De Amerikaanse politiek filosoof Lee Harris heeft in Nederland enige naam gemaakt met essays in het voormalige Letter & Geest en met zijn boek Civilization and Its Enemies, waarin hij betoogde dat wij onszelf weliswaar te beschaafd vinden om er nog vijanden op na te houden, maar dat we wel degelijk een vijand hebben als iets of iemand ons eenmaal als ultieme tegenstander heeft bestempeld. Deze maand verscheen het nieuwe boek van Lee Harris: The Suicide of Reason. Daarin gaat het over het feit dat de redelijkheid en tolerantie van de westerse beschaving een historische toevalligheid zijn en dat we worden omringd door culturen, zoals die van de radicale islam, waarin het fanatisme en de wetten van de jungle regeren. Hoe kunnen wij daarmee omgaan zonder in het alternatief van fanatiek populisme te vervallen? Opinio publiceert deze week in vertaling de inleiding van dit boek, en een interview met Lee Harris, die in Nederland nog niet de bekendheid geniet die hij verdient.
U bent in Nederland nog niet zo bekend. Vertelt u eens wie u bent.
“O, maar ook in de Verenigde Staten ben ik onbekend, hoor. Ik woon in Stone Mountain, een dorpje in Georgia, en ik hoor nergens bij. Ik ben geen insider die met belangrijke mensen luncht. Ik ben een outsider’s outsider: ik werk niet bij een denktank, ben niet verbonden aan een universiteit, ik vertegenwoordig niets of niemand. Gelukkig maar, want daardoor heb ik mijn onafhankelijkheid kunnen bewaren. Wat anderen van mij denken, is voor mij in mijn positie immers van geen enkel belang. Ik hoef nooit iets te schrijven om een bepaald publiek te behagen. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat ik geen eigen achterban heb, zogezegd, en dat mijn boeken hier niet worden besproken. Alleen Edward Rothstein heeft mijn boek genoemd, in zijn kunstcolumn in The New York Times.”
Toch, of juist hierom, willen we graag meer van u weten.
“Ik ben in 1948 geboren, in een boerenfamilie. Op school deed ik niets en daarom hebben mijn leraren me naar de universiteit gestuurd toen ik veertien jaar oud was. Ik heb religie en filosofie gestudeerd, aan de Emory University in Atlanta, aan Harvard Divinity School en aan de universiteit van Toronto. Maar ik had dyslexie, al heb ik dat altijd verborgen weten te houden; mede daarom ben ik altijd een gewone jongen gebleven: geen intellectueel van professie voor wie zijn eigen ideeën belangrijker zijn dan de objectieve werkelijkheid.
“Een dissertatie heb ik niet afgerond. Na de universiteit ben ik romans gaan schrijven, thrillers; want, zoals mijn toenmalige agent zei, horrorromans verkopen, ook als je onbekend bent en zult blijven. En ik heb een bedrijfje in glaszetten, blue-collar-werk dus. Ik heb daar veel van geleerd. Ik moest een klein bedrijfje leiden, elke dag hard werken, tegen de dreiging van een bankroet, en ik had uitsluitend omgang met gewone, normale mensen. Slechte ideeën heb ik me nooit kunnen permitteren, anders zou ik gelijk failliet zijn gegaan, en ik heb mijn opvattingen in discussies met gewone mensen altijd heel duidelijk en begrijpelijk moeten formuleren. De VS zijn groot geworden dankzij onze trots die zijn oorsprong vindt in hard werken met je handen. Werken met je eigen handen, het scheppen van iets materieels, leert je zelfdiscipline en brengt je gevoel voor de realiteit bij.
“Er voltrekt zich nu in dit land een vreselijke, snobistische ontwikkeling. We studeren ons dood. Er gaan veel te veel mensen naar de universiteit. Niemand leert meer gewoon een vak; iedereen leert maar door om bij een groot bedrijf, een grote onderneming, een grote overheid te kunnen gaan werken, zonder dat hij zich ooit zorgen hoeft te maken over het doodgewoon voortbestaan van de instellingen waar hij bij werkt. Ook dat leidt tot een vervreemding van de werkelijkheid.
En toen drong de grote werkelijkheid, de terugkeer van de geschiedenis op 11 september 2001, zich aan u op: u bent sindsdien heel andere dingen gaan schrijven.
“9/11 heeft een enorme impact gehad. Ik verbaasde me over de intellectuelen die binnen de kortste keren en bij bosjes kwamen uitleggen wat er precies was gebeurd, waardoor die ramp was veroorzaakt en wat het antwoord erop moest zijn. Ik had maanden nodig om mijn gedachten te ordenen en ik kwam tot de conclusie – anders dan Francis Fukuyama en Samuel Huntington, die gewoon hun Koude Oorlog-concepten dachten te kunnen toepassen – dat er iets geheel nieuws, iets zonder voorgeschiedenis, was gebeurd. Ik kwam in die tijd in contact met Todd Lindberg, die voor The Washington Post schreef, en die nodigde mij uit een artikel voor Policy Review te schrijven. Daarna ben ik ook voor de website TechCentralStation gaan schrijven en heb ik voor uitgeverij Simon & Schuster mijn boek over de vijanden van onze westerse beschaving geschreven. Altijd op uitnodiging overigens – ik durf haast nooit iets zelf aan te bieden, en altijd stukken waarin ik mijn ideeën kon toepassen op concrete, historische omstandigheden. Omdat ik niet beroemd genoeg was, wilde Simon & Schuster mijn boek over de zelfmoord van de westerse rede niet uitgeven. BasicBooks wel.”
Welke filosofen zijn voor u van belang geweest?
“Ik ben denk ik erg Europees georiënteerd. Hegel is belangrijk voor mij geweest, zeker door zijn dialectische manier van denken die eenzijdigheden overstijgt. In de Verenigde Staten zijn denkers als Richard Dawkins en Sam Harris momenteel erg populair, met hun boeken tegen geloof en religie. Maar het christendom is in de Europese geschiedenis enorm belangrijk geweest, juist ook voor het ontstaan van een cultuur van de rede. Je kunt het christelijk geloof wel persoonlijk verwerpen, maar het is erg dom om te wensen dat het nooit had bestaan. David Hume heeft bijvoorbeeld eens gezegd dat protestantse dissenters heel belangrijk zijn geweest, omdat zij weigerden te denken zoals anderen vertelden dat zij moesten denken. Onbedoeld hebben zij daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het kritische rationalisme van de westerse cultuur.
“Hegel heeft mij deze gebalanceerde manier van denken bijgebracht. Hij benadrukte bijvoorbeeld ook dat de aanwezigheid van gewone mensen in een samenleving, mensen die stug vasthouden aan traditionele waarden, ontzettend belangrijk is. Als een kleine groep van hyperkritische mensen het alleen of vooral voor het zeggen heeft en eigen experimenten en ideologieën kan najagen, dan eindigt alles in een nachtmerrie.”
In het artikel ‘De nacht dat ik Amerikaan werd’ beschrijft u uw grote vertrouwdheid met de continentale, Duitstalige cultuur, met componisten als Bruckner en Schmidt en schrijvers als Grillparzer en Stifter.
“Ik kom uit het Amerikaanse Zuiden en ik ben in het klimaat van de zuidelijke baptisten opgegroeid. Folk en westernmuziek hoorden daarbij. Op mijn dertiende zag ik een opera op de televisie, en ik wist meteen: dit is waar ik van houd. Toen ik een jaar later naar de universiteit ging, ben ik daarom ook Duits gaan studeren – vanwege mijn liefde voor Wagner en Bruckner.”
In uw nieuwste boek poneert u de stelling dat het Westen een historische toevalligheid is, dat wij zijn gaan denken dat wij normaal zijn terwijl we eigenlijk een uitzondering zijn: we worden omringd door fanatieke tribale culturen en daar kunnen we maar moeilijk mee omgaan. Ziet u een omslag, een hernieuwd besef dat we waakzamer, zelfbewuster en assertiever moeten worden?
“Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Ik heb in dit boek niet opgeschreven hoe de wereld volgens mij zou moeten zijn, maar hoe zij is en hoe de wereld zich in de nabije toekomst logischerwijs zal ontwikkelen. Wij vinden onszelf redelijk en tolerant, en willen dat blijven. We hebben daarom nauwelijks verweer tegen onze vijand, de fanatici die onze beschaving vanuit gevoelens van ressentiment haten. Daarom ontkennen we de problemen, kijken we ervan weg of denken we ze op de traditionele manier, via discussie en onderhandeling, te kunnen oplossen. Dat is een ontkenning van het essentiële feit dat in de cultuur van de fanatici, zoals de radicale islam, alleen de wet van de jungle, alleen het recht van de sterkte, geldt.”
Maar u ziet wel tekenen van hoop?
“Ik ben al met weinig tevreden, geef ik toe. The New York Times publiceerde onlangs een artikel over ‘The Politics of God’, met de opmerking dat ‘de fanatici terug zijn’. Ze bedoelden daarmee de islamisten, en dat is een doorbraak. Voorheen werd de term ‘fanatici’ gereserveerd voor evangelische christenen, wat natuurlijk een werkelijkheidsvreemde opvatting was. Ik ken veel evangelische christenen, en alhoewel zij weten dat ik gay ben, blijven zij mijn vrienden. Ze slaan me niet in elkaar en ze dreigen daar ook niet mee.”
U bepleit een vorm van ‘verlicht tribalisme’. Zou het onderwijs daarin geen belangrijke rol moeten spelen?
“Ja natuurlijk! Idealiter zou het zo moeten zijn dat ons onderwijs onze kinderen weer bijbrengt waar we vandaan komen, wat de kernwaarden van onze beschaving zijn en hoe we die waarden compromisloos moeten verdedigen, zonder een duimbreed te wijken voor opvattingen die daar haaks op staan.
“Maar de belangen op de scholen en universiteiten, waar anti-Amerikaanse linksigheid en multiculturalisme domineren, zijn te groot. Nieuwe paradigma’s – die wij dus zo nodig hebben – ontstaan niet omdat mensen zich daartoe bekeren, maar omdat de aanhangers van de oude paradigma’s uitsterven. En dat gaat niet snel genoeg.”
En zo constateert u ook dat wij de moslims niet veranderen, maar dat zij ons veranderen.
“Ja, vroeger was het eenvoudig: toen moesten we de democratie tegen vijanden van buiten – ideologieën als het nazisme en het communisme – beschermen. Nu is er sprake van een interne dreiging. Die dreiging leidt niet tot een clash tussen beschavingen – zoals Huntington heel ouderwets poneerde – maar zeer waarschijnlijk tot een crash van onze beschaving. Tenzij een verantwoordelijke elite met autoriteit die crash voorkomt – maar dat is in de geschiedenis zeldzaam geweest en dat zie ik, ben ik bang, ook nu niet zo snel gebeuren. In plaats daarvan hebben we nu politici die alleen maar doen alsof ze de problemen aanpakken. De bevolking heeft dat, zeker op de lange duur, natuurlijk wel door, en ontevredenheid kan dan snel omslaan in haat. En dat is heel gevaarlijk. Want dan worden mensen ontvankelijk voor de populistische boodschap van agitatoren en demagogen. Wat je dan ziet, ook in Nederland, is een decadent politiek centrum, waar de oude politieke partijen zich geen raad meer weten met de problemen. Op beide vleugels ontstaan sterke en groeiende populistische partijen. En dan dreigt het scenario van de ‘ochlocratie’, de regering door de massa, met gevechten op straat en burgeroorlogachtige toestanden als gevolg. Weimar-achtige toestanden, dat is mijn grote nachtmerrie.
“Als ik dus schrijf dat niet wij de moslims veranderen, maar zij ons, dan bedoel ik niet alleen dat wij ons voortdurend aan hun wensen en verlangens aanpassen – dat ook – maar dat de spanningen en conflicten die hun aanwezigheid oproepen, ertoe leiden dat onze cultuur crasht en terugkeert tot het niveau van de jungle, waarin het recht van de sterkste zal gelden.”
Een woord van hoop, meneer Harris!
“Ik kan alleen maar hopen dat het besef doordringt dat het zo niet verder kan, dat er een culturele omslag komt, en daaropvolgend een verandering. Maar ik zou niet weten hoe. Ik heb niet opgeschreven hoe ik mij de wereld wens, maar hoe zij zich logischerwijs zal ontwikkelen.”
Ook verschenen in Opinio.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Dit boek is DE leidraad van Bottehond. Voorzover je bij deze grumsel van leidraad mag spreken. Botte zal een roepende in de woestijn blijven. Om zijn internetverslaving wat te beteugelen moet-ie per kwartaal een paar weekjes rusten. Zoals Simon op een zuiltje in New Mexico. Of een ritje maken op de motor van Robert Pfirsig over bleu highways. Heeft-ie hard nodig. Ook de motor verdient onderhoud. Voor lichaam en geest dus @ Botte. Pas op voor een internet verslaving n'importe de inhoud van je comments.
Je dw
Cassandra's whip
Post a Comment