In de Letter&Geest-bijlage van dagblad Trouw staat vandaag onderstaande bijdrage over de Amerikaanse presidentsverkiezingen en, vooral, de toekomst van het conservatisme en de Republikeinse Partij in de Verenigde Staten.
Whit Stillman (1952) is de schepper van een klein maar bijzonder oeuvre van drie films: Metropolitan (1990), dat werd genomineerd voor een oscar, Barcelona ( 1994) en The Last Days of Disco (1998). In Stillman’s films zit weinig actie, er wordt vooral in geconverseerd. En al die conversaties getuigen van een meer dan gewone gevoeligheid voor het belang en de kwetsbaarheid van oude gewoonten en tradities. Die zijn niet voor niets uitgevonden en vastgelegd: blijkbaar voorzien ze in een tamelijk tijdloze behoefte van mensen, in dit geval in de behoefte het leven te beschaven en tegen ruwheid en botheid te beschermen. Maar in bepaalde sociale en culturele omstandigheden kunnen die zeden zo maar weer verdwijnen. Als er ergens een wissel is omgezet, is er geen houden meer aan. In Stillman’s films lopen dan ook nogal wat mensen rond die een teloorgang voelen aankomen, en ze zijn er nog niet zo zeker van dat datgene wat er voor in de plaats komt beter zal zijn dan dat wat verdwijnt.
In Metropolitan, bijvoorbeeld, gaat het om het leven van een groep mensen uit de upper class van Manhattan. Ze wonen netjes aan de Upper East Side, en begeven zich aan het einde van het jaar van het ene feestje naar het andere. Terwijl sommigen uit de groep helemaal niet doorhebben dat hun levensstijl de uitholling van een oud ideaal is (het ideaal van de WASP, de White Anglo-Saxon Protestant, in de film aangeduid als de urban haute bourgeoisie) voelen enkele anderen aan dat zij de laatste generatie vertegenwoordigen van een oude cultuur, die nu tot falen is gedoemd. Eenzame moeders en afwezige vaders belichamen dit verval.
Er zijn Amerikaanse conservatieven die denken dat Obama’s overwinning van deze week als het ware de uitkomst is van deze bange voorgevoelens uit de jaren negentig. En wat is ervoor in de plaats gekomen?
Ik was deze week in Washington en toen ik in de verkiezingsnacht naar mijn hotel liep, reden auto’s toeterend door de straten, zwaaiden mensen met vlaggen en scandeerden zij de naam van Barack Obama. Bij het Witte Huis raakte ik een grote groep mensen verzeild die aan de hekken stonden te rukken. Ze riepen ‘Go home!’, ‘Go back to Texas!’, en de bewoner van dat Witte Huis spraken ze aan met woorden die op de Amerikaanse televisie steevast door een piepje worden vervangen. Toch hing er, vreemd genoeg, geen vervelende, agressieve sfeer. Ieder een was uitgelaten vrolijk, iedereen scheen met ieder ander een bijzonder gevoel te willen delen, het gevoel een werkelijk historisch moment mee te maken. Na jaren van gevangenschap waren zij in de vrijheid gesteld, donkere wolken waren in één verkiezingsavond verdreven, wat lonkte was een nieuwe wereld van licht en hoop waarin alle tegenstellingen zouden zijn overwonnen.
Vreemd genoeg had ik zelf helemaal niet het gevoel op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Het enthousiasme van al die mensen in Washington, van de honderdduizenden in Chicago bij Obama’s acceptance speech en elders in de Verenigde Staten, de mensen in Kenia en elders op de wereld, was ongekend, zonder precedent. En ik heb sterk de indruk dat dit enthousiasme, deze irrationele bevlogenheid, sterk religieuze trekken heeft. Obama is niet zo maar een politicus, maar de stichter van een nieuwe politieke theologie.
Ik had voorzichtig gehoopt op een overwinning van McCain. Gewoon omdat ik vragen heb bij Obama’s radicaal-linkse affiliaties, en vooral bij het feit dat we daar niets van mogen weten. Omdat hij de helft van de Amerikaanse bevolking schoffeerde door te zeggen dat ze uit verbittering naar hun wapens en religie grepen (en ongelooflijk dat de campagne van McCain hem dat niet iedere dag heeft ingewreven). Omdat ik liever een politicus heb die welvaart wil laten verdienen dan een politicus die zegt dat hij die welvaart wil gaan herverdelen. En omdat ik in de omgang met groepen die ons tot hun vijand hebben uitgeroepen, liever te maken heb met iemand die begrijpt dat die confrontatie een zaak van leven of dood is, dan met iemand die wil blijven praten, onvoorwaardelijk. En omdat ik sowieso het idee heb dat militaire commandanten, evenals minister van Defensie, op een andere manier in het leven staan dan gewonere stervelingen, omdat ze over leven en dood hebben moeten beslissen. (Daar zou eens een boek over moeten komen.)
Toen ik begin vorige week in Amerika aankwam, werd mij al snel duidelijk dat een overwinning van McCain een illusie was. De stemming in het land was zeer beslist en radicaal tegen alles wat er de afgelopen jaren was gebeurd, de oorlogen, de leugens, de kredietcrisis, vooral dat laatste. Het land verlangde niet naar verandering, nee het smachtte, het hijgde naar verandering, het éiste verandering, met de moed der wanhoop.
Middenin Washington is een klein winkeltje met politieke parafernalia. In de etalage hing een T-shirt van McCain en Palin in de aanbieding: twee voor de prijs van één. Ik heb een uurtje bij de ingang rondgehangen en zag tientallen mensen met Obama-shirts en petjes naar buiten komen. De eigenaar vertelde me dat het shirtje van McCain en Palin niet pas onlangs maar al wekenlang in de aanbieding was.
Bij zoveel overweldigende opwinding voor een geheel nieuwe kandidaat, een man wiens naam we pas anderhalf jaar kennen maar die in het bezit is van een geweldig retorisch talent om die behoefte aan verandering te benoemen zonder dat nodig is om te zeggen waarin die verandering zou moeten bestaan, moest hij dan ook maar winnen. Wie zou de desillusie en de verbittering kunnen beschrijven die de VS nog tijden lang in haar greep zou hebben gehouden bij zijn verlies?
Hoop kon er alleen maar zijn op een eervolle nederlaag voor McCain. Ik had uitgerekend dat de uitslag wel eens 375 tegen 163 kiesmannen kon worden, en het is inderdaad in die buurt uitgekomen, met een versterkte meerderheid voor de Democraten in zowel het Huis als de Senaat, en een gerede kans dat ook het Hooggerechtshof in de nabije toekomst van kleur zal verschieten.
Maar McCains speech maakte de roemloze nederlaag in ieder geval eervol. Zijn grootmoedige toespraak ontroerde mij meer dan die van Obama.
Het blijft iets raadselachtigs houden dat een man die voor wapenbezit en de doodstraf is en tegen het homohuwelijk, in Europa, en vooral ook in Nederland, zo’n enthousiast onthaal vindt. Dat een man die al heeft aangekondigd dat hij de oorlog in Afganistan wil gaan opvoeren en daarbij ook een inzet van Europese soldaten verwacht, toch als een vredebrenger wordt gevierd. Dat van hem soevereine ingrepen worden verwacht die een einde aan de kredietcrisis zullen maken. Waarschijnlijk duurt het niet lang meer of Obama persoonlijk gaat het gat in de ozonlaag dichten. Bij zoveel grote verwachtingen en een lege staatskas, is het maar het beste gewoon eens af te wachten waarmee Obama vanaf 20 januari volgend jaar op de proppen komt.
Maar zoveel is in ieder geval in de retoriek van de overwinnaars wel duidelijk: we staan aan de vooravond van de geboorte van een nieuwe wereld, die interraciaal, interreligieus en multicultureel zal zijn. Nederland doet daar op zijn eigen bescheiden niveau aan mee met Ahmed Aboutaleb als de nieuwe burgemeester van Rotterdam.
Minstens zo spannend als de ontwikkelingen in het Democratische kamp zijn die bij de Republikeinen. In 2004 kreeg George W. Bush 62 miljoen stemmen, John Kerry 59 miljoen. Deze week kreeg Obama 62 miljoen stemmen en McCain 55 miljoen. Die cijfers verraden dat McCain grote problemen had met de basis van de Grand Old Party.
De coalitie die de achterban van de Republikeinse Partij vormt, of vormde, is in een periode van tientallen jaren zorgvuldig opgebouwd. Nadat de intellectuele fundamenten direct na de oorlog waren gelegd en na het echec met Barry Goldwater, die in 1964 door Lyndon B. Johnson werd weggevaagd, voltrok zich een grote omslag in de Amerikaanse politiek in de daarop volgende acht jaar. In 1972 maakte de Republikein Richard Nixon gehakt van zijn Democratische tegenstander George McGovern. Nixon won 49 van de 50 staten.
Wat was er in die periode gebeurd? Nixon was geen conservatief, maar hij begreep dat hij het wijdverbreide antiliberale sentiment in de Amerikaanse samenleving kon omvormen tot een machtsfactor van beslissend belang. Door een politiek van ‘positieve polarisatie’ wist Nixon een meerderheid van rustige en gewone, patriottische en religieuze, gezagsgetrouwe Amerikanen te mobiliseren tegen een luidruchtige elite van amorele en neerbuigende liberalen.
De machtsgreep van de conservatieven voltrok zich definitief in de jaren tachtig onder Ronald Reagan. Hij verenigde libertariërs, religieus rechts, neoconservatieven,Wall Street en de traditionalisten uit de werkende klasse (de Reagan democrats) achter een programma van belastingverlaging en een kleinere overheid, een morel reveil, stijgende defensie-uitgaven en de harde confrontatie met het communisme.
De Republikeinse opvolgers van Reagan – vader en zoon Bush – konden qua conservatief gehalte niet in Reagans schaduw staan. De huidige president, George W. Bush, dacht met de hulp van mastermind Karl Rove vooral na over een uitgekiende positionering van de partij. Voor ideologische kwesties had hij geen interesse, laat staan voor een systematische analyse van een nieuwe generatie van problemen en het conservatieve antwoord daarop. De mooie woorden die Bush bij het begin van zijn aantreden aan ‘compassionate conservatism’ wijdde, waren lippendienst aan een ideaal dat nooit beleid is geworden. In zijn buitenlands beleid liet hij zich verleiden door de neoconservatieve droom van snelle wereldwijde democratisering. Na acht jaar Witte Huis waren de meeste conservatieven zwaar teleurgesteld in Bush en was 70 procent van het Amerikaanse electoraat hem spuugzat.
De belangrijkste groepen die onderdeel van die grote Republikeinse coalitie uitmaakten, hadden afgelopen dinsdag dwingende redenen dit keer eens lekker niet op de Republikeinse kandidaat te stemmen. De libertariërs – voorstanders van individualisme, een begrensde overheid en lage belastingen – hebben moeten toezien dat de Reaganpartij was geëindigd in een radicaal-(neo)conservatieve regering die de omvang van de staat alleen maar heeft doen toenemen en een instrument van zuidelijk moralisme werd. Religieus rechts maakt (deels) een grote verandering door. Net als in Nederland bij de ChristenUnie leidt een proces van ‘evangelicalisering’ in toenemende mate tot linkse posities in de politiek, en daarmee tot een keuze voor de Democraten. De blue collar Democraten waren blijkbaar niet onder de indruk van een man die niet meer wist hoeveel huizen hij ook al weer precies bezat en op het punt van abortus geen vlekkeloos verleden heeft. En de traditionele conservatieven waren van mening dat de partij definitief in de greep van de macht was geraakt, dat de partijbonzen zich overgaven aan een onverantwoordelijke decadentie (met hun huizen in McLean, Virginia, als tastbaar bewijs daarvan) en dat de partij moest worden gezuiverd van de Reaganites die in de jaren tachtig waren komen bovendrijven en nog altijd de leidende posities in de partij en in denktanks bekleden.
Wat we dinsdag hebben gezien is het afscheid van de Reagan-coalitie, die dertig jaar lang de Amerikaanse politiek heeft bepaald.
Nu dat is gebeurd, zijn er conservatieven die, net als de karakters uit Stillman’s film Metropolitian, de ondergang van het Europese Amerika vrezen, van een cultuur waarvan de waarden, instellingen, gebruiken en gewoontes door de joods-christelijke beschaving zijn bepaald. In een Amerika dat, blijkens de verkiezingsuitslag van dinsdag, cultureel en demografisch zo dramatisch is veranderd, waarin de oorspronkelijk Europese elite zo heeft gefaald in het voorkomen van een nationale zelfmoord, kan alleen een hermetisch vergrendelen van de landsgrenzen voor niet-westerse immigranten, de uitzetting van alle illegalen en een herbevestiging van de oorspronkelijke culturele waarden van Amerika nog redding brengen.
Een tweede groep van conservatieven kiest ervoor om niet in de retoriek van de overwinnar te trappen. De verkiezingen van dinsdag waren helemaal geen waterscheiding en het begin van een nieuw politiek tijdperk. Het verlies van McCain komt niet omdat een groot deel van de Amerikaanse bevolking niet meer conservatief zou zijn, maar omdat ze doodziek waren van acht jaar Bush – en in de ogen van deze conservatieven is dat nog terecht ook. Zonder de kredietcrisis had McCain waarschijnlijk gewoon gewonnen. Amerika is in essentie een centrumrechts land gebleven.
Deze groep van vooral jongere conservatieven treedt nu nadrukkelijker naar voren. Zij zijn van mening dat de fatale incompetentie van Bush en de kortzichtige tactiek van Karl Rove de val van de conservatieve beweging wel hebben versneld maar niet hebben veroorzaakt. Volgens hen is de conservatieve beweging teveel en te lang in de glorie en principes van de jaren tachtig blijven hangen en heeft zij zich onvoldoende en niet tijdig aan de nieuwe omstandigheden en nieuwe problemen aangepast. Een eenvoudige terugkeer naar oude principes volstaat daarom niet. De conservatieve beweging heeft jaren of misschien wel decennia nodig om de eigen grondslagen opnieuw te doordenken, antwoorden op nieuwe kwesties te formuleren, en misschien wel een serie verloren campagnes en verkiezingen te accepteren en te trotseren, voordat zij weer kan dromen van een terugkeer naar haar dominante positie – een proces dat vergelijkbaar is met de ontwikkeling die de Tories in Engeland onder David Cameron doormaken. De eerste denktanks om dit proces van herbezinning te sturen en te begeleiden, zijn al opgericht.
Volgens deze conservatieven is niets onvermijdelijk – zoals McCain ook zei in zijn grandioze speech van afgelopen dinsdag. Dat is ook het uiteindelijke standpunt in Stillman’s Metropolitan. Aan het slot van deze film lopen de hoofdrolspelers lichtelijk verward over een verlaten weg, maar wel in de goede richting.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Het is toch knap hoe religieus rechts keer op keer Republikeins stemt, zonder dat daar iets wezenlijks tegenover staat. Goed, ze hebben het homohuwelijk (voor even) kunnen tegen houden in Florida & Californië, maar als je naar de laatste 25 jaar kijkt, krijg je meer het idee dat ze in de maling worden genomen door de politieke machine van de Republikeinen in Washington DC. Daarnaast zijn evangelische leiders als Billy Graham en Pat Robertson aan het uitsterven, en is er voor hen geen duidelijke opvolger.
Het beste wat de Republikeinse Partij kan overkomen is dat neoconservatieven zich terug aansluiten bij de Democraten. Zij hebben hun thuishaven toch al in New York City en Chicago, en met hun trotskistische streken zullen ze geen moeite ondervinden om zich het buitenlandse beleid van de Democraten toe te eigenen.
De Republikeinen moeten ook ophouden een partij te zijn gebaseerd op resentment. Het is te negatief, te populistisch. Ze moeten terugpakken op het federalisme, onderschrijven dat er regionale verschillen zijn, en dat de meeste problemen op het niveau van de staat kunnen worden opgelost. Dat vergt andere rhetoriek, maar vooral ook politici die deze boodschap op een positieve manier weten te brengen, zonder zich te hoeven te beklagen over Wall Street, de liberal elite of The New York Times.
Als laatste zou ik willen toevoegen dat u een interessante vergelijking maakt met David Cameron en de Britse Tories. Interessant, omdat het juist de Tories helemaal niet lukt om zich relevant te maken, te meer zo omdat het Britse politieke speelveld door de Europese Unie wordt gemarginaliseerd. Gelukkig dat de Amerikanen vooralsnog hun eigen masters blijven.
Ik heb intussen alle films van Stillman twee keer gezien. Hoewel ik erg van de films kan genieten, voornamelijk door de conversaties en de type personages, voel ik me toch ongemakkelijk bij hetgeen er aan zit te komen in de films.
Overigens vind ik uw artikel een scherpe en juiste analyse van de ontwikkelingen rondom het Amerikaanse conservatisme. En dat nog in Trouw ook, het is een (klein) mirakel.
Post a Comment