1.2.08

De week van Harvey Mansfield

Wat zijn de kansen van Mansfield’s boek in Nederland? Mansfield (75) stelt nadrukkelijk een taboe aan de orde, het taboe van de man-vrouwverhoudingen in onze moderne samenleving. Het feminisme heeft ons willen bijbrengen dat mannen en vrouwen, op wat minieme fysieke verschillen na, volstrekt gelijk zijn en om die reden volstrekt gelijk behandeld moeten worden en dezelfde levens moeten kunnen leiden.

Mansfield is van mening dat de invloed van het feminisme mannen van hun mannelijkheid en vrouwen van hun vrouwelijkheid heeft beroofd. Mansfield begrijpt natuurlijk ook wel dat een terugkeer naar de traditionele rolverdeling tussen de seksen onmogelijk is. Vrouwen werken op grote schaal buitenshuis, ook in traditionele ‘mannenberoepen’. Maar een volledig sekseneutrale samenleving is voor Mansfield geen wenkend perspectief. Voor vrouwen zou het weer een eer moeten zijn een vrouwelijke vrouw te zijn, en mannen zouden hun mannelijkheid moeten herontdekken.

Mansfield definieert mannelijkheid als ‘zelfvertrouwen tegenover risico’s’. Maar van goede mannelijkheid is alleen sprake wanneer het risico een kwaad is en het zelfvertrouwen gerechtvaardigd. Mannelijkheid is volgens Mansfield dus geen eigenschap die alle mannen bezitten. De jihadisten waren slechts in de gangbare zin van het woord ‘mannelijk’ toen zij twee vliegtuigen in het World Trade Center boorden. Mannelijkheid in de goede zin van het woord is dus een gecultiveerde eigenschap, een geïnternaliseerde deugd. Zoals Edmund Burke al schreef: ‘Art is man’s nature.’

Deze mannelijkheid als kunstwerk bestaat op drie niveaus: op het niveau van de mannelijke assertiviteit (de moed), op dat van de gentleman (de gecultiveerde heer) en daarbovenuit op het niveau van de filosoof, die ideeën durft te verkondigen die dwars tegen de taboes en het zachte despotisme van een moderne samenleving ingaan.

In het laatste hoofdstuk van zijn boek stelt Mansfield met spijt vast dat mannelijkheid in de moderne samenleving ‘werkloos’ is geworden. “De sekseneutrale samenleving toont geen respect voor het liberale onderscheid tussen staat en samenleving of tussen publiek en privé. Zij gaat ervan uit dat het beginsel van ons publieke leven ook moet gelden voor ons privéleven. Zij laat vrouwen denken dat ze de zaak van vrouwen ontrouw zijn als ze zich niet als mannen gedragen. Dat is onjuist: dat vrouwen geschikt zijn voor publieke functies, is bewezen. Vrouwen moeten de vrijheid hebben carrière te maken, maar ze moeten er niet toe worden gedwongen – en we mogen ook van ze verwachten dat ze vrouwen zijn. En we mogen van mannen verwachten dat ze niet slechts vrij maar ook mannelijk zijn. Een vrije samenleving kan niet blijven bestaan als wij zo vrij zijn dat er niets van ons verwacht wordt.”

Misschien is er niet al te veel reden tot optimisme over een welwillende ontvangst van dit boek in Nederland. Het begint al met het omslag van de Nederlandse vertaling. Daarop zien we Tarzan in een boom zitten, en uit die keuze blijkt vooral een slecht begrip van de inhoud van het boek. Tarzan zou je immers kunnen zien als de ‘nobele wilde’, in Rousseauiaanse zin, en niets staat verder af van de denkwereld van Mansfield dan de verheerlijking van dat idee. Het gaat Mansfield immers niet om de ‘wilde’ mannelijkheid op zich, maar om de sublimering van bepaalde mannelijke eigenschappen tot deugden als moed, hoffelijkheid en zelfstandig handelen en onafhankelijk denken.

Ook de reacties in de Nederlandse pers stemmen tot nog toe niet vrolijk over de kansen van dit boek. Julie Philips schreef in Trouw dat zij kiest voor de ‘vooruitgang van de gelijkheid’ in plaats van voor de ‘fantasieën’ van Mansfield. Erger maakte Stephan Sanders het in een bespreking in Vrij Nederland. Wanneer Mansfield schrijft dat er in de klassieke traditie een rode draad te ontdekken valt waarin de seksen wel gelijkwaardig zijn maar niet gelijk, dat man en vrouw een andere natuur en daarmee een andere lotsbestemming hebben, noteert Sanders uiterst banaal dat hier toch vooral ‘een belijdend lid van de ChristenUnie’ aan het woord is. “Krijgen de Romeinen plotseling bezoek van de ouderling?”

Tekenend is ook dat het seminar voor politiek filosofen, afgelopen woensdag aan de Universiteit van Amsterdam, door slechts vier deelnemers werd bijgewoond – alhoewel alle politiek filosofen van Nederland waren uitgenodigd. Onder die deelnemers bevonden zich overigens wel Jos de Beus en Frits Bolkestein. Het seminar voor studenten, afgelopen vrijdag, was zeker een groot succes. Er waren er vijftien, ze hadden zich goed voorbereid en ze stelden goede vragen.

En de debatten die Mansfield in Amsterdam (in De Rode Hoed) en in Brussel (in het Vlaams-Nederlands Huis deBuren) heeft gevoerd? De kritiek was soms scherp, en Mansfield onderging die gelaten glimlachend. Nee, zei hij zaterdag tijdens een afsluitend toeristisch uitje in Leiden en Den Haag, de discussies waren hem niet tegengevallen. “Op Harvard ben ik ook wel wat gewend.” Eén keer slechts schoot Mansfield uit zijn slof. De jeugdige filosoof Kristof Van Rossem vroeg in Brussel of Mansfield hem nu ging vertellen dat zijn loyaliteit ook de Verenigde Staten als land en het Amerikaanse leger betrof? Jazeker, intervenieerde Mansfield, ‘ik houd van mijn land en heb het twee jaar als soldaat gediend’.

Dat soort vragen behoort ook in de Verenigde Staten tot de mogelijkheden, aldus Mansfield afgelopen zaterdag. “Maar bij ons is het een minderheid die er zulke opvattingen op na houdt, hier denkt vrijwel iedereen zo.”

Andreas Kinneging – hoogleraar rechtsfilosofie in Leiden, auteur van de inleiding op de Nederlandse vertaling van Mansfield’s boek en gedurende het grootste gedeelte van de week Mansfield’s gastheer – zei overtuigd te zijn van het nut van de debatavonden. “Natuurlijk zitten er veel mensen in zo’n zaal die nog steeds geloven dat een visie op de verschillen tussen de seksen uitsluitend cultureel bepaald is, in het jargon: een kwestie van gender. Maar aan het einde van elke avond zijn er toch ook altijd tien mensen die bij zichzelf denken dat die Mansfield toch wel wat te zeggen heeft, misschien zelfs gelijk heeft, en die om die reden zijn boek gaan lezen.”

Het was een mooie week geweest, blikte Mansfield afgelopen zaterdag tevreden terug. Ook de kritiek van Naema Tahir, die vanuit haar eigen achtergrond bang is dat een pleidooi voor traditionele rollen in traditionele controle eindigt en die Mansfield in Brussel typeerde als een ‘neo-moslim’, had hem niet van zijn stuk gebracht. “Na afloop fluisterde ze me toe dat dat als een compliment was bedoeld.”

*) Ook verschenen in het nieuwe nummer van Opinio.

No comments: