11.6.08

In Californië (en weer terug)*

Op het moment dat ik dit schrijf ben ik, toegegeven, niet volledig compos mentis. Ik ben deze week namelijk teruggekeerd van een bezoek aan de Amerikaanse staat Californië. En dat reisje heeft mijn opinie over de verschillen tussen de Verenigde Staten en Nederland weer volledig bevestigd, sterker dan ooit zelfs.

Ik geef toe: ik verbleef in een hotel in Rancho Santa Fe (iets ten noorden van San Diego), een van de rijkste dorpen van de Verenigde Staten, en het weer en de omgeving waren paradijselijk. Wat ook hielp was dat de Los Angeles Lakers en de Boston Celtics tijdens mijn verblijf hun eerste twee wedstrijden van de NBA-finale speelden. De overwinningen van de Celtics hebben gevoelig bijgedragen aan de staat van lichte euforie waarin ik verkeerde.

Ik geef ook toe dat ik daar in Rancho Santa Fe enkele dagen lang uitsluitend onder geestverwanten heb verkeerd. Er was een boekpresentatie en een congres, georganiseerd door mijn vrienden van het Intercollegiate Studies Institute (www.isi.org). Het gepresenteerde boek (Upstream), geschreven door Alfred S. Regnery, gaat over de opkomst en het politieke succes van het Amerikaanse conservatisme. Het congres ging over de westerse beschaving, over de Verenigde Staten en Europa, en over de gevaren die beide zowel van binnenuit als van buitenaf bedreigen. De lezingen en de discussies waren van een hoog niveau, scherp maar over en weer welwillend. En er waren de grote jongens, die ervoor zorgen dat dit alles – onafhankelijk van overheidssubsidies – mogelijk is en blijft.

Al deze concessies laten onverlet dat iedereen een fundamenteel niveauverschil moet kunnen vaststellen tussen de media, de politiek en het debat in Amerika en in Nederland.
Wie het beter weet mag het zeggen, maar ik ken in Nederland geen kranten die, ook niet in aspiratie, in de buurt van de Wall Street Journal en de New York Times komen. Ik ken in Nederland geen equivalenten van weekbladen als The Weekly Standard, The American Spectator, The New Republic of Commentary, of van tijdschriften als National Review en Modern Age. De strijd tussen Obama en McCain gaat over fundamentele verschillen: op het terrein van de buitenlandse politiek (maken we het karwei in Irak af of moeten we er zo snel mogelijk wegwezen?) zowel als op dat van de binnenlandse politiek (lossen we de problemen in de economie en de gezondheidszorg op via de staat of door de markt en de initiatieven van vrije en sterke burgers zelf?). Ik ken in Nederland geen partij waarvan de achterban zich afvraagt of de macht haar niet heeft gecorrumpeerd en het denken niet heeft afgesloten voor de inbreng van nieuwe ideeën. Mijn conservatieve vrienden in Rancho Santa Fe hoorde ik over niets anders praten.

De meelbrakende monden van de Van Geels en Balkenendes waren ineens heel erg ver weg - zoals ook het cellofaan van Vrij Nederland, de opiniepagina van de NRC, en het gewauwel van de beheerders van ons boerderijtje aan de Noordzee tijdens hun verkiezingscampagnes.
Wij vinden Amerikanen dom, dik, oppervlakkig en luidruchtig, maar ze hebben Europa alleen al in de vorige eeuw drie keer gered en ze hebben een stijl van denken en leven die oneindig veel warmer, serieuzer en hoogstaander is dan onze kleingeestigheid en liberale wereldvreemdheid.

De high spirits waarin ik telkenmale verkeer wanneer ik in de Verenigde Staten ben, duurt veelal slechts tot op het moment dat ik ergens in Amerika aan de balie sta voor het vliegtuig dat mij terug naar Amsterdam brengt, tot op het moment, met andere woorden, waarop ik weer Nederlands hoor praten. De verwatenheid die van die zelfgenoegzaam-liberale hoofden afspat, dat eeuwige geklaag en gezeur verplaatsen mij al snel weer in een lichte depressie.

Misschien dat het komt omdat ik dit keer op Schiphol niet werd lastig gevallen door Nederlanders die hun beklag deden over het feit dat ze dertig uur hadden gereisd en zelfs ergens twee uur hadden moeten wachten (bleken ze een maand op vakantie in Australië te zijn geweest), maar die staat van lichte euforie mocht dit keer iets langer aanhouden – en ik heb me dan ook gehaast er u deelgenoot van te maken.

*(Verschenen als column in Binnenlands Bestuur)

3 comments:

- said...

Wat een prachtig verhaal. Amerika is een mooi land, met een prachtig medialandschap.

Een land dat ik nog moet bezoeken overigens, zodra ik een beetje geld bij elkaar heb gesprokkeld.

Ronald said...

Evenals Frank heb ik nog niet het genoegen gehad om Amerika te te bezoeken. Maar dit soort verhalen bevestigen het gevoel dat ik denkend aan dit land krijg.

Wat u begrijpelijk niet in dit stuk vermeldt maar evenzeer samenhangt met het schrale Nederlandse media is het onlangse ter ziele gaan van Opinio. Een aderlating in bijna letterlijke zin van het woord. Het doet me dan ook deugd stukken van uw hand hier te kunnen blijven lezen.

The Dannenberg's said...

Beste Bart-Jan,

Wij moeten echt eens met elkaar praten, bij deze uitgenodigd. Ik zou je graag eens vertellen over ons vier-jarig verblijf in Boston en een half jaar Palo Alto. Ik denk dat het grote probleem met jou is dat je nooit in de USA hebt gewoond. Af en toe even aanwippen voor een congresje met gelijkgezinden houd je niet scherp maar laat je meehuilen met de wolven in het bos. Op die manier zie je niet hoe de Amerikaanse maatschappij er echt uit ziet. Je hebt mijn e-mail dus ik hoor graag van je.

Met vriendelijke groet