Showing posts with label Duitsland. Show all posts
Showing posts with label Duitsland. Show all posts

14.1.09

Valkyrie: Stauffenberg en de aanslag op Hitler (20 juli 1944)*















Volgende week donderdag, 22 januari, gaat Valkyrie in première, een film over de spectaculaire maar mislukte aanslag die een groep Duitse officieren op 20 juli 1944 op Adolf Hitler pleegde. De hoofdrol wordt vertolkt door Tom Cruise, die de rol speelt van graaf Claus Schenk van Stauffenberg (1907 – 1944), de kolonel die de bom uiteindelijk onder de tafel plaatste waaraan Hitler zich door zijn staf liet bijpraten over het verloop van de oorlog. De rol van zijn vrouw, Nina van Stauffenberg (1913 – 2006), wordt vertolkt door onze eigen Carice van Houten.









Op dezelfde dag waarop Valkyrie in première gaat, ligt er een boek in de winkels over de echte Nina van Stauffenberg, geschreven door haar dochter Konstanze von Schulthess. Misschien is het toeval, maar het is opmerkelijk dat er ook vorig jaar nog twee boeken over het Duitse verzet en de aanslag op Hitler zijn verschenen: bij Balans verscheen het ooggetuigenverslag van de laatst overledene van de aanslag, baron Philipp von Boeselager (Wij wilden Hitler vermoorden), en bij Contact kwam het machtige essay van Hans Magnus Enzensberger over generaal Kurt von Hammerstein uit, die in 1933 direct na Hitlers machtsgreep zijn ontslag indiende en wiens zoon ook bij de aanslag betrokken was (De eigenzinnigheid van Hammerstein).



Operatie Walküre (in het Engels: Valkyrie) – de codenaam van de betrokkenen voor de aanslag op Hitler en voor de plannen om na zijn dood een nieuw bewind te vestigen en met de geallieerden onderhandelingen te beginnen – is een van de meest fascinerende en aangrijpende episodes uit de moderne geschiedenis. ‘In Duitsland bestond een oppositie’, in de woorden van Churchill, ‘die tot het edelste en grootste behoort wat in de politieke geschiedenis der volken ooit is voortgebracht. Deze mannen streden zonder enige steun van binnenuit of van buitenaf, alleen gedreven door hun onrustige geweten. Hun daden en hun offers vormden het fundament voor een nieuwe opbouw’.

Toen ik zelf, vijftien jaar geleden, samen met mijn toenmalige collega Marie van Beijnum met een boek over dit onderwerp bezig was, en onder andere met de weduwen sprak van enkele putchisten die in de maanden na de aanslag door de koude wraak van Hitler waren getroffen, kwam ik met enige regelmaat in Hamburg, waar Marion Dönhoff (ook al een gravin) woonde en werkte. Ze was uitgeefster van het weekblad Die Zeit en had in de oorlog een rol gespeeld in het verzet in Oost-Pruisen (waar zij vandaan kwam). Toen wij op een dag, na een lang gesprek in haar kantoor, naar een bijeenkomst in de raadzaal van het Hamburgse stadhuis liepen, gaf ze mij een arm en vroeg ze mij midden op straat hoe het toch met ‘der Bernhard’ ging. Ik had geen idee, maar zei dat het hem goed ging omdat ik het idee had dat het mensen als de voormalige prins-gemaal altijd goed ging.



De bijeenkomst in het stadhuis was belegd ter gedachtenis van Helmuth James von Moltke (ook een graaf). Tijdens de lunch in de catacomben van het raadhuis zat ik naast een man die zich voorstelde als Von Münchhausen. Ik dacht dat hij een grapje maakte. Maar hij meende het, hij heette echt zo, en ook hij was baron en dat ik had moeten lachen maakte hem weer vrolijk. Er zat ook een mooie vrouw aan tafel die samen met haar man en enkele jonge kinderen was gekomen. Ik vroeg haar hoe het kwam dat er zo opvallend veel en zo jonge kinderen bij de lange lezingen waren (en ze gedroegen zich natuurlijk uitmuntend). Ze gaf een antwoord dat mij ontroerde: dat die kinderen er waarschijnlijk nog niet veel van begrepen, maar, zo voegde ze hieraan toe, eens – over vele jaren – zouden ze zich deze bijeenkomst toch herinneren, en dan zouden ze ook weten, dat in ieder geval, waarom ze die dag in Hamburg waren geweest, en daarmee was de traditie dan toch doorgegeven.



Ook de dochter van Nina van Stauffenberg heeft iets willen doorgeven. Ze vertelt het wonderlijke levensverhaal van haar moeder, die deels van Baltische adel afkomstig was maar in Zuid-Duitsland (de streek rond Bamberg en Lautlingen) woonde en daar onder de bekoring kwam van een jonge officier die zich met haar verloofde. Deze Claus van Stauffenberg was een typische representant van de Duitse adel. Dienst is ‘bevel en plicht' en gaat dus altijd voor, leerde Nina. Vanaf 1938, de Kristallnacht, raakte hij vervreemd van Hitlers nationaalsocialistische bewind en zocht hij naar mogelijkheden er via een aanslag op de Führer een einde aan te maken. In 1943 raakte hij zwaar gewond in Afrika: hij moest vanaf toen zijn linkeroog, rechterhand en twee vingers van zijn linkerhand missen. Ondanks die handicap moest hij – op 20 juli 1944, in Hitlers militaire hoofdkwartier de Wolfsschanze bij Rastenburg in Oost-Pruisen (nu Polen) – een bom in Hitlers onmiddellijke nabijheid plaatsen, en daarna naar Berlijn terugkeren om er leiding te geven aan de machtsovername. De bom kwam tot ontploffing, maar de aanslag mislukte: Hitler raakte door duivelsgeluk slechts lichtgewond. Stauffenberg en enkele getrouwen werden op de binnenplaats van het oorlogsministerie aan de Bendlerstrasse geëxecuteerd.



Nina wist wel dat haar man bij deze plannen betrokken was, maar wanneer de aanslag zou plaatsvinden wist ze niet, zoals ze ook niet wist dat haar man de uiteindelijke pleger zou zijn. Voor zijn dood had hij Nina bevolen zijn kinderen in geval van zijn overlijden te vertellen dat hun vader zich had vergist, dat hij een verrader was geweest en dat de Führer dankzij Gods genade gelukkig nog in leven was. Die distantie leek de enige kans op overleven te bieden. Nina is nooit hertrouwd, geen van de weduwen van de 20ste juli is dat ooit: ‘diep verbonden aan hun mannen, voelden zij zich nooit vrij voor een andere relatie’.



Ze hebben het overleefd, Nina, haar drie zonen en dochter en de dochter Konstanze van wie ze in juli 1944 in verwachting was. Maar vraag niet hoe. Hardheid, een haast militaire strengheid en striktheid, in de eerste plaats jegens jezelf, blijkt de belangrijkste aristocratische deugd.

En dat is waar het doorgeven van de traditie uiteindelijk om draait, en dat is wat deze biografie van Nina van Stauffenberg tot zo’n mooi en waardevol boek maakt. Omdat er tegenwoordig geen historische overdracht van de ene generatie op de andere meer plaats heeft, ontbreekt het veel mensen aan historisch besef. Nina van Stauffenberg heeft een (nooit gepubliceerde) familiekroniek geschreven, en is in de naoorlogse jaren rusteloos op zoek geweest (afkomstig als zij was uit een familie waarin ook kleding en schoenen werden geërfd) naar de verloren gegane familiebezittingen omdat ieder voorwerp een herinnering in zich bergt en een schakel is in een keten van generaties, van wie zij zich de erfgename wist. Het belangrijkste dat je kunt doorgeven zijn echter niet zozeer de voorwerpen, verhalen en geschiedenissen, maar de waarden die zij belichamen.

'Zelfs in onheilvolle tijden werden tradities niet zomaar overboord gezet, een mentaliteit die men zich in een proces van eeuwen had eigen gemaakt’, schrijft Konstanze von Schulthess. ‘Het decorum handhaven, je niet laten gaan, ook al zijn de omstandigheden moeilijk, of zelfs uitzichtloos, dat was een houding die sterk samenhing met de overgeërfde familiegeschiedenis, die bepalend was voor de identiteit.’ De aanslag die Stauffenberg pleegde was een morele plicht geweest. Er moest moed worden getoond, omwille van de eer, en om de wereld te laten zien dat er wel degelijk verzet tegen Hitler was, wat het praktische resultaat van de aanslag ook zou zijn. In de wereld van de Von Stauffenbergs staan eer, edelmoedigheid en opoffering voor idealen centraal, overal en altijd. Toon levensmoed, zo luiden daar de levenslessen, en laat nooit blijken dat je bang of bedeesd bent. Weet met grimmig optimisme de zelfdiscipline en vooral de emotionele zelfbeheersing op te brengen die het mogelijk maken je eigen leven te blijven organiseren. Blijf altijd onafhankelijk want dat maakt je sterk.

Als Konstanze von Schulthess aan de eerste naoorlogse jaren terug denkt, dan, schrijft zij, ‘valt het me op dat ook al heerste er het grootste gebrek toch altijd de omgangsvormen in acht genomen werden. Niet alleen kleedde men zich voor de avondmaaltijd om, ook de tafel werd zorgvuldig gedekt. Met name mijn grootmoeder at de dunste soep nog met een air alsof ze kaviaar nuttigde. Dat de etiquette zo nadrukkelijk in acht genomen werd, was niet alleen een kwestie van stijl. Het had ook te maken met het vaste voornemen zich niet door de beproevingen van de periode na de oorlog kleinte laten krijgen.’

