In het Nederlands Dagblad stond afgelopen vrijdag onderstaande column, over het al te radicale, 'authentieke', evangelicale etc. dat veel hedendaagse christenen tot mijn treurnis uitdragen. De slotzin van de oorspronkelijke column luidde: 'Het christendom zal burgerlijk zijn of het zal niet-zijn'. Ik dacht daarbij o.a. aan dat boekje van F. de Lange over Dietrich Bonhoeffer (Een burger op zijn best), maar ben blijkbaar de enige met deze associatie en omdat het woord 'burgerlijk', verrassend genoeg, verder vooral ergernis en misverstanden blijkt op te roepen, heb ik die laatste zin maar geschrapt.
Is radicaliteit een christelijke deugd?
Heel veel christenen – steeds meer christenen, is mijn indruk – beantwoorden die vraag bevestigend. Onlangs was ik te gast op een avond van de Utrechtse CSFR waar enthousiaste studenten zich bogen over de vraag of de vrijheid die een christelijke minderheid in Nederland nog altijd geniet, nu het meest wordt bedreigd door de islam of door een ‘paarse’, seculiere meerderheid die zich steeds nadrukkelijker doet gelden. Mijn antwoord op die vraag luidde dat voor beiden wat te zeggen valt, maar dat wij zelf de grootste bedreiging van die vrijheid vormen omdat we al te vaak niet de weerbaarheid aan de dag leggen die in deze tijd nodig is. Maar mijn coreferent, een uitstekend formulerende ouderejaars student, vond de vraagstelling op zich al verdacht.
Zat achter het thema van de avond niet een wereldsgezinde vrees, de angst van christenen die zich behaaglijk in deze wereld hebben genesteld en nu bang zijn dat ze door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen hun macht en status gaan verliezen? Was die vrees niet bedenkelijk wanneer we ons met z’n allen eens realiseerden dat christenen geheel anders zijn, niet van deze wereld, discipelen die in deze wereld verdrukkingen en vervolgingen zullen lijden?
Deze vraag stellen was hem dus ook beantwoorden. Ja, zei de student, het was eigenlijk maar goed dat we onze voorrechten verloren en het ‘gewone, christelijke leven’ zouden hervinden.
Het is een manier van denken die steeds meer om zich heen grijpt, als ik het goed zie. Het is een houding waarin evangelischen, ‘barthianen’ en bevindelijk-gereformeerden verrassend eensgeestes blijken. In het Reformatorisch Dagblad stond onlangs een column waarin werd betoogd dat de bevindelijk gereformeerden voor zichzelf een kathedraal hebben gebouwd, een huis vol hulpmiddelen om in deze boze wereld staande te blijven. De auteur voorzag een spoedige ineenstorting van dit reeds brandende kaartenhuis, en meende dat deze verdrijving uit ‘onze bevoorrechte positie’ wel eens een louterende ervaring zou kunnen zijn om God opnieuw te vinden.
Het klinkt allemaal best christelijk natuurlijk. In de Bijbel zijn het niet de machtigen en wijzen die het Evangelie omarmen maar de mensen die in deze wereld vooral verachting ontmoeten en als pelgrims hun weg gaan. En dat willen radicale christenen zijn: pelgrims, radicaal anders, navolgers, brengers van een boodschap die haaks op deze wereld staat, dragers van harige kleden en sandalen, woonwagenbewoners.
Ik heb grote moeite met deze houding en manier van denken. Omdat ze getuigt van ondankbaarheid en egocentrisme, als ik zo vrij mag zijn.
Ik ben, om te beginnen, niet van de Tertulliaanse traditie, van christenen die zich schamper afvragen wat Jeruzalem met Athene van doen heeft. Radicaal is dit ‘denken’ zeker, maar het leidt tot een absurdistisch fideïsme. Het geloof wordt een geïsoleerd eilandje in het leven. Wat de consequenties van dit geloof zijn voor het leven en bijvoorbeeld de wetenschap wordt steeds moeilijker te beantwoorden. Wanneer het geloof dit radicale karakter krijgt, wordt het hele leven een eilandje. De auteur van de column in het RD zit in de Raad van Bestuur van die krant en werkt voor de SGP. Radicale christenen publiceren om de zoveel jaar een boek waarin ze betogen dat ze zich niet in de eigen kring en zuil op mogen sluiten maar met hun boodschap de wereld in moeten. Maar ze komen de deur niet uit.
Wie in de radicaliteit van zijn geloof alle tradities en structuren die het christelijk geloof heeft geschapen, wil weggooien, vergeet dat alle christelijke privileges een integraal onderdeel vormen van een vrije samenleving. De invloed van het christelijk geloof heeft een samenleving geschapen van tolerantie, vrijheid en sociale bewogenheid, die het waard is om beschermd te worden. Wie uit verlangen naar vervolgingen een paarse machtsgreep zou begroeten, vergeet ten eerste dat uitstel de essentie van het christelijke leven is, en ten tweede dat een paarse samenleving zo tiranniek en onaangenaam zal zijn dat we die geen van onze naasten gunnen. Deze samenleving is het waard bewaard en verdedigd te worden omdat zij vrij is en tolerant en de ruimte biedt voor de verbreiding van Gods Koninkrijk.
De boel de boel laten omdat we zo lekker willen pelgrimeren, lijkt mij onverantwoordelijk. We hebben geen radicaal christendom nodig, maar een historisch en traditioneel denkend, ‘hervormd’ christendom.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
4 comments:
Heel goed gesproken!
Ik denk dat het doperse aspect van wereldmijding iets heel egoistisch heeft. 'Als het maar goed voor mij persoonlijk is.' Of desnoods een soort communaal egoisme: 'als het maar goed is voor de eigen kerk.'
Het is ook gewoon een ontkenning van de eerste opdrachten op de eerste bladzijden van de bijbel: ga de wereld in en (be)heers.
Ik weet niet of je er terecht het woord 'radicaliteit' aan verbindt. Misschien wel als je het gebruikt in de zin van jaren '60 radicaliteit. Die was nogal wereldmijdend.
Maar radicaal zijn betekent m.i. dat je in je dagelijks leven - persoonlijk en in de samenleving - de wortels van je bestaan, of diegene in wie je geworteld bent, tot uitdrukking brengt. Dat is iets anders dan een losse bijbeltekst gebruiken.
Dat gaat mede om vorm geven aanje eigen bestaan en dat van alle verbanden in de samenleving op een manier die in overeenstemming is met wat we weten dat goed is. De wereld maar tohu we bohu laten worden past niet bij een christen.
Ik heb ook lang meegedaan en doe dat nog wel, aan "doperse" wereldmijding. Tot op zekere hoogte vind ik dat ook prima. Overigens was dopers wel wereldmijdend, maar ook wereldbeïnvloedend door te weigen wapens te dragen en ja ja te laten zijn. Vele duizenden dopersen zijn daarvoor uiteindelijk omgebracht. Maar goed, dat is lang geleden. Toch zitten we daar m.i. wel bij een belangrijke wortel v.w.b. evangelischen: van geschiedenis en met name van kerkgeschiedenis hebben de meesten geen kaas gegeten. Dat ligt wel anders bij de SGP en het RD. Maar daar is de geschiedenis dan weer veelal in gereformeerd of reformatorisch beton gegoten. Radicaliteit heeft alles te maken met de radus, de wortels van ons bestaan. Dat begint als het goed is in Christus en daarmee ook in het Woord (de Thora) en is gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Vervolgens kent het zijn geschiedenis zonder deze te verdraaien. Speciale privileges zijn niet nodig, maar we hebben altijd het (voor)recht om in vrijheid als Christus te leven. Daar hoort meer bij dan een hemelse toekomst.Dat heeft ook alles van doen met deze tohu wa bohu.
Er zit nogal wat ruimte tussen de erkenning dat het fout is om voor christenen specifieke vrijheden te verdedigen die nog uitgaan bóven de vrijheden die niet-gelovigen hebben (bijv. verbod op godslastering), en het "loslaten van alle tradities en structuren", "wereldmijding", en de boel "tohu wa bohu laten worden".
Mi maakt u hier een karikatuur van wat 'evangelisch' inhoudt. Wie de ontwikkelingen in de ev. wereld de laatste jaren heeft gevolgd, zou kunnen weten dat er juist in deze kring zich een focus ontwikkelt op 'social justice' - issues als duurzaamheid, fair trade, etc - kortom "Het heil van de stad zoeken". Dat hierin vaak een te grote rol voor de overheid wordt ingeruimd is iets anders, maar de ev. wereld neemt juist afstand van 'wereldmijding'.
Ik heb (als evangelical) met instemming het deel van uw 'De toekomst van de stad' gelezen waar Augustinus' visie op de rol vd staat binnen de 'civitas terrena' wordt weergegeven: gegeven van God, maar met een rol die zowel beperkt is als tijdelijk (in eschatologisch kader). In die spanning leven we - we werken mee aan de opbouw van de samenleving maar verwachten er ons heil niet van, en we verwachten er ook geen privileges te genieten die niet-gelovigen niet óók hebben.
Dat iemand die 'De toekomst van de stad' geschreven heeft, deze 'dubbele houding' tov de wereld nu 'wereldmijding' noemt, verbaast me.
Heel goed. Dit is, denk ik, precies waarvoor ze jou bij het ND hebben uitgenodigd. Tegelijk is dit bloggen op zijn best: meteen drie lange en lezenswaardige reacties, kom daar eens om! Je geplande slotzin over burgerlijkheid had je van mij mogen handhaven - net zoals de fraaie uitsmijter van je recente verhaal in de NRC: dat ongelijke gevallen om ongelijke behandeling vragen. Beide uitspraken zijn op de goede manier gevaarlijk, dubieus en prikkelend tot zinvolle tegenspraak.
Zoals de volgende. Je zult gelijk hebben dat de anti-burgerlijke outcast-fantasieën van sommige christelijke scribenten eigenlijk maar voze romantiek zijn. Dat soort fantasie zou ik echter niet zozeer willen bestrijden als wel concentreren op (indien aanwezig) het belangrijke element daarin. Ik bedoel de oproep tot gehoorzaamheid aan het Tiende Gebod, ‘Gij zult niet begeren’ enzovoort.
Met een ‘burger op zijn best’ bedoelde Bonhoeffer immers vast en zeker niet de hebzuchtige, materialistische egotripper die ons, dagelijks en vrijwel onontkoombaar, als ideaalbeeld wordt opgedrongen - kennelijk met veel effect, ook op christenen van bijna ieder soort. Noem het burgerlijk of noem het anders, maar waarom heb je het daar niet over? Sterker: hoe kun je het over iets anders hebben?
Post a Comment