22.2.08

Ome Joop

Recensie* van: Anet Bleich, Joop den Uyl, 1919-1987: dromer en doordouwer, Balans

‘Den Uyl, deze kleine grote man, was immer in de weer met het optillen van de onderkant van de samenleving. Ik zie dat vaak letterlijk voor mij’, schreef Pim Fortuyn in zijn autobiografie. ‘Ome Joop in die slonzige pakken van hem onder de sigarenas, met een sigaar in het hoofd bezig die zware onderkant op te tillen. Je zou willen dat hij je vader was!’

Den Uyls streven naar de spreiding van kennis, macht en inkomen ging met veel maatschappelijke en politieke onrust gepaard. Er wordt dezer dagen veel geklaagd over polarisatie, over de harde toon in politiek-maatschappelijke discussies en over het gevaar dat de samenleving als gevolg daarvan uiteenvalt. Vermoedelijk was het in de jaren zeventig allemaal veel erger. Ik herinner me nog goed hoe ik deel uitmaakte van een groep leerlingen die dagelijks vanuit het schone dorp Boskoop naar het Christelijk Lyceum fietste. Er heerste in die groep veel plezier en eensgezindheid, maar in 1977 – het jaar van de ellenlange en uiteindelijk mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl – viel de groep uiteen in een Den Uyl- en een Wiegel/Van Agt-kamp. We waren toen twaalf jaar oud, maar vonden blijkbaar dat politieke keuzes onverenigbaar waren met een voortzetting van onze vriendschappen. Daar hoor ik mijn eigen kinderen nooit over.

Ook herinner ik me nog goed dat we mijn vader er thuis altijd van moesten weerhouden een asbak door het tv-scherm te gooien zodra Den Uyl daarop te zien was en hij een langdradig betoog, steevast in twee punten verdeeld, begon af te steken. De ergernis over de man ontlaadde zich op oudejaarsavond, wanneer Wim Kan diens onhebbelijkheden op een sympathiek-genadeloze manier persifleerde.

De man die deze polarisatie belichaamde, Joop den Uyl dus, werd in 1919 in een gereformeerd middenstandersgezin in Hilversum geboren. Wat hem vanaf het begin van zijn milieu heeft onderscheiden, was zijn hunkering naar het grootse en meeslepende dat hem boven de kleine beslommeringen van het alledaagse leven zou verheffen. Die hunkering richtte zich aanvankelijk niet op de befaamde rode droom, maar keerde zich juist tegen de marxistische klassenstrijd en uitte zich in een romantisch rechts-nationalisme. Die idolatrie ging zo ver dat Den Uyl als student economie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam een pro-Duitse houding innam. Nog in 1939 – toen Praag al was bezet, de Kristallnacht al had plaatsgevonden en de Neurenbergse rassenwetten al van kracht waren - ging hij in de Noord-Duitse stad Kiel een zomercursus volgen. Onder de Duitse jeugd bespeurde hij een ‘verlangen naar pure humaniteit’. Hij wilde het ‘nieuwe Duitsland’ positief en ‘genuanceerd’ beoordelen.
De oorlog veranderde Den Uyl definitief. Hij herzag zijn politieke opvattingen en levenshouding: de woede over de Duitse aanval en bezetting vaagde zijn pro-Duitse sympathieën weg. En hij slaagde er eindelijk in, geholpen door de Zwitserse theoloog Karl Barth, zijn gereformeerde geloof van zich af te schudden.

En hij vond een vrouw. Dat wil zeggen: de Amsterdamse uitgever Geert van Oorschot zei in 1943 tegen hem: ‘Joop, ik heb dé vrouw voor jou gevonden’. Dat Van Oorschot zelf een intieme relatie met Elisabeth van Vessem had gehad, maar van haar af wilde voor een andere vrouw, zijn latere vrouw Hillie, verzweeg hij. Elisabeth van Vessem is de geschiedenis ingegaan als Liesbeth den Uyl. Maar toen Den Uyl erachter kwam dat Van Oorschot de eerste in haar leven was geweest, verbrak hij alle banden met hem.
Na de oorlog wenkte de droom van de nieuwe politiek: het streven naar vernieuwing in democratische en socialistische zin. Den Uyl werkte eerst bij Het Parool, daarna bij Vrij Nederland, en zette zich als journalist in voor een agenda voor méér democratie, minder sociale ongelijkheid, doorbreking van de vooroorlogse schotjesgeest en een gelijkwaardige verhouding met Indonesië. Maar als journalist had hij het idee ‘aan de schaduwkant van de gracht te wandelen, met uitzicht op zonnige gevels’. Om zelf in het zonlicht te komen koos hij voor de politiek, als lid van ‘het zondig ras der reformisten’. Hij werd, nog geen dertig jaar oud, directeur van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, lid van de Amsterdamse gemeenteraad (1953), lid van de Tweede Kamer (1956), wethouder van Amsterdam (1962), minister van Economische Zaken in het kabinet Cals-Vondeling (1965), lijstaanvoerder van de PvdA (1966), minister-president (1973-1977), en een oppositieleider die bleef doorvechten toen hij zichzelf al had overleefd.. Door zijn vrouw en kinderen ingewonnen voor popmuziek en lang haar, probeerde hij de klassieke idealen van de sociaal-democratie te combineren met de hang naar democratisering die door Provo en Nieuw Links naar buiten brak. Vanaf 1973 voegde hij zich ook naar de mode van de nieuwe spelling, zodat ‘excuus’ in ‘ekskuus’ veranderde.

De rode draad in dit leven dat politiek was, bestond in het eindeloze streven naar vernieuwing via planmatige acties van de overheid. Als hij als wethouder zijn gang had kunnen gaan, was de Amsterdamse binnenstad aan de slopershamer ten onder gegaan. Grootschalige plannen voor de industriële ontwikkeling van de Amsterdamse haven mislukten, en de Bijlmer bleek eveneens aan de schema’s van de tekentafel ontsproten en met de harde werkelijkheid te botsen.

Het typerende van Den Uyl is dat hij daar nooit iets van heeft geleerd, en ook als minister-president zich maar is blijven inzetten voor plannen die de samenleving structureel moesten veranderen. Jaren later stele hij vast dat zijn kabinet ‘te laat’ was gekomen, omdat de economische voorwaarden inmiddels ontbraken.

Aan dit politieke leven is nu een biografe gewijd, geschreven door Volkskrant-columniste Anet Bleich, die deze week op haar studie aan de universiteit van Amsterdam is gepromoveerd. Het boek is, om te beginnen, uitstekend geschreven. Den Uyl had blijkbaar al vroeg het gevoel dat hij erg belangrijk zou worden, en heeft daarom veel bewaard, tot aan de opstellen uit zijn lagere schooltijd aan toe. Voor een biograaf is dat een prachtige bron, en Bleich heeft die goed benut. Haar boek ontleent zijn kracht aan de aandacht voor Den Uyls persoonlijk leven en aan de typerende anekdotiek, meer dan aan de politieke analyse. Belangrijke politieke debatten worden hier en daar wel wat erg kort behandeld.

Is Bleichs portret van Den Uyl fair? Het is in ieder geval congeniaal. Bleich behoort min of meer tot dezelfde politieke familie, maar dat heeft weer tot een zekere eenkennigheid geleid die haar ervan heeft weerhouden om voor haar boek ook rechtse critici als Hans Wiegel en Frits Bolkestein te interviewen. Is het boek hagiografisch? In het begin houd je je hart vast, wanneer Bleich haar held presenteert als het ‘jochie’ dat in de klas de schuld op zich nam voor iets wat hij niet had gedaan en een hart had dat overliep van medelijden ‘voor de arme sloebers die hij op straat tegen kwam’. Maar verderop in het boek gaat dit sentimentalisme gelukkig steeds meer ontbreken. Ze maakt Den Uyl tot een vroegtijdige ketter door hem de woorden ‘Kom, schepper van de geest’, in plaats van ‘Kom, Schepper, Heilige Geest’ in de mond te leggen, en denkt dat G. C. van Niftrik een boek van Karl Barth heeft vertaald, terwijl hij de auteur van een monografie over Barth was. Erger, uitgerekend in een biografie, is dat Sem Dresden bij Bleich Sam Dresden heet.

Maar dat zijn kleinigheden. Als rechtse man kan ik Bleich waarschijnlijk geen groter compliment geven dan door te schrijven dat ik na lezing van haar boek voor het eerst een beetje begreep waarom Fortuyn boven het bureau waaraan hij zijn Elsevier-columns schreef, niet alleen een portret van John F. Kennedy maar ook van Joop den Uyl had hangen.

*) Deze recensie is eveneens verschenen in HP/DeTijd.

3 comments:

Anonymous said...

Wel erg cherry-picking uit Bleich's biografie. Den Uyl werkte voor de verzetskrant Vrij Nederland en protesteerde tegen maatregelen om universiteiten te zuiveren van joodse docenten en studenten.

Veel van mijn rechtse middelbare school-vrienden vonden alles wat met geweld te maken had geweldig, maar zijn later toch bij zinnen gekomen.

Overigens...burgerlijk rechts heeft Hitler aan de macht geholpen. De sociaal-democraten waren de enigen die protesteerden toen het nog kon.

IDL said...

Het nieuws over de relatie: Den Uyl - Nazi Duitsland, is eigenlijk niet belangrijk.

Deze recensie laat mooi zien wat idealisme in de politiek betekende.
Den Uyl zou ook nu nog goed van pas komen in de Nederlandse politiek.

Sonja said...

"die dagelijks vanuit het schone dorp Boskoop naar het Christelijk Lyceum fietste."

Wat grappig, dat heb ik ook gedaan, maar dan in 1972. Dat was het laatste jaar dat het Christelijk Lyceum ook nog op zaterdagmorgen les gaf.

'Schoon dorp' weliswaar, maar vreselijk repressief. Werd er als kind met mijn zusje in elkaar geslagen door refo-tuinders alleen maar omdat we "import" waren (Snijdelwijk) uit de grote stad. Op de lagere school (Immanuelschool, Mendelweg) kreeg je een uitbrander als je "Goh" of "Jé" zei: "Hou je Haagse vloeken voor je!".