De biografie van Nina van Stauffenberg is een tribuut aan een levensstijl die helaas niet meer bestaat.












N.a.v.: Konstanze von Schulthess, Nina Schenk gravin von Stauffenberg
(Arbeiderspers, € 18,95)

* Eerder verschenen in HP/De Tijd.

31.10.07

Sebastian Haffner: Onduits goed

Journalist en historicus: het is een combinatie die tot prachtige resultaten kan leiden. Denk aan het werk van Raymond Aron in Frankrijk, aan Joachim Fest in Duitsland. Maar het mooiste voorbeeld is toch Sebastian Haffner.

Sebastian Haffner (1907-1999), een van de meest vooraanstaande historici in het twintigste-eeuwse Duitsland, is de grote stilist, en vooral bekend als de auteur van het meesterwerk Kanttekeningen bij Hitler, dat Duitsers voor het eerst deed begrijpen waarom Hitler twaalf jaar lang had kunnen regeren in het land van de ‘dichters en denkers’. Het boek combineert het beste van journalistiek en geschiedschrijving. ‘Een prikkelend, origineel en bovendien stilistisch uitmuntend meesterstuk van historische essayistiek’, luidde het oordeel van Fest.

Haffner legde uit dat de Duitse bevolking zo’n ontzag voor Hitler had omdat hij als politicus zulke aansprekende prestaties leverde. Het snelle verdwijnen van de werkloosheid, het terugwinnen van het Saarland en Rijnland, het uittreden uit de Volkenbond en het groeiende internationale ontzag voor Hitler maakten hem boven alle tegenspraak verheven.

Haffner zelf was een slachtoffer van het Hitler-regime. Hij was te onafhankelijk van geest en te zeer een liefhebber van de vrijheid dat hij voor zijn bestaanszekerheid de prijs van onderworpenheid wilde betalen. Haffner werd geboren in Berlijn, in een wijk (Steglitz) waar volgens hem ‘reeds lang voor Hitler de geest van de twintigste juli leefde. Het waren mensen die tegen de republiek van Weimar waren, maar ook tegen de nazi’s – ze waren tegen alle schooierigheid, ze vormden de Duitse elite.’ Met ‘de twintigste juli’ bedoelde Haffner het plot onder leiding van graaf Stauffenberg, dat op 20 juli 1944 in een (mislukte) aanslag op Hitler uitmondde. ‘De klasse van de Pruisische militaire adel’, schreef Haffner later, is misschien wel de enige en zeker de sterkste door Duitsland in de moderne tijd voortgebrachte kracht geweest. Of ze ons nu sympathiek is of niet, ze had datgene wat een heersende klasse nodig heeft en wat noch de hoge Duitse adel, noch de Duitse bourgeoisie, noch naar het schijnt de Duitse arbeiders hadden of hebben: hechtheid, stijl, machtswil, overredingskracht, zelfverzekerdheid, zelfdiscipline, moraal, geweten, overtuiging, staatsbewustzijn. Met al zijn deugden en zwakheden was de Pruisische militaire adel in z’n soort toch nog het beste dat Duitsland ooit heeft opgeleverd, en eigenlijk is er nog steeds geen vervanging voor.’

Haffner studeerde rechten in Berlijn, promoveerde er, en werkte als jurist. Het was zijn droom hoge ambtenaar te worden en romans te gaan schrijven; in Frankrijk had hij gezien dat dat zo gek nog niet was. Maar hij had een Joodse vriendin, Erika Landry, en Joodse vrienden. In zijn herinneringen aan de jaren 1914 – 1933 (Het verhaal van een Duitser) schrijft Haffner over de hulp die hij zijn Joodse vriend Frank Landau in april 1933 bood om het land uit te komen. Tegenover diens vader, die inmiddels was gaan denken dat iedere Duitser een nazi was geworden, zei hij dat er ‘geen positie meer is die je nog kunt verdedigen. We zijn nu allemaal zo goed als gevangen, en vluchten is de enige mogelijkheid die ons rest. Ik wil ook weggaan.’ Waarom? ‘Omdat het me hier niet meer aanstaat’.

Haffner vluchtte in 1938 met zijn Joodse vriendin naar Engeland. In plaats van een roman schrijvende hoge ambtenaar werd hij journalist en historicus. En om zijn achtergebleven familie niet in gevaar te brengen, veranderde hij zijn naam Raimund Pretzel in Sebastian Haffner – Sebastian is afgeleid van Johann Sebastian Bach, Haffner van de Haffner-symfonie van Wolfgang Amadeus Mozart.

