stellen zullen krijgen.

Het is een boek voor echte jongens, en voor hen alleen. Het zou mij niet verbazen wanneer Balkenende naar aanleiding van dit boek de censuur weer invoert en het boek laat verbieden. Wanneer de nieuwe opvoedpolitie van André Rouvoet binnenkort de wijken doorgaat en overal zal aankloppen om te zien of zich achter de voordeur zaken voltrekken die de staat als risicovol inschat voor de ontwikkeling van uw zo(o)n(en) tot modelburgers, zullen zij uw matrassen oplichten en kasten doorzoeken, en u dwingen tot een heel lange opvoedcursus wanneer zij dit boek in uw huis zullen aantreffen. Zij zullen uw zo(o)n(en) uit de ouderlijke macht ontzetten, en hen onderbrengen in een opvangcentrum waar juffrouwen uw zo(o)n(en) zullen heropvoeden door ze te leren vooral weer over hun gevoelens te praten, over relaties en emoties, en hoe ze moeten huilen.

Bij de ingang zullen de jongens hun zakken moeten leegmaken en hun zakmessen, kompassen, touwen en vergrootglazen moeten inleveren. De boeken die zij hebben meegebracht, boeken die van grootse avonturen verhalen met alleen mannen in de hoofdrol, van heroïsche veldslagen en van de geschiedenis van de artillerie, zullen zij aan het vuur moeten afstaan. Balkenende zelf zal dat komen ontsteken, en in een plechtige toespraak melden dat met deze daad een belangrijke stap voorwaarts is gezet in het herstel van waarden en normen in het vaderland. Als gastspreekster zal Stine Jensen aantreden, en zij zal de recensie voorlezen die zij vrijdags daarvoor in de boekenbijlage van het Handelsblad heeft gepubliceerd. Weg met de natuur!, zal zij uitroepen, weg met die rechtse boeken die jongens tot apenrotsbewoners dreigen op te voeden. En André Rouvoet zal ontroerd toekijken, en een euforisch moment van late genoegdoening smaken: al 30 jaar haat hij ze, die jongens van vroeger die wel een meisje konden krijgen, een bal konden raken en niet in een te strakke gymbroek rondliepen. Eindelijk wraak op al die jongens die hem toen zo pestten omdat hij alleen maar de beste van de klas was en klikte als hij zag dat ze een zakmes hadden of stiekem rookten.

We staan dus, jongens, aan de vooravond van een ongekende clash. En daarom, vaders van Nederland: nu kan het nog, nu is het boek nog verkrijgbaar, spoed u dus naar de winkel, koop The Dangerous Book for Boys, geschreven door Gonn en Hal Iggulden (twee Engelse broers), en vraag uw grootvaders waar en hoe zij in de Tweede Wereldoorlog hun dierbaarste bezittingen verstopten, en verberg daar dit boek dat u de rest van uw leven zal begeleiden.

Ik zag het boek voor het eerst in een boekwinkel in de Verenigde Staten. Het boek lag in hoge stapels op de toonbanken, en ik zag rijen mannen (zonder overdrijving) van 8 tot 80 jaar oud met gepaste trots één of meerdere exemplaren aanschaffen. Nieuwsgierig geworden pakte ik er ook één van een van de stapels, en hield een gebonden boek in groot formaat in mijn handen, met een vormgeving en typografie alsof het voor de oorlog was verschenen. Ik sloeg het open en las een instructieve passage waarin werd uitgelegd hoe je als jongen een konijn vangt, doodt, vilt en braadt. Ik bladerde naar het begin van het boek, en las een uitstekend hoofdstuk over de ‘standaarduitrusting’ van elke echte jongen: het Zwitserse legerzakmes, een kompas, lucifers, vishaken en een vergrootglas. Bij ‘vergrootglas’ las ik: ‘Van algemeen nut. Kan ook gebruikt worden om vuur mee te maken’.

Met andere woorden: ik stond met een boek in mijn handen dat herinneringen opriep aan je eigen jongensjaren, van eindeloos lange middagen die met sport, vechten en spel werden doorgebracht, en die eindigden in gemoedelijk gemopper van je moeder op hoe je er weer uitzag, in een voedzame maaltijd en het lezen van alle boeken van J. B. Schuil (Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen), en in pogingen om jezelf net zo te harden als die ontdekkingsreizigers waar de meester over voorlas door ’s winters naakt op de dekens te gaan liggen onder een openstaand raam.
Maar zo’n boek als dit hadden we toen niet.

