Als iets niet goed gaat, eigenlijk nooit goed ging, en maar niet goed blijft gaan, is het dan te verontschuldigen wanneer mensen hun verzet ertegen staken en het er maar niet meer over hebben? Zelfs als het niet goed gaat met de staat van onze democratie, en een van de pijlers ervan, de onderscheiden verantwoordelijkheid van kabinet en parlement, met voeten wordt getreden?
Slechts weinigen, en alleen de grootste cynici onder ons, zullen die vraag met ja beantwoorden. En daarom wil ik het toch gewoon weer hebben over de gang van zaken in politiek Den Haag, waar we ministers en Kamerleden af en aan zien rijden bij het Catshuis – in mooie, donkerblauwe auto’s, zodat ze voorbij kunnen zoeven en geen lastige vragen van journalisten hoeven te beantwoorden. Want de gesprekken die daar in de beslotenheid van de ambtswoning van de premier worden gevoerd, verlopen ‘moeizaam’, meldde het ANP begin deze week, al blijven de meeste betrokkenen van ‘constructieve’ gesprekken spreken.
De zeven onderhandelaars staan dan ook voor een ‘historische’ opgave nu zij met elkaar het regeerakkoord van Beetsterzwaag moeten herschrijven. Het Centraal Planbureau bevestigde deze week in het Centraal Economisch Plan 2009 de onthutsende cijfers die het vorige maand als ‘voorlopig’ had gepresenteerd. We zijn – ondanks alle sussende bewoordingen die we tot in januari hebben moeten aanhoren – in een diepe recessie beland. De economie krimpt met 3,5 procent, de werkloosheid loopt op tot 675.000 personen in 2010. De export, normaal gesproken de motor van de Nederlandse economie, neemt af met 11 procent, en dat treft vooral de agrarische sector (zuivel, planten en bloemen). De inkomsten uit belastingen en premies nemen af, de uitgaven (bijvoorbeeld aan WW-uitkeringen) nemen toe, en als gevolg daarvan loopt het begrotingstekort volgend jaar op tot 5,6 procent van het bruto binnenlands product.
Dat de gedachte dan is: Alle hens aan dek!, is begrijpelijk, maar dat alle betrokkenen vervolgens ook denken dat de huidige nood alle wetten breekt, is niet te verontschuldigen.
Een van de belangrijkste wetten van onze parlementaire democratie is dat de regering regeert en de Kamer controleert. Maar zoals bekend schuiven ook de fractievoorzitters van CDA, PvdA en CU, net als twee jaar geleden in Beetstserzwaag, bij de onderhandelingen in het Catshuis aan, en zijn hun fracties bij voorbaat gebonden aan het akkoord dat de coalitie zal sluiten. Van het dualisme, waarin kabinet en kamer tegenover elkaar staan, blijft dan natuurlijk helemaal niets over. De coalitiefracties controleren de overheid dan niet maar kronkelen zich alleen maar in allerlei bochten om het kabinet in het zadel te houden. Op het vrome principe van het dualisme wordt alleen maar een beroep gedaan wanneer later het onderlinge wantrouwen toeneemt en een of meerdere fracties een breuk met de coalitie willen forceren.
Het is zo, het is altijd al zo geweest, en juist in tijden van crisis, zegt men, zorgt monisme voor stabiliteit en saamhorigheid. Maar het deugt niet. Het bevordert en bestendigt een politieke cultuur die naar binnen is gericht, en waarbinnen een zelfbenoemde elite de zaken onderling regelt en zich – geïsoleerd en vervreemd van de samenleving - aan de sentimenten onder de bevolking weinig gelegen laat liggen. De politiek wordt dan gedomineerd door het dictaat van wat haalbaar is, en een levendig debat over principes en ideeën wijkt. Het tegenspel, de kracht van een beargumenteerd betoog, verdwijnt. De oppositie is machteloos en staat met overslaande stem maar wat te schreeuwen (Agnes Kant!) en delen, steeds grotere delen, van de bevolking vluchten in de armen van verguisde populisten op de linker- of rechtervleugel van het politieke spectrum.
Kamerleden doen hun werk zonder lust of ruggengraat in plaats van zonder last of ruggespraak. En het gekke is: ze staan er zelf bij en weten het maar weten er niets aan te doen. De voorzitter van de Tweede Kamer, Gerdi Verbeet, heeft vorige week een kritisch rapport over het eigen functioneren van de Kamer gepresenteerd, en toen gezegd dat de Kamer zich te veel opstelt als medebestuurder en te weinig als controleur.
Toen ze bij het uitspreken van die woorden naar buiten keek, zag ze drie leden van haar eigen Kamer het Torentje binnenstappen om daar als lammetjes bij het kabinet op schoot te kruipen.
(verschenen in Binnenlands Bestuur)
Showing posts with label columns. Show all posts
Showing posts with label columns. Show all posts
19.3.09
27.2.09
Mens en dier
Mijn column in de Elsevier van deze week gaat over het thema van de Boekenweek, die over een dag of tien losbarst: Tjielp, tjielp - de literaire zoo. De winkels liggen nu al vol met boeken over de relatie tussen mens en dier, en hangen me nu al de keel uit. Dat sentimentele gedoe met dieren lijkt mij niet alleen onnatuurlijk, maar getuigt vooral van decadentie. Plato schreef het al: als in een democratie het gelijkheidsdenken doorschiet (en ouders op voet van gelijkheid met hun kinderen gaan verkeren en ouderen jongeren gaan nadoen om niet onsympathiek en autoritair over te komen), krijgen ook dieren een bijzondere status: mensen laten die dieren met een lichte buiging voorgaan in de drukte van het maatschappelijke verkeer.
Lees de gehele column hier.
Lees de gehele column hier.
5.2.09
Snode samenspraken met linkse christenen
In 2001-2002 hebben vertegenwoordigers van de ChristenUnie en van de conservatieve Edmund Burke Stichting in Haagse huiskamers snode samenspraken gevoerd. De ChristenUnie, toen nog in een lastig proces van fusering verwikkeld, kreeg de vraag voorgelegd of het denkbaar zou zijn dat de partij zich op termijn tot een conservatieve partij zou willen verbreden. En alhoewel er over en weer de nodige sympathie bestond (van de kant van de ChristenUnie vooral bij dr. Bart Verbrugh), werd de suggestie dat de ChristenUnie zich zou kunnen ontwikkelen tot een niet-exclusief-christelijke programpartij bijna verontwaardigd van de hand gewezen.
Alleen het Evangelie, alleen de Bijbel als het Woord van God reikte de partij de normen aan die in de politiek gehandhaafd moesten worden in een expliciete poging de samenleving te herkerstenen. Een verbreding van de partij tot een platform waarop mensen elkaar zouden kunnen vinden die – al dan niet christelijk geïnspireerd – een dam tegen de modernisering van Nederland wilden opwerpen, was ondenkbaar en onbespreekbaar.
Zovele jaren na dato lijken de pogingen van toen van een haast onthutsende naïviteit te getuigen: de ChristenUnie heeft zich ontpopt als een christelijk-sociale partij en dat is heel iets anders dan de (christelijk-)conservatieve partij die de Edmund Burke Stichting voor ogen stond. En de ChristenUnie heeft destijds tevergeefs gehoopt dat de achterban van de Edmund Burke Stichting een electorale vijver zou vormen.
Er is sindsdien het nodige veranderd. De Edmund Burke Stichting, door schade en schande wijs geworden, heeft zich van alle partijpolitiek gedistantieerd en heeft de handen vol aan de programma’s die het voor studenten organiseert. Maar ook de ChristenUnie is veranderd. Na enkele teleurstellend verlopen verkiezingen verdubbelde de partij in november 2006 haar zetelaantal tot zes, en is het deel gaan uitmaken van het vierde kabinet-Balkenende. Dat regeren ging van au! omdat het om de nodige concessies en compromissen vroeg. Dat pijnlijke proces ging gepaard met vergoeilijkende opmerkingen over de uiteindelijke volwassenheid van de partij. De ChristenUnie is nu, opererend op het snijvlak van overtuiging en politieke realiteit, de programpartij die het in 2002 nog niet wilde zijn.
Die ontwikkeling is natuurlijk gedragen door inhoudelijke veranderingen. In een interessante beschouwing van Piet de Jong van het Nederlands Dagblad (30 januari 2009) komt duidelijk naar voren dat die veranderingen nu culmineren in een proces van herijking. De partij streeft niet langer naar de herkerstening van Nederland. Zij accepteert dat Nederland definitief een postchristelijk land is. In de praktijk heeft dat tot een verzakelijking geleid die nu met een theologische herbronning gepaard gaat. Een van de hoofdrolspelers is de gereformeerd-vrijgemaakte ethicus Ad de Bruijne, die christelijke politici oproept tot bescheidenheid en tot het zetten van kleine stappen en het sluiten van compromissen – een benadering die de conservatieve Burke-mensen in 2002 zouden hebben ondertekend – anders dan de toenmalige representanten van de ChristenUnie.
Deze herbronning (door André Rouvoet getypeerd als het ‘volwassen worden van de kleine christelijke politiek’) mondt in de praktijk echter uit in een ‘zakelijkheid’ die tot een ‘verflauwing der grenzen’ en daarmee tot een geheel andere visie op de staat heeft geleid. In zijn column voor Opunie heeft Bas Hengstmengel daar op een overtuigende wijze de vinger bij gelegd (‘Quo vadis, CU?’, 20 januari 2009). Hengstmengel stelt terecht vast dat Rouvoet de visie aanvankelijk zag als een opdringerige instantie die ‘plaatsvervangend taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar zich toetrekt’, tot een orgaan dat grote maatschappelijke problemen, ook in de gezinnen, moet en kan oplossen. ‘Een opvatting die we nog wel eens tegenkomen, namelijk dat de opvoeding van de kinderen door de staatsgemeenschap (gedeeltelijk) aan het gezin is gedelegeerd, moet fundamenteel van de hand worden gewezen’, schreef Rouvoet zelf in zijn boekje Reformatorische Staatsvisie uit 1992.
Rouvoet heeft zijn ommezwaai verdedigd met een beroep op een filosoof uit de kring van de reformatorische wijsbegeerte, Jonathan Chaplin. In een lezing in de Leidse Lokhorstkerk, in maart 2008, en in een artikel in Denkwijzer (juni 2008) probeerde Rouvoet uit te leggen dat zijn beleid niet in strijd was met de traditionele Kuyperiaanse gedachte van de soevereiniteit in eigen kring. Volgens die gedachte van Kuyper zijn alle kringen soeverein, hebben zij niets boven zich dan God en mag de staat zich hier niet tussen de kring en God schuiven. Ouders zijn dus verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, en de overheid heeft hier dus niets achter de voordeur te zoeken.
Dat althans zou je denken, maar wie zo denkt heeft er volgens Rouvoet helemaal niets van begrepen. Want Chaplin heeft hem geleerd dat de overheid – juist vanuit de gedachte van de soevereiniteit in eigen kring – moet ingrijpen als ouders te kort schieten in de opvoeding van hun kinderen. Als daarvan sprake is, en als de overheid dan optreedt om de schending van de rechten van kinderen te voorkomen of te beëindigen, dan is er volgens Chaplin ‘geen sprake van onrechtmatige staatsbemoeienis’ of van het ‘overschrijden van grenzen’ maar juist van een staat die in eigen rechte aan zijn unieke roeping invulling geeft.
De ontwikkeling van het denken binnen de ChristenUnie tot dit standpunt is een van de meest tragische en verwerpelijke die ik ken. Wie in alle ernst meent dat de overheid de taak heeft om ‘de voorwaarden te scheppen waardoor gezinnen zich kunnen ontwikkelen en ouders de opvoeding en verzorging van kinderen op zich kunnen nemen’, dat de overheid zelf direct (zij het bij voorkeur tijdelijk) moet ingrijpen ‘als een gezin in de problemen is geraakt’, is van de traditie geheel los geraakt.
Het oude ideaal van de herkerstening maakt hier plaats voor de gedachte dat de gevolgen van de secularisatie kunnen worden gerepareerd door een overheid die neutraal en zorgzaam alle geslagen wonden kan genezen. Dat principe van de staat als ultimum remedium is in de eerste plaats voorbarig. Aan het grijpen naar het ultieme geneesmiddel van de staat, als dat al moest worden voorgesteld, had een lang en diepgravend politiek debat vooraf moeten gaan. En daaraan heeft het volledig ontbroken. Het had moeten gaan over de vraag wat een gezin eigenlijk is en waarom sterke gezinnen zo belangrijk zijn. Dan had dus gezegd moeten worden dat een gezin behoort te bestaan uit een biologische vader en moeder en hun kinderen. Dat het van belang is dat de moeder thuis is om, zeker als de kinderen nog de school gaande leeftijd hebben, voor de kinderen te zorgen. Dat het goed is om dat (desnoods) fiscaal te faciliteren.
Hoe is het mogelijk dat een christelijke minister een Gezinsnota uitvaardigt met op de kaft een afbeelding van een gezin dat uit een moeder, twee kinderen en een hond bestaat?
Politici hebben de neiging het belang van debat te ontkennen. Maar debat kan leiden tot een nieuwe bewustwording en tot andere keuzes, en daarmee effectiever zijn dan welk beleid dan ook.
Ik begrijp heel goed in welk een lastige situatie André Rouvoet zich bevindt. Je zult maar programmaminister zijn, omringd door ambtenaren die natuurlijk allemaal PvdA stemmen. Ga dan maar eens in tegen de dominante trend die wil dat moeders nog meer moeten gaan werken, en die een gezin definiëren als een of twee ouderen en kinderen.
Maar het had Rouvoet gesierd wanneer hij de discussie had aangedurfd en het hele gebied tussen de bestaande situatie en het besluit om de overheid naar ultieme middelen te laten grijpen, niet had overgeslagen.
En dat grijpen naar het instrumentarium van de staat is niet alleen voorbarig maar ook onjuist: de overheid kan niet van je houden en is niet neutraal, en zal zeker in onze tijd niet gericht zijn op de genezing van verstoorde of verbroken relaties.
De ChristenUnie heeft het ideaal van de herkerstening dus opgegeven en ingewisseld voor een modern links beleid waarin de overheid als laatste redmiddel orde in de chaos van de secularisering moet scheppen. Het heeft zich daarmee van zichzelf vervreemd en zich ver verwijderd van de vertegenwoordigers van de ChristenUnie van 2002, en van hun toenmalige conservatieve gesprekspartners. En dat is extreem spijtig voor mensen die, in het voetspoor van Groen van Prinsterer, het liefst een anti-moderne coalitie (hadden) zien ontstaan
(ook verschenen op de website Opunie)
Alleen het Evangelie, alleen de Bijbel als het Woord van God reikte de partij de normen aan die in de politiek gehandhaafd moesten worden in een expliciete poging de samenleving te herkerstenen. Een verbreding van de partij tot een platform waarop mensen elkaar zouden kunnen vinden die – al dan niet christelijk geïnspireerd – een dam tegen de modernisering van Nederland wilden opwerpen, was ondenkbaar en onbespreekbaar.
Zovele jaren na dato lijken de pogingen van toen van een haast onthutsende naïviteit te getuigen: de ChristenUnie heeft zich ontpopt als een christelijk-sociale partij en dat is heel iets anders dan de (christelijk-)conservatieve partij die de Edmund Burke Stichting voor ogen stond. En de ChristenUnie heeft destijds tevergeefs gehoopt dat de achterban van de Edmund Burke Stichting een electorale vijver zou vormen.
Er is sindsdien het nodige veranderd. De Edmund Burke Stichting, door schade en schande wijs geworden, heeft zich van alle partijpolitiek gedistantieerd en heeft de handen vol aan de programma’s die het voor studenten organiseert. Maar ook de ChristenUnie is veranderd. Na enkele teleurstellend verlopen verkiezingen verdubbelde de partij in november 2006 haar zetelaantal tot zes, en is het deel gaan uitmaken van het vierde kabinet-Balkenende. Dat regeren ging van au! omdat het om de nodige concessies en compromissen vroeg. Dat pijnlijke proces ging gepaard met vergoeilijkende opmerkingen over de uiteindelijke volwassenheid van de partij. De ChristenUnie is nu, opererend op het snijvlak van overtuiging en politieke realiteit, de programpartij die het in 2002 nog niet wilde zijn.
Die ontwikkeling is natuurlijk gedragen door inhoudelijke veranderingen. In een interessante beschouwing van Piet de Jong van het Nederlands Dagblad (30 januari 2009) komt duidelijk naar voren dat die veranderingen nu culmineren in een proces van herijking. De partij streeft niet langer naar de herkerstening van Nederland. Zij accepteert dat Nederland definitief een postchristelijk land is. In de praktijk heeft dat tot een verzakelijking geleid die nu met een theologische herbronning gepaard gaat. Een van de hoofdrolspelers is de gereformeerd-vrijgemaakte ethicus Ad de Bruijne, die christelijke politici oproept tot bescheidenheid en tot het zetten van kleine stappen en het sluiten van compromissen – een benadering die de conservatieve Burke-mensen in 2002 zouden hebben ondertekend – anders dan de toenmalige representanten van de ChristenUnie.
Deze herbronning (door André Rouvoet getypeerd als het ‘volwassen worden van de kleine christelijke politiek’) mondt in de praktijk echter uit in een ‘zakelijkheid’ die tot een ‘verflauwing der grenzen’ en daarmee tot een geheel andere visie op de staat heeft geleid. In zijn column voor Opunie heeft Bas Hengstmengel daar op een overtuigende wijze de vinger bij gelegd (‘Quo vadis, CU?’, 20 januari 2009). Hengstmengel stelt terecht vast dat Rouvoet de visie aanvankelijk zag als een opdringerige instantie die ‘plaatsvervangend taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar zich toetrekt’, tot een orgaan dat grote maatschappelijke problemen, ook in de gezinnen, moet en kan oplossen. ‘Een opvatting die we nog wel eens tegenkomen, namelijk dat de opvoeding van de kinderen door de staatsgemeenschap (gedeeltelijk) aan het gezin is gedelegeerd, moet fundamenteel van de hand worden gewezen’, schreef Rouvoet zelf in zijn boekje Reformatorische Staatsvisie uit 1992.
Rouvoet heeft zijn ommezwaai verdedigd met een beroep op een filosoof uit de kring van de reformatorische wijsbegeerte, Jonathan Chaplin. In een lezing in de Leidse Lokhorstkerk, in maart 2008, en in een artikel in Denkwijzer (juni 2008) probeerde Rouvoet uit te leggen dat zijn beleid niet in strijd was met de traditionele Kuyperiaanse gedachte van de soevereiniteit in eigen kring. Volgens die gedachte van Kuyper zijn alle kringen soeverein, hebben zij niets boven zich dan God en mag de staat zich hier niet tussen de kring en God schuiven. Ouders zijn dus verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, en de overheid heeft hier dus niets achter de voordeur te zoeken.
Dat althans zou je denken, maar wie zo denkt heeft er volgens Rouvoet helemaal niets van begrepen. Want Chaplin heeft hem geleerd dat de overheid – juist vanuit de gedachte van de soevereiniteit in eigen kring – moet ingrijpen als ouders te kort schieten in de opvoeding van hun kinderen. Als daarvan sprake is, en als de overheid dan optreedt om de schending van de rechten van kinderen te voorkomen of te beëindigen, dan is er volgens Chaplin ‘geen sprake van onrechtmatige staatsbemoeienis’ of van het ‘overschrijden van grenzen’ maar juist van een staat die in eigen rechte aan zijn unieke roeping invulling geeft.
De ontwikkeling van het denken binnen de ChristenUnie tot dit standpunt is een van de meest tragische en verwerpelijke die ik ken. Wie in alle ernst meent dat de overheid de taak heeft om ‘de voorwaarden te scheppen waardoor gezinnen zich kunnen ontwikkelen en ouders de opvoeding en verzorging van kinderen op zich kunnen nemen’, dat de overheid zelf direct (zij het bij voorkeur tijdelijk) moet ingrijpen ‘als een gezin in de problemen is geraakt’, is van de traditie geheel los geraakt.
Het oude ideaal van de herkerstening maakt hier plaats voor de gedachte dat de gevolgen van de secularisatie kunnen worden gerepareerd door een overheid die neutraal en zorgzaam alle geslagen wonden kan genezen. Dat principe van de staat als ultimum remedium is in de eerste plaats voorbarig. Aan het grijpen naar het ultieme geneesmiddel van de staat, als dat al moest worden voorgesteld, had een lang en diepgravend politiek debat vooraf moeten gaan. En daaraan heeft het volledig ontbroken. Het had moeten gaan over de vraag wat een gezin eigenlijk is en waarom sterke gezinnen zo belangrijk zijn. Dan had dus gezegd moeten worden dat een gezin behoort te bestaan uit een biologische vader en moeder en hun kinderen. Dat het van belang is dat de moeder thuis is om, zeker als de kinderen nog de school gaande leeftijd hebben, voor de kinderen te zorgen. Dat het goed is om dat (desnoods) fiscaal te faciliteren.
Hoe is het mogelijk dat een christelijke minister een Gezinsnota uitvaardigt met op de kaft een afbeelding van een gezin dat uit een moeder, twee kinderen en een hond bestaat?
Politici hebben de neiging het belang van debat te ontkennen. Maar debat kan leiden tot een nieuwe bewustwording en tot andere keuzes, en daarmee effectiever zijn dan welk beleid dan ook.
Ik begrijp heel goed in welk een lastige situatie André Rouvoet zich bevindt. Je zult maar programmaminister zijn, omringd door ambtenaren die natuurlijk allemaal PvdA stemmen. Ga dan maar eens in tegen de dominante trend die wil dat moeders nog meer moeten gaan werken, en die een gezin definiëren als een of twee ouderen en kinderen.
Maar het had Rouvoet gesierd wanneer hij de discussie had aangedurfd en het hele gebied tussen de bestaande situatie en het besluit om de overheid naar ultieme middelen te laten grijpen, niet had overgeslagen.
En dat grijpen naar het instrumentarium van de staat is niet alleen voorbarig maar ook onjuist: de overheid kan niet van je houden en is niet neutraal, en zal zeker in onze tijd niet gericht zijn op de genezing van verstoorde of verbroken relaties.
De ChristenUnie heeft het ideaal van de herkerstening dus opgegeven en ingewisseld voor een modern links beleid waarin de overheid als laatste redmiddel orde in de chaos van de secularisering moet scheppen. Het heeft zich daarmee van zichzelf vervreemd en zich ver verwijderd van de vertegenwoordigers van de ChristenUnie van 2002, en van hun toenmalige conservatieve gesprekspartners. En dat is extreem spijtig voor mensen die, in het voetspoor van Groen van Prinsterer, het liefst een anti-moderne coalitie (hadden) zien ontstaan
(ook verschenen op de website Opunie)
22.1.09
C-factor
Mijn nieuwe column in Elsevier gaat over de Calvijn-herdenking die vorige week in Nederland is losgebarsten:
'... Als historicus zou ik eigenlijk blij moeten zijn met elke herdenking van wie of wat dan ook. Herdenkingen tonen immers het belang van kennis van het verleden aan en daarmee van de ambachtslieden die dat verleden onderzoeken en beschrijven. Maar een groot gevoel van medelijden bevangt mij altijd met de personen die worden herdacht – dezer dagen bijvoorbeeld met de Fransman Jean Cauvin (in ons land bekend geworden als Johannes Calvijn), die 500 jaar geleden werd geboren. Het is maar goed dat overledenen hun eigen banale herdenkingen niet hoeven mee te maken.
Die herdenking van Calvijn barstte vorige week ineens los. Overal in het land worden exposities en congressen gehouden en debatten, symposia en studiedagen georganiseerd. Op 30 mei zal premier Balkenende een toespraak houden op de nationale herdenking in Dordrecht. Op de website van Trouw kan iedereen een eenvoudige test doen om zijn eigen mate van calvinisme (zijn C-factor) vast te stellen. Ik scoorde 72 procent, en dat viel me toch een beetje tegen...'
Lees de gehele column in Elsevier, abonneer u hier.
'... Als historicus zou ik eigenlijk blij moeten zijn met elke herdenking van wie of wat dan ook. Herdenkingen tonen immers het belang van kennis van het verleden aan en daarmee van de ambachtslieden die dat verleden onderzoeken en beschrijven. Maar een groot gevoel van medelijden bevangt mij altijd met de personen die worden herdacht – dezer dagen bijvoorbeeld met de Fransman Jean Cauvin (in ons land bekend geworden als Johannes Calvijn), die 500 jaar geleden werd geboren. Het is maar goed dat overledenen hun eigen banale herdenkingen niet hoeven mee te maken.
Die herdenking van Calvijn barstte vorige week ineens los. Overal in het land worden exposities en congressen gehouden en debatten, symposia en studiedagen georganiseerd. Op 30 mei zal premier Balkenende een toespraak houden op de nationale herdenking in Dordrecht. Op de website van Trouw kan iedereen een eenvoudige test doen om zijn eigen mate van calvinisme (zijn C-factor) vast te stellen. Ik scoorde 72 procent, en dat viel me toch een beetje tegen...'
Lees de gehele column in Elsevier, abonneer u hier.
14.1.09
Geschiedenisboeken en Pim Fortuyn
Mijn nieuwe column in de Elsevier van deze week is geschreven naar aanleiding van de presentatie van een biografie van de grootvader van Frits Bolkestein. Maar de column spitst zich toe op een geschiedenisboek voor de HAVO waarin valselijk wordt verkondigd dat Pim Fortuyn zijn besluit de politiek in te gaan 'een maand na de aanslagen in New York' zou hebben aangekondigd:
'... Ik heb er hier al eerder op gewezen dat sommige boeken heel rare dingen over Fortuyn te melden hebben: hij zou door ‘een onbekende man’ zijn doodgeschoten en zijn ‘scherpe opvattingen’ zouden hem op die manier ‘noodlottig’ zijn geworden (Elsevier van 13 september 2008). Het boek Geschiedenis Werkplaats (alweer een uitgave van Wolters Noordhoff, 2006) moet HAVO-leerlingen in de tweede fase een ‘historisch overzicht’ bijbrengen. Maar over Pim Fortuyn moeten zij leren dat hij zich ‘een maand na de aanslagen in New York’ (van 11 september 2001) kandidaat stelde voor de verkiezingen van mei 2002.
Iedereen weet (of kan even opzoeken) dat Fortuyn al eerder, eind augustus 2001, aankondigde dat hij de politiek in ging. Zijn laatste column in Elsevier (‘Ik kom eraan!’) is van 1 september 2001. Door het zo voor te stellen alsof hij dat deed na de aanslagen in New York, wordt gesuggereerd dat Fortuyn een xenofoob was die politiek gewin uit die aanslagen wilde halen....'
Lees de hele column in de Elsevier van deze week. U kunt zich hier abonneren.
'... Ik heb er hier al eerder op gewezen dat sommige boeken heel rare dingen over Fortuyn te melden hebben: hij zou door ‘een onbekende man’ zijn doodgeschoten en zijn ‘scherpe opvattingen’ zouden hem op die manier ‘noodlottig’ zijn geworden (Elsevier van 13 september 2008). Het boek Geschiedenis Werkplaats (alweer een uitgave van Wolters Noordhoff, 2006) moet HAVO-leerlingen in de tweede fase een ‘historisch overzicht’ bijbrengen. Maar over Pim Fortuyn moeten zij leren dat hij zich ‘een maand na de aanslagen in New York’ (van 11 september 2001) kandidaat stelde voor de verkiezingen van mei 2002.
Iedereen weet (of kan even opzoeken) dat Fortuyn al eerder, eind augustus 2001, aankondigde dat hij de politiek in ging. Zijn laatste column in Elsevier (‘Ik kom eraan!’) is van 1 september 2001. Door het zo voor te stellen alsof hij dat deed na de aanslagen in New York, wordt gesuggereerd dat Fortuyn een xenofoob was die politiek gewin uit die aanslagen wilde halen....'
Lees de hele column in de Elsevier van deze week. U kunt zich hier abonneren.
9.1.09
2009
Volgens een bepaald gezegde is nieuws een afspraak tussen journalisten. Aan het begin van het nieuwe jaar lijkt dat nog waar te zijn ook. De kredietcrisis is (tijdelijk) van de voorpagina’s van de kranten en uit de openingen van de journaals verdwenen, en heeft plaats gemaakt voor de oorlog van Israël tegen Hamas (kol hakavod!) en de bevestiging van Ahmed Aboutaleb tot burgemeester van Rotterdam.
Dit eerste binnenlandse politieke nieuws dit jaar was voor velen een feestje en een bron van hoop voor 2009. In de raadszaal vrijwel alleen maar felicitaties, op de trappen van het stadhuis stonden welgeteld zes demonstranten die uiting wilden geven aan hun gevoelen dat de benoeming van een Marokkaanse burgemeester ‘een klap in het gezicht van de autochtone Nederlander’ is en dat we ‘in dit land’ helemaal verloren zullen zijn als we straks ook nog Turkse ministers gaan krijgen. Iets van die onvrede klonk binnen in het gemeentehuis door toen Marco Pastors, fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam, Aboutaleb een lege, aan de koning van Marokko geadresseerde envelop overhandigde zodat hij zijn paspoort naar Rabat kon terugsturen. Dat vond Aboutaleb misschien niet zo aardig, opperde Pastors zelf, maar ‘uw positie in ons land brengt deze morele plicht met zich mee’. De lange arm van Marokko, die de integratie van Marokkanen kan belemmeren, moet immers worden afgekapt.
De gebeurtenissen in Rotterdam sinds maart 2002 – toen Fortuyn met zeventien zetels in de gemeenteraad kwam – hebben dus in ieder geval dit opgeleverd: dat je van mening kunt verschillen en toch on speaking terms kunt blijven. En dat laatste wordt dan weer gedragen door een steeds bredere consensus over de gevolgen van decennia van een desastreus immigratie- en integratiebeleid. Terecht stelt Pastors met enige regelmaat vast dat zijn opvattingen en die van Aboutaleb op dit punt nagenoeg samenvallen, met dit verschil dat Aboutaleb als allochtoon kan zeggen wat Pastors alleen kan zeggen wanneer hij de beschuldiging van racisme op de koop toe wil nemen.
Zo gezien is er reden tot enig voorzichtig optimisme. Aboutaleb die het vuile werk in Rotterdam mag gaan opknappen, een recent gepresenteerd PvdA-rapport over integratie waar Pim Fortuyn zijn handtekening onder gezet zou hebben (en een paragraaf of wat over immigratie aan zou hebben toegevoegd) en een recent initiatief van een groep jonge Marokkanen die met het manifest NL2023 duidelijk willen maken dat zij – ondanks dan wel dankzij hun religieuze en culturele achtergrond – een constructieve bijdrage aan de toekomst van Nederland kunnen en willen leveren.
Natuurlijk blijft er ook genoeg te zeuren over. Wat mij heeft verbaasd is het excessieve geweld en vandalisme tijdens de oudejaarsnacht. Wat voor onvrede en rancune smeult er nog in de Nederlandse samenleving die bij zo’n gelegenheid naar buiten barsten?
Wat mij ook heeft verrast is dat de icoon van het links-liberale denken in Nederland, NRC Handelsblad, een van haar meest ervaren journalisten heeft opgeofferd nadat Geert Wilders in een interview had onthuld dat het zoontje van die journalist hem Wilders) via de mobiel van zijn vader met de dood had bedreigd. En dat die vader Wilders had gesmeekt geen aangifte te doen en dat hij zich zeer kritisch over Wilders had uitgelaten toen Wilders had geweigerd aan dat verzoek te voldoen. Het merkwaardige is dat dit gebeurde in een periode waarin Wilders onthulde dat hij overweegt om na de Europese verkiezingen met Vlaams Belang te gaan samenwerken. Voorheen werd de associatie met Filip Dewinter gebruikt om Wilders in diskrediet te brengen, nu veroorzaakte dit nieuws zelfs geen rimpeling in de hofvijver van de vaderlandse politiek en journalistiek.
En dan is er natuurlijk nog die rare financiële crisis, die ons vooral heeft geleerd hoe weinig wij in feite van de economie weten. Bos en Balkenende en het politieke midden hebben vertrouwen herwonnen (zegt men, hoopt men), maar wanneer deze crisis de ‘reële economie’ werkelijk gaat raken en de mensen de gevolgen werkelijk gaan voelen, kan dat zo maar weer voorbij zijn.
Of Wilders en Verdonk daar garen bij gaan spinnen? Of dat de staat zijn controle over het maatschappelijk leven alleen maar verder zal gaan uitbreiden? Wie zal het zeggen. Een eerste indicatie hoe ons land er politiek werkelijk voor staat krijgen we vermoedelijk pas in juni, met de Europese verkiezingen.
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
Dit eerste binnenlandse politieke nieuws dit jaar was voor velen een feestje en een bron van hoop voor 2009. In de raadszaal vrijwel alleen maar felicitaties, op de trappen van het stadhuis stonden welgeteld zes demonstranten die uiting wilden geven aan hun gevoelen dat de benoeming van een Marokkaanse burgemeester ‘een klap in het gezicht van de autochtone Nederlander’ is en dat we ‘in dit land’ helemaal verloren zullen zijn als we straks ook nog Turkse ministers gaan krijgen. Iets van die onvrede klonk binnen in het gemeentehuis door toen Marco Pastors, fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam, Aboutaleb een lege, aan de koning van Marokko geadresseerde envelop overhandigde zodat hij zijn paspoort naar Rabat kon terugsturen. Dat vond Aboutaleb misschien niet zo aardig, opperde Pastors zelf, maar ‘uw positie in ons land brengt deze morele plicht met zich mee’. De lange arm van Marokko, die de integratie van Marokkanen kan belemmeren, moet immers worden afgekapt.
De gebeurtenissen in Rotterdam sinds maart 2002 – toen Fortuyn met zeventien zetels in de gemeenteraad kwam – hebben dus in ieder geval dit opgeleverd: dat je van mening kunt verschillen en toch on speaking terms kunt blijven. En dat laatste wordt dan weer gedragen door een steeds bredere consensus over de gevolgen van decennia van een desastreus immigratie- en integratiebeleid. Terecht stelt Pastors met enige regelmaat vast dat zijn opvattingen en die van Aboutaleb op dit punt nagenoeg samenvallen, met dit verschil dat Aboutaleb als allochtoon kan zeggen wat Pastors alleen kan zeggen wanneer hij de beschuldiging van racisme op de koop toe wil nemen.
Zo gezien is er reden tot enig voorzichtig optimisme. Aboutaleb die het vuile werk in Rotterdam mag gaan opknappen, een recent gepresenteerd PvdA-rapport over integratie waar Pim Fortuyn zijn handtekening onder gezet zou hebben (en een paragraaf of wat over immigratie aan zou hebben toegevoegd) en een recent initiatief van een groep jonge Marokkanen die met het manifest NL2023 duidelijk willen maken dat zij – ondanks dan wel dankzij hun religieuze en culturele achtergrond – een constructieve bijdrage aan de toekomst van Nederland kunnen en willen leveren.
Natuurlijk blijft er ook genoeg te zeuren over. Wat mij heeft verbaasd is het excessieve geweld en vandalisme tijdens de oudejaarsnacht. Wat voor onvrede en rancune smeult er nog in de Nederlandse samenleving die bij zo’n gelegenheid naar buiten barsten?
Wat mij ook heeft verrast is dat de icoon van het links-liberale denken in Nederland, NRC Handelsblad, een van haar meest ervaren journalisten heeft opgeofferd nadat Geert Wilders in een interview had onthuld dat het zoontje van die journalist hem Wilders) via de mobiel van zijn vader met de dood had bedreigd. En dat die vader Wilders had gesmeekt geen aangifte te doen en dat hij zich zeer kritisch over Wilders had uitgelaten toen Wilders had geweigerd aan dat verzoek te voldoen. Het merkwaardige is dat dit gebeurde in een periode waarin Wilders onthulde dat hij overweegt om na de Europese verkiezingen met Vlaams Belang te gaan samenwerken. Voorheen werd de associatie met Filip Dewinter gebruikt om Wilders in diskrediet te brengen, nu veroorzaakte dit nieuws zelfs geen rimpeling in de hofvijver van de vaderlandse politiek en journalistiek.
En dan is er natuurlijk nog die rare financiële crisis, die ons vooral heeft geleerd hoe weinig wij in feite van de economie weten. Bos en Balkenende en het politieke midden hebben vertrouwen herwonnen (zegt men, hoopt men), maar wanneer deze crisis de ‘reële economie’ werkelijk gaat raken en de mensen de gevolgen werkelijk gaan voelen, kan dat zo maar weer voorbij zijn.
Of Wilders en Verdonk daar garen bij gaan spinnen? Of dat de staat zijn controle over het maatschappelijk leven alleen maar verder zal gaan uitbreiden? Wie zal het zeggen. Een eerste indicatie hoe ons land er politiek werkelijk voor staat krijgen we vermoedelijk pas in juni, met de Europese verkiezingen.
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
30.12.08
Deugden
Ondanks – of beter: dankzij – de kredietcrisis heeft een gevoel van opluchting zich opzichtig meester gemaakt van onze politieke kaste en alle geledingen die daar omheen cirkelen. Die opluchting is ingegeven door de gedachte dat de kredietcrisis tot een geheel nieuwe discussie leidt en dat dit gunstig is voor links. De vorige discussie, dat was het langdurige en harde debat over immigratie en integratie dat de ‘ondraaglijke leegte’ van links heeft blootgelegd. Het nieuwe debat daarentegen gaat over het ‘falen’ van de markt, over de zegeningen van overheidsingrijpen en sterker staatstoezicht en toont (eindelijk weer eens) het gelijk van links aan.
In de nieuwe wereld die wij eind 2008 zijn binnengetreden maken Wilders en Verdonk plaats voor Bos en Halsema, en Cliteur en Bolkestein voor Schnabel en Pels. We gaan weer sparen in plaats van beleggen, verruilen de Hummer voor een Prius, de gloeilamp voor een spaarlamp, liberalisme voor socialisme, ABN voor Triodos, managers voor ambtenaren. We kopen geen nieuwe schoenen maar laten onze oude verzolen, smijten niet met geld in een warenhuis maar surfen over marktplaats.nl, gooien kapotte spullen niet zomaar weg maar laten die nog een keer repareren. Kortom, in de nieuwe wereld is voor de ‘rechtse heb- en spilzucht’ geen plaats meer, gaan we weer eerlijk delen en verdelen en nivelleren en ondernemers, beleggers en bankiers streng controleren. En dat lastige electoraat zal nu toch wel inzien dat het zich de luxe van het ongenoegen over de politiek niet langer kan permitteren.
Dit althans is de boodschap die we dagelijks zien, horen en lezen, op tv, radio en in kranten en weekbladen. Klopt die boodschap ook?...
Lees mijn antwoord in mijn column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
In de nieuwe wereld die wij eind 2008 zijn binnengetreden maken Wilders en Verdonk plaats voor Bos en Halsema, en Cliteur en Bolkestein voor Schnabel en Pels. We gaan weer sparen in plaats van beleggen, verruilen de Hummer voor een Prius, de gloeilamp voor een spaarlamp, liberalisme voor socialisme, ABN voor Triodos, managers voor ambtenaren. We kopen geen nieuwe schoenen maar laten onze oude verzolen, smijten niet met geld in een warenhuis maar surfen over marktplaats.nl, gooien kapotte spullen niet zomaar weg maar laten die nog een keer repareren. Kortom, in de nieuwe wereld is voor de ‘rechtse heb- en spilzucht’ geen plaats meer, gaan we weer eerlijk delen en verdelen en nivelleren en ondernemers, beleggers en bankiers streng controleren. En dat lastige electoraat zal nu toch wel inzien dat het zich de luxe van het ongenoegen over de politiek niet langer kan permitteren.
Dit althans is de boodschap die we dagelijks zien, horen en lezen, op tv, radio en in kranten en weekbladen. Klopt die boodschap ook?...
Lees mijn antwoord in mijn column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
21.12.08
Karel en Ehsan
Een van de meest verheffende gebeurtenissen van dit jaar is ongetwijfeld de verschijning van de eerste twee delen van het Verzameld Werk van de geleerde en essayist Karel van het Reve (1921 – 1999). Van het Reve was, zoals bekend, hoogleraar in Leiden, maar hij schreef niet alleen een Geschiedenis van de Russische literatuur, maar ook tal van polemische artikelen over uiteenlopende zaken als het geloof in Freud en in Darwin. Belangrijker nog dan die onderwerpkeuze is de stijl waarin hij zijn stukken schreef. Van het Reve geldt terecht als een wonder van leesbaarheid. Hij schreef zo helder en eenvoudig dat iedereen warempel kon begrijpen wat hij bedoelde, en dat maakte hem voor vakgenoten vaak wat verdacht.
De kranten hebben het afgelopen weekeinde veel aandacht aan de publicatie van die eerste twee delen besteed. De zaterdagbijlage Letter & Geest van Trouw (geredigeerd door Elma Drayer, die ook bij de uitgave van Van het Reve’s Verzameld Werk betrokken is) deed dat onder andere door de herdruk van het betoog ‘Achterlijke artikelen’ dat Van het Reve in maart 1989 in het weekblad Elsevier publiceerde. Daarin fileert Van het Reve op virtuoze wijze, aldus Elma Drayer, ‘de angsthazige reacties in Nederland op de fatwa die ayatollah Khomeini in februari 1989 had uitgesproken over de schrijver Salman Rushdie. Geen goed woord heeft hij over voor het “begrip” dat de westerse wereld toen al toonde voor de lange tenen van moslimgelovigen […] Wat Karel van het Reve’s bijdrage zou zijn geweest aan het hedendaagse “volkomen dolgedraaide” integratiedebat zullen wij nimmer weten. Maar wie dit betoog leest, hoeft daar niet héél lang naar te raden.’
Bijna twintig jaar later hebben wij ondertussen niet te maken met een serieuze roman (Rushdie’s De duivelsverzen) maar na Ayaan’s Submission met twee filmpjes: die van Geert Wilders (Fitna) en van Ehsan Jami (Interview with Muhammed). Wilders benut het kerstreces om zijn film op een tournee te promoten, rondom Ehsan Jami is het inmiddels al weer stil geworden. Jami (1985) werd nationaal bekend omdat hij in Nederland een comité voor ex-moslims oprichtte. Dat leidde tot conflicten met zijn partij, de PvdA, waarvoor hij in de gemeenteraad van Voorschoten zat.
In zijn kritiek op de islam koos Jami aanvankelijk, aan de hand genomen door Wilders, voor de overtreffende trap. Mohammed was eerst een ‘crimineel’ en een ‘verschrikkelijke man’, later vergeleek hij hem met Hitler. In de film die Jami vorige week in Nieuwspoort heeft laten zien, is de toon geheel anders. Er valt heel veel negatiefs over die film te zeggen. Artistiek gezien is de film volledig mislukt. Wat al die ‘internationale kunstenaars’ die volgens Jami bij de totstandkoming van het Interview betrokken zijn geweest, de afgelopen maanden hebben zitten doen, blijft onduidelijk. De humor is onbegrijpelijk. En Jami zelf is zo vaak in beeld dat de vermoedens over zijn narcisme er niet minder van worden.
Vandaar dat de reacties tamelijk vernietigend waren. Moslimorganisaties spraken van een ‘krachteloos niemendalletje’. Anderen vergeleken de film met een protestantse catechisatie voor twaalfjarigen, ‘dat intellectuele niveau ongeveer’.
Maar kritiek op de ‘artistieke’ kwaliteit van films als Submission, Fitna en Interview is vaak een andere manier om te zeggen dat de makers ons land in gevaar brengen, niet degenen die er zo boos door worden dat ze om zich heen gaan slaan. En bovendien zit er één belangrijk element in Jami’s film: zijn poging om de oorspronkelijke boodschap van de Koran te verklaren vanuit de historische context waarin Mohammed optrad en waarin de Koran is ontstaan. Met die historische relativering zijn ook alle veranderingen in de christelijke traditie begonnen, om precies te zijn met onze landgenoot Eramus die 500 jaar geleden ontdekte dat je de oorspronkelijke tekst van de Bijbel volgens de historisch-kritische methode moet lezen. Als die hermeneutiek binnen de islam ingang vindt, geraken we een eind op de goede weg.
Wie die film van Jami zo nog eens bekijkt, en deze Kerstvakantie niet alleen benut om de prachtige Erasmustentoonstelling in het Rotterdamse museum Boijmans van Beuningen te bezoeken maar ook de eerste twee delen Karel van het Reve te gaan lezen, richt zich dus op activiteiten die onderling geheel logisch samenhangen en het jaar waardig afsluiten.
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
De kranten hebben het afgelopen weekeinde veel aandacht aan de publicatie van die eerste twee delen besteed. De zaterdagbijlage Letter & Geest van Trouw (geredigeerd door Elma Drayer, die ook bij de uitgave van Van het Reve’s Verzameld Werk betrokken is) deed dat onder andere door de herdruk van het betoog ‘Achterlijke artikelen’ dat Van het Reve in maart 1989 in het weekblad Elsevier publiceerde. Daarin fileert Van het Reve op virtuoze wijze, aldus Elma Drayer, ‘de angsthazige reacties in Nederland op de fatwa die ayatollah Khomeini in februari 1989 had uitgesproken over de schrijver Salman Rushdie. Geen goed woord heeft hij over voor het “begrip” dat de westerse wereld toen al toonde voor de lange tenen van moslimgelovigen […] Wat Karel van het Reve’s bijdrage zou zijn geweest aan het hedendaagse “volkomen dolgedraaide” integratiedebat zullen wij nimmer weten. Maar wie dit betoog leest, hoeft daar niet héél lang naar te raden.’
Bijna twintig jaar later hebben wij ondertussen niet te maken met een serieuze roman (Rushdie’s De duivelsverzen) maar na Ayaan’s Submission met twee filmpjes: die van Geert Wilders (Fitna) en van Ehsan Jami (Interview with Muhammed). Wilders benut het kerstreces om zijn film op een tournee te promoten, rondom Ehsan Jami is het inmiddels al weer stil geworden. Jami (1985) werd nationaal bekend omdat hij in Nederland een comité voor ex-moslims oprichtte. Dat leidde tot conflicten met zijn partij, de PvdA, waarvoor hij in de gemeenteraad van Voorschoten zat.
In zijn kritiek op de islam koos Jami aanvankelijk, aan de hand genomen door Wilders, voor de overtreffende trap. Mohammed was eerst een ‘crimineel’ en een ‘verschrikkelijke man’, later vergeleek hij hem met Hitler. In de film die Jami vorige week in Nieuwspoort heeft laten zien, is de toon geheel anders. Er valt heel veel negatiefs over die film te zeggen. Artistiek gezien is de film volledig mislukt. Wat al die ‘internationale kunstenaars’ die volgens Jami bij de totstandkoming van het Interview betrokken zijn geweest, de afgelopen maanden hebben zitten doen, blijft onduidelijk. De humor is onbegrijpelijk. En Jami zelf is zo vaak in beeld dat de vermoedens over zijn narcisme er niet minder van worden.
Vandaar dat de reacties tamelijk vernietigend waren. Moslimorganisaties spraken van een ‘krachteloos niemendalletje’. Anderen vergeleken de film met een protestantse catechisatie voor twaalfjarigen, ‘dat intellectuele niveau ongeveer’.
Maar kritiek op de ‘artistieke’ kwaliteit van films als Submission, Fitna en Interview is vaak een andere manier om te zeggen dat de makers ons land in gevaar brengen, niet degenen die er zo boos door worden dat ze om zich heen gaan slaan. En bovendien zit er één belangrijk element in Jami’s film: zijn poging om de oorspronkelijke boodschap van de Koran te verklaren vanuit de historische context waarin Mohammed optrad en waarin de Koran is ontstaan. Met die historische relativering zijn ook alle veranderingen in de christelijke traditie begonnen, om precies te zijn met onze landgenoot Eramus die 500 jaar geleden ontdekte dat je de oorspronkelijke tekst van de Bijbel volgens de historisch-kritische methode moet lezen. Als die hermeneutiek binnen de islam ingang vindt, geraken we een eind op de goede weg.
Wie die film van Jami zo nog eens bekijkt, en deze Kerstvakantie niet alleen benut om de prachtige Erasmustentoonstelling in het Rotterdamse museum Boijmans van Beuningen te bezoeken maar ook de eerste twee delen Karel van het Reve te gaan lezen, richt zich dus op activiteiten die onderling geheel logisch samenhangen en het jaar waardig afsluiten.
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
19.12.08
Kerstcolumn
Ah, het einde van het jaar! De tijd van korte, donkere dagen en lange avonden, van kou en haardvuur, misschien wel van vorst en sneeuw, van boeken en wijn, van familiebezoek, oude tradities en andere feesten, en, als het even lijden kan, van wat vrije dagen.
Zelf ga ik dezer dagen de fantastische, naar men mij heeft verzekerd, tentoonstelling over Erasmus in museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam bezoeken.
En ook, zoals elke winter, het volledige oeuvre van J.B. Schuil herlezen. Schuil (1875-1960) is de auteur van nooit verbeterde jongensboeken met titels als De AFC’ers, De Katjangs, Rob en de stroper van Tjot- Idi en, mijn favoriet, Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen: ridderlijke boeken over voetballende jongens, eerlijk bedreven kattenkwaad, slechte rapporten, dreigende verboden door strenge vaders, ontsnappingen met lakens uit slaapkamers en overwinningen in de laatste minuten. Ik wantrouw, eerlijk gezegd, iedere man, en zeker iedere vader, die Schuil niet eens per jaar herleest. ...
Lees de rest van mijn column in het speciale Kerstnummer van Elsevier. Abonneren kan hier.
Zelf ga ik dezer dagen de fantastische, naar men mij heeft verzekerd, tentoonstelling over Erasmus in museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam bezoeken.
En ook, zoals elke winter, het volledige oeuvre van J.B. Schuil herlezen. Schuil (1875-1960) is de auteur van nooit verbeterde jongensboeken met titels als De AFC’ers, De Katjangs, Rob en de stroper van Tjot- Idi en, mijn favoriet, Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen: ridderlijke boeken over voetballende jongens, eerlijk bedreven kattenkwaad, slechte rapporten, dreigende verboden door strenge vaders, ontsnappingen met lakens uit slaapkamers en overwinningen in de laatste minuten. Ik wantrouw, eerlijk gezegd, iedere man, en zeker iedere vader, die Schuil niet eens per jaar herleest. ...
Lees de rest van mijn column in het speciale Kerstnummer van Elsevier. Abonneren kan hier.
11.12.08
Gematigden
In een week waarin Ehsan Jami met zijn film over Mohammed in de publiciteit kwam en Geert Wilders aankondigde dat hij met Fitna op een internationale tournee gaat, komt ook een grote groep Marokkaanse Nederlanders bijeen, zaterdag in Utrecht. Zij willen als ‘nieuwe generatie’ en geïnspireerd door hun islamitische geloof een bijdrage leveren aan een toekomstvisie voor Nederland in 2023. Ze willen daarmee een einde maken aan de ‘negatieve spiraal van angst, wantrouwen en de waan van de dag’.
Spannend dus...
Lees de rest van mijn column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
Spannend dus...
Lees de rest van mijn column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
25.11.08
Kerk en staat bij Rutte's VVD
Mijn column in de Elsevier van deze week gaat over de pogingen van Mark Rutte om duidelijk te maken dat zijn partij de joods-christelijke traditie omarmt.
'... Rutte is niet alleen druk bezig zichzelf als de optimistische "groen-rechtse" politicus neer te zetten, maar heeft ook een nieuwe beginselverklaring geschreven die twee weken gelden na wat aanpassingen op de ledenvergadering van de VVD is aangenomen. Daarin heet het dat de mens een sociaal wezen is. Het gaat daar ook weer over een "bezielend verband", over de cultuur en de "bijbehorende normen" van onze samenleving. En die normen vinden hier in Nederland hun oorsprong in "de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting. Deze beschavingsfundamenten vormen samen met de Nederlandse taal, de vaderlandse geschiedenis en de Grondwet de grondslag voor onze nationale identiteit".
We zouden kunnen zeggen dat Frits Bolkestein via de beginselverklaring van Rutte het gevecht in de VVD tegen de Hans Dijkstallen alsnog heeft gewonnen.
Maar nog is Rutte niet tevreden....'
Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.
'... Rutte is niet alleen druk bezig zichzelf als de optimistische "groen-rechtse" politicus neer te zetten, maar heeft ook een nieuwe beginselverklaring geschreven die twee weken gelden na wat aanpassingen op de ledenvergadering van de VVD is aangenomen. Daarin heet het dat de mens een sociaal wezen is. Het gaat daar ook weer over een "bezielend verband", over de cultuur en de "bijbehorende normen" van onze samenleving. En die normen vinden hier in Nederland hun oorsprong in "de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting. Deze beschavingsfundamenten vormen samen met de Nederlandse taal, de vaderlandse geschiedenis en de Grondwet de grondslag voor onze nationale identiteit".
We zouden kunnen zeggen dat Frits Bolkestein via de beginselverklaring van Rutte het gevecht in de VVD tegen de Hans Dijkstallen alsnog heeft gewonnen.
Maar nog is Rutte niet tevreden....'
Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.
Fatsoensoffensieven
Femke Halsema, de politiek leidster van GroenLinks, ziet zichzelf als een ‘lopend politiek wonder. Niemand heeft zo vaak verloren, niemand is tegelijkertijd nog zo alive and kicking’. Onder haar leiderschap ging GroenLinks bij de verkiezingen van 2003 inderdaad terug van tien naar acht zetels en in 2006 van acht naar zeven zetels. Maar ze is het onomstreden boegbeeld van de partij. Zaterdag kwam haar partij in Tilburg bijeen voor een congres waarop een nieuw beginselprogramma is vastgesteld. Maar zelf presenteerde ze eerder vorige het boek Geluk! Voorbij de hyperconsumptie, haast en hufterigheid, en dat trekt veel meer aandacht dan dat partijdocument.
In haar boek betoogt Halsema dat mensen zich al te gemakkelijk tot consumeren laten verleiden. Mensen kopen namelijk geen spullen die ze nodig hebben, maar artikelen die hun favoriete fantasie over zichzelf voeden. Zo koopt Halsema zelf regelmatig een boek, omdat ze van zichzelf graag denkt dat ze de televisie voor dat boek uit zal laten. Maar de meeste boeken verdwijnen op een stapel die ongelezen zal blijven.
Om al die goederen te kunnen betalen, moeten mensen hard werken. En daarnaast willen ze een relatie, kinderen, een vriendenkring. Dat leidt tot haast en stress en dat weer tot gehaaid, hufterig gedrag. En van deze permanente ratrace worden we uiteindelijk alleen maar diep ongelukkig.
Wie moet ons redden? De staat! Niet dat Halsema wil dat de overheid zich nadrukkelijk met ons privéleven en particuliere keuzes gaat bemoeien. Ze is wars van de progressief-christelijke betutteling. Maar ze wil wel dat de overheid de voorwaarden schept die ons aansporen tot een beter leven. Op de radio hoorde ik haar zeggen dat dit onder andere concreet betekent dat de overheid ervoor gaat zorgen dat de bus niet alleen bij een koopgoot stopt maar ook bij een bos. In plaats van te consumeren zouden we immers wat meer in de natuur moeten wandelen.
We stuiten hier op een merkwaardige dialectiek die het gehele politieke leven in haar greep heeft. We willen allemaal vrij zijn en hyperindividualistisch onze eigen gang kunnen gaan. Als dat tot problematisch gedrag leidt – tot hyperconsumptie, tot een gestresste en hufterige handel en wandel – dan ontbreekt het ons aan de moraal om die te corrigeren en vooral ook aan de vrijmoedigheid om een algemeen geldende ethiek ter sprake te brengen die ons gedrag zou kunnen veranderen. Dat moet de overheid doen. Ieder voor zich en de staat voor ons allen, zo luidt eigenlijk het politiek credo van Halsema.
De paniek over de om zich heen grijpende hufterigheid krijgt steeds meer politici in haar greep. Minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken onthulde vorige week ook al dat de overheid de verwende burger wil gaan aanpakken. In een nieuw ‘fatsoensoffensief’ gaat de staat de burger weer aan zijn plichten en verantwoordelijkheden herinneren. De overheid gaat ons heropvoeden tot goede burgers om zo het ‘sociale weefsel’ te herstellen. Het kabinet heeft er al een eerste vergadering over belegd.
Het trieste van dit alles is dat we van tevoren kunnen weten dat deze wanhopige fatsoensoffensieven niet de gewenste resultaten zullen hebben. De burger heeft de staat eerst tot zijn dienaar gemaakt – inderdaad omdat hij zozeer op zijn eigen leventje en sociale vooruitgang gefixeerd was geraakt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wilde accepteren voor iets dat zich buiten zijn eigen kringetje afspeelde. Dat staat allemaal al in Tocqueville (1805 – 1859). De overheid nam al die taken graag over en vestigde de ‘zachte despotie’ van de herder die in alles voorzag wat de verstrooid levende (want geïndividualiseerde) schapen voor hun dagelijkse natje en droogje nodig hadden. In plaats van voor de vormende kracht van de zelfstandigheid hebben we voor de afhankelijk makende zorg van moedertje staat gekozen. En die moeder ziet nu dat de kinderen maar niet willen opgroeien, en in plaats van ze zelfstandigheid te geven wil ze die kinderen nog meer aan zich binden door ze aan een heropvoeding te onderwerpen.
Het paard achter de wagen spannen, heet dat in rond Nederlands. Sociaal weefsel ontstaat alleen op plaatsen waar de overheid de burgers loslaat – zoals bleek in Wilnis in de zomer van 2003, toen een hete zomer voor een dijkdoorbraakje zorgde en burgers, gedwongen tot samenwerking, ontdekten hoe aardig dat eigenlijk is.
(Deze column is eerder verschenen in Binnenlands Bestuur van 21 november 2008)
In haar boek betoogt Halsema dat mensen zich al te gemakkelijk tot consumeren laten verleiden. Mensen kopen namelijk geen spullen die ze nodig hebben, maar artikelen die hun favoriete fantasie over zichzelf voeden. Zo koopt Halsema zelf regelmatig een boek, omdat ze van zichzelf graag denkt dat ze de televisie voor dat boek uit zal laten. Maar de meeste boeken verdwijnen op een stapel die ongelezen zal blijven.
Om al die goederen te kunnen betalen, moeten mensen hard werken. En daarnaast willen ze een relatie, kinderen, een vriendenkring. Dat leidt tot haast en stress en dat weer tot gehaaid, hufterig gedrag. En van deze permanente ratrace worden we uiteindelijk alleen maar diep ongelukkig.
Wie moet ons redden? De staat! Niet dat Halsema wil dat de overheid zich nadrukkelijk met ons privéleven en particuliere keuzes gaat bemoeien. Ze is wars van de progressief-christelijke betutteling. Maar ze wil wel dat de overheid de voorwaarden schept die ons aansporen tot een beter leven. Op de radio hoorde ik haar zeggen dat dit onder andere concreet betekent dat de overheid ervoor gaat zorgen dat de bus niet alleen bij een koopgoot stopt maar ook bij een bos. In plaats van te consumeren zouden we immers wat meer in de natuur moeten wandelen.
We stuiten hier op een merkwaardige dialectiek die het gehele politieke leven in haar greep heeft. We willen allemaal vrij zijn en hyperindividualistisch onze eigen gang kunnen gaan. Als dat tot problematisch gedrag leidt – tot hyperconsumptie, tot een gestresste en hufterige handel en wandel – dan ontbreekt het ons aan de moraal om die te corrigeren en vooral ook aan de vrijmoedigheid om een algemeen geldende ethiek ter sprake te brengen die ons gedrag zou kunnen veranderen. Dat moet de overheid doen. Ieder voor zich en de staat voor ons allen, zo luidt eigenlijk het politiek credo van Halsema.
De paniek over de om zich heen grijpende hufterigheid krijgt steeds meer politici in haar greep. Minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken onthulde vorige week ook al dat de overheid de verwende burger wil gaan aanpakken. In een nieuw ‘fatsoensoffensief’ gaat de staat de burger weer aan zijn plichten en verantwoordelijkheden herinneren. De overheid gaat ons heropvoeden tot goede burgers om zo het ‘sociale weefsel’ te herstellen. Het kabinet heeft er al een eerste vergadering over belegd.
Het trieste van dit alles is dat we van tevoren kunnen weten dat deze wanhopige fatsoensoffensieven niet de gewenste resultaten zullen hebben. De burger heeft de staat eerst tot zijn dienaar gemaakt – inderdaad omdat hij zozeer op zijn eigen leventje en sociale vooruitgang gefixeerd was geraakt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wilde accepteren voor iets dat zich buiten zijn eigen kringetje afspeelde. Dat staat allemaal al in Tocqueville (1805 – 1859). De overheid nam al die taken graag over en vestigde de ‘zachte despotie’ van de herder die in alles voorzag wat de verstrooid levende (want geïndividualiseerde) schapen voor hun dagelijkse natje en droogje nodig hadden. In plaats van voor de vormende kracht van de zelfstandigheid hebben we voor de afhankelijk makende zorg van moedertje staat gekozen. En die moeder ziet nu dat de kinderen maar niet willen opgroeien, en in plaats van ze zelfstandigheid te geven wil ze die kinderen nog meer aan zich binden door ze aan een heropvoeding te onderwerpen.
Het paard achter de wagen spannen, heet dat in rond Nederlands. Sociaal weefsel ontstaat alleen op plaatsen waar de overheid de burgers loslaat – zoals bleek in Wilnis in de zomer van 2003, toen een hete zomer voor een dijkdoorbraakje zorgde en burgers, gedwongen tot samenwerking, ontdekten hoe aardig dat eigenlijk is.
(Deze column is eerder verschenen in Binnenlands Bestuur van 21 november 2008)
18.11.08
Vervoering
In het centrum van Grand Rapids, een half-Nederlandse stad in de Amerikaanse staat Michigan, staat het Amway Hotel. Het hotel is van Rich de Vos en Jay van Andel, twee ondernemers die veel geld hebben verdiend en de stad in hun succes hebben laten meedelen door het een stadion, een kankercentrum en nog heel veel meer te geven.
De Vos en Van Andel zijn steunpilaren van de Republikeinse Partij, of beter: dat waren ze, want Van Andel is een paar jaar terug onverwacht dood gebleven. Ze gaven een boel geld weg aan allerlei organisaties binnen en rond de partij, en een dochter had zomaar de Amerikaanse ambassadeur in Nederland kunnen wezen.
Vader en zoon Bush en Ronald Reagan waren hier in dit hotel te gast. Onze Koningin trouwens ook, in kamer 1204.
Op een kamer in dit hotel zit ik dit stukje te tikken. Buiten sneeuwt het. Verderop in de gang is de presidentiële suite. Ik zweer het. Barack Obama is er helaas niet, of houdt zich erg stil. Beneden is de ball room, vernoemd naar president Gerald Ford, die uit Grand Rapids kwam. Als ik door mijn raam naar buiten kijk, zie ik langs de rivier het grote museum liggen dat hier is gebouwd om zijn nagedachtenis te eren. Je ziet er eigenlijk nooit iemand naar binnen gaan, alhoewel Ford een aardige man moet zijn geweest.
In die ball room waren de Republikeinen van Michigan vorige week bijeen om met elkaar de vorige week bijeen om met elkaar de uitslag van de verkiezingen te doorstaan. Een vrolijke boel was het niet. Hun man, John McCain, was in de ogen van het Amerikaanse publiek zozeer een verlengstuk van acht jaar George W. Bush, dat de kiezers hun laarzen gevoelig tegen de onedele delen van de Republikeinse kandidaat hebben geplaatst.
Obama in het Witte Huis, een ruime meerderheid van de vermaledijde Democraten in Huis en Senaat, en straks gaat die man natuurlijk ook nog linkse rechters in het Hooggerechtshof benoemen – nee, hier in Michigan weten ze even niet meer hoe het verder moet.
...
Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.
De Vos en Van Andel zijn steunpilaren van de Republikeinse Partij, of beter: dat waren ze, want Van Andel is een paar jaar terug onverwacht dood gebleven. Ze gaven een boel geld weg aan allerlei organisaties binnen en rond de partij, en een dochter had zomaar de Amerikaanse ambassadeur in Nederland kunnen wezen.
Vader en zoon Bush en Ronald Reagan waren hier in dit hotel te gast. Onze Koningin trouwens ook, in kamer 1204.
Op een kamer in dit hotel zit ik dit stukje te tikken. Buiten sneeuwt het. Verderop in de gang is de presidentiële suite. Ik zweer het. Barack Obama is er helaas niet, of houdt zich erg stil. Beneden is de ball room, vernoemd naar president Gerald Ford, die uit Grand Rapids kwam. Als ik door mijn raam naar buiten kijk, zie ik langs de rivier het grote museum liggen dat hier is gebouwd om zijn nagedachtenis te eren. Je ziet er eigenlijk nooit iemand naar binnen gaan, alhoewel Ford een aardige man moet zijn geweest.
In die ball room waren de Republikeinen van Michigan vorige week bijeen om met elkaar de vorige week bijeen om met elkaar de uitslag van de verkiezingen te doorstaan. Een vrolijke boel was het niet. Hun man, John McCain, was in de ogen van het Amerikaanse publiek zozeer een verlengstuk van acht jaar George W. Bush, dat de kiezers hun laarzen gevoelig tegen de onedele delen van de Republikeinse kandidaat hebben geplaatst.
Obama in het Witte Huis, een ruime meerderheid van de vermaledijde Democraten in Huis en Senaat, en straks gaat die man natuurlijk ook nog linkse rechters in het Hooggerechtshof benoemen – nee, hier in Michigan weten ze even niet meer hoe het verder moet.
...
Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.
9.10.08
Gouds grind
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen begon Geert Wilders over de toestanden in de Goudse wijk Oosterwei, waar ‘Marokkaans tuig’ de ‘kolonisatie van Nederland’ zou hebben ingezet. Een week later belegde de Tweede Kamer een spoeddebat over deze prangende situatie. Daarbij vielen ongekend grote woorden, zowel van de zijde van de Kamer als van het kabinet.
De media legden het onmiddellijk vast. ‘Marokkanen hebben het verbruid’, kopte De Telegraaf op 26 september. ‘Marokkaan moet leven beteren. Politiek Den Haag noemt man en paard’, stond diezelfde dag in Parool.
Er volgden rijtjes met ‘keiharde’ maatregelen die eens en voor goed een einde zouden maken aan het niet te tolereren wangedrag van Marokkaanse prinsjes. Het leger moest worden ingezet. Er kwamen extra agenten. Vliegende brigades. Internaten. Snelrecht. Gebiedsverboden.
De altijd gematigde commentator van het Nederlands Dagblad verwoordde het waarschijnlijk goed toen hij opmerkte dat ‘velen zich toch wel enigszins gelaafd hebben aan de bijna kamerbrede explosie van verbale daadkracht tijdens het spoeddebat. Men hoeft geen Maurice de Hond in te huren om te kunnen vaststellen dat Nederland het “volledig heeft gehad” met de Marokkaanse jeugdproblematiek. Het land zindert van verontwaardiging.’
Maar waarschijnlijk was de hele sessie in de Tweede Kamer, met alle grote woorden en alle getoonde ongeduld en alle besproken maatregelen, vooral een bezweringsritueel.
De meeste ‘maatregelen’ bestaan in besluiten om te gaan overleggen. De ‘regierol’ moet bij de gemeenten komen te liggen maar die willen dan ook de benodigde financiële middelen (hoorde ik onlangs op een VNG-bijeenkomst in Apeldoorn). De 12 miljoen voor 500 extra wijkagenten stonden al op de begroting.
Kortom: veel sigaren uit eigen doos, veel bureaucratisch zand en het reële vooruitzicht dat veel goede voornemens voornemens zullen blijven.
De gewekte verwachtingen werden ook direct getemperd door een interview met hoofdcommissaris Jan Stikvoort. Die zei, met een volledig misplaatste zelfingenomenheid, dat de politici zich niet op de feiten baseerden. De problemen in Gouda beperken zich tot ‘ongeveer twintig jongeren’ die ‘twee straten’ onveilig maken. Burgemeester Cohen was er natuurlijk als de kippen bij om zijn instemming te betuigen met het betoog van meneer Stikvoort. En minister Hirsch Ballin zei afgelopen zaterdag op een CDA-bijeenkomst dat de afgelopen drie jaar een groep van ‘250 overlast gevende jongeren, meest Marokkaans-Nederlands’, zodanig was aangepakt dat er nog maar een ‘harde kern van tien jongeren’ is overgebleven.
Zoveel woorden, zoveel leugens.
Het spijt me zeer, maar het geval wil dat ik in Gouda woon, al tien jaar. En ik kan iedereen verzekeren dat er in Gouda een strijd gaande is om de publieke ruimte, en dat politiek en politie in deze strijd volstrekt gezagloos opereren. Als de heren Stikvoort en Hirsch Ballin dat willen blijven ontkennen, dan daag ik ze hierbij uit om een dagje met mij mee te lopen.
Ik zou hier tal van anekdotes kunnen debiteren, maar laat ik het bij vier vragen houden.
Als de heren Stikvoort en Hirsch Ballin gelijk hebben, hoe komt het dan dat mijn pizzeria niet meer bezorgt in de wijken Oosterwei en Korte Akkeren? Er zijn iets meer dan twee straten in deze wijken en kan een kern van slechts tien jongeren (of laten het er twintig zijn) zo’n gebied volledig controleren?
En hoe komt het dat glas op asfalt, als gevolg van kraak of inbraak, hier ‘Gouds grind’ heet?
Hoe komt het dat een boekpresentatie niet meer op koopavond in het centrum van Gouda kan plaatshebben?
En sinds wanneer ligt de MCD-supermarkt die onlangs door twintig Marokkanen is geplunderd, in de wijk Oosterwei?
Met alle leugens van de Stikvoorten en Hirsch Ballinen van deze wereld wordt de bijdrage van mannen als Marcouch en Aboutaleb in feite ongedaan gemaakt. Dat is zeer betreurenswaardig.
Erger nog is dat de grote woorden over harde maatregelen door politici en andere gezagsdragers en de gewekte verwachtingen bij de Nederlandse bevolking op korte termijn zullen worden gelogenstraft door de werkelijkheid, waarin niets ten goede zal veranderen. De frustraties daarover bij de bevolking zullen er dan weer toe leiden dat de zelf benoemde elite van Nederland zich kan gaan overgeven aan haar andere gezelschapsspelletje: schelden op de verwende burger. En maar verbaasd blijven doen over het verloop van de peilingen!
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
De media legden het onmiddellijk vast. ‘Marokkanen hebben het verbruid’, kopte De Telegraaf op 26 september. ‘Marokkaan moet leven beteren. Politiek Den Haag noemt man en paard’, stond diezelfde dag in Parool.
Er volgden rijtjes met ‘keiharde’ maatregelen die eens en voor goed een einde zouden maken aan het niet te tolereren wangedrag van Marokkaanse prinsjes. Het leger moest worden ingezet. Er kwamen extra agenten. Vliegende brigades. Internaten. Snelrecht. Gebiedsverboden.
De altijd gematigde commentator van het Nederlands Dagblad verwoordde het waarschijnlijk goed toen hij opmerkte dat ‘velen zich toch wel enigszins gelaafd hebben aan de bijna kamerbrede explosie van verbale daadkracht tijdens het spoeddebat. Men hoeft geen Maurice de Hond in te huren om te kunnen vaststellen dat Nederland het “volledig heeft gehad” met de Marokkaanse jeugdproblematiek. Het land zindert van verontwaardiging.’
Maar waarschijnlijk was de hele sessie in de Tweede Kamer, met alle grote woorden en alle getoonde ongeduld en alle besproken maatregelen, vooral een bezweringsritueel.
De meeste ‘maatregelen’ bestaan in besluiten om te gaan overleggen. De ‘regierol’ moet bij de gemeenten komen te liggen maar die willen dan ook de benodigde financiële middelen (hoorde ik onlangs op een VNG-bijeenkomst in Apeldoorn). De 12 miljoen voor 500 extra wijkagenten stonden al op de begroting.
Kortom: veel sigaren uit eigen doos, veel bureaucratisch zand en het reële vooruitzicht dat veel goede voornemens voornemens zullen blijven.
De gewekte verwachtingen werden ook direct getemperd door een interview met hoofdcommissaris Jan Stikvoort. Die zei, met een volledig misplaatste zelfingenomenheid, dat de politici zich niet op de feiten baseerden. De problemen in Gouda beperken zich tot ‘ongeveer twintig jongeren’ die ‘twee straten’ onveilig maken. Burgemeester Cohen was er natuurlijk als de kippen bij om zijn instemming te betuigen met het betoog van meneer Stikvoort. En minister Hirsch Ballin zei afgelopen zaterdag op een CDA-bijeenkomst dat de afgelopen drie jaar een groep van ‘250 overlast gevende jongeren, meest Marokkaans-Nederlands’, zodanig was aangepakt dat er nog maar een ‘harde kern van tien jongeren’ is overgebleven.
Zoveel woorden, zoveel leugens.
Het spijt me zeer, maar het geval wil dat ik in Gouda woon, al tien jaar. En ik kan iedereen verzekeren dat er in Gouda een strijd gaande is om de publieke ruimte, en dat politiek en politie in deze strijd volstrekt gezagloos opereren. Als de heren Stikvoort en Hirsch Ballin dat willen blijven ontkennen, dan daag ik ze hierbij uit om een dagje met mij mee te lopen.
Ik zou hier tal van anekdotes kunnen debiteren, maar laat ik het bij vier vragen houden.
Als de heren Stikvoort en Hirsch Ballin gelijk hebben, hoe komt het dan dat mijn pizzeria niet meer bezorgt in de wijken Oosterwei en Korte Akkeren? Er zijn iets meer dan twee straten in deze wijken en kan een kern van slechts tien jongeren (of laten het er twintig zijn) zo’n gebied volledig controleren?
En hoe komt het dat glas op asfalt, als gevolg van kraak of inbraak, hier ‘Gouds grind’ heet?
Hoe komt het dat een boekpresentatie niet meer op koopavond in het centrum van Gouda kan plaatshebben?
En sinds wanneer ligt de MCD-supermarkt die onlangs door twintig Marokkanen is geplunderd, in de wijk Oosterwei?
Met alle leugens van de Stikvoorten en Hirsch Ballinen van deze wereld wordt de bijdrage van mannen als Marcouch en Aboutaleb in feite ongedaan gemaakt. Dat is zeer betreurenswaardig.
Erger nog is dat de grote woorden over harde maatregelen door politici en andere gezagsdragers en de gewekte verwachtingen bij de Nederlandse bevolking op korte termijn zullen worden gelogenstraft door de werkelijkheid, waarin niets ten goede zal veranderen. De frustraties daarover bij de bevolking zullen er dan weer toe leiden dat de zelf benoemde elite van Nederland zich kan gaan overgeven aan haar andere gezelschapsspelletje: schelden op de verwende burger. En maar verbaasd blijven doen over het verloop van de peilingen!
*) Deze column verscheen eerder in Binnenlands Bestuur.
30.9.08
Gouda
Weet u al bij welk Nederland u hoort? Bij het Nederland van Geert Wilders of bij het Nederland van de Haagse elite en de Amsterdamse grachtengordel? Bij het Nederland van 'Ingrid en Henk, die zuchten onder te hoge belastingen en straatterrorisme' of bij het Nederland van de 'subsidieslurpende grachtengordeltypes' die het 'Marokkaanse tuig' met hun 'islamitische intifada' rustig Nederland laten koloniseren? Die vraag dringt zich aan ons op sinds de Algemene Beschouwingen van vorige week. Wilders deed het daarin voorkomen alsof recente incidenten in Gouda -waar bussen van Connexxion de wijk Oosterwei mijden vanwege bedreigingen en berovingen door Marokkaanse jongens- de algehele staat van Nederland typeren.
Nu wil het geval dat ik zelf in Gouda woon. In Amsterdam kon je dat tot voor kort eigenlijk niet zeggen. Daar stond 'Gouda' voor 'de provincie', voor kaas en stroopwafels, en voor saaie burgers die om zes uur 's avonds hun aardappels prakken in vette jus.
Inmiddels herinneren ze zich zelfs in Amsterdam dat het Centraal Bureau voor de Statistiek twee jaar geleden al een rapport uitbracht dat voorspelde dat de problemen in de 'achterstandswijken' van de grote steden zich snel naar de voorsteden en de middelgrote steden zouden verplaatsen, met als gevolg dat er ook in die steden 'zones van niet-westerse immigranten' zouden ontstaan...
Lees de rest van mijn column in de Elsevier van deze week. Abonneren kan hier.
Nu wil het geval dat ik zelf in Gouda woon. In Amsterdam kon je dat tot voor kort eigenlijk niet zeggen. Daar stond 'Gouda' voor 'de provincie', voor kaas en stroopwafels, en voor saaie burgers die om zes uur 's avonds hun aardappels prakken in vette jus.
Inmiddels herinneren ze zich zelfs in Amsterdam dat het Centraal Bureau voor de Statistiek twee jaar geleden al een rapport uitbracht dat voorspelde dat de problemen in de 'achterstandswijken' van de grote steden zich snel naar de voorsteden en de middelgrote steden zouden verplaatsen, met als gevolg dat er ook in die steden 'zones van niet-westerse immigranten' zouden ontstaan...
Lees de rest van mijn column in de Elsevier van deze week. Abonneren kan hier.
29.9.08
Nog benauwder in het midden
Soms denk je, hoop je, dat er redenen zijn voor enig voorzichtig optimisme. Ik heb mij daar twee weken gelden op deze plaats aan bezondigd.
Ik schreef dat we ondanks de onrustbarende opiniepeilingen niet onafwendbaar op een soort kladeratsj van de Nederlandse politiek afstevenen. De VVD toont onder Mark Rutte het nodige elan, en dat geldt ook voor het CDA. Het zomernummer van Christendemocratische Verkenningen – het tijdschrift van het wetenschappelijk instituut van het CDA – is gewijd aan het belangrijke thema waar we het sinds november 2006 al over hebben: de leegloop en middelmatigheid van het politieke centrum (Benauwd in het midden). Het CDA wil het onbehagen onder de bevolking niet langer met regenteske arrogantie tegemoet treden, maar een verhaal formuleren, een groot verhaal ‘dat generaties verbindt en dat de middenklasse motiveert en een uitdaging biedt om zich aan op te trekken’. Er verscheen een wolkje als eens mans hand aan de horizon van de Nederlandse politiek.
Ten minste, zo leek het.
Samen met Theodor Holman presenteer ik op de zender van Het Gesprek een politiek programma – Hardtalk Den Haag – waarin we iedere week een politicus interviewen, of beter gezegd (aldus de website): ‘op scherp confronterende wijze’ aan de tand voelen. Vorige week spraken we met de prominente CDA’er Doekle Terpstra. Terpstra (1956) was voorzitter van het CNV en is sinds 2005 voorzitter van de HBO-raad. Eind 2007 publiceerde hij een opinieartikel in het dagblad Trouw tegen de ‘verWildering’ van de Nederlandse samenleving. Met zijn ‘kwade gedachten’ zou Wilders alleen maar uit zijn op het ophitsen en polariseren van de samenleving. Begin 2008 plaatste Terpstra mede namens enkele tientallen medestanders een advertentie (‘Benoemen en bouwen’) op de voorpagina van Trouw waarin werd opgeroepen om de verharding van het politieke debat over de multiculturele samenleving te overwinnen.
Ik was, eerlijk gezegd, niet zo heel erg onder de indruk van die actie, maar was wel benieuwd naar het gesprek dat we met Terpstra zouden hebben. Als er inderdaad iets ritselde in het CDA, dan zou Terpstra daar zeker iets over te vertellen hebben.
We babbelden – het was daags voor Prinsjesdag en de Miljoenennota was via NRC al uitgelekt – eerst wat over de begroting van het ministerie van Onderwijs, en besloten toen dat we het maar eens over het CDA moesten gaan hebben.
Terpstra zei blij te zijn met de huidige coalitie maar beschuldigde die coalitie er ook van weinig lef te tonen en wat fletsjes alleen maar de eigen tuin aan te harken.
De regering durfde geen grote thema’s te benoemen uit angst voor een onmiddellijke afrekening in de peilingen. In die situatie was het CDA het als vereniging aan zijn stand verplicht om die onderwerpen wel te benoemen, te agenderen en bespreekbaar te maken. En dan ging het niet alleen over het ontslagrecht, de hypotheekrenteaftrek en de AOW maar vooral over de integratieproblematiek.
Maar wie dacht dat er inderdaad iets ritselde in het CDA, dat er reden was – hoe voorzichtig ook - voor hoop, werd door Terpstra snel uit de droom geholpen. Het is benauwd in het midden, maar het werd alleen maar benauwder voor wie naar Terpstra bleef luisteren.
Het CDA, aldus Terpstra, zou ondanks alle interne verdeeldheid het grote thema moeten aansnijden. Het CDA is altijd een ‘partij van vleugels’ geweest, en als het CDA het niet doet, gebeurt er helemaal ‘geen mallemoer’ in de Nederlandse politiek. Maar het CDA ‘kijkt wel link uit’ om te veel te vinden en te zeggen van de integratieproblematiek. De partij voert een pragmatische en opportunistische politiek die het maken van keuzes vermijdt omdat die veel te veel electorale risico’s met zich meebrengen. Alles is gericht op rust en stabiliteit. Dat de partij daarmee nog veel meer risico’s neemt, is niemand zich bewust.
Daags daarna keek ik naar de aanbieding van de Miljoenennota en naar de Algemene Beschouwingen. Ik zag Wilders zijn lijden aan de politieke variant van het syndroom van Gilles de la Tourette schaamteloos etaleren en ik zag hoe CDA-fractievoorzitter Van Geel verhaalloos op zijn handen bleef zitten. Ik zag, met andere woorden, mijn eigen ongelijk en het gelijk van Terpstra.
(Deze column is eerder verschenen in Binnenlands Bestuur)
Ik schreef dat we ondanks de onrustbarende opiniepeilingen niet onafwendbaar op een soort kladeratsj van de Nederlandse politiek afstevenen. De VVD toont onder Mark Rutte het nodige elan, en dat geldt ook voor het CDA. Het zomernummer van Christendemocratische Verkenningen – het tijdschrift van het wetenschappelijk instituut van het CDA – is gewijd aan het belangrijke thema waar we het sinds november 2006 al over hebben: de leegloop en middelmatigheid van het politieke centrum (Benauwd in het midden). Het CDA wil het onbehagen onder de bevolking niet langer met regenteske arrogantie tegemoet treden, maar een verhaal formuleren, een groot verhaal ‘dat generaties verbindt en dat de middenklasse motiveert en een uitdaging biedt om zich aan op te trekken’. Er verscheen een wolkje als eens mans hand aan de horizon van de Nederlandse politiek.
Ten minste, zo leek het.
Samen met Theodor Holman presenteer ik op de zender van Het Gesprek een politiek programma – Hardtalk Den Haag – waarin we iedere week een politicus interviewen, of beter gezegd (aldus de website): ‘op scherp confronterende wijze’ aan de tand voelen. Vorige week spraken we met de prominente CDA’er Doekle Terpstra. Terpstra (1956) was voorzitter van het CNV en is sinds 2005 voorzitter van de HBO-raad. Eind 2007 publiceerde hij een opinieartikel in het dagblad Trouw tegen de ‘verWildering’ van de Nederlandse samenleving. Met zijn ‘kwade gedachten’ zou Wilders alleen maar uit zijn op het ophitsen en polariseren van de samenleving. Begin 2008 plaatste Terpstra mede namens enkele tientallen medestanders een advertentie (‘Benoemen en bouwen’) op de voorpagina van Trouw waarin werd opgeroepen om de verharding van het politieke debat over de multiculturele samenleving te overwinnen.
Ik was, eerlijk gezegd, niet zo heel erg onder de indruk van die actie, maar was wel benieuwd naar het gesprek dat we met Terpstra zouden hebben. Als er inderdaad iets ritselde in het CDA, dan zou Terpstra daar zeker iets over te vertellen hebben.
We babbelden – het was daags voor Prinsjesdag en de Miljoenennota was via NRC al uitgelekt – eerst wat over de begroting van het ministerie van Onderwijs, en besloten toen dat we het maar eens over het CDA moesten gaan hebben.
Terpstra zei blij te zijn met de huidige coalitie maar beschuldigde die coalitie er ook van weinig lef te tonen en wat fletsjes alleen maar de eigen tuin aan te harken.
De regering durfde geen grote thema’s te benoemen uit angst voor een onmiddellijke afrekening in de peilingen. In die situatie was het CDA het als vereniging aan zijn stand verplicht om die onderwerpen wel te benoemen, te agenderen en bespreekbaar te maken. En dan ging het niet alleen over het ontslagrecht, de hypotheekrenteaftrek en de AOW maar vooral over de integratieproblematiek.
Maar wie dacht dat er inderdaad iets ritselde in het CDA, dat er reden was – hoe voorzichtig ook - voor hoop, werd door Terpstra snel uit de droom geholpen. Het is benauwd in het midden, maar het werd alleen maar benauwder voor wie naar Terpstra bleef luisteren.
Het CDA, aldus Terpstra, zou ondanks alle interne verdeeldheid het grote thema moeten aansnijden. Het CDA is altijd een ‘partij van vleugels’ geweest, en als het CDA het niet doet, gebeurt er helemaal ‘geen mallemoer’ in de Nederlandse politiek. Maar het CDA ‘kijkt wel link uit’ om te veel te vinden en te zeggen van de integratieproblematiek. De partij voert een pragmatische en opportunistische politiek die het maken van keuzes vermijdt omdat die veel te veel electorale risico’s met zich meebrengen. Alles is gericht op rust en stabiliteit. Dat de partij daarmee nog veel meer risico’s neemt, is niemand zich bewust.
Daags daarna keek ik naar de aanbieding van de Miljoenennota en naar de Algemene Beschouwingen. Ik zag Wilders zijn lijden aan de politieke variant van het syndroom van Gilles de la Tourette schaamteloos etaleren en ik zag hoe CDA-fractievoorzitter Van Geel verhaalloos op zijn handen bleef zitten. Ik zag, met andere woorden, mijn eigen ongelijk en het gelijk van Terpstra.
(Deze column is eerder verschenen in Binnenlands Bestuur)
19.9.08
Republikeinen in Nederland
Ze bestaan! Echt, ik heb ze zelf gezien en ontmoet. Er zijn mensen in Nederland – ik herhaal: in Nederland – die niet reikhalzend uitzien naar een overwinning van Barack Obama maar hopen op John McCain, en vooral op Sarah Palin. Ze noemen zich rechts en Republikeins en ze hebben zich een jaar geleden georganiseerd: de Republicans Abroad, afdeling Nederland!
In een straatje in de Rotterdamse wijk Hillegersberg hing deze week een Amerikaanse vlag aan de gevel. Daar is tegenwoordig moed voor nodig, zeggen de bewoners van het pand. Maar de bezoekers van de Wine & Cheese Party, georganiseerd door de Republicans Abroad, wisten in ieder geval precies waar ze moesten zijn. Het bier was er koud, de wijn rood en goed en alle kazen die deze wereld voortbrengt stonden op een tafel uitnodigend gerangschikt.
Tot voor kort kwam een handjevol mensen op deze bijeenkomsten af, maar deze week waren het er toch zeker dertig. De vereniging heeft inmiddels een eigen website. Nadat ze zich hadden georganiseerd – in Nederland wonende conservatieve Amerikanen, Nederlanders met sympathie voor de Republikeinse Partij – waren er ook vervelende e-mails geweest, maar ook dat is tegenwoordig minder.
Gelauwerde soldaat
Gastheer was voorzitter Warren Proctor, een gelauwerde soldaat die in Vietnam heeft gevochten, en iedereen uitnodigde om de laatste ontwikkelingen in de presidentiële verkiezingen, de peilingen, de voorspellingen, de debatten, etc. etc. met elkaar te bespreken. Proctor heeft het dezer dagen sowieso druk. Op 25 september moet hij in het American Book Centre (ABC Treehouse) in Amsterdam in debat met zijn natuurlijke tegenvoeter, de voorzitter van de grote en machtige en al veel oudere Democrats Abroad, Bob Bragar. En die discussie moet zich op 27 september aan de universiteit van Amsterdam en op 9 oktober (opnieuw in het ABC Treehouse) gaan herhalen.
De late avondzon scheen mild over de houten vloer waarover iedereen rondschoof, drinkend, etend, pratend – want gediscussieerd werd er. Over de terugtrekking van honderden Amerikaanse soldaten uit Irak door president Bush – meesterlijke zet, want de pleidooien van Obama werden daarmee precies ondervangen.
Het ging natuurlijk ook over de kredietcrisis. McCain heeft gezegd dat de economie ‘zijn ding’ niet is, en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen leken een kans voor open doel voor Obama op te leveren. De Republikeinse omgang met de economie – deregulering! - leek immers failliet (maar daar roept iemand dat de wetgeving die al die gekke financiële constructies mogelijk maakt dateert uit de tijd dat Bill Clinton het Witte Huis bewoonde).
Bush zelf heeft voortdurend gezegd dat ‘de markt zichzelf moet corrigeren’. Maar kijk eens aan, nu is er een uitgebreid hulpplan, gepresenteerd door minister Henry Paulson en Ben Bernanke, voorzitter van de Federal Reserve. We kunnen het dus wel degelijk, wij Republikeinen, de economie in goede banen leiden, als het moet.
Enigma Obama
Er loopt iemand rond met een oud nummer van het weekblad National Review, het vlaggenschip van het Amerikaanse conservatisme. In het nummer van 1 september staat een interessante beschouwing over het enigma Obama. Wisten wij wel dat Obama een eerste versie van zijn boek Dreams from my Father al in 1995, toen hij dus halverwege de dertig was, heeft gepubliceerd, en dat daar dingen in staan die nogal onrustbarend zijn?
Passages over de vervreemding die hij als zoon van een blanke moeder en zwarte vader tegenover de Amerikaanse samenleving heeft gevoeld, over zijn sympathie voor een radicale ideologie waarin de geschiedenis niets anders is dan de onoverbrugbare kloof tussen onderdrukker en onderdrukte, blank en zwart, rijk en arm, over de Amerikaanse samenleving als een ‘raciaal kastensysteem’ waar ‘huidskleur en geld’ je toekomst bepalen.
Echt, er staat geen enkele positieve zin over de Verenigde Staten of over Europa in dat boek – en de auteur zou president van de Verenigde Staten moeten worden, met al het ressentiment dat ongetwijfeld nog altijd zijn hart vervult?
Sarah Palin
Iedereen is razend enthousiast over Sarah Palin. Een vrouw met de goede opvattingen – over wapenbezit, over familiewaarden, over abortus – en met de uitstraling die de Republikeinen hard nodig hebben: jong en energiek. Maar wat zitten die bloeddorstige wolven van de linkse pers haar op de nek – ze hebben nu zelfs haar emailbox gekraakt en persoonlijke berichten en familiefoto’s op het web gezet. Schande! Zoiets zou zelfs de Nederlandse NPS niet doen!
Het wachten is op de grote debatten tussen Obama en McCain: op 26 september aan de universiteit van Mississippi, op 7 oktober in Nashville en op 15 oktober in Hempstead. Maar iedereen in Hillegersberg is het er eigenlijk wel over eens dat die debatten waarschijnlijk niet zo heel belangrijk zijn. Aanhangers van McCain zullen zeggen dat hij gewonnen heeft, en Democraten zullen hetzelfde van Obama zeggen. Beslissend wordt waarschijnlijk het debat dat Sarah Palin op 2 oktober aan Washington University in St. Louis met Joe Biden aangaat. Daar zal het verschil worden gemaakt. Stralende ogen, men kan niet wachten.
Ik heb een fantastische avond gehad, daar in Hillegersberg. En het moet laat geworden zijn. Van de rit naar huis kan ik me niets meer herinneren.
*) Deze column is eerder verschenen op de website van de NOS.
In een straatje in de Rotterdamse wijk Hillegersberg hing deze week een Amerikaanse vlag aan de gevel. Daar is tegenwoordig moed voor nodig, zeggen de bewoners van het pand. Maar de bezoekers van de Wine & Cheese Party, georganiseerd door de Republicans Abroad, wisten in ieder geval precies waar ze moesten zijn. Het bier was er koud, de wijn rood en goed en alle kazen die deze wereld voortbrengt stonden op een tafel uitnodigend gerangschikt.
Tot voor kort kwam een handjevol mensen op deze bijeenkomsten af, maar deze week waren het er toch zeker dertig. De vereniging heeft inmiddels een eigen website. Nadat ze zich hadden georganiseerd – in Nederland wonende conservatieve Amerikanen, Nederlanders met sympathie voor de Republikeinse Partij – waren er ook vervelende e-mails geweest, maar ook dat is tegenwoordig minder.
Gelauwerde soldaat
Gastheer was voorzitter Warren Proctor, een gelauwerde soldaat die in Vietnam heeft gevochten, en iedereen uitnodigde om de laatste ontwikkelingen in de presidentiële verkiezingen, de peilingen, de voorspellingen, de debatten, etc. etc. met elkaar te bespreken. Proctor heeft het dezer dagen sowieso druk. Op 25 september moet hij in het American Book Centre (ABC Treehouse) in Amsterdam in debat met zijn natuurlijke tegenvoeter, de voorzitter van de grote en machtige en al veel oudere Democrats Abroad, Bob Bragar. En die discussie moet zich op 27 september aan de universiteit van Amsterdam en op 9 oktober (opnieuw in het ABC Treehouse) gaan herhalen.
De late avondzon scheen mild over de houten vloer waarover iedereen rondschoof, drinkend, etend, pratend – want gediscussieerd werd er. Over de terugtrekking van honderden Amerikaanse soldaten uit Irak door president Bush – meesterlijke zet, want de pleidooien van Obama werden daarmee precies ondervangen.
Het ging natuurlijk ook over de kredietcrisis. McCain heeft gezegd dat de economie ‘zijn ding’ niet is, en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen leken een kans voor open doel voor Obama op te leveren. De Republikeinse omgang met de economie – deregulering! - leek immers failliet (maar daar roept iemand dat de wetgeving die al die gekke financiële constructies mogelijk maakt dateert uit de tijd dat Bill Clinton het Witte Huis bewoonde).
Bush zelf heeft voortdurend gezegd dat ‘de markt zichzelf moet corrigeren’. Maar kijk eens aan, nu is er een uitgebreid hulpplan, gepresenteerd door minister Henry Paulson en Ben Bernanke, voorzitter van de Federal Reserve. We kunnen het dus wel degelijk, wij Republikeinen, de economie in goede banen leiden, als het moet.
Enigma Obama
Er loopt iemand rond met een oud nummer van het weekblad National Review, het vlaggenschip van het Amerikaanse conservatisme. In het nummer van 1 september staat een interessante beschouwing over het enigma Obama. Wisten wij wel dat Obama een eerste versie van zijn boek Dreams from my Father al in 1995, toen hij dus halverwege de dertig was, heeft gepubliceerd, en dat daar dingen in staan die nogal onrustbarend zijn?
Passages over de vervreemding die hij als zoon van een blanke moeder en zwarte vader tegenover de Amerikaanse samenleving heeft gevoeld, over zijn sympathie voor een radicale ideologie waarin de geschiedenis niets anders is dan de onoverbrugbare kloof tussen onderdrukker en onderdrukte, blank en zwart, rijk en arm, over de Amerikaanse samenleving als een ‘raciaal kastensysteem’ waar ‘huidskleur en geld’ je toekomst bepalen.
Echt, er staat geen enkele positieve zin over de Verenigde Staten of over Europa in dat boek – en de auteur zou president van de Verenigde Staten moeten worden, met al het ressentiment dat ongetwijfeld nog altijd zijn hart vervult?
Sarah Palin
Iedereen is razend enthousiast over Sarah Palin. Een vrouw met de goede opvattingen – over wapenbezit, over familiewaarden, over abortus – en met de uitstraling die de Republikeinen hard nodig hebben: jong en energiek. Maar wat zitten die bloeddorstige wolven van de linkse pers haar op de nek – ze hebben nu zelfs haar emailbox gekraakt en persoonlijke berichten en familiefoto’s op het web gezet. Schande! Zoiets zou zelfs de Nederlandse NPS niet doen!
Het wachten is op de grote debatten tussen Obama en McCain: op 26 september aan de universiteit van Mississippi, op 7 oktober in Nashville en op 15 oktober in Hempstead. Maar iedereen in Hillegersberg is het er eigenlijk wel over eens dat die debatten waarschijnlijk niet zo heel belangrijk zijn. Aanhangers van McCain zullen zeggen dat hij gewonnen heeft, en Democraten zullen hetzelfde van Obama zeggen. Beslissend wordt waarschijnlijk het debat dat Sarah Palin op 2 oktober aan Washington University in St. Louis met Joe Biden aangaat. Daar zal het verschil worden gemaakt. Stralende ogen, men kan niet wachten.
Ik heb een fantastische avond gehad, daar in Hillegersberg. En het moet laat geworden zijn. Van de rit naar huis kan ik me niets meer herinneren.
*) Deze column is eerder verschenen op de website van de NOS.
18.9.08
Scheidslijn
Het zijn mooie scalpen die rechts de afgelopen weken op links heeft veroverd. Op kernenergie rust geen taboe meer. Subsidies aan milieuactiegroepen worden kritischer onder de loep genomen. Greenpeace moet strafrechtelijk worden vervolgd. Er komt een wet die kraken verbiedt.
Heel voorzichtigjes, zo lijkt het, gaat de Haagse politiek zich aanpassen aan de veranderingen in het maatschappelijke klimaat van de afgelopen jaren. Steeds meer Nederlanders durven gewoon te zeggen dat ze rechts zijn (geworden).
Nu zowel CDA als VVD de hete adem van Rita Verdonk en Geert Wilders in de nek voelt, stellen beide partijen hun koers steeds meer bij en zorgen ervoor dat de kloof tussen wat burgers terecht willen en wat de overheid hun ontzegt, de afgelopen tijd iets kleiner is geworden.
Syp Wynia schreef vorige week in Elsevier dat dat allemaal komt doordat een voorheen zwijgende meerderheid nu haar stem laat horen. Die laat zich niet meer gijzelen door een luidruchtige linkse minderheid die al te vaak door het kader van de politieke partijen in het centrum werd gesteund.
In het weekblad De Groene Amsterdammer kwam Joshua Livestro in een mooi essay tot dezelfde conclusie. En hij voegde eraan toe dat die meerderheid steeds meer uitgroeit tot een ‘aaneengesloten electoraal blok’ op rechts. Daarmee tekent zich een nieuwe scheidslijn in de politiek af, tussen progressief en conservatief, tussen spraakmakende minderheid en zwijgende meerderheid.
Ik wilde dat Livestro gelijk had, en hoop van harte dat hij het alsnog krijgt, liefst op zo kort mogelijke termijn. Maar de werkelijkheid in Nederland is vooralsnog een andere. ...
Lees de rest van mijn wekelijkse column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
Heel voorzichtigjes, zo lijkt het, gaat de Haagse politiek zich aanpassen aan de veranderingen in het maatschappelijke klimaat van de afgelopen jaren. Steeds meer Nederlanders durven gewoon te zeggen dat ze rechts zijn (geworden).
Nu zowel CDA als VVD de hete adem van Rita Verdonk en Geert Wilders in de nek voelt, stellen beide partijen hun koers steeds meer bij en zorgen ervoor dat de kloof tussen wat burgers terecht willen en wat de overheid hun ontzegt, de afgelopen tijd iets kleiner is geworden.
Syp Wynia schreef vorige week in Elsevier dat dat allemaal komt doordat een voorheen zwijgende meerderheid nu haar stem laat horen. Die laat zich niet meer gijzelen door een luidruchtige linkse minderheid die al te vaak door het kader van de politieke partijen in het centrum werd gesteund.
In het weekblad De Groene Amsterdammer kwam Joshua Livestro in een mooi essay tot dezelfde conclusie. En hij voegde eraan toe dat die meerderheid steeds meer uitgroeit tot een ‘aaneengesloten electoraal blok’ op rechts. Daarmee tekent zich een nieuwe scheidslijn in de politiek af, tussen progressief en conservatief, tussen spraakmakende minderheid en zwijgende meerderheid.
Ik wilde dat Livestro gelijk had, en hoop van harte dat hij het alsnog krijgt, liefst op zo kort mogelijke termijn. Maar de werkelijkheid in Nederland is vooralsnog een andere. ...
Lees de rest van mijn wekelijkse column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
11.9.08
Onderwijs
Prominente politici hebben het academisch jaar geopend, de scholen zijn weer begonnen, en dus zie je overal leerlingen en studenten met rugzakken vol boeken over straat gaan. Ook in huize Spruyt zie ik zonen met tassen vol boeken sjouwen (mevrouw Spruyt en ik doen alleen in jongens) en als altijd bezorgde ouder onderwerp ik de inhoud van die boeken elk jaar aan een grondige inspectie. Ik kan iedereen alleen maar aanraden dat ook te doen.
Het kan namelijk zomaar gebeuren dat uw bloedjes van kinderen een geschiedenisboek in handen krijgen waaruit zij moeten leren dat burgers op verschillende manieren aan het politieke leven kunnen deelnemen: ‘Taarten in het gezicht van politici, ketchup over driedelig van politici, ketchup over driedelig grijs, kogelbrieven bij het ontbijt: burgers zijn niet alleen actief in het stemhokje.’ Als u bij deze passage aan Pim Fortuyn moet denken, dan moet u weten dat uw kinderen over hem leren dat hij op 6 mei 2002 door ‘een onbekende man’ is doodgeschoten.
Dat die man een linkse milieu activist was en Volkert van der Graaf heette, hoeven uw kinderen niet te weten. Wat zij wel moeten weten is dat die Fortuyn ‘scherpe opvattingen’ had, en dat die hem ‘uiteindelijk noodlottig’ zijn geworden. (Deze citaten zijn afkomstig uit het geschiedenisboek Indigo en het maatschappijleerboek Impuls, uitgaven van Wolters-Noordhoff.)...
Lees de rest van mijn wekelijkse column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
Het kan namelijk zomaar gebeuren dat uw bloedjes van kinderen een geschiedenisboek in handen krijgen waaruit zij moeten leren dat burgers op verschillende manieren aan het politieke leven kunnen deelnemen: ‘Taarten in het gezicht van politici, ketchup over driedelig van politici, ketchup over driedelig grijs, kogelbrieven bij het ontbijt: burgers zijn niet alleen actief in het stemhokje.’ Als u bij deze passage aan Pim Fortuyn moet denken, dan moet u weten dat uw kinderen over hem leren dat hij op 6 mei 2002 door ‘een onbekende man’ is doodgeschoten.
Dat die man een linkse milieu activist was en Volkert van der Graaf heette, hoeven uw kinderen niet te weten. Wat zij wel moeten weten is dat die Fortuyn ‘scherpe opvattingen’ had, en dat die hem ‘uiteindelijk noodlottig’ zijn geworden. (Deze citaten zijn afkomstig uit het geschiedenisboek Indigo en het maatschappijleerboek Impuls, uitgaven van Wolters-Noordhoff.)...
Lees de rest van mijn wekelijkse column in de nieuwe Elsevier. Abonneren kan hier.
4.9.08
Heksenjacht
Arie Slob, fractievoorzitter van de ChristenUnie, schreef begin deze week dat hij bang is voor een rechtse jacht op linkse heksen. Letterlijk had hij het over ‘McCarthy-achtige toestanden’. Slob zei dat hij niet zit te wachten op iets vergelijkbaar met de activiteiten van de Amerikaanse communistenjager Joseph McCarthy.
Nu is Slob geen boosaardige man. Hij wordt nogal eens in korte broek en met een ijsje rond het Binnenhof gesignaleerd, met een blik van ‘wie ben ik dat ik bij al die echte politici mag aanschuiven?’ Maar het valt op dat hij zich met deze uitspraak opnieuw in het koor voegt van andere linkse politici die zich, in dit geval, keren tegen de roep om rekenschap van linkse activisten uit de jaren tachtig. Na het vertrek van Wijnand Duyvendak moest PvdA-minister Jacqueline Cramer zich deze week in de Kamer verantwoorden voor haar activiteiten als voorzitter van Milieudefensie.
Er broeit sinds 2002 een ‘aversie tegen links en de politieke correctheid’, stelt Femke Halsema van GroenLinks rillend vast. ‘Rechts ruikt zijn kansen.’
Is dat zo?....
Lees de rest van mijn wekelijkse column in het nieuwe nummer van Elsevier. Abonneren kan hier.
Nu is Slob geen boosaardige man. Hij wordt nogal eens in korte broek en met een ijsje rond het Binnenhof gesignaleerd, met een blik van ‘wie ben ik dat ik bij al die echte politici mag aanschuiven?’ Maar het valt op dat hij zich met deze uitspraak opnieuw in het koor voegt van andere linkse politici die zich, in dit geval, keren tegen de roep om rekenschap van linkse activisten uit de jaren tachtig. Na het vertrek van Wijnand Duyvendak moest PvdA-minister Jacqueline Cramer zich deze week in de Kamer verantwoorden voor haar activiteiten als voorzitter van Milieudefensie.
Er broeit sinds 2002 een ‘aversie tegen links en de politieke correctheid’, stelt Femke Halsema van GroenLinks rillend vast. ‘Rechts ruikt zijn kansen.’
Is dat zo?....
Lees de rest van mijn wekelijkse column in het nieuwe nummer van Elsevier. Abonneren kan hier.
Subscribe to:
Posts (Atom)