In Engeland, waar hij in onzekere en behoeftige omstandigheden verkeerde, schreef hij een analyse van binnenuit van het Duitsland dat hij achter zich had gelaten. Het verscheen in 1940 in het Engels onder de titel Jekyll & Hyde, en werd in het Britse Lagerhuis geciteerd als argument voor een onverzettelijke houding tegen Hitler.

Een Nederlandse vertaling van het boek verscheen in 1999, maar een herziene vertaling met een bijgewerkt nawoord van Hubert Smeets verschijnt deze week als negende deel in de fraaie reeks vertalingen die uitgeverij Mets en Schilt van Haffner op de markt heeft gebracht. Volgende week volgt dan onder de titel Kanttekeningen van een rationele profeet het tiende deel – een bundeling van kortere beschouwingen van Haffner, waarin ook het verhaal over Frank Landau een plaats heeft gekregen. Het bevat ook het lange interview dat Jutta Krug in 1989 met Haffner had, en dat in 2002 als apart boekje in Duitsland is verschenen. De uitgever presenteert de verschijning van dit tiende deel als de voltooiing van Haffners verzameld werk in het Nederlands. Dat klopt natuurlijk niet helemaal want er is nog genoeg van Haffner dat niet is vertaald, maar er spreekt een trots uit die bij de afronding van dit monument niet ongepast is. Het geval wil dat deze afronding samenvalt met Haffners honderdste geboortedag, en dat feit wordt aangegrepen voor een congres dat volgende week vrijdag in Amsterdam wordt gehouden, en waar historici-journalisten als Jan Blokker, Ronald Havenaar en Uwe Soukup (Haffners biograaf) zullen spreken.

Na zijn tergkeer naar Duitsland in 1954, als Brits staatsburger, heeft Haffner als journalist gewerkt bij bladen als de Observer, Die Welt en Stern, en als historicus een reeks van boeken geschreven die allen (op een veel geprezen Churchill-biografie na) over de Duitse geschiedenis gaan: over de geschiedenis van Pruisen, de Eerste Wereldoorlog, de Duitse revolutie van 1918-1919, Hitler, en een overzichtswerk over Duitsland van 1871 tot 1945. Het beste wat je over die boeken kunt zeggen is waarschijnlijk dat ze zo on-Duits goed zijn geschreven. Haffner was een ongekend nieuwsgierige man, die helderheid wilde hebben en scheppen. Zijn stijl is gedurfd maar gecontroleerd. In zijn boeken staat geen woord te veel. En door die scherpte en helderheid biedt hij verrassende inzichten.

Om daar een voorbeeld van te geven: onlangs las ik een boekje van Paul Lucardie over de geschiedenis van de Nederlandse politieke partijen en daarin staat, tamelijk plompverloren, de zin dat Marx best nog wel eens gelijk zou kunnen krijgen. Wishful thinking? Kort daarop bladerde ik in een bundel artikelen van Haffner en vond daarin een essay over de vraag of de ‘burgerlijke revolutie’ al voltooid is. Je kunt wel zeggen dat het reëel bestaande socialisme in Rusland, Cuba en China de hoop en verwachtingen van het marxisme weerlegd heeft, maar Marx zelf heeft altijd benadrukt dat de tijd voor een socialistische revolutie pas rijp zou zijn wanneer de burgerlijke revolutie van het kapitalisme en van de emancipatie van het individu zowel economisch (vrije markt) als politiek (de democratische staat) voltooid zou zijn. Marx dacht dat die burgerlijke revolutie in zijn tijd al voltooid was. Maar is dat nou wel zo?, zo vraagt Haffner zich af. De macht van de kerk is nog groot, de staat is nog niet volledig durchdemokratisiert, en op het terrein van de zeden, van de verhouding tussen de geslachten en van het familierecht is de emancipatie van het individu nog maar net begonnen. Haffner schreef dit in de jaren zestig, maar veel discussies nu kun je nog altijd klassiek-marxistisch als de laatste fasen van een burgerlijke revolutie zien die de weg voor de socialistische revolutie moet vrijmaken.

Haffner, die zichzelf typeerde als ‘een zeer gematigde conservatief met sympathie voor links’, geeft dus te denken. Het is daarom een geschenk dat het leeuwendeel van zijn werk nu in goede Nederlandse vertalingen en in- of uitgeleid door deskundig commentaar, in een monumentale reeks beschikbaar is.

Sebastian Haffner
- Duitsland 1939: Jekyll & Hyde
- Kanttekeningen van een rationele profeet
Mets & Schilt


*) Deze recensie is eveneens verschenen in HP/De Tijd.