Sinds deze week maak ik deel uit van het "Filosofische Elftal" van TROUW dat tweewekelijks filosofische perspectieven biedt op de actualiteit. Mijn eerste bijdrage, opgetekend door Marc van Dijk, ging over Obama:
Wat kunnen denkers zeggen over de actualiteit? Tweewekelijks spreekt Trouws Filosofisch Elftal zich uit. Vandaag: Barack Obama wordt de hemel in geprezen. Een hoopgevende ontwikkeling of laten wij ons verblinden?
door Marc van Dijk
Als Barack Obama niet de 44ste president van de Verenigde Staten wordt, kan hij altijd nog de eerste president van Europa worden. De Democratische kandidaat was hier al populair; na zijn rede in Berlijn kan hij werkelijk niet meer stuk. Hij heeft de allure van een Messias, met zijn charisma, smetteloze levensverhaal en boodschap van hoop en vrede.
Zijn gebed dat geheel tegen de joodse regels in uit de Klaagmuur werd getrokken, versterkt die suggestie: ’Heer, bescherm mijn gezin en mij. Vergeef mij mijn zonden en behoed mij voor hoogmoed en wanhoop. Geef mij de wijsheid om te doen wat rechtvaardig en goed is. En maak mij tot een instrument van Uw wil.’
„Een bijzonder mooi gebed”, vindt Bart Jan Spruyt. „Maar ik hoop dat Obama niet gaat geloven dat hij de Messias is. Dan gaat het altijd fout.”
Spruyt (1964) is een nieuwe speler in het Filosofisch Elftal. Hij is historicus en publicist. Hij was directeur van de Edmund Burke Stichting, een conservatieve denktank. De eerste helft van 2006 was hij medewerker van Geert Wilders, maar hij verliet diens PVV na onenigheid over de centrale rol en het uiteindelijke gedachtegoed van Wilders. Spruyt is onder andere columnist van Elsevier.
Schuilt er een gevaar in de schoonheid van de woorden van Obama? Spruyt: „Retoriek van een Democraat is altijd gevaarlijk. Als een Republikein zich van retorische hoogstandjes bedient, zoals Ronald Reagan – ’It’s morning again in America’ – dan is dat mooi en onschuldig. Omdat conservatieven beseffen dat je met politiek maar heel weinig kunt bereiken. Dat politiek als kracht secundair is en cultuur primair.
Dat je als politicus een overzichtelijke agenda moet hebben – twee, drie punten, meer kun je niet realiseren in de beperkte tijd die je gegeven is. Bij Democraten ligt dat anders. Zij zijn links en geloven dus in een zegenrijke rol van de overheid op alle terreinen des levens en daarmee in een maakbare wereld. Als je pech hebt, gaan ze in hun eigen retoriek geloven.”
Ger Groot, docent wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, deelt Spruyts angst voor al te hooggestemde beloftes, maar ziet dit niet als een exclusief probleem van Democraten. „Barack Obama heeft een messianistisch imago, George W. Bush heeft helaas een messianistische politiek gevoerd. En dat heeft ons behoorlijk opgebroken. Maar getuigenispolitiek wil hoe dan ook nogal eens blind zijn voor de werkelijkheid. Wat dat betreft kun je beter een realpolitische leider hebben, iemand die nuchter blijft, dan een bevlogen idealist.”
Wat zijn de risico’s van idealisme? Groot: „Ten eerste: het ideaal dat wordt nagestreefd valt niet noodzakelijk samen met het jouwe, waardoor tegenstellingen alleen maar worden verscherpt in plaats van overbrugd. Ten tweede: als het ideaal wél samenvalt met dat van jou, dan is het nog maar de vraag waar het nastreven van dat ideaal in concreto toe leidt.
Een politicus is in eerste instantie iemand die haalbare doelstellingen moet nastreven. Iemand die onhaalbare dingen nastreeft, gaat in het beste geval de mist in en in het slechtste geval brengt hij rampen voort. George W. Bush is aardig in de buurt gekomen van het laatste.”
Obama wekt niet de indruk dat zijn idealisme snel tot oorlogszuchtigheid zal leiden. Groot: „Dat is waar. En hij lijkt meer multilateraal ingesteld te zijn. Maar daar moet je je niet al te veel illusies over maken. Een Amerikaanse president blijft toch een Amerikaanse president, die eerst en boven alles de belangen van de wereldmacht Amerika zal dienen. En dat is ook gerechtvaardigd.
Het zou al lang mooi zijn als Obama het unilateralisme van de afgelopen acht jaar zou vervangen door een multilateralisme, waarbij de rest van de wereld weer op voet van evenwaardigheid wordt bejegend door Amerika. Maar dat kan ook moeilijk anders, de lijn van Bush is doodgelopen. De situatie is een bijna absoluut dieptepunt, dus het kan er haast niet op achteruit gaan.”
Waarom zo zuinig? Is het niet mooi om ergens in te geloven?
Spruyt: „Zeker wel. Maar niet in Barack Obama. Tot op zekere hoogte is het wel begrijpelijk dat mensen verandering willen. Op de cover van The Economist stond vorige week het Vrijheidsbeeld afgebeeld: zittend op haar sokkel, de handen in het haar. Kredietcrisis, hoge olieprijs, eindeloze oorlog in Irak; Amerika verkeert in een deplorabele staat.
Maar ik vind het moeilijk te begrijpen dat mensen vervolgens blind vertrouwen op iemand die met een zekere charme, gevoel voor stijl en retorisch talent de gewenste verandering belooft, zonder te vertellen wat er precies moet veranderen en waarin het moet veranderen. Merkwaardig. Het doet mij denken aan iemand als Rita Verdonk, die het voortdurend heeft over daadkracht, zonder te vertellen waarin die daadkracht bestaat en wat ze ermee wil doen.”
Barack Obama heeft wél verteld wat hij wil: wereldburgerschap, eenheid, het afbreken van scheidsmuren. Spruyt: „Die haast holistische, new age-achtige boodschap maakt hem alleen maar ongeloofwaardiger. Hij sprak van ’de opdracht van wereldburgerschap’. We moeten grenzen slechten, angsten overwinnen, verschillen overbruggen.
Ook de onderlinge verschillen tussen rassen, naties en religies. En dan blijven er nog een paar problemen over, zoals het terrorisme en het klimaatprobleem, maar die lossen we samen wel op. Met andere woorden: hij gaat de wereld redden. Een tikje ambitieus, toch? De teleurstelling zit in het project-Obama ingeschapen. Hij is een romanticus in de politiek en die plegen hard te vallen.”
Anders dan Spruyt hoopt Ger Groot overigens wel dat Obama de race wint. Groot: „Alleen al omdat de Republikeinse partij het verdient om te verliezen. De partij heeft krankzinnige dingen uitgehaald. Bush is door een verkapte staatsgreep aan de macht gekomen en hij heeft door allerlei burgerlijke vrijheden te ondermijnen de democratie schade berokkend. Het zou wrang zijn als dat Republikeins wanbeleid zou worden beloond – al heeft dat niets met John McCain te maken. Daarnaast kan ik niet ontkennen dat ik grote sympathie heb voor Obama. Ik kan mij niet helemaal ontrekken aan zijn charismatische kracht.”
Daar heeft Spruyt geen last van. „De keuze voor Obama lijkt mij een ramp. Dan maar McCain. Maar inderdaad: eigenlijk zouden de Republikeinen eens flink moeten verliezen, zodat ze zich kunnen heroriënteren op hun politiek-filosofische wortels.”
*) Dit artikel (van Marc van Dijk) is vandaag verschenen in Trouw.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment