25.2.08

Bolkestein en Cohen: gedroomde premiers

Frits Bolkestein en Job Cohen gaan de komende weken met elkaar in discussie in de kolommen van Opinio. Lees hier de openingsbrief van Frits Bolkestein. Ter gelegenheid van deze briefwisseling schreef ik het onderstaande dubbelportret voor Opinio.

Alle pogingen om het politieke landschap in Nederland tot twee kampen te herkavelen, zijn tot nog toe mislukt. Als het zou lukken, zou het ons weinig moeite kosten ons Frits Bolkestein als de onbetwiste leider van het ene kamp voor te stellen en Job Cohen als die van het tegenovergestelde.

Zij zijn de gedroomde kandidaten van twee verschillende bevolkingsgroepen.
Rechts tegenover links, de VVD tegenover de PvdA, de behoudende liberaal tegenover de sociaal-democraat, gegevenheden als nationale identiteit en cultuur tegenover de idee van het multiculturalisme, het scherpe debat tegenover het drinken van kopjes thee, dualisme versus polderen, direct en onomfloerst tegenover omzichtig en diplomatiek, een gevoel van urgentie tegenover de gedachte dat alles goed komt wanneer we maar niet zo zouden polariseren: zo lopen de breuklijnen ongeveer, tenminste in de gedachte van die bevolkingsgroepen.

Frederik Bolkestein wordt in april 75 jaar, Marius Job Cohen is veertien jaar jonger.
Bolkestein glorieerde in de jaren negentig als partijleider van de VVD; in 1998 scoorde hij 38 kamerzetels, en hij had toen volgens velen een succesvolle greep naar het premierschap kunnen doen. Job Cohen werd in 2003 door PvdA-leider Wouter Bos gepresenteerd als kandidaat-premier van zijn partij, maar de PvdA won de verkiezingen niet en Cohen bleef burgemeester van Amsterdam. In een recent interview met De Pers kondigde Cohen echter aan dat hij niet opziet tegen een terugkeer in de landelijke politiek. Hij is de laatste tijd vaak op de buis, zelfs om een debat aan te gaan met PVV’er Hero Brinkman, die hem voor ‘de slechtste en meest naïeve burgemeester’ uitmaakte.

Bolkestein maakt dezer dagen vooral een onthechte indruk. Hij zegt blij te zijn dat hij weg is uit de politiek, en hij is tegenwoordig als hoogleraar Intellectuele Grondslagen van Politieke Ontwikkelingen aan de universiteiten van Leiden en Delft verbonden. Hij schreef, anders dan Cohen, al een tiental boeken, en hij wil er daar nog één aan toevoegen: over de kwalijke rol van romantische intellectuelen in de politiek. Bolkestein denkt daarbij ongetwijfeld aan Joop den Uyl, Cohens partijgenoot.

Er zijn ook overeenkomsten tussen beide antagonisten. Beiden zijn Amsterdammer. Als ze een kopje thee met elkaar zouden willen drinken, zou de afstand lopend te overbruggen zijn: Cohen woont in zijn ambtswoning aan de Herengracht, Bolkestein houdt kantoor aan de Amstel.

Beide heren zijn geen up-starts. Cohen is de tweede zoon van A.E. (Dolf) Cohen (1913), die als historicus in 1941 bij Johan Huizinga promoveerde en als hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis en als rector magnificus aan de Universiteit van Leiden was verbonden. In de Tweede Wereldoorlog was hij ondergedoken; de grootouders van vaderszijde van Job Cohen kwamen in de oorlog om in het concentratiekamp Bergen-Belsen.

De grootvader van Frits Bolkestein, Gerrit Bolkestein, was zoon van een melkhandelaar, maar zelf werd hij eerst onderwijzer, daarna inspecteur van het onderwijs, en vervolgens minister van Onderwijs in het kabinet-De Geer II en in de kabinetten-Gerbrandy. Tijdens de oorlog zat hij dus als minister in Londen. Bolkesteins vader was advocaat en president van het Amsterdamse Gerechtshof.

Bolkestein maakte na zijn studie in Amsterdam carrière bij Shell (van 1960 tot 1976) en verbleef al die jaren in het buitenland; pas daarna koos hij voor de politiek, uit onvrede met de politiek van Den Uyl.

Cohen koos na zijn promotie in 1981 voor de universiteit. Hij ging naar Maastricht, waar hij in 1983 hoogleraar aan de juridische faculteit werd. Vanaf 1991 was hij tevens rector magnificus.

Toen Cohen zijn entree in de politiek maakte, in 1998 (al was hij kortstondig staatssecretaris van Onderwijs, van 1993 tot 1994, en lid van de Eerste Kamer), was Bolkestein al een old hand aan het Binnenhof. Hij was staatssecretaris van Economische Zaken (1982–1986) en minister van Defensie (1988–1989)geweest, en hij had vanaf 1990 de VVD-fractie in de Tweede Kamer geleid. In het jaar dat Cohen staatssecretaris van Justitie in het tweede kabinet-Kok werd en een nieuwe Vreemdelingenwet door de Tweede Kamer loodste, verliet Bolkestein de Nederlandse politiek om in Brussel Europees Commissaris voor de Interne Markt te worden. Hij bleef dat tot 2004. In die periode verruilde Cohen Den Haag voor Amsterdam, waar hij in januari 2001 als burgemeester aantrad. Hij kreeg er onder andere te maken met de moord op Theo van Gogh (2 november 2004), de filmmaker die hem altijd fel had bekritiseerd. Cohen sprak op de herdenkingsbijeenkomst die op de avond van de moord op de Dam werd gehouden, maar tijdens de uitvaartdienst zat hij achter in de zaal.
Cohens adagium (‘de boel bij elkaar houden’) was lange tijd uit, maar het mag zich in het huidige kenterende politieke klimaat weer in een zekere populariteit verheugen. “Ik heb op dit punt geen ogenblik getwijfeld of ik gelijk had,” aldus Cohen in het eerder genoemde interview met De Pers. “Het is volgens mij de enig juiste weg, en ik kán ook niet anders. Na de moord op Van Gogh werd het guur, maar daarna hebben anderen schoorvoetend ook weer het gevoel gekregen dat er iets basaals, gemeenschappelijks nodig is om door te gaan. Ik ben tevreden dat veel mensen inzien dat dit de juiste richting is, maar niet omdat het nu zo heerlijk is dat ik gelijk krijg… nee, écht niet! Zo zit ik niet in elkaar.”

Zowel Bolkestein als Cohen heeft dus al een imposante carrière achter de rug, waarbij opvalt dat Cohen veel meer publieke erkenning ten deel is gevallen dan Bolkestein. Bolkestein is de man die in de jaren negentig de problematiek van immigratie en integratie op de politieke agenda zette – al was hij jarenlang een roepende in de woestijn. Cohens partijgenoot Jacques Wallage (destijds fractievoorzitter van de PvdA, tegenwoordig burgemeester van Groningen) verweet Bolkestein dat hij slechts onderbuikgevoelens bespeelde. In januari 2000 ging een andere PvdA’er, Paul Scheffer, met de eer strijken toen hij in het NRC Handelsblad het artikel ‘Het multiculturele drama’ publiceerde – waarin volgens velen weinig stond dat Bolkestein al niet eerder had gezegd.

Cohen glorieerde als de burgemeester die het eerste homohuwelijk en het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima sloot (op 2 februari 2002 in de grote zaal van de Beurs van Berlage). In 2005 werd hij door het blad Binnenlands Bestuur tot de beste burgemeester van de afgelopen 25 jaar uitgeroepen, een jaar later werd hij gekozen tot de op één na beste burgemeester ter wereld, en werd hij door het tijdschrift Time ook uitgeroepen tot Held van Europa. Cohen geniet vooral waardering in kringen die zich inzetten voor ‘een open, democratische en tolerante samenleving’, zoals het werd geformuleerd in het rapport bij de Burgerschapsprijs die hij in november 2005 ontving.

Typerend voor het verschil tussen de directe Bolkestein en de omzichtige Cohen is een discussie uit april 2002. Voetbalfans scandeerden anti-Joodse liederen, en anti-Israëldemonstranten gingen zich aan hevig geweld te buiten. In het programma Buitenhof wees Bolkestein op het feit dat de meerderheid van de bevolking in de grote steden binnen enkele decennia allochtoon zal zijn en hij voorspelde dat incidenten tussen allochtone, islamitische jongeren en Nederlandse Joden vaker zullen gaan plaatsvinden. Volgens Cohen, die daags daarna in het NRC reageerde, waren de oorzaken van het toenemende antisemitisme vooral ‘buitengewoon complex’: “Bolkestein legt ongelooflijk snel een aantal causale verbanden die ik niet voor mijn rekening wil nemen.” Bolkesteins uitspraken zouden de kampen alleen nog maar verder uit elkaar drijven. “We moeten juist de kampen bij elkaar zien te houden. Daarvoor moeten we de contacten met die groep jongeren intensiveren. Met ze in gesprek gaan, in gesprek blijven en toch de grens duidelijk stellen.”

“Waarom is men toch zo beducht het kindje bij de naam te noemen?” vroeg Bolkestein zich af toen hij in 2003 samen met Cohen op een antisemitismebijeenkomst sprak en hij als enige de islamitische wortels van het nieuwe antisemitisme noemde.
Vanaf vandaag gaan beide heren in Opinio over deze en andere zaken in discussie.

*) Dit artikel verscheen eerder in Opinio.

No comments: