Dominee Timothy Keller weet iedere zondag duizenden New Yorkse yuppen naar zijn kerk te trekken. En zijn boek over God scoort hoog op de bestsellerlijsten. Dat is opmerkelijk, want Keller is orthodox.
Er bestaat in de theologie een vak dat apologetiek heet. Het is al zo oud als de christelijke kerk zelf en bestaat in pogingen van christenen om tegenover buitenstaanders rekenschap af te leggen van hun geloof. Wat geloven wij nu eigenlijk en waar baseren wij dat geloof op en hoe kunnen we niet-gelovigen van de redelijkheid en geloofwaardigheid van ons geloof overtuigen?
Alhoewel er voorbeelden zijn aan te wijzen van geschriften waarin christenen zich
rechtstreeks tot die buitenwereld richten en met een keur aan argumenten ongelovigen proberen over te halen tot een toetreding tot de kerk, zijn de meeste apologetische boeken voor intern gebruik geweest. Dat ligt ook wel voor de hand: alle kritische vragen en scepsis die niet-gelovigen tegen het christendom inbrengen, leven natuurlijk ook bij gelovigen zelf, en voor hen is een adequaat antwoord op die vragen en twijfels urgenter dan voor de niet-gelovigen.
In de Verenigde Staten doet zich sinds een aantal jaren een opmerkelijk fenomeen voor. Zijn naam is Timothy Keller, hij is predikant in New York en slaagt erin iedere zondag zo’n 5000 kunstenaars en young urban professionals, hoogopgeleide twintigers en dertigers, naar de kerk te lokken die hij zelf heeft opgericht, Redeemer Presbyterian Church. Hij wordt daarom wel de ‘meest succesvolle christelijke evangelist van New York City’ genoemd. Bovendien heeft hij begin dit jaar een boek gepubliceerd over ‘de redenen voor God’ dat in de christelijke media direct al is uitgeroepen tot hét boek van 2008 en – vreemd genoeg voor een boek dat een verdediging van het christelijk geloof biedt – tot de zevende plaats doordrong op de non-fictie bestsellerlijst van de New York Times. De Nederlandse vertaling van dit boek verschijnt volgende maand. De Engelse tekst is uitgegeven door Penguin, wat ook al verrassend mag heten omdat deze uitgeverij geen eens een afdeling religieuze boeken heeft.
Het opmerkelijke aan Keller is dat hij in geen enkel opzicht doet denken aan het type predikant dat Europeanen met een Amerikaanse evangelist plegen te vereenzelvigen: dat van de louche televisiedominee. Keller houdt niet van het predikaat ‘evangelisch’ omdat dat associaties met de politiek en met het fundamentalisme oproept. Hij noemt zichzelf gewoon orthodox, omdat hij gelooft ‘in het belang van een persoonlijke bekering en de autoriteit van de Bijbel’.
En dat maakt het allemaal nog raadselachtiger. Ook in Nederland zijn er populaire, goed verkopende theologen en predikanten, en die luisteren dan naar namen als Kuitert of ter Linden. Maar die zijn alles behalve orthodox. Hun werk kenmerkt zich veeleer door pogingen om de Bijbel te reduceren tot een onschuldige collectie van inspirerende legenden, een gezellig praatje, dat vooral bij al dan niet koninklijke bruiloften, doopdiensten en andere partijen goed van pas komt. En het ergerlijke is dat deze heren ons vervolgens ook nog willen doen geloven dat ze met hun verhalen de oorspronkelijke boodschap van het evangelie hebben herontdekt. Keller maakt zich niet schuldig aan deze vorm van bedrog, maar weet toch zondag aan zondag het welwillende gehoor te vinden van duizenden yuppen, die zich op de eerste dag van de week toch vooral onledig hielden met museumbezoek en een wandeling door Central Park.
Keller (1950) komt uit Pennsylvania en bekeerde zich tijdens zijn studie aan de universiteit tot het christelijk geloof. Hij doceerde daarna niet alleen aan een orthodox-presbyteriaans seminarie maar was ook negen jaar lang predikant op het platteland van Virginia, in het kleine blauweboordenstadje Hopewell. Daar leerde hij meer dan hij waar dan ook had geleerd, vooral omdat zijn gehoor de noordelijke intellectueel dwong om zich helder en duidelijk uit te drukken.
Ondanks zijn geringe ervaring werd hij in 1989 door de leiding van de Presbyteriaanse Kerk in Amerika (PCA) gevraagd om Redeemer Church in New York te gaan leiden. Aanvankelijk zaten er niet meer dan 50 mensen onder zijn gehoor. Nu is de kerk een groot succes en heeft zij meer dan honderd vergelijkbare kerken elders in de VS en Europa ‘geplant’, tot in Amsterdam aan toe – als onderdeel van een missie die gericht is op de verandering van New York en de rest van de wereld door ‘persoonlijke verandering, sociale genezing en culturele vernieuwing’.
Misschien is een van de redenen van Kellers populariteit inderdaad wel gelegen in zijn helderheid en directheid. Hij verkoopt geen vage praatjes, ondersteund door harde muziek en andere technische hulpmiddelen, maar maakt vanaf het begin af aan duidelijk dat hij je komt vertellen dat het orthodox-christelijke geloof waar is. En om je dat duidelijk te maken, gaat hij de bekende vragen niet uit de weg. Als God liefde is, waarom is er dan zoveel lijden op de wereld? Als de wereld door evolutie is ontstaan, dan is het scheppingsverhaal toch niet meer dan een mythe, en zijn alle leerstukken die daarop voortborduren (de zondeval, het lijden van Christus, verzoening, vergeving en berkering) daarmee toch irrelevant geworden?
Wat zijn stijl en presentatie betreft, gaat Keller ervan uit dat moderne, jonge mensen niet meer het zitvlees en de capaciteiten hebben om een strak gecomponeerd boek van, zeg, C. S. Lewis te lezen (alhoewel Lewis voor Keller een geloofsheld is). Diens lange betogen vol logische argumentatie en redeneringen spreekt hen niet meer aan. Moderne apologetiek moet persoonlijker zijn, sneller en directer toegankelijk.
Keller erkent de aanwezigheid en zelfs het belang van twijfel. Hij begrijpt dat christenen niet zozeer overal een antwoord op hebben maar met dezelfde vragen worstelen als niet-gelovigen. Maar hij daagt niet-gelovigen uit net zo kritisch over hun eigen vooronderstellingen na te denken als dat zij over het christendom doen. En hij voelt de huidige onzekerheid haarscherp aan: ‘We zijn aangekomen op een cultureel moment waarop zowel sceptici als gelovigen het gevoel hebben dat hun bestaan wordt bedreigd omdat zowel seculier scepticisme als religieuze geloofsovertuigingen aanzienlijk aan kracht winnen. We bevinden ons niet in de westerse christenheid van het verleden, noch in de seculiere, religieloze samenleving die ons was voorspeld. We bevinden ons heel ergens anders’.
Maar waar precies weet niemand. Dat kan helpen verklaren waarom initiatieven als die van Keller zo succesvol kunnen zijn, zelfs in Manhattan. Misschien is een deel van de verklaring ook dat jonge mensen nu, zoals Peter Sloterdijk eens heeft gezegd in een interview met NRC Handelsblad, in het leven van hun ouders hebben gezien hoe de grote verworvenheden van 1968 – vrijheid! – zijn gedegenereerd tot onverantwoordelijkheid en losbandigheid, en dat zij daarom op zoek zijn naar een nieuw gevoel van orde. En in die zoektocht naar die nieuwe orde staan zij aanzienlijk minder bevooroordeeld tegenover geloof en religie dan de generatie die aan de hunnen vooraf gaat.
Of de raadselachtige ontwikkeling die zich in New York en elders in de VS heeft voorgedaan, ook in Nederland van zich zal laten merken, staat nog te bezien. Maar het zou om meerdere redenen geen kwaad kunnen. Een van de redenen is gelegen in het boek (America’s Secular Challenge) dat de firma Amazon mij deed bezorgen, juist toen ik dit stukje aan het schrijven was. Het is geschreven door een agnostische Joodse intellectueel, Herbert London, en gaat over het onvermogen van het radicale secularisme om de inbreuk van fanatisme (zoals het islamisme) op onze cultuur te pareren. De westerse beschaving en de cultuur van de democratie worden geschraagd door christelijke principes, aldus London, of we dat nou leuk vinden of niet. Een onbevooroordeeld onderzoek naar de precieze aard van die principes kan dan geen overbodige luxe zijn. Het boek van Keller voorziet in dat onderzoek.
Recensie van: Tim Keller, In alle redelijkheid: christelijk geloof voor welwillende sceptici, Van Wijnen € 15
*) Deze recensie verscheen eerder in HP/DeTijd.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Ook hier in NL zal het boek vast populair zijn in de wat meer behoudende kerkelijke gelederen; het sluit goed aan bij de onzekerheid van veel gelovigen vandaag de dag. Voor niet gelovigen/zoekers is het boek echter volslagen irrelevant:
http://relirel.wordpress.com/2008/10/07/redelijk-irrelevant/
Daar dachten de zoekers in New York toch anders over. En ik ook.
Post a Comment