De GroteBoeken – de klassieken uit de westerse beschavingstraditie – moeten vanzelfsprekend worden gelezen. Maar belangrijker nog dan de vraag wát we lezen is de vraag hóe we lezen.
In de Amerikaanse stad Annapolis (Maryland), een uurtje rijden van de hoofdstad Washington, staat een van de meest bijzondere scholen die ik ooit heb bezocht: St. John’s College. Het is geen middelbare school en geen universiteit. Het zit er tussenin, dit liberal arts college. Op de campus staan fraaie achttiende- en negentiende-eeuwse gebouwen, en in de klaslokalen zitten docenten en studenten met elkaar opeengepakt rond een soort huiskamertafel. Ze lezen met elkaar één specifiek boek, en de les bestaat in één lange onderlinge discussie van het gelezene.
Vier jaar duurt een verblijf aan deze school, en de studenten doen in die vier jaar niets anders dan met elkaar boeken lezen. Niet zomaar boeken maar Great Books, de Grote Boeken uit de westerse beschavingtraditie. Zo lezen ze in hun eerste jaar alles van Homerus en Plato en andere Griekse schrijvers, in hun tweede jaar de Romeinen, Augustinus en de belangrijke teksten uit de Middeleeuwen en de Renaissance, zoals Dante en Chaucer, Machiavelli, Rabelais en Montaigne. In het derde jaar volgen de grote schrijvers uit de vroegmoderne tijd, tot en met de romans van Jane Austen, en in het vierde en laatste jaar staan de belangrijke filosofen, schrijvers en politici van de negentiende en twintigste eeuw op het programma. De studenten verdiepen zich niet alleen in literaire, filosofische en politieke teksten, maar ook in muziek (een mis van Josquin Des Prez bijvoorbeeld) en in de belangrijke publicaties uit de geschiedenis van de wetenschap, van Harvey en Copernicus tot Newton en Einstein. In laboratoria doen zij zelfs de proeven na die deze geleerden tot hun grote ontdekkingen hebben gebracht.
Het is natuurlijk prachtig allemaal. En de reden dat dit soort scholen (St. John’s is al lang niet meer het enige liberal arts college) zo succesvol is, is zo goed als zeker gelegen in de stuitende teloorgang van het onderwijs, ook in de Verenigde Staten. Schrijvers die vroeger op een beetje gymnasium werden gelezen, moeten nu in een soort vervolgcursus aan de orde komen. Maar het mooie is natuurlijk wel dat het gebeurt, en mooier nog is dat de deelnemers deze jaren beschouwen als de basis van hun (latere) universitaire scholing, of ze nu talen, rechten of geschiedenis of een exact vak gaan studeren. Een beschaafd mens laat zich vormen door de wijsheid der eeuwen zoals die in boeken is neergeslagen – door ‘the best that has been thought and said’, zoals de negentiende-eeuwse Engelse pedagoog Matthew Arnold het uitdrukte. En die vorming dient aan iedere verdere specifieke studie vooraf te gaan.
Toch schuilt er zelfs bij zoveel moois een adder onder het gras. De docenten begeleiden de studenten tamelijk losjes. Zij spreken geen oordeel over de gelezen boeken uit en dringen zeker geen oordeel aan de studenten op. Alle boeken zijn even belangrijk en even lezenswaardig, als producten van de menselijke geest. Of sommige boeken waar zijn en anderen onwaar, dat moeten de studenten maar voor zichzelf ontdekken en uitmaken. De docenten helpen de studenten alleen om tot de inhoud van de boeken door te dringen.
Er zit dus een enorm relativisme in zo’n Grote Boekenprogramma ingebakken. Het gaat om wát de studenten lezen – een bepaalde canon van grote Boeken. Het gaat er niet om hóe ze die boeken lezen, zoekend en onderscheidend, op zoek naar een objectieve waarheid.
De kritiek die dus op die op zich prachtige Grote Boekenprogramma’s mogelijk is, kan ook geleverd worden op de serie boeken die de Amsterdamse uitgever Mets & Schilt sinds dit jaar op de markt brengt: een serie vertalingen van boeken (uitgegeven door de Amerikaanse uitgever Atlantic Books) over ‘boeken die de wereld veranderden’. Er zijn nu drie delen verschenen: over de Bijbel, over de Ilias en de Odyssee van Homerus, en over de economische werken van Adam Smith. Op het programma staan nog boeken over Het Kapitaal van Karl Marx, over Plato’s Politeia, de Koran, De oorsprong der soorten van Charles Darwin, De rechten van de mens van Thomas Paine, en Over de oorlog van Clausewitz . Het zijn boeken die ook deel uitmaken van het curriculum op St. John’s, en het zijn inderdaad boeken die de wereld hebben veranderd en daarmee klassiek zijn, onderdeel van de canon van boeken die een goed opgevoed mens gelezen dient te hebben. Maar hóe worden deze boeken gelezen in de boeken die aan hen zijn gewijd?
Het boek over de Bijbel is geschreven door de beroemde godsdiensthistorica Karen Armstrong. Auteur van het boek over Homerus is de Argentijnse essayist en bibliofiel Alberto Manguel. Patrick Jake O’Rourke tekent voor het boek over Adam Smith. Karen Armstrong gaat door voor een specialiste op het terrein van de drie monotheïstische godsdiensten en publiceerde al eerder over Mohammed en de Islam en schreef een boek dat zij de titel Een geschiedenis van God meegaf. Alberto Manguel (1948) is een fenomenaal geleerde man, een minnaar van boeken en literatuur, auteur van boeken over lezen en over bibliotheken. O’Rourke (1947) is een begaafd en veelzijdig publicist en is momenteel verbonden aan het Cato Institute in Washington, een ‘klassiek-liberale’ ofwel ‘libertarische’ denktank, die het gedachtegoed verspreidt dat kan worden samengevat in de opvatting dat de overheid, zeker in het economische leven, geen onderdeel van de oplossing maar van het probleem is.
Armstrong behandelt de Bijbel niet als een goddelijk maar als een puur menselijk boek, met teksten van uitlopende aard die een lange ontstaansgeschiedenis hebben en na hun codificatie een enorme invloed hebben uitgeoefend. Dat ontstaan weerspiegelt vooral de onderlinge discussies tussen de schrijvers en redacteuren van de Bijbel en weerspiegelt vooral de tijd waarin zij leefden. In de hoofdstukken over de invloed van de Bijbel beschrijft Armstrong de manier waarop teksten in de loop van de tijd zijn gelezen en uitgelegd, en ook dat natuurlijk weer met de maatschappelijke omstandigheden als bepalende factor. Er zijn erge dingen met de Bijbel gebeurd, zo legt Armstrong vast: slavernij en antisemitisme zijn ermee gerechtvaardigd, ‘christenfundamentalisten’ zijn aan de haal gegaan met het boek Openbaring, zoals Joodse kolonisten dat hebben gedaan met het boek Jozua.
Ik heb het niet zo op die Armstrong, eerlijk gezegd. Er staat veel onzin in haar boek. Zo zegt ze dat de Bijbel een gewelddadig boek is, veel meer dan de Koran, en dat we ons nadrukkelijk moeten distantiëren van onze christelijke cultuur die eigenlijk vooral ellende heeft voortgebracht. Die boodschap maakt Armstrong tot zo’n succesvol auteur, denk ik, vooral ook omdat ze eraan toevoegt dat het met de islam en de profeet wel snor zit en dat we voor die man en zijn boek helemaal niet op onze qui-vive behoeven te zijn. Dat is precies wat de meeste mensen willen horen.
Van het boek van Manguel heb ik genoten. Zijn verhaal over de twee oude verhalen van die ene dichter aan het begin van de westerse literatuurgeschiedenis, de blinde Homerus – het verhaal over de val van Troje en het verhaal over de lange thuisreis van Odysseus – groeit in dit elegante boek uit tot een geschiedenis van de wereldliteratuur zelf. Vergilius smeedde die verhalen om tot een groots epos over het ontstaan van het Romeinse Rijk, grote schrijvers als Dante, James Joyce en Derek Walcott zijn er beslissend door beïnvloed. Manguel weet het en kan het minutieus beschrijven omdat hij nu eenmaal alles heeft gelezen, en er op een zeldzaam vervoerende wijze over kan schrijven.
O’Rourke heeft het boek geschreven dat nu, in tijden van financiële crisis, door iedereen zou moeten worden gelezen. Het boek van Adam Smith over The Wealth of Nations (1776) geldt als de grondslag van het westerse kapitalisme, omdat hij (onder veel meer) schreef dat een bakker niet uit liefdadigheid brood bakt maar omdat er vraag naar is en er dus een prijs voor kan worden gevraagd, en dat dit systeem prima is. Maar veel minder bekend is dat Smith eerder een boek schreef met de titel The Theory of Moral Sentiments (1759), en dat boek is een deugdethiek. Smith was van mening dat het kapitalistische systeem alleen goed kon functioneren wanneer het werd gedragen door goed opgevoede en gevormde mensen die zich de deugden (de waarden en normen) eigen hebben gemaakt die een ongebreidelde hebzucht in toom houden. Die vorming is een betere garantie tegen de verwording van het kapitalistische systeem dan massaal overheidsingrijpen.
Aan het boek van Armstrong zou ik geen zuur verdiend geld verbranden, het boek van Manguel wens ik in de handen van vele literatuurliefhebbers, en het boek van O’Rourke zou ik graag in ieders bezit zien, nu vele commentatoren in een vlaag van linksig revanchisme de schuld van de huidige kredietcrisis bij het kapitalisme leggen. Als alle bankiers en beurshandelaren hun Adam Smith hadden gelezen, hadden we de afgelopen weken en maanden hele andere voorpagina’s gehad.
Alberto Manguel, De Ilias en de Odyssee van Homerus
Uitgeverij Mets & Schilt, Amsterdam; geb. met stofomslag, 252 blz.; ISBN 978 90 5330 659 8; € 18,-
P. J. O’Rourke, The Wealth of Nations van Adam Smith
Uitgeverij Mets & Schilt, Amsterdam; geb. met stofomslag, 222 blz.; ISBN 978 90 5330 636 9; € 18,-
Karen Armstrong, De Bijbel
Uitgeverij Mets & Schilt, Amsterdam; geb. met stofomslag, 272 blz.; ISBN 978 90 5330 578 2; € 18,-
*) Deze recensie verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
alleen jammer dat het lezen van al die mooie boeken in zo'n omgeving (je kunt het natuurlijk ook gewoon thuis doen) maar voor de happy few is weggelegd in the USA gezien de tuitions:
Admissions
Tuition & Fees Costs - Undergraduate
For academic year 2008-2009 undergraduate fees are as follows:
* Tuition: $38,854
* Room and Board: $9,284
* Required Fees: $300
http://www.stjohnscollege.edu/admissions/costs.shtml
PS. Als een Harvard undergraduate betaal je $32,000 aan tuition...
Post a Comment