Mijn nieuwe column op de website van Binnenlands Bestuur:
Heeft u wel eens van Amanda Kluveld gehoord? Zij is historica, werkt aan de universiteit van Maastricht, doet vrijdags mee aan een radioprogramma (OBA-live) en schrijft iedere week een opiniestukje op de website van de Volkskrant. Altijd leesbaar en niet zelden behartigenswaardig.
Deze week heeft zij zichzelf overtroffen met een artikel getiteld: ‘Christendom, zo gek nog niet’. Dat doet denken aan de Nederlandse vertaling van een recent boek van de Amerikaanse schrijver Dinesh D’Souza: Het christendom is zo gek nog niet (uitgeverij Nieuw-Amsterdam). Maar terwijl D’Souza niet alleen de gelovigen maar ook de sceptici sceptisch tegemoet treedt en duidelijk maakt dat het christendom niet door de wetenschap voor joker is gezet, heeft Amanda Kluveld het vooral over de culturele relevantie van het christendom.
Die relevantie is volgens haar erg groot. Ze vindt zelfs dat we het christendom een aparte, bevoorrechte positie moeten geven ‘die recht doet aan het belang van het christendom voor onze cultuur’. In een zelfbewust christendom ziet Kluveld, die haar eigen positie vermoedelijk als ‘agnostisch cultuurchristelijk’ zal definiëren, een bondgenoot tegen ‘de toenemende invloed van de islam op het denken van onze bestuurders en in het straatbeeld’. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik denk dat ook Amanda Kluveld, net als ik, voor een minarettenverbod zou hebben gestemd.
Natuurlijk heeft ze geen goed woord over voor christenen die in deze tijden van scherpe debatten, tegen de islam aanschurken: mensen als bisschop Muskens en CU-senator Schuurman die een pact met de islam willen sluiten en in dat kader bereid zijn alle verschillen tussen islam en christendom te verdoezelen.
Amanda Kluveld wil die verschillen juist veel duidelijker benadrukken. Ze verzet zich – en u merkt wellicht al, lezer, dat ik steeds enthousiaster haar betoog weergeef – tegen de neiging om alle geloven op één hoop te gooien. Als er kritiek op de islam wordt geuit, zeggen de relativisten dat wij zelf ook orthodox volk in ons midden hebben (gehad) – alsof het probleem met bepaalde aspecten van de islam en met het islamitisch onderwijs met die dooddoener als bij toverslag zou zijn verdwenen!
Het betoog van Amanda Kluveld is vooral een poging, als ik haar goed begrijp, om ‘ongelovige Nederlanders’ te doen inzien dat zij schatplichtig zijn aan het christendom en dus hun ruzietjes en spotternijen met het christelijk geloof eens moeten opgeven. Als christenen dan eens ophouden om voor een verbond met de islam te kiezen en zich achter de democratische rechtsstaat opstellen, kan er nog iets moois voortkomen uit een nieuw verbond dat een breuk met de Nederlandse geschiedenis zou betekenen maar in deze tijden nodiger is dan ooit.
Agnostici als Amanda Kluveld die strijdbaar willen zijn voor het behoud van een vrij land. Christenen als Bas van der Vlies, die de film Fitna een ‘prikkelende inzet tot het debat’ noemde en daarover gekapitteld werd door Wouter Bos. Die vroeg hem wat hij van een film had gevonden die op dezelfde manier over het christendom en de bijbel zou zijn gegaan? Waarop van der Vlies antwoordde dat hij met die vraag niets kon beginnen. ‘Om de eenvoudige reden dat zo’n film niet te maken is’.
Bij zo’n verbond sluit ik me graag aan.
30.11.09
25.11.09
Verder met JP
Mijn nieuwste column op de website van Binnenlands Bestuur gaat over de consequenties van het blijven van Jan Peter Balkenende voor de binnenlandse politiek:
Hoe graag hij ook wilde en hoezeer Nederlandse diplomaten ook hun best op hun lobbywerk hebben gedaan: hij blijft. Balkenende gaat niet naar Brussel, zoals Maxima en Willem-Alexander niet naar Mozambique gaan.
Je kunt uit deze mislukking dramatische politieke conclusies trekken. Dat is ook gedaan. Als je aan Balkenende denkt, dan denk je eigenlijk nog steeds aan de Balkenende van 2002. De man die net leider van het CDA was, iets intellectueels had, campagne voerde in de vorm van een lezingentour en daarin zei dat de multiculturele samenleving niet iets was wat wij moesten willen. Hij sloot een niet-aanvalsverdrag met Pim Fortuyn en ontpopte zich als de man van Nederlandse waarden en normen. In zijn eerste drie kabinetten moet hij zich, ondanks alle problemen, thuis hebben gevoeld.
Maar nu zit hij al bijna drie jaar linkse compromissen te sluiten en te verdedigen, in een kabinet waarin de twee partners, PvdA en ChristenUnie, het uitstekend met elkaar kunnen vinden. Om zich heen ziet hij het politieke speelveld uiteenvallen. De electoraal succesvolle PVV sleurt door naar rechts en is nu in de peilingen groter dan zijn eigen CDA. In het liberale kamp zijn de anti-christelijke kosmopolieten van D66 erg groot geworden en krabbelt de VVD weer op. Het CDA is sterk geïsoleerd geraakt. Na ruim zeven jaar de kop-van-Jut van Nederland te zijn geweest, was een eervolle Europese positie in Brussel een verademing geweest.
Maar hij werd nooit kandidaat omdat hij nooit werd gevraagd, en hield de eer aan zichzelf door Van Rompuy te steunen als kandidaat voor de baan die hij zelf zo graag had gehad.
Stevenen we nu af op een drama, met een chagrijnige bestuurder aan de top wiens houdbaarheidsdatum al even voorbij is? En die in die toestand de grote problemen te lijf moet gaan: de gigantische bezuinigingsronden voorbereiden, de strijd met Wiulders aangaan en namens het CDA een nieuw en overtuigend verhaal in het debat introduceren, en uitleggen waarom Nederland destijds de oorlog tegen en in Irak steunde en nu Afghanistan gaat verlaten.
Balkenende is de afgelopen weken beschadigd geraakt, omdat hij op de drempel van het Binnenhof stond en nu weer is teruggekeerd. Toch proef je nergens de aandrang om hem de komende tijd dit alles diep in te wrijven. Alleen Wilders reageerde verbeten, alle andere politieke leiders leken vooral over te lopen van begrip. Dat kan maar één reden hebben: uiteindelijk ziet iedereen Balkenende toch nog graag een tijdje blijven. Om te zorgen voor de stabiliteit die de komende tijd met een agenda vol heikele kwesties en gemeenteraadsverkiezingen zo nodig is. En omdat landelijke verkiezingen voor alle betrokkenen nu te vroeg zouden komen. Voor de verliezers, zoals de PvdA, omdat zij dramatisch laag in de peilingen staan. Voor de winnaars – PVV en D66 – omdat ook zij nog lang niet klaar zijn voor verkiezingen: de klasjes zijn nog lang niet met geschikte kandidaten gevuld.
En daarom gaan we wel een periode met verbeten debatten tegemoet, maar zullen die debatten worden gevoerd door politici die een beetje voorzichtig zullen zijn omdat ze nog geen belang hebben bij grote brokken – zo voorzichtig dat zelfs de verguisde Balkenende zonder al teveel gehuil en boegeroep weer (een tijdje) in het Torentje mag terugkeren.
Hoe graag hij ook wilde en hoezeer Nederlandse diplomaten ook hun best op hun lobbywerk hebben gedaan: hij blijft. Balkenende gaat niet naar Brussel, zoals Maxima en Willem-Alexander niet naar Mozambique gaan.
Je kunt uit deze mislukking dramatische politieke conclusies trekken. Dat is ook gedaan. Als je aan Balkenende denkt, dan denk je eigenlijk nog steeds aan de Balkenende van 2002. De man die net leider van het CDA was, iets intellectueels had, campagne voerde in de vorm van een lezingentour en daarin zei dat de multiculturele samenleving niet iets was wat wij moesten willen. Hij sloot een niet-aanvalsverdrag met Pim Fortuyn en ontpopte zich als de man van Nederlandse waarden en normen. In zijn eerste drie kabinetten moet hij zich, ondanks alle problemen, thuis hebben gevoeld.
Maar nu zit hij al bijna drie jaar linkse compromissen te sluiten en te verdedigen, in een kabinet waarin de twee partners, PvdA en ChristenUnie, het uitstekend met elkaar kunnen vinden. Om zich heen ziet hij het politieke speelveld uiteenvallen. De electoraal succesvolle PVV sleurt door naar rechts en is nu in de peilingen groter dan zijn eigen CDA. In het liberale kamp zijn de anti-christelijke kosmopolieten van D66 erg groot geworden en krabbelt de VVD weer op. Het CDA is sterk geïsoleerd geraakt. Na ruim zeven jaar de kop-van-Jut van Nederland te zijn geweest, was een eervolle Europese positie in Brussel een verademing geweest.
Maar hij werd nooit kandidaat omdat hij nooit werd gevraagd, en hield de eer aan zichzelf door Van Rompuy te steunen als kandidaat voor de baan die hij zelf zo graag had gehad.
Stevenen we nu af op een drama, met een chagrijnige bestuurder aan de top wiens houdbaarheidsdatum al even voorbij is? En die in die toestand de grote problemen te lijf moet gaan: de gigantische bezuinigingsronden voorbereiden, de strijd met Wiulders aangaan en namens het CDA een nieuw en overtuigend verhaal in het debat introduceren, en uitleggen waarom Nederland destijds de oorlog tegen en in Irak steunde en nu Afghanistan gaat verlaten.
Balkenende is de afgelopen weken beschadigd geraakt, omdat hij op de drempel van het Binnenhof stond en nu weer is teruggekeerd. Toch proef je nergens de aandrang om hem de komende tijd dit alles diep in te wrijven. Alleen Wilders reageerde verbeten, alle andere politieke leiders leken vooral over te lopen van begrip. Dat kan maar één reden hebben: uiteindelijk ziet iedereen Balkenende toch nog graag een tijdje blijven. Om te zorgen voor de stabiliteit die de komende tijd met een agenda vol heikele kwesties en gemeenteraadsverkiezingen zo nodig is. En omdat landelijke verkiezingen voor alle betrokkenen nu te vroeg zouden komen. Voor de verliezers, zoals de PvdA, omdat zij dramatisch laag in de peilingen staan. Voor de winnaars – PVV en D66 – omdat ook zij nog lang niet klaar zijn voor verkiezingen: de klasjes zijn nog lang niet met geschikte kandidaten gevuld.
En daarom gaan we wel een periode met verbeten debatten tegemoet, maar zullen die debatten worden gevoerd door politici die een beetje voorzichtig zullen zijn omdat ze nog geen belang hebben bij grote brokken – zo voorzichtig dat zelfs de verguisde Balkenende zonder al teveel gehuil en boegeroep weer (een tijdje) in het Torentje mag terugkeren.
23.11.09
Recensie in het Financieele Dagblad
In de weekendbijlage Persoonlijk van het Financieele Dagblad stond afgelopen zaterdag een recensie, geschreven door Rijk Timmer, van mijn boek over ds. Doornenbal:
'Publicist Bart Jan Spruyt draagt een conservatieve levensbeschouwing uit, maar liep tot nu toe niet te koop met zijn inspiratiebron. In zijn nieuwste boek doet hij dat wel. Met geestdrift schrijft hij over de traditionele Nederlandse
Hervormde Kerk en over de in het CDA opgegane politieke beweging van de Christelijk-Historische Unie.
Spruyts nieuwe boek gaat over dominee Jacobus Teunis Doornenbal (1909-1975), een eenvoudige dorpspredikant met uitgesproken christelijke denkbeelden maar ook met een rijk cultureel leven. Spruyt zegt dit portret geschreven te hebben omdat het beeld van de calvinistische dominee in het algemeen in Nederland steeds meer bepaald wordt door 'de afrekening met een als benepen ervaren milieu'. Daarvan is bij Doornenbal geen sprake. Hij was persoonlijk bevriend met de dichter Gerrit Achterberg en correspondeerde met Nijhoff en Roland Holst.
De dominee zelf publiceerde wekelijks in de 'Hervormde Kerkbode' voor de classis Harderwijk. Zijn pennenvruchten zijn later verzameld in zeven boeken. Het is romantisch proza, vooral als Doornenbal schrijft over de natuur en het leven in plattelandsgemeenten en vissersdorpen. Zoals over het Zeeuwse Veere onder een stralend blauwe hemel:
'Het is zwaar de volmaaktheid der dingen te zien. Het is een bron van veel vreugde en van oneindig veel leed.
Want dit hart kan de volmaaktheid niet bevatten en dragen.'
De man had grote moeite met de opkomst van een nieuwe tijd in Nederland. Hij verafschuwde de Deltawerken, de massale automobiliteit en de televisie. Over de noodzaak televisie te bestrijden schreef hij: 'Het komt mij voor dat er hier voor de regering een vrij wat gewichtiger taak ligt dan in het vervolgen van de communisten'.
Dit verlangen om het bestaande te behouden deelt Spruyt met Doornenbal. Zijn boek bevat ook een essay van
Spruyts eigen hand over christelijk conservatisme. Je hoeft christen noch conservatief te zijn om dit essay op zijn
waarde te schatten. Spruyt schrijft mooi. Conservatisme klampt zich volgens hem niet vast 'aan wat de waan van
gisteren is en dus eeuwig voorbij, maar wil in ere houden wat eeuwig geldig is'. Voor hem behoort daartoe 'zowel
een klassieke opvoeding als de kleine ethiek van de etiquette en de stijl, en een postkantoor in ieder dorp en een
treinstation in elke plaats van enige omvang'. 'Conservatisme is intelligente nostalgie', schrijft Spruyt.
Vanuit deze visie pleit hij hartstochtelijk voor de terugkeer van 'moreel kapitaal' in onze samenleving. In de huidige maatschappij wordt het samenleven volgens hem niet meer 'beleefd als een verbond tussen de levenden, de doden en de nog niet geborenen'. In Spruyts optiek geeft de niet meer bestaande Christelijk-Historische Unie het goede voorbeeld. Een beweging waarin aristocratie en de gewone man samenwerkten.
Voor dit heimwee van Spruyt biedt Doornenbal trouwens hoop. Hij was er zeker van dat zij die heimwee hebben, thuis zullen komen.'
'Publicist Bart Jan Spruyt draagt een conservatieve levensbeschouwing uit, maar liep tot nu toe niet te koop met zijn inspiratiebron. In zijn nieuwste boek doet hij dat wel. Met geestdrift schrijft hij over de traditionele Nederlandse
Hervormde Kerk en over de in het CDA opgegane politieke beweging van de Christelijk-Historische Unie.
Spruyts nieuwe boek gaat over dominee Jacobus Teunis Doornenbal (1909-1975), een eenvoudige dorpspredikant met uitgesproken christelijke denkbeelden maar ook met een rijk cultureel leven. Spruyt zegt dit portret geschreven te hebben omdat het beeld van de calvinistische dominee in het algemeen in Nederland steeds meer bepaald wordt door 'de afrekening met een als benepen ervaren milieu'. Daarvan is bij Doornenbal geen sprake. Hij was persoonlijk bevriend met de dichter Gerrit Achterberg en correspondeerde met Nijhoff en Roland Holst.
De dominee zelf publiceerde wekelijks in de 'Hervormde Kerkbode' voor de classis Harderwijk. Zijn pennenvruchten zijn later verzameld in zeven boeken. Het is romantisch proza, vooral als Doornenbal schrijft over de natuur en het leven in plattelandsgemeenten en vissersdorpen. Zoals over het Zeeuwse Veere onder een stralend blauwe hemel:
'Het is zwaar de volmaaktheid der dingen te zien. Het is een bron van veel vreugde en van oneindig veel leed.
Want dit hart kan de volmaaktheid niet bevatten en dragen.'
De man had grote moeite met de opkomst van een nieuwe tijd in Nederland. Hij verafschuwde de Deltawerken, de massale automobiliteit en de televisie. Over de noodzaak televisie te bestrijden schreef hij: 'Het komt mij voor dat er hier voor de regering een vrij wat gewichtiger taak ligt dan in het vervolgen van de communisten'.
Dit verlangen om het bestaande te behouden deelt Spruyt met Doornenbal. Zijn boek bevat ook een essay van
Spruyts eigen hand over christelijk conservatisme. Je hoeft christen noch conservatief te zijn om dit essay op zijn
waarde te schatten. Spruyt schrijft mooi. Conservatisme klampt zich volgens hem niet vast 'aan wat de waan van
gisteren is en dus eeuwig voorbij, maar wil in ere houden wat eeuwig geldig is'. Voor hem behoort daartoe 'zowel
een klassieke opvoeding als de kleine ethiek van de etiquette en de stijl, en een postkantoor in ieder dorp en een
treinstation in elke plaats van enige omvang'. 'Conservatisme is intelligente nostalgie', schrijft Spruyt.
Vanuit deze visie pleit hij hartstochtelijk voor de terugkeer van 'moreel kapitaal' in onze samenleving. In de huidige maatschappij wordt het samenleven volgens hem niet meer 'beleefd als een verbond tussen de levenden, de doden en de nog niet geborenen'. In Spruyts optiek geeft de niet meer bestaande Christelijk-Historische Unie het goede voorbeeld. Een beweging waarin aristocratie en de gewone man samenwerkten.
Voor dit heimwee van Spruyt biedt Doornenbal trouwens hoop. Hij was er zeker van dat zij die heimwee hebben, thuis zullen komen.'
20.11.09
Recensie op Radio1
Als je eenmaal hebt liefgehad is afgelopen woensdag besproken tijdens het VPRO radioprogramma 'Villa VPRO' (Radio 1). Beluister de uitzending hier (vanaf minuut 16'50).
17.11.09
Radio
Beluister hier de uitzending van de zaterdagbijlage van VPRO's Avonden, waar ik een uur lang met Wim Brands (VPRO) in gesprek was over Als je eenmaal hebt liefgehad.
Tweede druk
Vandaag (woensdag) verschijnt ook de tweede druk van mijn boek over ds. J. T. Doornenbal (Als je eenmaal hebt liefgehad). Daar ben ik bijna een beetje beduusd van.
Frans
Mijn nieuwe column op de website van Binnenlands Bestuur gaat over de vraag waaraan het gelegen kan hebben wanneer premier Balkenende a.s. donderdag niet wordt gekozen tot eerste president van de Europese Unie (lees: vaste voorzitter van de Europese Raad). Omdat zijn Frans niet goed genoeg is?
Aanstaande donderdag is het dan zo ver. De Europese regeringsleiders gaan tijdens een extra ingelast diner bepalen wie de eerste president van de Europese Unie zal worden. De kansen van Balkenende lijken geslonken, en als hij het inderdaad niet wordt dan is eigenlijk nu al te begrijpen waar het aan gelegen heeft.
Er is een foto waarvan we achteraf kunnen zeggen dat die misschien wel profetisch is geweest, een foto die in ieder geval duidelijk heeft gemaakt wat het grote probleem rond de kandidatuur van premier Balkenende voor het presidentschap van de Europese Unie is geweest.
De foto is gemaakt tijdens een recente ontmoeting van de Europese regeringsleiders. Sarkozy zit achter zijn tafeltje, naast hem bukt Balkenende bij hem neer en hij maakt blijkbaar een grapje. Sarkozy en de man naast hem, zijn premier Francois Fillon, moeten in ieder geval lachen. Leuke actie dus van onze minister-president. Maar tussen Sarkozy en Balkenende in zien we een blonde vrouw die met Balkenende meebuigt om hem goed te kunnen verstaan. En vervolgens de woorden van Balkenende in het Frans te vertalen.
Het Frans van Balkenende is dus niet goed. Hij heeft een tolk nodig om zich in die taal, la plus belle langue, verstaanbaar te maken.
Ik zou de gedachte durven wagen dat dit gegeven een belangrijke, en misschien zelfs wel een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de discussie over zijn kandidatuur. De cultuur van de Europese Unie is Frans en francofoon. De Fransen hebben vanaf het begin een leidende rol binnen de (voorlopers van de) Europese Unie gespeeld omdat het meer dan enig ander Europees land een gezamenlijke tegenmacht tegen de Verenigde Staten wilde vormen. De bestuurscultuur bij de Europese instituties – van de Commissie tot het parlement – is Frans: aristocratisch en hiërarchisch. Wie geen vloeiend Frans spreekt, kan het in Brussel vergeten. Alle pogingen om het Engels, als de lingua franca van de moderne wereld, als enige officieel geldende taal van de Europese Unie erkend te krijgen, zijn door de Fransen succesvol afgeslagen.
Het Nederlandse onderwijs is op geen enkele manier op deze realiteit afgestemd. Laten we ervan uitgaan dat het Engels van Balkenende behoorlijk is – al denken wij Nederlanders al gauw dat ons Engels behoorlijk is. Volgens zijn Duitse collega en politieke geestverwant Angela Merkel is Balkenende’s Duits ‘gut’ te noemen, al sprak ze dat wat zuinigjes uit. Balkenende deed het atheneum in Zeeland en studeerde daarna geschiedenis en rechten aan de Vrije Universiteit. Alhoewel de geestelijk vader der gereformeerden, Johannes Calvijn, uit het Noord-Franse Noyon kwam en hij in Genève, waar hij werkzaam was, Frans sprak en zijn boeken in het Frans (en het Latijn) schreef, hebben deze feiten geen stempel op het curriculum van de VU gedrukt.
Wat weet je eigenlijk wanneer je een jaar of zes rechten en geschiedenis aan de VU gestudeerd hebt? Dat weet ik niet precies, maar ik weet wel zeker dat het veel minder is dan wanneer je in Frankrijk aan een van de grandes écoles gestudeerd hebt, in het bijzonder aan de elite opleiding van de ENA (École nationale d’administration), waar toekomstige topambtenaren en politici worden opgeleid. Dit instituut, in 1945 door De Gaulle in het leven geroepen, is een van de symbolen van de Franse meritocratie en biedt haar streng geselecteerde studenten toegang tot de hoogste posities binnen de Franse staat.
Er is in Nederland niets dat met deze ‘grote school’ vergelijkbaar is. Is het om die reden dat Nederlanders slecht vertegenwoordigd zijn op hoge posities in de burelen van de Europese bureaucratie?
De grote uitzondering op het Nederlandse falen om internationale topposities te verwerven, was natuurlijk Jaap de Hoop Scheffer, die de afgelopen vijf jaar secretaris-generaal van de NAVO is geweest. Maar dat was geen kunst. Hij is getrouwd met Jeanninne, lerares Frans.
Aanstaande donderdag is het dan zo ver. De Europese regeringsleiders gaan tijdens een extra ingelast diner bepalen wie de eerste president van de Europese Unie zal worden. De kansen van Balkenende lijken geslonken, en als hij het inderdaad niet wordt dan is eigenlijk nu al te begrijpen waar het aan gelegen heeft.
Er is een foto waarvan we achteraf kunnen zeggen dat die misschien wel profetisch is geweest, een foto die in ieder geval duidelijk heeft gemaakt wat het grote probleem rond de kandidatuur van premier Balkenende voor het presidentschap van de Europese Unie is geweest.
De foto is gemaakt tijdens een recente ontmoeting van de Europese regeringsleiders. Sarkozy zit achter zijn tafeltje, naast hem bukt Balkenende bij hem neer en hij maakt blijkbaar een grapje. Sarkozy en de man naast hem, zijn premier Francois Fillon, moeten in ieder geval lachen. Leuke actie dus van onze minister-president. Maar tussen Sarkozy en Balkenende in zien we een blonde vrouw die met Balkenende meebuigt om hem goed te kunnen verstaan. En vervolgens de woorden van Balkenende in het Frans te vertalen.
Het Frans van Balkenende is dus niet goed. Hij heeft een tolk nodig om zich in die taal, la plus belle langue, verstaanbaar te maken.
Ik zou de gedachte durven wagen dat dit gegeven een belangrijke, en misschien zelfs wel een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de discussie over zijn kandidatuur. De cultuur van de Europese Unie is Frans en francofoon. De Fransen hebben vanaf het begin een leidende rol binnen de (voorlopers van de) Europese Unie gespeeld omdat het meer dan enig ander Europees land een gezamenlijke tegenmacht tegen de Verenigde Staten wilde vormen. De bestuurscultuur bij de Europese instituties – van de Commissie tot het parlement – is Frans: aristocratisch en hiërarchisch. Wie geen vloeiend Frans spreekt, kan het in Brussel vergeten. Alle pogingen om het Engels, als de lingua franca van de moderne wereld, als enige officieel geldende taal van de Europese Unie erkend te krijgen, zijn door de Fransen succesvol afgeslagen.
Het Nederlandse onderwijs is op geen enkele manier op deze realiteit afgestemd. Laten we ervan uitgaan dat het Engels van Balkenende behoorlijk is – al denken wij Nederlanders al gauw dat ons Engels behoorlijk is. Volgens zijn Duitse collega en politieke geestverwant Angela Merkel is Balkenende’s Duits ‘gut’ te noemen, al sprak ze dat wat zuinigjes uit. Balkenende deed het atheneum in Zeeland en studeerde daarna geschiedenis en rechten aan de Vrije Universiteit. Alhoewel de geestelijk vader der gereformeerden, Johannes Calvijn, uit het Noord-Franse Noyon kwam en hij in Genève, waar hij werkzaam was, Frans sprak en zijn boeken in het Frans (en het Latijn) schreef, hebben deze feiten geen stempel op het curriculum van de VU gedrukt.
Wat weet je eigenlijk wanneer je een jaar of zes rechten en geschiedenis aan de VU gestudeerd hebt? Dat weet ik niet precies, maar ik weet wel zeker dat het veel minder is dan wanneer je in Frankrijk aan een van de grandes écoles gestudeerd hebt, in het bijzonder aan de elite opleiding van de ENA (École nationale d’administration), waar toekomstige topambtenaren en politici worden opgeleid. Dit instituut, in 1945 door De Gaulle in het leven geroepen, is een van de symbolen van de Franse meritocratie en biedt haar streng geselecteerde studenten toegang tot de hoogste posities binnen de Franse staat.
Er is in Nederland niets dat met deze ‘grote school’ vergelijkbaar is. Is het om die reden dat Nederlanders slecht vertegenwoordigd zijn op hoge posities in de burelen van de Europese bureaucratie?
De grote uitzondering op het Nederlandse falen om internationale topposities te verwerven, was natuurlijk Jaap de Hoop Scheffer, die de afgelopen vijf jaar secretaris-generaal van de NAVO is geweest. Maar dat was geen kunst. Hij is getrouwd met Jeanninne, lerares Frans.
14.11.09
Ds. Doornenbal bij VPRO Boeken
Vandaag was ik een uur lang te gast bij Wim Brands van het boekenprogramma van de VPRO. Het gesprek over mijn nieuwe boek over ds. J. T. Doornenbal is hier te beluisteren (3 uur en 5 minuten na het begin van de uitzending).
9.11.09
9 november: val van de Muur
Mijn nieuwe column op de website van het weekblad Binnenlands Bestuur gaat over de val van de Muur, vandaag twintig jaar geleden.
Het kan niemand zijn ontgaan want de aandacht in de media is overweldigend geweest: twintig jaar geleden viel de Muur die Oost- en West-Berlijn gescheiden hield en daarmee de communistische wereld en het vrije Westen. Met de val van de Muur kwam er een einde aan de Koude Oorlog. Waar die val het begin van was, is nog steeds niet duidelijk.
Als je met jongeren aan de praat raakt over de Koude Oorlog, is het altijd moeilijk iets van het levensgevoel uit de jaren tachtig over te dragen. Dat het bij geschiedenis en aardrijkskunde op de middelbare school vooral over de Russische Revolutie ging, over dat rare land Rusland, over sovchozen en kolchozen en over de dreiging die van dat alles uit ging, is haast niet meer voor te stellen. Ook niet dat je soms in je schoolbank ineenkromp bij verhalen over de dreiging van een nucleair conflict. Another brick in the wall van Pink Floyd was niet voor niets dé hit uit die jaren.
In oktober 1981, ik zat toen in de vierde klas van een Rotterdams lyceum, gingen we met werkweek naar Berlijn. Dat was zeer indrukwekkend: het bezoek aan checkpoint Charlie, het overschrijden van de grens naar Oost-Berlijn, de politiehokjes op de trottoirs van alle straten, het was van een beklemming die alleen door de lectuur van Bend Sinister van Vladimir Nabokov navoelbaar is (Het boek verscheen in 1947 en is in 1990 in het Nederlands vertaald onder de titel Gebroken schild.) Je moest geld wisselen, maar je kreeg ze niet op, die (als ik me goed herinner) 100 Oostduitse marken. Er was niets te koop, zelfs niet in de boekwinkels, waar alleen het verzameld werk van Lenin en Marx uitgestald stond.
Enkele jaren later, als dienstplichtig soldaat, kregen we al in onze eerste week op de kazerne een film te zien over de verzengende ravages die atoombommen aanrichten (opgenomen in een woestijn in de Verenigde Staten). De angstaanjagende film diende ons te motiveren om de Noordduitse hoogvlakte manmoedig te verdedigen op het moment dat de Russische horden – en dat kon elk moment gebeuren – ons land zouden willen binnenvallen.
De Muur viel in mijn studententijd. In Utrecht volgde ik destijds de colleges van Maarten van Rossem, die later erg beroemd zou worden, zó beroemd dat hij het zich nu kan permitteren om lijstduwer te worden voor de PvdA. Van Rossem gaf glasheldere colleges over geopolitieke ontwikkelingen. Dat de grote tweedeling in de wereld tussen het communisme en het vrije liberale Westen spoedig tot een einde zou komen, was al wel duidelijk. We wisten alleen niet hóe spoedig, en we wisten vooral niet wat er voor in de plaats zou komen: onoverzichtelijkheid die tot chaos en anarchie zou leiden?
De val van de Muur leek in ieder geval de definitieve triomf van kapitalisme en liberalisme te zijn. Jammer alleen, dat het boek dat de eerste grondige analyse van de wereldpolitieke omwenteling van twintig jaar geleden bood – Het einde van de geschiedenis en de laatste mens van Francis Fukuyama – ondanks de optimistische titel veel pessimistischer was dan de titel leek te suggereren. We waren in een nieuwe vrije en liberale wereld beland. Maar zou iedereen in die wereld aankomen, en zou iedereen die in die wereld aangekomen was, het er uithouden of zich gaan vervelen en die wereld weer verlaten?
We weten nu dat de islam deze wereld niet accepteert. Van de jaren negentig herinner ik me in dit verband vooral de overleggen in de Tweede Kamer over een nieuwe taak voor de NAVO. De suggestie dat de bestrijding van islamitisch radicalisme die nieuwe taak zou zijn, werd lacherig afgewezen als de smoes van een organisatie om de nieuwe wereldorde te overleven.
Twintig jaar na de val van de Muur zijn we eigenlijk nog steeds bezig om onze luiheid uit de jaren negentig te corrigeren.
Het kan niemand zijn ontgaan want de aandacht in de media is overweldigend geweest: twintig jaar geleden viel de Muur die Oost- en West-Berlijn gescheiden hield en daarmee de communistische wereld en het vrije Westen. Met de val van de Muur kwam er een einde aan de Koude Oorlog. Waar die val het begin van was, is nog steeds niet duidelijk.
Als je met jongeren aan de praat raakt over de Koude Oorlog, is het altijd moeilijk iets van het levensgevoel uit de jaren tachtig over te dragen. Dat het bij geschiedenis en aardrijkskunde op de middelbare school vooral over de Russische Revolutie ging, over dat rare land Rusland, over sovchozen en kolchozen en over de dreiging die van dat alles uit ging, is haast niet meer voor te stellen. Ook niet dat je soms in je schoolbank ineenkromp bij verhalen over de dreiging van een nucleair conflict. Another brick in the wall van Pink Floyd was niet voor niets dé hit uit die jaren.
In oktober 1981, ik zat toen in de vierde klas van een Rotterdams lyceum, gingen we met werkweek naar Berlijn. Dat was zeer indrukwekkend: het bezoek aan checkpoint Charlie, het overschrijden van de grens naar Oost-Berlijn, de politiehokjes op de trottoirs van alle straten, het was van een beklemming die alleen door de lectuur van Bend Sinister van Vladimir Nabokov navoelbaar is (Het boek verscheen in 1947 en is in 1990 in het Nederlands vertaald onder de titel Gebroken schild.) Je moest geld wisselen, maar je kreeg ze niet op, die (als ik me goed herinner) 100 Oostduitse marken. Er was niets te koop, zelfs niet in de boekwinkels, waar alleen het verzameld werk van Lenin en Marx uitgestald stond.
Enkele jaren later, als dienstplichtig soldaat, kregen we al in onze eerste week op de kazerne een film te zien over de verzengende ravages die atoombommen aanrichten (opgenomen in een woestijn in de Verenigde Staten). De angstaanjagende film diende ons te motiveren om de Noordduitse hoogvlakte manmoedig te verdedigen op het moment dat de Russische horden – en dat kon elk moment gebeuren – ons land zouden willen binnenvallen.
De Muur viel in mijn studententijd. In Utrecht volgde ik destijds de colleges van Maarten van Rossem, die later erg beroemd zou worden, zó beroemd dat hij het zich nu kan permitteren om lijstduwer te worden voor de PvdA. Van Rossem gaf glasheldere colleges over geopolitieke ontwikkelingen. Dat de grote tweedeling in de wereld tussen het communisme en het vrije liberale Westen spoedig tot een einde zou komen, was al wel duidelijk. We wisten alleen niet hóe spoedig, en we wisten vooral niet wat er voor in de plaats zou komen: onoverzichtelijkheid die tot chaos en anarchie zou leiden?
De val van de Muur leek in ieder geval de definitieve triomf van kapitalisme en liberalisme te zijn. Jammer alleen, dat het boek dat de eerste grondige analyse van de wereldpolitieke omwenteling van twintig jaar geleden bood – Het einde van de geschiedenis en de laatste mens van Francis Fukuyama – ondanks de optimistische titel veel pessimistischer was dan de titel leek te suggereren. We waren in een nieuwe vrije en liberale wereld beland. Maar zou iedereen in die wereld aankomen, en zou iedereen die in die wereld aangekomen was, het er uithouden of zich gaan vervelen en die wereld weer verlaten?
We weten nu dat de islam deze wereld niet accepteert. Van de jaren negentig herinner ik me in dit verband vooral de overleggen in de Tweede Kamer over een nieuwe taak voor de NAVO. De suggestie dat de bestrijding van islamitisch radicalisme die nieuwe taak zou zijn, werd lacherig afgewezen als de smoes van een organisatie om de nieuwe wereldorde te overleven.
Twintig jaar na de val van de Muur zijn we eigenlijk nog steeds bezig om onze luiheid uit de jaren negentig te corrigeren.
7.11.09
Bij Andries Radio
Vanmorgen was ik te gast in het radioprgramma van Andries Knevel op radio 5, om te spreken over mijn boek over het christelijke conservatisme van ds. J. T. Doornenbal. De uitzending is hier te beluisteren.
Conservatief Café in de Sint-Jan
Afgelopen donderdagavond 5 november heb ik in een bijeenkomst van het Conservatief Café mijn nieuwe boek (Als je eenmaal hebt liefgehad) gepresenteerd. De bijeenkomst had plaats in de prachtige oude kerk van mijn woonplaats Gouda: de Sint-Jan. De avond was een feest. Veel oude vrienden en bekenden ontmoet in een welluidende sfeer van wellevendheid, met mooie toespraken van ds. Huib klink, Eddy Bilder en Menno de Bruyne. Het was een eer en een compliment dat er zoveel mensen waren, déze mensen, die eenzelfde zorg en liefde met elkaar delen.
Veel dank aan de organisatoren van het Conservatief Café: Wilco Boender, Rutger Schimmel en Frank Verhoef! Wilco Boender heeft op zijn website een uitvoerig verslag geplaatst, met verwijzingen naar verslagen in de media en naar andere websites.
Veel dank aan de organisatoren van het Conservatief Café: Wilco Boender, Rutger Schimmel en Frank Verhoef! Wilco Boender heeft op zijn website een uitvoerig verslag geplaatst, met verwijzingen naar verslagen in de media en naar andere websites.
3.11.09
Interview in HP/De Tijd over nieuwe boek
A.s. donderdagavond gaan we in de Sint-Jan in Gouda mijn nieuwe boek over het christelijke conservatisme van ds. J. T. Doornenbal presenteren. (U kunt zich hier nog aanmelden.) Op de website van HP/De Tijd staat sinds vanmorgen een interview met mij over de inhoud van het boek. U kunt dat interview hier lezen.
Verkiezingen!
Mijn nieuwe column voor Binnenlands Bestuur gaat over de vraag of er verkiezingen moeten komen wanneer premier Balkenende naar Brussel vertrekt. Het antwoord: jazeker, ook al vinden vrijwel alle partijen dat politiek niet zo opportuun. Maar angst voor een slechte uitslag mag het antwoord op de vraag of er verkiezingen moeten komen niet bepalen.
Hij gaat. De raadsadviseur voor constitutionele zaken van het ministerie van Algemene Zaken is zondagmiddag gesignaleerd in het Haagsche Bos, fietsend van het Binnenhof naar huis. Als er op zondag wordt gewerkt, dan vindt er dus koortsachtig overleg plaats over de staatsrechtelijke consequenties van het vertrek van Balkenende naar Brussel. En dat overleg voer je alleen als je ervan uitgaat dat hij inderdaad gaat.
En als Balkenende dan weg is, dan zou het CDA het liefst Maxim Verhagen als onze nieuwe minister-president naar voren schuiven. Achter hem zou dat andere Limburgse talent, Camile Eurlings, dan ook een paar stapjes op de ladder van de politieke macht kunnen klimmen. Twee rechtse limbo’s zijn dan uitstekend gepositioneerd om de PVV te gaan leegeten.
Maar zo zijn we toch niet getrouwd in dit land, zou ik zeggen. Het is uniek in de Nederlandse geschiedenis wanneer een premier tussentijds vertrekt. Ons staatsrecht geeft geen dwingende voorschriften over wat er in dat geval precies moet gebeuren. En zoals er geen schriftelijk vastgelegde regels voor deze situatie zijn, zo is er evenmin ongeschreven recht, simpelweg omdat een tussentijds vertrek van een premier zich zo zelden heeft voorgedaan dat er dus ook geen normen uit een in het verleden gegroeide praktijk kunnen worden afgeleid. Het is één keer eerder voorgekomen, in 1866 toen ‘eerste minister Meijer’ gouverneur-generaal van Nederlands-Indië werd, en het Nederlandse parlement barstte van verontwaardiging over deze ‘politieke immoraliteit’.
Er zijn gezichtspunten die ons tot de conclusie dwingen dat een tussentijds vertrek van Balkenende niet met wat geschuif met politieke stoelen kan worden opgevangen, en dat er echt verkiezingen moeten komen. Staatsrechtdeskundigen als Peter Rehwinkel en Menno de Bruyne hebben daar de afgelopen dagen op gewezen, onder andere verwijzend naar het proefschrift van de CDA’er Koekoek.
In de eerste plaats is Balkenende niet alleen de minister-president, maar bekleedt hij ook een functie die de afgelopen jaren aan zwaarte heeft gewonnen. Door de internationale ontwikkelingen is de premier niet alleen maar de eerste onder zijns gelijken. Als formateur heeft hij alle ministers en staatssecretarissen van zijn kabinet aangezocht en gekeurd, hij heeft voor zijn regeringsploeg verantwoording afgelegd in het parlement, en iedere maandagmiddag is hij het die als regeringsleider overleg voert met ons staatshoofd, de koningin. Hij is de naamgever van het kabinet, hij is beeldbepalend, en hij spreekt in goede en slechte tijden namens zijn kabinet het volk toe.
Als de architect en voorman van een kabinet vertrekt, dan kan men niet overgaan tot de orde van de dag. Het is ondenkbaar dat dat vertrek niet zou worden gevolgd door verkiezingen.
Dat wil de huidige coalitie natuurlijk niet, omdat zij er in de peilingen slecht voor staan, en verkiezingen vooral voor de PVV van Geert Wilders in de kaart zullen spelen. Wordt het land dan niet onregeerbaar en dat in een tijd waarin forse knopen moeten worden doorgehakt om de financieel-economische crisis te lijf te gaan?
Maar het is volstrekt ongepast om de vrees voor een uitslag die men niet wil, van beslissend belang te laten zijn om een beslissing die politiek en staatsrechtelijk het meest voor de hand ligt, niet te nemen.
Hij gaat. De raadsadviseur voor constitutionele zaken van het ministerie van Algemene Zaken is zondagmiddag gesignaleerd in het Haagsche Bos, fietsend van het Binnenhof naar huis. Als er op zondag wordt gewerkt, dan vindt er dus koortsachtig overleg plaats over de staatsrechtelijke consequenties van het vertrek van Balkenende naar Brussel. En dat overleg voer je alleen als je ervan uitgaat dat hij inderdaad gaat.
En als Balkenende dan weg is, dan zou het CDA het liefst Maxim Verhagen als onze nieuwe minister-president naar voren schuiven. Achter hem zou dat andere Limburgse talent, Camile Eurlings, dan ook een paar stapjes op de ladder van de politieke macht kunnen klimmen. Twee rechtse limbo’s zijn dan uitstekend gepositioneerd om de PVV te gaan leegeten.
Maar zo zijn we toch niet getrouwd in dit land, zou ik zeggen. Het is uniek in de Nederlandse geschiedenis wanneer een premier tussentijds vertrekt. Ons staatsrecht geeft geen dwingende voorschriften over wat er in dat geval precies moet gebeuren. En zoals er geen schriftelijk vastgelegde regels voor deze situatie zijn, zo is er evenmin ongeschreven recht, simpelweg omdat een tussentijds vertrek van een premier zich zo zelden heeft voorgedaan dat er dus ook geen normen uit een in het verleden gegroeide praktijk kunnen worden afgeleid. Het is één keer eerder voorgekomen, in 1866 toen ‘eerste minister Meijer’ gouverneur-generaal van Nederlands-Indië werd, en het Nederlandse parlement barstte van verontwaardiging over deze ‘politieke immoraliteit’.
Er zijn gezichtspunten die ons tot de conclusie dwingen dat een tussentijds vertrek van Balkenende niet met wat geschuif met politieke stoelen kan worden opgevangen, en dat er echt verkiezingen moeten komen. Staatsrechtdeskundigen als Peter Rehwinkel en Menno de Bruyne hebben daar de afgelopen dagen op gewezen, onder andere verwijzend naar het proefschrift van de CDA’er Koekoek.
In de eerste plaats is Balkenende niet alleen de minister-president, maar bekleedt hij ook een functie die de afgelopen jaren aan zwaarte heeft gewonnen. Door de internationale ontwikkelingen is de premier niet alleen maar de eerste onder zijns gelijken. Als formateur heeft hij alle ministers en staatssecretarissen van zijn kabinet aangezocht en gekeurd, hij heeft voor zijn regeringsploeg verantwoording afgelegd in het parlement, en iedere maandagmiddag is hij het die als regeringsleider overleg voert met ons staatshoofd, de koningin. Hij is de naamgever van het kabinet, hij is beeldbepalend, en hij spreekt in goede en slechte tijden namens zijn kabinet het volk toe.
Als de architect en voorman van een kabinet vertrekt, dan kan men niet overgaan tot de orde van de dag. Het is ondenkbaar dat dat vertrek niet zou worden gevolgd door verkiezingen.
Dat wil de huidige coalitie natuurlijk niet, omdat zij er in de peilingen slecht voor staan, en verkiezingen vooral voor de PVV van Geert Wilders in de kaart zullen spelen. Wordt het land dan niet onregeerbaar en dat in een tijd waarin forse knopen moeten worden doorgehakt om de financieel-economische crisis te lijf te gaan?
Maar het is volstrekt ongepast om de vrees voor een uitslag die men niet wil, van beslissend belang te laten zijn om een beslissing die politiek en staatsrechtelijk het meest voor de hand ligt, niet te nemen.
2.11.09
Is Geert Wilders een gevaarlijke rechts-extremist?
Als je geen inhoudelijk verhaal hebt moet je je toevlucht nemen tot beschuldigingen en verdachtmakingen. Dat is precies wat politiek en bestuurlijk Nederland doet met een rapport over de PVV, dat zegt dat Wilders een gevaar is voor de staatsveiligheid. Koren op de molen van minister Van der Laan en D66-leider Alexander Pechtold. Vanmiddag sprak ik daarover in het radio 1-programma Standpunt.nl. U kunt dat programma hier beluisteren.
Subscribe to:
Posts (Atom)