Ik heb vijf exemplaren gekocht. Want ik heb mijn burgerplicht gedaan en vier zonen voortgebracht. Bij de douane brak het zweet me nog wel even uit, want het boek legt ook uit hoe je waterbommen maakt.

Van mij mocht de lange zomervakantie aanbreken, want ik heb geen kind meer aan die jongens. Gewapend met de kleinere deeluitgave (Things to do) die inmiddels ook is verschenen en die ze zo in hun zak kunnen steken, weten ze hoe ze een boomhut moeten bouwen, een katapult of een skelter, of hoe ze met wat munten, aluminiumfolie, azijn en zout een eenvoudige batterij kunt maken. Ze leren verschillende knopen, welke trucjes ze de hond allemaal kunnen leren (arm beest), en hoe ze ‘het grootste papieren vliegtuigje ter wereld’ moeten vouwen. En passant leren ze ook nog het nodige over wolkenformaties, over de natuurlijke geschiedenis, over beroemde ontdekkingsreizigers en veldslagen – van Thermopyae tot Waterloo -, over spionnen, codes en geheimtaal. En ze leren ook citaten uit Shakespeare, ‘Latijnse uitspraken die iedereen moet kennen’, en weten nu ‘welke boeken iedere jongen moet lezen’.

En meisjes natuurlijk, ook aan hen is een hoofdstuk gewijd. Die verdienen enige aandacht omdat zij zo heel anders zijn, en dat zelf ook graag benadrukken. Behandel ze met respect, zegt het boek, en als je ziet dat een van hen hulp nodig heeft omdat ze iets zwaars niet kan optillen, begroet haar dan met een glimlach en tracht zo onopvallend mogelijk vast te stellen hóe zwaar dat voorwerp is. Als je denkt dat je het kunt optillen, doe dat dan voor haar. Als je het niet kunt, ga er dan op zitten en begin een gesprekje.

Dit boek is natuurlijk erg Angelsaksisch, in de keuze van onderwerpen en voorbeelden. Uitgeverij de Harmonie zij geprezen voor haar besluit om dit najaar een Nederlandse editie op de markt te brengen. Maar: als dat maar goed gaat! Die uitgave zal ik, bij leven en welzijn, dit najaar zeker ook bespreken en kritisch controleren op iedere poging tot feminisering. En laat ik niet merken dat J. B. Schuil in het lijstje van door iedere jongen te lezen boeken ontbreekt!

En verder houden we dit onder elkaar, onder echte jongens, opdat de morele druktemakers van dit kabinet er voorlopig niet achterkomen.

*) Ook verschenen in HP/De Tijd.

14.7.07

11.7.07

Links of rechts: lood om oud ijzer

In maart 2004 zat ik in een hotelkamer in Washington DC tv te kijken en zag hoe Fox News de inval in Irak na een jaar vierde met beelden die de zegeningen van de militaire interventie opsomden: blije mensen, herstelde gas- en waterleidingen, openingen van scholen. Ik zapte naar CNN en zag beelden van aanslagen, bloed en leed.

In de discussie over het ‘linkse’ Buitenhof en de roep om een ‘rechts’ alternatief heb ik vaak aan die uitzendingen moeten terugdenken, en geconcludeerd dat het er dus niet om gaat om tegenover Buitenhof een ‘rechtse’ zender in het leven te roepen. Het voorbeeld van Fox News en CNN maakt immers duidelijk dat het niet om de ‘progressieve’ en ‘conservatieve’ signatuur van die zenders gaat, maar om het onthutsende gebrek aan kwaliteit dat zij allebei vanuit een duidelijke keuze voor een politieke agenda tentoonspreiden. ‘Links’ of ‘rechts’: zodra media aan politiek gaan doen, en hun taak van evenwichtige informatievoorziening verzaken (en dat is zoals bekend een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functionerende democratie), is het lood om oud ijzer.

In het artikel over zijn benoeming tot columnist van Buitenhof (de Volkskrant van 6 juli), stelt Jos de Beus dat partijloosheid geen ‘algemene voorwaarde voor de kracht van intellectuelen als vrijdenkers’ is. De publieken hoeven slechts te zorgen voor ‘pluriformiteit’ en moeten daarom ‘denkers met vuile handen over het hele politieke spectrum’ aan het woord laten komen.

Ik ben het misschien wel eens met wat De Beus zegt over het ‘grote monster met de drie koppen’ dat de media ook bedreigt. Maar hij wijdt geen woord aan wat in dit verband vooral moet worden gezegd.

Om te beginnen moeten we vaststellen dat de omroepen als producten van de verzuiling niet meer het vanzelfsprekende bestaansrecht hebben dat zij hadden, en zich nu via gekunstelde identiteiten overeind proberen te houden. Maar wat erger is, is dat de vroegere afhankelijkheid van de politieke élite van de eigen zuil niet tot onafhankelijkheid heeft geleid maar geruisloos is ingewisseld voor een veel grotere afhankelijkheid: die van de macht als zodanig. Dat wordt natuurlijk nergens zo duidelijk als in Den Haag, waar iedereen iedereen te vriend moet zien te houden. Politiek en media maken deel uit van eenzelfde systeem, en beiden hebben er belang bij dat systeem in stand te houden en tegen de indringer te beschermen (door negatie, demonisering of door diens agenda zogenaamd over te nemen). En over dat systeem hangt de zware deken van een links-liberale, progressieve consensus, die de speelruimte van het debat begrenst.

Hoezeer De Beus, tot mijn grote spijt, ondanks zijn voorzichtige dissentisme nog altijd onder die verstikkende deken ligt, blijkt uit het voorbeeld dat hij aanvoert om ‘neoconservatieven met hun slachtoffergedrag’ de mond te snoeren. Er is volgens De Beus wel degelijke sprake van een evenwichtige verdeling in de Nederlandse journalistiek want Pauw & Witteman zijn links, en Knevel en Van den Brink rechts.

Ik heb het kijken naar de EO-mannen een paar uitzendingen volgehouden, en zag twee parvenu’s die alleen maar wilden laten zien dat zij weliswaar van de EO waren maar verder net zo hip, oppervlakkig en vooral zo schaamteloos banaal als de rest. Mag ik hier – hopelijk ten overvloede – de klacht van Freek de Jonge over het ontstellende kwaliteitsgebrek van de publieke omroep nog eens in herinnering roepen? Zo groot is de stille dwang tot consensus dat het niets meer uit maakt of je nu van de VARA of van de EO bent, of je nu Pauw of Knevel heet, en of Jos de Beus je nu rechts of links noemt, zolang je alle onderwerpen maar zo snel mogelijk tot het meest banale niveau terugbrengt en vooral verstrooiing wilt bieden. Voorkom dat het ergens over gaat, is de stelregel.

Wat wij dus nodig hebben zijn columnisten en journalisten die dit hele circus met enige distantie kunnen gadeslaan en (in die zin) als buitenstaanders het bekrompen speelveld oprekken en onderwerpen ter sprake brengen die vanuit de regerende consensus niet ter sprake kunnen komen. Dat gaat niet meevallen, want het is een hard en onomstreden feit dat de meerderheid van presentatoren, redacteuren en columnisten bij de Nederlandse media belijdend lid van de PvdA zijn.

Het is niet zo moeilijk wekelijks quasi-kritisch te ginnegappen over voorvalletjes binnen het systeem: er is altijd wel iemand die die week iets doms heeft gedaan of iets stoms heeft gezegd. Het wordt pas interessant wanneer iemand problemen benoemt en analyseert (bijvoorbeeld: het systeem als zodanig en de huidige pogingen tot restauratie waarmee dit systeem zich meer dan ooit als een oester wil sluiten, de demografie, de vitaliteit van het westen, de oorlog tegen de politieke islam, het belang van een cultureel fundament onder een samenleving, de terugkeer van de schoonheid, het belang van het herstel van het curriculum in het onderwijs) waar alle anderen, technocraten en bureaucraten als zij zijn, met een boog omheen lopen.

Doe het, Jos, wijd je eerste column bijvoorbeeld eens aan de vraag waarom jouw partij, de PvdA, in de aanloop naar de verkiezingen en ook daarna geen enkele grote sociale kwestie aan de orde heeft durven of kunnen stellen. Pest en bijt, overtuig en agendeer, en breng wat leven in de brouwerij van de progressieve consensus, want die linkse kerkdiensten op zondagochtend zijn eerlijk gezegd niet alleen hopeloos slecht, maar vooral ook zo ontzettend saai.

*) Een versie van dit artikel is verschenen in de Volkskrant.

9.7.07

Macht heeft Rouvoet verblind

Woorden hebben in de politiek nauwelijks nog enige betekenis. Ze kunnen zo veel dingen tegelijk betekenen dat ze eigenlijk betekenisloos zijn geworden. Links, rechts, progressief, conservatief, sociaal, liberaal: het zijn lege hulzen geworden waar je van alles en nog wat in kunt stoppen.

Dat geldt inmiddels ook voor het woord christelijk. Hoewel er altijd christenen in verschillende soorten en maten zijn geweest, was het lange tijd duidelijk welke politieke positie een bepaald soort christenen innam. De geestelijke nazaten van Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper hadden een duidelijk mensbeeld, een onderscheiden visie op de samenleving en een helder beeld van de reikwijdte en de mogelijkheden van de macht van de overheid. Vanuit hun sombere mensbeeld hechtten zij grote waarde aan instituties als gezin, familie, school, verenigingen en de kerk omdat mensen daar (onder meer) werden gevormd en opgevoed. En zij begrepen dat als het daar misging, de politiek eigenlijk weinig meer kon doen. De staat kan niet van je houden, is te log en te grof om fijnzinnige maatregelen te kunnen nemen. Sterker nog: wanneer de overheid zich gaat bemoeien met zaken waar ze geen verstand van heeft en waar ze helemaal niet voor is, wordt alles alleen nog maar erger.

Soevereiniteit
Tot voor kort leek André Rouvoet dit alles te begrijpen. In een interview met Trouw in april verwees hij nog expliciet naar de zogeheten leer van de soevereiniteit in eigen kring, een door Kuyper bedacht concept dat inhoudt dat tal van levenssferen -zoals die van het gezin- soeverein zijn, vrij en onafhankelijk van de staat. En daarom vond Rouvoet ook dat het gezin, als kleinste soevereine kring, primair verantwoordelijk is voor de opvoeding van kinderen.

Maar ja, nu is hij minister. CDA en PvdA hadden na de laatste verkiezingen geen meerderheid, moesten op zoek naar een derde partner, en hun oog viel op de ChristenUnie - niet omdat die partij christelijk was, maar omdat zij links is. En zo mocht de ChristenUnie aanschuiven, en op het altaar van de euforie van de macht worden voorheen belangrijke principes moeiteloos en (wat nog erger is) zonder enige vorm van verantwoording geofferd.

De honderddagentour van Rouvoet heeft geleid tot een beleidsprogramma (”Alle kansen voor alle kinderen”) waarin hij als minister voor Jeugd en Gezin de jeugdzorg op de schop neemt. Zijn voornemens komen erop neer dat hij de overheid een rol achter de voordeur toekent. Van alle kinderen in Nederland (ondanks het feit dat het met 95 procent van de kinderen gewoon goed gaat) wil Rouvoet een elektronisch dossier laten aanleggen waarin nauwkeurig wordt vastgelegd welke sociale risico’s zich bij die kinderen voordoen op hun weg naar de volwassenheid. En als er gevaar dreigt, stuurt hij een pedagoog of een ander soort hulpverlener op je af die je komt vertellen hoe de overheid wil dat jouw kinderen worden en hoe je dat moet bereiken.

Dit is een huiveringwekkend voorstel. De ChristenUnie ontpopt zich meer en meer als directe nakomeling van de afvallige ARP uit de jaren zeventig, die het begrip soevereiniteit in eigen kring herdefinieerde en er daarmee een betekenis aan gaf die tegengesteld was aan de oorspronkelijke betekenis (en sindsdien is dus ook dit woord van alle betekenis ontbloot). Het staat niet meer voor een afstandelijke overheid maar voor een overheid die zich overal mee bemoeit, tot aan de opvoeding van de kinderen aan toe.

Uitholling
Groen en Kuyper zouden Rouvoet nog hebben uitgelegd dat deze aanpak alleen maar tot een verdere verzwakking van gezinnen leidt. Wanneer gezinnen tot in de opvoeding aan toe van de overheid afhankelijk worden, leidt dit tot een verdere uitholling van instituties die de kern van de samenleving vormen. Voordat hij macht kreeg, wist Rouvoet nog dat alleen een mentaliteitsverandering en een culturele omslag gezinnen kunnen versterken. De macht heeft hem verblind en omgetoverd in gewoon weer zo’n politicus die dwars tegen alle overtuigende bewijzen van het tegendeel in gelooft in de macht van de staat en de maakbaarheid van de samenleving. Van een antirevolutionair heeft hij zich ontwikkeld tot een soort neoconservatief van het ergste soort: tot iemand die de macht van de staat gebruikt om culturele problemen op te lossen via links-dirigistische programma’s.

De overheid kan geen kinderen opvoeden, mag dat ook niet willen, en moet ook niet iets willen wat zij helemaal niet kan. Het wordt tijd dat Rouvoet zich de woorden in herinnering brengt van de op dit punt wijzere Ronald Reagan. Die zei dat niemand een zin kan uitspreken die erger is dan de volgende: „Hallo, ik ben van de overheid en ik kom je helpen.”

*) Versies van dit artikel zijn verschenen in het Reformatorisch Dagblad en Binnenlands Bestuur.