Artikel 7 van onze Grondwet – het artikel over de vrijheid van meningsuiting – is voor velen het ultieme Grondwetsartikel. De uitspraak: ‘wie alle grondrechten verliest maar het recht op vrije meningsuiting behoudt, kan alle grondrechten terugwinnen’, getuigt van die hoge waardering van dit artikel, dat misschien wel het hart van onze democratische rechtsstaat vormt.
Ik vond deze fraaie uitspraak in het bekende commentaar op de Grondwet, onder redactie van P. W. C. Akkermans. Maar in datzelfde commentaar staat ook dat de overeenstemming over het belang van dit grondrecht nog niet betekent dat iedereen het eens is over de interpretatie en reikwijdte ervan. De vrijheid van meningsuiting is immers niet onbegrensd; er is ook zoiets als ‘ieders verantwoordelijkheid voor de wet’. Het wetboek van strafrecht stelt bepaalde meningsuitingen bijvoorbeeld wel degelijk strafbaar (art. 137).
Er zijn twee recente incidenten die artikel 7 van de Grondwet weer in het middelpunt van de discussie hebben geplaatst. De Staat heeft een bodemprocedure aangespannen tegen het weekblad Opinio, omdat hoofdredacteur Jaffe Vink een pastiche op een rede van premier Balkenende heeft gepubliceerd waarin hij de premier dingen laat zeggen die hij volgens Vink zou moeten zeggen in het debat over christendom en islam maar die de premier niet graag – en zeker niet publiekelijk – voor zijn rekening zal nemen. Volgens de landsadvocaat, voormalig professor Boukema, zouden alle Taliban die in hun grotten gretig van hun abonnement op Opinio zitten te genieten, de premier wel eens van dubbelhartigheid kunnen verdenken en daarom erg boos op onze jongens in Afghanistan kunnen worden.
En recenter nog lichtte het openbaar ministerie de cartoonist Gregorius Nekschot van zijn bed en hield hem dertig uur gevangen omdat enkele van zijn cartoons misschien wel racistisch zijn of aanzetten tot haat.
Deze incidenten – die volgens critici geen incidenten zijn maar zo langzamerhand, sinds de discussie op een mogelijk verbod op de film Fitna van Geert Wilders, een patroon vormen – leiden inmiddels tot partijpolitiek gedoe. Het Amsterdamse ex-raadslid Karina Schaapman heeft bijvoorbeeld haar lidmaatschap van de PvdA opgezegd omdat de PvdA heel lang stil bleef over de kwestie-Nekschot en toen iemand iets zei, kamerlid John Leerdam, hij opmerkte dat ‘wie kaatst de bal kan verwachten’. Minister Plasterk heeft Schaapman nog geprobeerd van haar stap af te houden, maar daarvoor was het te laat. René Cuperus daarentegen, verbonden aan het wetenschappelijk bureau van de PvdA, vraagt zich inmiddels openlijk af hoeveel antiliberale streken de PvdA nog van coalitiepartner CDA accepteert voordat de partij eens uit de coalitie stapt.
Een van de redenen van alle strijd en verwarring is dat het traditionele onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid uit het oog verloren is geraakt. Negatieve vrijheid houdt in dat de overheid burgers vrijlaat in, bijvoorbeeld, hun godsdienstige keuzes en meningsvorming. Dat zijn domeinen van het leven waarmee de overheid zich niet behoort in te laten. Een volgende vraag is hoe burgers vervolgens met die vrijheid omgaan – of zij zich bij het uiten van hun mening behoedzaam uitdrukken of de grenzen opzoeken en anderen kwetsen en beledigen. Dat is het domein van de moraal.
We hebben, denk ik, momenteel te maken met een overheid – en dat geldt zeker voor het CDA-smaldeel binnen de regeringscoalitie – die zich zorgen maakt over het verval van waarden en normen. De denkfout die dit kabinet vervolgens maakt, is dat deze overheid denkt dat het een reveil van moraal via de rechter kan afdwingen. Het recht is nooit bedoeld om ethiek te vervangen. Ethiek is de basis van de rechtsstaat. Een overheid die dat uit het oog verliest, ontwikkelt zich al snel tot een staat met tirannieke trekken.
Het huidige kabinet zou er daarom goed aan doen deze heilloze weg te verlaten en de vrijheid van meningsuiting alleen te laten beperken door pogingen tot haat en geweld aan te zetten. Politici die deze mening delen, moeten zich daarbij wel realiseren dat zij alleen geloofwaardig zijn wanneer zij daartoe een wetsvoorstel tot de wijziging van artikel 137 van het wetboek van strafrecht indienen.
*) Ook verschenen in Binnenlands Bestuur.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment