Soms denk je, hoop je, dat er redenen zijn voor enig voorzichtig optimisme. Ik heb mij daar twee weken gelden op deze plaats aan bezondigd.
Ik schreef dat we ondanks de onrustbarende opiniepeilingen niet onafwendbaar op een soort kladeratsj van de Nederlandse politiek afstevenen. De VVD toont onder Mark Rutte het nodige elan, en dat geldt ook voor het CDA. Het zomernummer van Christendemocratische Verkenningen – het tijdschrift van het wetenschappelijk instituut van het CDA – is gewijd aan het belangrijke thema waar we het sinds november 2006 al over hebben: de leegloop en middelmatigheid van het politieke centrum (Benauwd in het midden). Het CDA wil het onbehagen onder de bevolking niet langer met regenteske arrogantie tegemoet treden, maar een verhaal formuleren, een groot verhaal ‘dat generaties verbindt en dat de middenklasse motiveert en een uitdaging biedt om zich aan op te trekken’. Er verscheen een wolkje als eens mans hand aan de horizon van de Nederlandse politiek.
Ten minste, zo leek het.
Samen met Theodor Holman presenteer ik op de zender van Het Gesprek een politiek programma – Hardtalk Den Haag – waarin we iedere week een politicus interviewen, of beter gezegd (aldus de website): ‘op scherp confronterende wijze’ aan de tand voelen. Vorige week spraken we met de prominente CDA’er Doekle Terpstra. Terpstra (1956) was voorzitter van het CNV en is sinds 2005 voorzitter van de HBO-raad. Eind 2007 publiceerde hij een opinieartikel in het dagblad Trouw tegen de ‘verWildering’ van de Nederlandse samenleving. Met zijn ‘kwade gedachten’ zou Wilders alleen maar uit zijn op het ophitsen en polariseren van de samenleving. Begin 2008 plaatste Terpstra mede namens enkele tientallen medestanders een advertentie (‘Benoemen en bouwen’) op de voorpagina van Trouw waarin werd opgeroepen om de verharding van het politieke debat over de multiculturele samenleving te overwinnen.
Ik was, eerlijk gezegd, niet zo heel erg onder de indruk van die actie, maar was wel benieuwd naar het gesprek dat we met Terpstra zouden hebben. Als er inderdaad iets ritselde in het CDA, dan zou Terpstra daar zeker iets over te vertellen hebben.
We babbelden – het was daags voor Prinsjesdag en de Miljoenennota was via NRC al uitgelekt – eerst wat over de begroting van het ministerie van Onderwijs, en besloten toen dat we het maar eens over het CDA moesten gaan hebben.
Terpstra zei blij te zijn met de huidige coalitie maar beschuldigde die coalitie er ook van weinig lef te tonen en wat fletsjes alleen maar de eigen tuin aan te harken.
De regering durfde geen grote thema’s te benoemen uit angst voor een onmiddellijke afrekening in de peilingen. In die situatie was het CDA het als vereniging aan zijn stand verplicht om die onderwerpen wel te benoemen, te agenderen en bespreekbaar te maken. En dan ging het niet alleen over het ontslagrecht, de hypotheekrenteaftrek en de AOW maar vooral over de integratieproblematiek.
Maar wie dacht dat er inderdaad iets ritselde in het CDA, dat er reden was – hoe voorzichtig ook - voor hoop, werd door Terpstra snel uit de droom geholpen. Het is benauwd in het midden, maar het werd alleen maar benauwder voor wie naar Terpstra bleef luisteren.
Het CDA, aldus Terpstra, zou ondanks alle interne verdeeldheid het grote thema moeten aansnijden. Het CDA is altijd een ‘partij van vleugels’ geweest, en als het CDA het niet doet, gebeurt er helemaal ‘geen mallemoer’ in de Nederlandse politiek. Maar het CDA ‘kijkt wel link uit’ om te veel te vinden en te zeggen van de integratieproblematiek. De partij voert een pragmatische en opportunistische politiek die het maken van keuzes vermijdt omdat die veel te veel electorale risico’s met zich meebrengen. Alles is gericht op rust en stabiliteit. Dat de partij daarmee nog veel meer risico’s neemt, is niemand zich bewust.
Daags daarna keek ik naar de aanbieding van de Miljoenennota en naar de Algemene Beschouwingen. Ik zag Wilders zijn lijden aan de politieke variant van het syndroom van Gilles de la Tourette schaamteloos etaleren en ik zag hoe CDA-fractievoorzitter Van Geel verhaalloos op zijn handen bleef zitten. Ik zag, met andere woorden, mijn eigen ongelijk en het gelijk van Terpstra.
(Deze column is eerder verschenen in Binnenlands Bestuur)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Zag en hoorde je die 141 overige autisten niet op hun bankjes bonken?
Wat is de benaming van het syndroom waaraan deze roffelaars lijden?
Huib, dat heet ZWAF: Zwijgen en Afbreken. Erg besmettelijk helaas.
Post a Comment