14.11.08

Geweld is er gewoon

De bochten die sommige mensen in hun leven nemen, kunnen duizelingwekkend zijn.

Hans Achterhuis (Hengelo, 1942) was na zijn studie theologie en filosofie al pijprokend werkzaam bij onverdacht linkse organisaties als het Werelddiaconaat van de Nederlandse Hervormde Kerk en het Nederlands Centrum voor Buitenlanders. Hij was een idealist, een anti-apartheidsactivist en een pleitbezorger van de Derde Wereld. Hij publiceerde boeken als Filosofen van de Derde Wereld en verdedigde daarin een instrumentele visie op geweld. Of geweld goed is en gerechtvaardigd, hangt af van de vraag welk middel het dient. Wanneer geweld wordt gebruikt voor bevrijding of emancipatie, dan is geweld goed; dient het om anderen te onderdrukken of uit te buiten, dan is het slecht. Che Guevara en Mao Zedong kregen dan ook een goede pers van de jonge Achterhuis. Een zoon vernoemde hij zelfs naar Che.

Wat Hans Achterhuis tot zo’n fascinerende denker maakt, is dat hij na, laten we zeggen, deze wat lichtvaardige jonge jaren, consequent ‘tegen zichzelf in’ is gaan denken, concreter: tegen de progressieve vooronderstellingen die aan zijn denken ten grondslag lagen. Hij deed dat als filosoof die achtereenvolgens aan de universiteit van Amsterdam, de Landbouwuniversiteit Wageningen en de universiteit van Twente verbonden is geweest. Achterhuis ging vorig jaar met emeritaat. Hij zegt nu geschrokken te zijn van de manier waarop hij in zijn ‘behoorlijk marxistische’ jaren over geweld schreef.

Eind jaren zeventig publiceerde Achterhuis een boek over De markt van welzijn en geluk, waarin hij de welzijnssector niet beschreef als de instantie die burgers tegen de anonieme macht van de overheid beschermt, maar als een sector die haar eigen vraag schept en mensen daartoe afhankelijk maakt en houdt van de geboden hulp. En toen de krakersrellen in de Amsterdamse Vondelstraat begin jaren tachtig gewelddadig uit de hand liepen, begreep Achterhuis dat daarmee een maatschappelijke grens werd overschreden en nam hij afstand van het linkse, gewelddadige activisme. Daarna volgden geleerde en verhelderende boeken over begrippen als schaarste, utopie en goede bedoelingen. Goede bedoelingen leiden vaak tot meer slachtoffers dan dat zij slachtoffers helpen. Schaf de ontwikkelingshulp maar af, betoogde Achterhuis inmiddels ook, en realiseer je dat ook een ideaal als de verzorgingsstaat slechte gevolgen kan hebben.

Hans Achterhuis ontpopte zich meer en meer als een lichtelijk gedesillusioneerde ex-idealist die het als filosoof als zijn maatschappelijke taak zag om het publiek van ‘actualiteitsanalyses’ te voorzien: een toetsing van de praktijken en gedachten die op een gegeven moment en vogue kunnen zijn aan wijsgerige criteria om zodoende vooronderstellingen bloot te leggen en actuele kwesties te verhelderen.

Wie dat als zijn taak beschouwt en na zijn emeritaat een boek over geweld afrondt, moet de kwestie-Duyvendak met enthousiasme hebben verwelkomd. Duyvendak, Kamerlid voor GroenLinks, bracht deze zomer een boek uit over zijn verleden als activist en maakte in een begeleidend persbericht met trots melding van zijn inbraak in het ministerie van Economische Zaken. Dat maakte, zoals we ons herinneren, een korte maar hevige discussie los over het linkse geweld in de jaren tachtig.

Achterhuis mengde zich ook in die discussie (in de Volkskrant van 2 september), en zijn interventie was eigenlijk de meest verhelderende van alle bijdragen uit die tijd. Duyvendak liet zich na zijn ostracisme ontvallen dat hij inmiddels tegen diefstal was omdat hij anders geen argumenten had wanneer rechtse mensen ook gingen stelen. Diezelfde instrumentele visie dus: als linkse mensen voor de goede zaak uit stelen gaan is er niets aan de hand, maar als rechtse mensen documenten uit een ministerie ontvreemden dan kan dat natuurlijk niet. Het hoge, utopistische doel blijft zo de gewelddadige middelen heiligen, stelde Achterhuis vast.

Achterhuis had ondertussen een studente ontmoet, een keurig opgevoede studente van goede komaf – Jet Isarin - die hem vertelde dat ze tijdens de krakersrellen zo was meegesleept door het geweld dat ze overal om zich heen had gezien, dat ze zo maar spontaan ook met stenen was gaan gooien en o.a. een ruit van een bank had doen sneuvelen. En ze had verder willen gaan, nog meer ruiten in willen gooien en ook de politie met stenen willen bekogelen. Vanwege de ‘kick’, naar ze zelf zei.

Daarmee werd het tijd voor een verhelderend boek over geweld. Dat boek, bijna 800 pagina’s dik, is deze week verschenen en biedt zowel een filosofische analyse van geweld als een soort persoonlijke verantwoording. Wat het boek als boek betreft: het is mooi uitgegeven, het is helder en toegankelijk geschreven, maar is ook teveel een uitvoerige literatuurstudie om nu als een soort politiek pamflet een stoot te kunnen geven aan het weer stil gevallen debat over de jaren tachtig. De leeswijzer is een apart hoofdstuk van tien pagina’s! En hoe interessant en leerzaam de uitvoerige excursen over Von Clausewitz, Hannah Arendt, Thomas Hobbes, Hegel en Fukuyama, Sartre en Carl Schmitt ook zijn, hoe verrassend ook de intermezzo’s met schrijvers als Coetzee en Tolstoi – we wisten toch al lang dat Achterhuis niet van de straat was? Een boek dat de actualiteit wil dienen, loopt hiermee het gevaar, vrees ik, dat het als een soort naslagwerk in de boekenkast verdwijnt en niet dienst doet als de stuk gelezen en kapot onderstreepte tekst aan de hand waarvan levendige debatten worden gevoerd. Maar misschien toont deze kritiek niet meer aan dan dat ik een boek wil dat Achterhuis helemaal niet heeft willen schrijven.

Als zijn boek inderdaad in boekenkasten verdwijnt, zou dat zonder meer jammer zijn. Achterhuis heeft zeer verstandige, zo niet wijze dingen te melden in dit uitgebreide onderzoek naar de verschillende verschijningsvormen van geweld, hun onderlinge verbindingen en de mechanismes erachter. De centrale stelling is eigenlijk dat kwaad en geweld geen toevallige en incidentele zaken zijn. Geweld is diep in de menselijke natuur verankerd en daarmee een verschijnsel dat altijd onder ons zal zijn. Niets is zo utopisch als de afschaffing van geweld. En daarom, schrijft Achterhuis: ‘Alleen wanneer we leren leven met geweld, kunnen we ook leren het te domesticeren. Elke poging om het geweld radicaal uit te bannen, bergt het risico in zich het ongewild op te roepen en te vergroten.’

Achterhuis heeft het dus vooral over de relatie tussen utopisch denken, en alle andere vormen van (links of rechts) idealisme enerzijds, en geweld anderzijds. We moeten bescheiden zijn in onze doelstellingen, constateert hij heel conservatief, want goede bedoelingen zijn gevaarlijk in een werkelijkheid die van nature en niet zo maar toevallig zeer weerbarstig is. En grote doelen vragen altijd grote aantallen slachtoffers: geloof in maakbaarheid kan een levensgevaarlijke illusie worden. De hoogste idealen hebben de meeste doden en slachtoffers gekost. Wat voor Achterhuis overblijft is een ‘idealistisch machiavellisme’: een idealisme dat uitgaat van de problemen en wetmatigheden van de realiteit en daarmee illusieloos te werk gaat. ‘Alleen wie op een politiek-realistische wijze zowel de verantwoordelijkheden als de verleidingen van de macht onderkent, verschaft zichzelf de mogelijkheden om haar enigszins te temperen.’

Is er iets te doen tegen geweld? Wat je niet kunt uitbannen, kun je wel leren hanteren. In een boek waarin geweld en de onveranderlijke menselijke conditie zozeer met elkaar in verband worden gebracht, verwacht je eigenlijk wat meer over opvoeding, onderwijs, een beschavingsideaal. Dat is vooral aanwezig in wat Achterhuis schrijft over het grote belang van de morele onverschrokkenheid van non-conformistische eenlingen. Achterhuis voert Anton Schmidt op, een soldaat uit het Duitse leger die in Polen Joodse partizanen heeft geholpen. Achterhuis benadrukt ook het belang van sterke democratische instituties om geweld te kanaliseren. Wanneer de strijd om erkenning inderdaad het centrale principe van de geschiedenis is, dan is niets zo belangrijk als een publieke ruimte waarin iedereen zijn zegje kan doen en alle frustraties en alle onbehagen bij voorbaat worden gede-escaleerd.

En zelfinzicht is belangrijk. Maar verder is het vooral een kwestie van hopen en bidden. Want Achterhuis is zeer pessimistisch. Een nieuwe Holocaust is nooit uitgesloten, en de ontworteling en extreme gewelddadigheid die je in een land als Zuid-Afrika aantreft, zouden wel eens het voorland kunnen zijn van het politieke, etnische en criminele geweld dat ons misschien wel te wachten staat.

Gelukkig maar dat Achterhuis zijn studie voor het uitbreken van de ontwrichtende kredietcrisis heeft afgerond.

Hans Achterhuis,
Met alle geweld
, Lemniscaat € 44,95

*) Deze recensie verscheen eerder in HP/De Tijd.

No comments: