Een kwaliteitspers is van groot belang. Maar die moet wel echt pluriform zijn, en niet in dienst staan van een links-liberaal paternalisme.
Democratie veronderstelt, in theorie althans, mondige en kritische burgers – mensen die weten wat er speelt, zich daar een grondig oordeel over vormen en op grond daarvan (politieke) keuzes maken. Vandaar dat de media van vitaal belang zijn in een moderne samenleving: kranten, radio, tv en internet leveren immers de feiten en de opinies die burgers helpen bij hun meningsvorming. En vandaar ook het belang van een brede pers: niet alleen de opinie van een kleine groep moet publiek worden, ook die van andere groepen, van links tot rechts, moet een stem krijgen in het domein van de politieke meningsvorming.
Het is nog maar de vraag of de media, en in het bijzonder de kranten, in Nederland aan de eisen voldoen die aan haar moeten worden gesteld. Recente ontwikkelingen vormen een regelrechte bedreiging voor het voortbestaan van serieuze kwaliteitskranten, betogen althans de journalisten Warna Oosterbaan (werkzaam voor NRC Handelsblad) en Hans Wansink (politiek columnist van de Volkskrant) in een boekje dat zich laat lezen als een met ingehouden passie geschreven pamflet van twee heren die terecht trots zijn op het ambacht dat zij beoefenen en een lans breken voor de ‘professionele kwaliteitsjournalistiek’.
Fusies, teruglopende oplagen en advertentie-inkomsten, bezuinigingen en ontslagen zijn bij vrijwel alle landelijke kranten aan de orde van de dag. Dat het ze slecht gaat, heeft alles te maken met het gegeven dat zij al lang niet meer de belangrijkste leverancier van het nieuws zijn, noch het exclusieve forum voor debat en meningsvorming. Er zijn gratis kranten bijgekomen, het internet biedt talloze nieuwssites en platforms voor eindeloze discussies over van alles en nog wat, en er zijn digitale televisiekanalen bijgekomen. De krant is geen soevereine vorst meer die bepaalt wat haar lezers behoren te weten. De klant is koning geworden, en de lezers zijn kritische en assertieve consumenten geworden, zonder enige vooraf bepaalde loyaliteit.
Waarom is dit alles erg en zorgwekkend? Volgens Oosterbaan en Wansink omdat alle fusies tot een ‘minder pluriforme pers’ leiden, en omdat de druk van de markt een ‘onomkeerbare vervlakking van de journalistiek’ tot gevolg heeft. De ‘basisfuncties’ van de media komen daarmee direct in geding.
De analyse van Oosterbaan en Wansink mondt dan ook uit in een warm pleidooi voor de ‘handhaving van de klassieke functies van de journalistiek’. Zij doen daartoe zeven aanbevelingen. Kranten moeten hun journalistieke zelfvertrouwen herwinnen maar zich tegelijkertijd niet in een ivoren toren opsluiten: ze moeten een gedragscode opstellen en die door onafhankelijke ombudsmannen laten toetsen. Kranten moeten weer compacter worden en een duidelijke hiërarchische ordening in hun presentatie aanbrengen. Ze moeten tegelijkertijd vooral ook leesbaarder en toegankelijker worden en meer aan uitleg en analyse doen. Kranten moeten eigendom zijn van uitgevers die begrijpen dat een krant niet alleen een commercieel product is maar ook een cultuurdrager. Een concern als PCM (uitgever van de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw) is een ‘jammerlijke mislukking’. En kranten moeten, tot slot, investeren in de kwaliteit en omvang van hun redacties. Dat moeten centers of excellence worden.
Na lezing van dit sympathieke boekje is een plechtig ja en amen op zijn plaats. Kranten spelen als cultuurdragers een onmisbare rol in een parlementaire democratie en aan de kwaliteit van kranten, en weekbladen natuurlijk, kunnen alleen maar de hoogste kwaliteitseisen worden gesteld.
Toch valt er ook wel wat te zeuren. Uit dit boekje rijst het beeld op van een krantengeschiedenis die eigenlijk betrekkelijk eenvoudig is verlopen. Eerst waren er de kranten en omroepen die niet vrij en zelfstandig waren omdat ze onderdeel uitmaakten van een zuil. Na die ontzuiling is het een jaar of twintig, dertig goed gegaan. Redacties waren soeverein en de pers was pluriform. Toen, zo eind jaren negentig, ging het echter weer fout, door de komst van internet, de bloggers, Metro en Spits. De ontworteling die de politiek raakte, kreeg ook de journalistiek in haar greep.
Maar dit beeld klopt niet. Na de ontzuiling is de afhankelijkheid van de bestuurlijke elites van de zuil niet ingeruild voor vrijheid en onafhankelijkheid maar voor een geheel nieuw soort afhankelijkheid: van de macht als zodanig. Iedereen die het Binnenhof kent, weet dit: journalisten en Kamerleden voeren dagelijks een baltsdans met elkaar op omdat ze er alle belang bij hebben om elkaar te vriend te houden.
Dit conglomeraat van politici en journalisten heeft verhinderd dat er in Nederland ooit een werkelijk pluriforme pers is ontstaan. Zoals de politiek homogeen was, links van het midden en alleen in haar politieke correctheid radicaal, zo weerspiegelden de media deze verhoudingen. Die totale verwevenheid blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat PCM niet alleen de drie belangrijkste Nederlandse dagbladen herbergt, maar zelf grotendeels eigendom is van de Stichting Democratie en Media, dat een soort PvdA-dependance is. Bij een andere eigenaar, de Stichting de Volkskrant, benoemt de FNV twee van de acht bestuursleden.
Het was dan ook geen wonder dat alle krantenredacties werden overvallen door de opkomst van Pim Fortuyn en het hardnekkige onbehagen dat hij loswoelde. Zo goed functioneerden de media blijkbaar niet. En daarom is het ook onjuist om alleen maar de negatieve gevolgen van alle recente ontwikkelingen te benadrukken. Zonder internet, bloggers en commerciële televisie – en vooral dankzij de druk die deze nieuwe media hebben uitgeoefend – zouden de kranten waarschijnlijk nog altijd weinig van de lessen van de afgelopen jaren hebben geleerd.
Oosterbaan en Wansink bepleiten een ‘verlicht paternalisme’. Evenals Thorbecke beschouwen zij de krant als een ‘bron van algemene onderrichting’. Daarom verwerpen zij het adagium ‘u vraagt, wij draaien’, en kiezen zij voor de slogan ‘wij weten wat u moet weten’. Op zich is dat prachtig. Maar als al die journalisten die zo goed weten wat wij moeten weten allemaal links van het midden zitten, terwijl de meerderheid van de Nederlandse bevolking zich heel ergens anders ophoudt, dan wordt vroeg of laat het gemor hoorbaar. Vroeger konden de morrenden nergens heen, nu beginnen ze een eigen weblog. Er heerst in Nederland tot op de dag van vandaag een enorme hypocrisie op dit punt.
Bovendien is het slechts hier en daar dat de lessen van de Fortuynrevolte zijn geleerd. Het grote probleem is dat er nu ook in de wereld van de media een even groot zwart gat dreigt te ontstaan als in de politiek. In de politiek gaapt dat gat tussen het politieke centrum enerzijds en de geradicaliseerde vleugels anderzijds. Kerkhistoricus Henk Hagoort, voorzitter van de raad van bestuur van de publieke omroep, heeft meermalen gezegd dat de actualiteitenrubrieken van de publieke omroep zich meer moeten inspannen om de ‘buitenstaanders’, dat zijn de Telegraaflezers en aanhangers van Wilders en Verdonk, te bedienen. Ronald Sörensen loopt op dit moment op Rotterdam op straat handtekeningen te verzamelen voor een Populistische Omroep. Dat is zowel triest (omdat het nodig is) als hoopgevend (omdat het initiatief wordt genomen). Zolang kranten, radio en tv in meerderheid blijven denken dat rechts per definitie onfatsoenlijk is en daarom binnen het publieke bestel geen plaats verdient, ligt radicalisering op de loer.
Alle fraaie woorden van journalisten als Wansink en Oosterbaan ten spijt, maken zij deel uit van een wereld die een situatie creëert waarin de stem van de straat niet wordt verheven maar geëxploiteerd, zowel in de politiek als in de media.
N.a.v.: Warna Oosterbaan en Hans Wansink
De krant moet kiezen: de toekomst van de kwaliteitsjournalistiek
Prometheus € 19,95
*(eerder verschenen in HP/De Tijd)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Eindelijk is het helder wat u vindt van de huidige media. U zou vaker stukken moeten schrijven over de media, overal waar u columnist bent. Elsevier-lezers kunnen het alleen maar met u eens zijn. Een columnist van Elsevier heeft op elsevier.nl ongeveer een half jaar terug nog geschreven dat Elsevier het voortouw moet nemen in opinie-tv.
Ik weet trouwens niet of ik PON zo'n goed initiatief vind. Maar 't is tenminste iets.
Er zijn nog een paar factoren aan te wijzen voor pluriforme journalistiek en die mis ik in uw artikel. Dat zal komen omdat u een ander aspect van de zaak belicht, aan de hand van het boek. Toch zou ik ze even willen noemen.
In de laatste decennia zijn de kranten voor hun inkomsten steeds afhankelijker geworden van adverteerders. Dit is volgens mij een sterk remmende factor voor vrije journalistiek. Immers het "aanpakken" van grote adverteerders leidt direct tot financiële schade en legt een grote druk op de (hoofd)redactie.
o, de tweede ben ik even vergeten. Misschien kom ik er nog op terug.
Verder wil ik nog zeggen dat ik uw artikelen graag lees en respect heb voor uw inzicht in zaken en de verwoording.
Groet.
Post a Comment