Je hoort beroepspolitici en andere belanghebbenden vaak zeggen dat een nieuw kiesstelsel waarin de band tussen kiezer en gekozene directer is dan in ons huidige representatieve stelsel, een opening voor een gevaarlijk populisme zal bieden. ‘Sinds wanneer is het volk geen monster meer?’, zo vroeg Gerrit Komrij (geen beroepspoliticus of belanghebbende overigens) zich eens af. Het debat, aldus Komrij, wordt verstierd door geleuter over slecht gedefinieerde begrippen. Democratie is om zeep geholpen door een alom omhelst populisme, dat niet meer is dan ‘de lachspiegel van de democratie’, ‘lippendienst aan de gewone man’, ‘het opvrijen van de massa om er beter van te worden’. Politici zingen ‘volkse deuntjes’ en zetten het volk ‘een bord darmen’ voor.
Bij dit soort overwegingen – door andere verdedigers van de beruchte Kloof veel saaier maar even stellig verwoord - is het niet onzinnig om te herinneren aan overwegingen uit de traditie van de klassieke politieke filosofie. Die leveren namelijk een gezichtspunt op dat nooit wordt genoemd maar wel een bijdrage aan een oplossing kan leveren.
Pleidooien voor directere vormen van democratie zijn namelijk niet van vandaag of gisteren – al wekken veel kritische publicaties de indruk dat zij een recente en paniekerige reactie op ‘Fortuyn’ zijn. Een politiek filosoof die er ruim honderdvijftig jaar geleden al heil in zag, was Alexis de Tocqueville (1805-1859). Zijn aanbeveling om directere vormen van democratie in te voeren, volgde op een briljante analyse van wat een moderne democratie nu eigenlijk is. Bij Tocqueville geen geleuter over slecht gedefineerde begrippen, dat Komrij terecht hekelt. Hij voorzag dat zelfs Frankrijk ooit – ondanks alle reactionaire tegenstand – een democratisch land zou worden. Maar wat zou dat eigenlijk precies betekenen?, zo vroeg hij zich af. Om die vraag te beantwoorden reisde hij af naar de Verenigde Staten, waar hij in de praktijk kon zien wat een democratie is en hoe die functioneert. Maar hij beperkte zich niet tot een beschrijving van democratie. Hij wilde ook weten welke gevolgen dat stelsel heeft op de bewoners van een democratie. Wat gebeurt er met de mentaliteit van mensen die niet meer in een land wonen waarin koning en adel regeren en iemands identiteit al bij zijn geboorte vastligt, maar in een land dat zich baseert op het principe van de gelijkheid en waarin in principe dus alles voor iedereen mogelijk is?
De essentie van Tocquevilles betoog in Over de democratie in Amerika (1835-1840) komt erop neer dat dit nieuwe principe een ongekende sociale dynamiek ontketent. Wie voor een dubbeltje is geboren, kan een kwartje of zelfs een gulden worden. Dat is natuurlijk prachtig, maar het heeft ook schaduwkanten. Burgers zullen in toenemende mate geconcentreerd raken op hun eigen leventje en het vergroten van hun materiële welvaart. Aan de publieke zaak zullen zij steeds minder tijd en aandacht willen schenken. Als gevolg daarvan zullen zij steeds meer taken die altijd door individuen of door de instituties van de civil society werden vervuld, overhevelen naar het orgaan dat de eigenschap krijgt toegedicht dat het nog maar als enige over het algemeen belang kan waken: de staat.
Hoe kon het spookbeeld van deze ‘zachte despotie’ worden voorkomen of verdreven? Een van de remedies bestond volgens Tocqueville in de doctrine van het welbegrepen eigenbelang. Dat betekent dat mensen inzien dat eigenbelang en algemeen belang voortdurend in elkaar ingrijpen. Wie dat inziet zal zich voor de publieke zaak willen inzetten, omdat dit in zijn eigen belang is. En dit belangrijke begrip ontstaat vooral door bestuurlijke ervaring. Wie deel mag nemen aan het bestuur van zijn land, zal zich als vanzelf voor het lot van zijn vaderland interesseren – zijn eigen kleine wereldje verlaten en zich inzetten voor de publieke zaak. En burgers krijgen toegang tot het bestuur van hun land via directe democratie. Maatschappelijke problemen worden dan hun eigen problemen, die ze zelf moeten oplossen en ook zelf moeten aanpakken. Hun land is hun eigen land, waarop ze trots zijn en waarmee ze zich vereenzelvigen.
Vanuit dit klassieke perspectief zijn directere vormen van democratie dus geen middel om De Kloof te slechten door politici hun oren naar de grillige wensen van de burgers te laten hangen. De Kloof wordt in dit stelsel van gezonde democratie van onderaf overbrugd, niet door burgers een blind (en al te vaak onterecht gebleken) vertrouwen in politici te laten uitspreken, maar door burgers zelf de ruimte te laten voor zeggenschap en medeverantwoordelijkheid.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment