Journalist en historicus: het is een combinatie die tot prachtige resultaten kan leiden. Denk aan het werk van Raymond Aron in Frankrijk, aan Joachim Fest in Duitsland. Maar het mooiste voorbeeld is toch Sebastian Haffner.
Sebastian Haffner (1907-1999), een van de meest vooraanstaande historici in het twintigste-eeuwse Duitsland, is de grote stilist, en vooral bekend als de auteur van het meesterwerk Kanttekeningen bij Hitler, dat Duitsers voor het eerst deed begrijpen waarom Hitler twaalf jaar lang had kunnen regeren in het land van de ‘dichters en denkers’. Het boek combineert het beste van journalistiek en geschiedschrijving. ‘Een prikkelend, origineel en bovendien stilistisch uitmuntend meesterstuk van historische essayistiek’, luidde het oordeel van Fest.
Haffner legde uit dat de Duitse bevolking zo’n ontzag voor Hitler had omdat hij als politicus zulke aansprekende prestaties leverde. Het snelle verdwijnen van de werkloosheid, het terugwinnen van het Saarland en Rijnland, het uittreden uit de Volkenbond en het groeiende internationale ontzag voor Hitler maakten hem boven alle tegenspraak verheven.
Haffner zelf was een slachtoffer van het Hitler-regime. Hij was te onafhankelijk van geest en te zeer een liefhebber van de vrijheid dat hij voor zijn bestaanszekerheid de prijs van onderworpenheid wilde betalen. Haffner werd geboren in Berlijn, in een wijk (Steglitz) waar volgens hem ‘reeds lang voor Hitler de geest van de twintigste juli leefde. Het waren mensen die tegen de republiek van Weimar waren, maar ook tegen de nazi’s – ze waren tegen alle schooierigheid, ze vormden de Duitse elite.’ Met ‘de twintigste juli’ bedoelde Haffner het plot onder leiding van graaf Stauffenberg, dat op 20 juli 1944 in een (mislukte) aanslag op Hitler uitmondde. ‘De klasse van de Pruisische militaire adel’, schreef Haffner later, is misschien wel de enige en zeker de sterkste door Duitsland in de moderne tijd voortgebrachte kracht geweest. Of ze ons nu sympathiek is of niet, ze had datgene wat een heersende klasse nodig heeft en wat noch de hoge Duitse adel, noch de Duitse bourgeoisie, noch naar het schijnt de Duitse arbeiders hadden of hebben: hechtheid, stijl, machtswil, overredingskracht, zelfverzekerdheid, zelfdiscipline, moraal, geweten, overtuiging, staatsbewustzijn. Met al zijn deugden en zwakheden was de Pruisische militaire adel in z’n soort toch nog het beste dat Duitsland ooit heeft opgeleverd, en eigenlijk is er nog steeds geen vervanging voor.’
Haffner studeerde rechten in Berlijn, promoveerde er, en werkte als jurist. Het was zijn droom hoge ambtenaar te worden en romans te gaan schrijven; in Frankrijk had hij gezien dat dat zo gek nog niet was. Maar hij had een Joodse vriendin, Erika Landry, en Joodse vrienden. In zijn herinneringen aan de jaren 1914 – 1933 (Het verhaal van een Duitser) schrijft Haffner over de hulp die hij zijn Joodse vriend Frank Landau in april 1933 bood om het land uit te komen. Tegenover diens vader, die inmiddels was gaan denken dat iedere Duitser een nazi was geworden, zei hij dat er ‘geen positie meer is die je nog kunt verdedigen. We zijn nu allemaal zo goed als gevangen, en vluchten is de enige mogelijkheid die ons rest. Ik wil ook weggaan.’ Waarom? ‘Omdat het me hier niet meer aanstaat’.
Haffner vluchtte in 1938 met zijn Joodse vriendin naar Engeland. In plaats van een roman schrijvende hoge ambtenaar werd hij journalist en historicus. En om zijn achtergebleven familie niet in gevaar te brengen, veranderde hij zijn naam Raimund Pretzel in Sebastian Haffner – Sebastian is afgeleid van Johann Sebastian Bach, Haffner van de Haffner-symfonie van Wolfgang Amadeus Mozart.
In Engeland, waar hij in onzekere en behoeftige omstandigheden verkeerde, schreef hij een analyse van binnenuit van het Duitsland dat hij achter zich had gelaten. Het verscheen in 1940 in het Engels onder de titel Jekyll & Hyde, en werd in het Britse Lagerhuis geciteerd als argument voor een onverzettelijke houding tegen Hitler.
Een Nederlandse vertaling van het boek verscheen in 1999, maar een herziene vertaling met een bijgewerkt nawoord van Hubert Smeets verschijnt deze week als negende deel in de fraaie reeks vertalingen die uitgeverij Mets en Schilt van Haffner op de markt heeft gebracht. Volgende week volgt dan onder de titel Kanttekeningen van een rationele profeet het tiende deel – een bundeling van kortere beschouwingen van Haffner, waarin ook het verhaal over Frank Landau een plaats heeft gekregen. Het bevat ook het lange interview dat Jutta Krug in 1989 met Haffner had, en dat in 2002 als apart boekje in Duitsland is verschenen. De uitgever presenteert de verschijning van dit tiende deel als de voltooiing van Haffners verzameld werk in het Nederlands. Dat klopt natuurlijk niet helemaal want er is nog genoeg van Haffner dat niet is vertaald, maar er spreekt een trots uit die bij de afronding van dit monument niet ongepast is. Het geval wil dat deze afronding samenvalt met Haffners honderdste geboortedag, en dat feit wordt aangegrepen voor een congres dat volgende week vrijdag in Amsterdam wordt gehouden, en waar historici-journalisten als Jan Blokker, Ronald Havenaar en Uwe Soukup (Haffners biograaf) zullen spreken.
Na zijn tergkeer naar Duitsland in 1954, als Brits staatsburger, heeft Haffner als journalist gewerkt bij bladen als de Observer, Die Welt en Stern, en als historicus een reeks van boeken geschreven die allen (op een veel geprezen Churchill-biografie na) over de Duitse geschiedenis gaan: over de geschiedenis van Pruisen, de Eerste Wereldoorlog, de Duitse revolutie van 1918-1919, Hitler, en een overzichtswerk over Duitsland van 1871 tot 1945. Het beste wat je over die boeken kunt zeggen is waarschijnlijk dat ze zo on-Duits goed zijn geschreven. Haffner was een ongekend nieuwsgierige man, die helderheid wilde hebben en scheppen. Zijn stijl is gedurfd maar gecontroleerd. In zijn boeken staat geen woord te veel. En door die scherpte en helderheid biedt hij verrassende inzichten.
Om daar een voorbeeld van te geven: onlangs las ik een boekje van Paul Lucardie over de geschiedenis van de Nederlandse politieke partijen en daarin staat, tamelijk plompverloren, de zin dat Marx best nog wel eens gelijk zou kunnen krijgen. Wishful thinking? Kort daarop bladerde ik in een bundel artikelen van Haffner en vond daarin een essay over de vraag of de ‘burgerlijke revolutie’ al voltooid is. Je kunt wel zeggen dat het reëel bestaande socialisme in Rusland, Cuba en China de hoop en verwachtingen van het marxisme weerlegd heeft, maar Marx zelf heeft altijd benadrukt dat de tijd voor een socialistische revolutie pas rijp zou zijn wanneer de burgerlijke revolutie van het kapitalisme en van de emancipatie van het individu zowel economisch (vrije markt) als politiek (de democratische staat) voltooid zou zijn. Marx dacht dat die burgerlijke revolutie in zijn tijd al voltooid was. Maar is dat nou wel zo?, zo vraagt Haffner zich af. De macht van de kerk is nog groot, de staat is nog niet volledig durchdemokratisiert, en op het terrein van de zeden, van de verhouding tussen de geslachten en van het familierecht is de emancipatie van het individu nog maar net begonnen. Haffner schreef dit in de jaren zestig, maar veel discussies nu kun je nog altijd klassiek-marxistisch als de laatste fasen van een burgerlijke revolutie zien die de weg voor de socialistische revolutie moet vrijmaken.
Haffner, die zichzelf typeerde als ‘een zeer gematigde conservatief met sympathie voor links’, geeft dus te denken. Het is daarom een geschenk dat het leeuwendeel van zijn werk nu in goede Nederlandse vertalingen en in- of uitgeleid door deskundig commentaar, in een monumentale reeks beschikbaar is.
Sebastian Haffner
- Duitsland 1939: Jekyll & Hyde
- Kanttekeningen van een rationele profeet
Mets & Schilt
*) Deze recensie is eveneens verschenen in HP/De Tijd.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment