24.6.08

Tegen de bloosloosheid*

Waarom zeg je geen ‘eet smakelijk!’ bij het begin van de maaltijd? Waarom moet je als mindere wachten tot een meerdere zijn hand uitsteekt om kennis met je te maken? En waarom doet een heer het onderste knoopje van zijn jasje (zeg nooit colbert!) niet vast en zal hij geen ‘button-down’ onder zijn pak dragen? Allemaal een kwestie van etiquette. En etiquette, vindt Reinildis van Ditzhuyzen, is ‘geen kwestie van stijf uiterlijk vertoon, maar van innerlijke waarden en respect voor anderen.’

Etiquette is in. En de redenen daarvan liggen voor de hand. Vooral jongeren klagen dat ze van hun ouders nooit hebben geleerd ‘hoe het eigenlijk hoort’. ‘Ze hadden’, schrijft Van Ditzhuyzen, ‘hippie-ouders, of ouders die zeiden: “Wees jezelf”. Maar hoe doe je dat? Deze jongeren weten niet hoe ze zich moeten gedragen op een belangrijke ontvangst van hun werk, noch hoe ze zich moeten kleden.’ In een interview met NRC Handelsblad heeft de Duitse filosoof Peter Sloterdijk eens gewezen op het opmerkelijke gegeven dat zijn studenten steeds meer op zoek bleken naar een nieuw gevoel voor orde. Zij hadden, zei Sloterdijk, in het leven van hun ouders gezien hoe de door hen bevochten vrijheid was ontaard in vrijblijvendheid en wanorde. Van de weeromstuit werden ze tamelijk conservatief, die studenten.

Reinildis van Ditzhuyzen verzorgde in 1999 een geheel nieuwe uitgave van het handboek dat zelfs de grootste barbaar in een heuse salonleeuw kon veranderen, zoals een recensent eens heeft vastgesteld. Van dat boek, geschreven door Amy Groskamp-ten Have (1887-1959) en getiteld: Hoe hoort het eigenlijk?, verschenen sinds 1939 zeker 200.000 exemplaren. Na het overlijden van ”Miss Etiquette” hield uitgeverij Gottmer de bestseller in druk, zij het telkens in edities die door anderen waren bijgewerkt.
Van de nieuwe uitgave van Reinildis van Ditzhuyzen, waarvan de afgelopen tien jaar ook weer tien drukken verschenen, is eind vorig jaar een volledig herziene editie verschenen. De oprukkende invloed van de computer en het mobieltje, van sms en msn, en van de globalisering reikte allerlei nieuwe onderwerpen aan die in de oude Groskamp-Ten have natuurlijk nog niet waren behandeld. Naast deze ‘dikke Ditz’ is er sinds vorige week ook een ‘dunne Ditz’, een handzaam boekje van 40 pagina’s dat zo in jaszak of tas mee kan en dat in tijden van nood direct uitkomst kan bieden.

Van Ditzhuyzen wil vooral duidelijk maken dat etiquette niet iets elitairs is. Etiquette maakt het leven gemakkelijker en succesvoller. Voor een geslaagd leven heb je ‘economisch kapitaal’(geld, goederen) nodig, ‘sociaal kapitaal’ (opleiding, kennis) en ‘cultureel kapitaal’ (goed gedrag). Beleefdheid en welgemanierdheid zijn dus belangrijke investeringen in het eigen leven.

Van Ditzhuyzen protesteert gepassioneerd tegen de neiging van veel mensen om alle ruimte voor zichzelf op te eisen en geen rekening met anderen te houden of zich te beheersen. Ze voert een pleidooi voor een eerherstel van de deugd van de schroom. ‘Wim de Bie en Kees van Kooten wezen op dit gebrek aan schroom, toen ze in de zomer van 2007 een nieuw woord muntten: “bloosloos”. Ze veroordelen de bloosloze samenleving, waarin vernielingen, scheldkanonnades, rotzooi, de middelvinger opsteken, luid telefoneren in openbare ruimten, geweld op tv, comazuipen, graffiti en ander wangedrag leiden tot grote ergernis en overlast. Mensen zouden weer moeten leren blozen en inzien dat ze zich hufterig gedragen.’

Het aardige van de boeken van Van Ditzhuyzen is ook dat ze van tal van voorschriften de historische achtergrond toelicht. Zo weten we nu dat de regel om de onderste knoop van het jasje nooit dicht te knopen dateert uit de tijd van de Britse koning Edward VII. Die gaf in zijn tijd de toon aan in de Engelse hoge kringen, maar had door zijn dikke buik moeite het onderste knoopje te sluiten. Uit hoffelijkheid lieten de andere heren dat knoopje toen ook maar open.

Die belichting van de historische achtergrond is zeer onderhoudend en past precies bij de bewerkster, die van huis uit historica is. Zij publiceerde, behalve twee reisgidsen, boeken over de geschiedenis van het Huis van Oranje en schreef bijdragen in herdenkingsbundels bij het zoveeljarig bestaan van ministeries, de Eerste Kamer en de Raad van State. Ook op andere manieren trouwens is Van Ditzhuyzen herkenbaar aanwezig in het boek. Zo wordt al snel duidelijk dat ze van fietsen houdt, roken vies vindt en er een hekel aan heeft een glaasje alcoholhoudende drank opgedrongen te krijgen. Ze schrijft nu aan een dissertatie over de geschiedenis van het promoveren.

Dankzij haar historische achtergrond worden wij in de dikke Ditz vergast op een informatieve uiteenzetting over de geschiedenis van de etiquette. Omdat de mens uit lichaam en geest bestond, dacht men in de Middeleeuwen dat het lichaam als gevangenis van de ziel een obstakel op weg naar de hemel was. ‘Daarom was er voor de middeleeuwse mens maar één mogelijkheid om met dat lichaam om te gaan: door al het dierlijke in de mens te verwerpen, door de hartstochten te beheersen en er niet de slaaf van te worden. Dit betekende het afkeuren van “slechte” gebaren en van “dierlijk”, onsmakelijk gedrag (smakken, schokkend lachen, wijzen, boeren laten, neuspeuteren, druk gesticuleren, en zo meer) en het bevorderen van beschaafd gedrag (netjes eten, vormelijk begroeten, enz.).’ Zelfbeheersing was de norm.

‘Fout, fout, fout!’ is een herhaaldelijk terugkerende woordenreeks in het boek. Of het nu gaat om het nuttigen van een kroket op straat, het te snel en te gemakkelijk tutoyeren, het onderuitgezakt in een stoel hangen, het luidkeels ‘Doeoei!’ roepen of de radio te hard aan hebben staan: Van Ditzhuyzen spreekt er haar onverbiddelijke afkeuring over uit. Dergelijk gedrag is in strijd met de grondregels van de etiquette. En die bepalen dat men zijn behoeften niet op straat bevredigt (dus niet eten, roken, kussen, vrijen, haren kammen, etc.) en dat men voor alles moet vermijden dat men zijn medemens kwetst of in verlegenheid brengt. Alle andere regels vloeien daaruit voort.

Wie het boek gelezen heeft, weet –voorzover hij het nog niet wist– dat hij bij het over elkaar slaan van de benen nooit de enkel over de knie mag leggen. Men toont zijn medemens niet zijn schoenzolen! Gelukkig schept Van Ditzhuyzen voor de man ook duidelijkheid over het al dan niet voor laten gaan van de vrouw. In deze geëmancipeerde tijden is dat ingewikkeld geworden. Een poging tot hoffelijkheid wordt al snel verkeerd uitgelegd. Van mevrouw Van Ditzhuyzen mogen de heren de dames gewoon weer voor laten gaan. Maar natuurlijk niet in een draaideur (de man moet duwen!), in een restaurant of café (de man moet de vrouw tegen mogelijke opdringerigheid beschermen!) of op de trap.

Etiquetteboeken zijn vooral populair onder sociale stijgers. Nu zij een bepaalde positie hebben verworven en toegang hebben gekregen tot hogere kringen, willen zij ook weten hoe zij zich daar moeten gedragen. Hoe dienen zij zich te kleden, hoe gasten te ontvangen, hoe een glas wijn vast te houden, zonder direct openbaar te komen als iemand die er wel graag bij wil horen maar op fatale momenten toch weer door de mand valt?

In de dikke en de dunne Ditz kun je dat allemaal opzoeken. Maar ook al zou je erin slagen de betere kringen tot in perfectie na te doen, dan ben je er nog niet. Beslissend is taalgebruik en woordkeus. Van Ditzhuyzen schrijft dat de betere kringen zo mogelijk het eenvoudigste woord gebruiken om zich af te zetten tegen de burgerij die haar best doet met nette woorden te spreken. Weten de burgerlijke klimmers eindelijk hoe ze zich moeten gedragen, dan worden ze nog ontmaskerd omdat ze het over een pantalon hebben in plaats van een broek, over gebak in plaats van een taartje, over colbert in plaats van jasje, over het toilet in plaats van de wc. En zeggen ze bij het voorstellen ‘aangenaam.’

N.a.v.:
Reinildis van Ditzhuyzen
De dikke Ditz – Hoe hoort het eigenlijk?
Becht € 19,50
De dunne Ditz – Hoe hoort het eigenlijk?
Becht € 5

* als recensie verschenen in HP/De Tijd

2 comments:

- said...

Ik heb de Dikke direct besteld na het lezen van deze recensie. Ik was altijd al nieuwsgierig naar etiquette!

Als niemand zou roken, dan had deze overheid daar ook geen taak in.

Anonymous said...

Ik heb het boekje van 10 jaar geleden thuis. Dat van niet roken op straat wordt alleen zo langzamerhand wel tijd om aan te passen. Zelfs in de kroeg en restaurant mag het niet meer per 1 juli. Erg, erg overdreven (die maatregel dus)