Showing posts with label Nederlands Dagblad. Show all posts
Showing posts with label Nederlands Dagblad. Show all posts

15.10.11

Het kleine belang van de eigen kleine kring

Onderstaande column stond gisteren in het Nederlands Dagblad, en is geschreven n.a.v. het 40-jarig bestaan van het Reformatorisch Dagblad.


Het Reformatorisch Dagblad bestaat 40 jaar. Dat is natuurlijk een felicitatie waard, zeker van mij, voor wie het RD altijd meer dan een krant is geweest. Halverwege de jaren zeventig bezorgde ik de krant, in Boskoop, zo’n veertig stuks waarvoor dagelijks meer dan 10 kilometer moest worden gefietst. Het was toen al een klein hoopje, zogezegd. Erg kerks was het hervormde gezin waarin ik ben opgegroeid toentertijd niet, maar het verhaal in de Kerstbijlage van 1975 maakte zo’n diepe indruk op ons dat we daarna zijn gaan kerken in het naburige Waddinxveen, bij ds. W. Verboom, die later heel beroemd zou worden. Dit is echt gebeurd. Er zijn zelfs onlangs foto’s teruggevonden van de Kerstavond met moeder en kinderen en grootouders rond de krantenbijlage.

Later heb ik bij het RD gewerkt, zeven jaar lang als politiek redacteur. Tussen die Kerst en mijn indiensttreding waren inmiddels 20 jaar verstreken. Halverwege die periode was het proefschrift van C. S. L. Janse verschenen, de toenmalige hoofdredacteur van de krant. Dat boek (Bewaar het pand) heeft mij altijd droevig gestemd. In de eerste plaats omdat het verschijnen alleen al van dat boek mij een keerpunt leek: een moment in een emancipatieproces dat iedereen eigenlijk met zorg moest vervullen (dankzij dr. W. Aalders kenden we immers het boekje In heilige roeping van ds. J. C. Sikkel over de kwalijke gevolgen van de emancipatie in gereformeerde kring), maar niemand daadwerkelijk enige zorgen baarde. Er was eerder sprake van een soort trots, omdat we nu ook met mes en vork konden eten en geen boeren en vissers meer waren maar ict’ers en accountants in mooie auto’s.

In de tweede plaats omdat het boek een sociologisch proefschrift was waardoor het geloof van een bepaalde gemeenschap in uiterlijke kenmerken werd vastgelegd. Je had een groep, die gedroeg zich op een bepaalde manier, en had bepaalde eigenschappen. Zolang ze die eigenschappen behielden en zich op een bepaalde manier zouden blijven gedragen zouden zij als groep kunnen blijven bestaan. Niet assimileren maar persisteren. Het RD heeft zich sindsdien opgeworpen als de waarschuwende hoedster die een groep mensen bij een bepaalde levensstijl en bij bepaalde waarden heeft willen behouden.

Deze manier van denken is nu, wat mij betreft, geculmineerd in de uitspraken die belangrijke vertegenwoordigers van het RD onlangs in deze krant (van 1 oktober 2011) hebben gedaan. De mensen in Apeldoorn zijn er niet gerust op. De binding met de reformatorische zuil – de wereld van RD, SGP en Gereformeerde Gemeenten, van familiebladen en Banierboeken, Wegwijsbeurzen en Kliksafe – wordt langzaam maar zeker minder. Wat doe je in zo’n geval? Je kiest voor de sociologische oplossing. Mensen, weten directeur Bart Visser en de huidige hoofdredacteur Wim Kranendonk, willen nu eenmaal graag ergens bij horen. En dus gaat de Erdee Media Groep dingen bieden waar mensen bij willen horen. Het gaat om de groep. Het voortbestaan van de groep is het doel. Maar waarom eigenlijk? Dat antwoord weten ze in Apeldoorn niet meer te geven.

Ik vind deze reformatorische strategie schokkend. De eerste fout die hier wordt gemaakt, is duidelijk. Binnen een zuil wordt het geloof niet het doel op zich maar een middel om een ander doel te realiseren. Het geloof wordt een functie in een sociologisch proces, een functie om iets anders in stand te houden, een maatschappelijke positie en de posities daarbinnen. Wanneer die positie desondanks verdwijnt, verliest ook het geloof zijn functie, en zal het kaartenhuis binnen korte tijd imploderen. Het geloof is alleen maar artificieel beschermd en nooit versterkt.





Bovendien is het – dat erken ik ook volmondig – weliswaar van het grootste belang om christelijke instituties te koesteren, te beschermen en te versterken, maar het doel moet daarbij in het oog worden gehouden. De reformatorische wereld is mij lief. Ik heb drie jaar reformatorisch onderwijs genoten en die hebben mij meer dan wat ook gevormd. Ik kerk er, ik geef er les, ik hoor er. Maar het doel van al die instituties – kerken, scholen, verenigingen – is het vormen van een bedding waarin een traditie wordt geërfd en doorgegeven en waarin het Koninkrijk Gods zich vormt en uitbreidt. Het gaat om een bedding waarin individuele gelovigen de diepte en breedte van de eigen traditie zo kunnen verinnerlijken dat zij voor elkaar en voor de samenleving levende en leesbare brieven van Christus zijn. Voor heel de kerk en heel het volk, niet alleen voor het kleine eigenbelang van de eigen groep.

14.2.11

Leer en leven: Datheen en Chopin

Het is natuurlijk goed wanneer je je realiseert dat het leven meer is dan het voedsel en de kleding. Dat het geestelijke uiteindelijk het materiële overstijgt. Maar je kunt ook al te idealistisch in dit leven staan, en geloven dat mensen hun gedrag en levensstijl laten bepalen door hun overtuigingen. Dat het leven een afgeleide is van de leer. Dat een verandering in opvattingen tot andere standpunten en keuzes leidt, en niet, andersom, dat een verandering in het leven tot een bijstelling van opvattingen leidt. Dat discussies en debatten dus zin hebben omdat je mensen ergens van kunt overtuigen en zij deze verandering zullen omzetten in andere positiekeuzes. Het zou leuk zijn als het waar was, maar het blijkt hopeloos naïef en te goedgelovig gedacht.

Met enige regelmaat sta ik in zaaltjes te spreken voor mij sympathieke gezelschappen die zich aan het bezinnen zijn. Niet zo maar op iets, maar op de kern van hun politieke boodschap. De omstandigheden zijn veranderd, en hoe moet je je boodschap dan brengen, dat is de vraag waarover het in zulk soort sessies altijd weer gaat. Hoe leg je uit dat je voor gewetensvrijheid bent maar tegen geloofsvrijheid? Of toch wel voor geloofsvrijheid maar dan wel tegen geloofsgelijkheid? Als dat onderscheid strikt juridisch niet te rechtvaardigen valt, hoe kun je dat dan doen met behulp van gewoonterechtelijke en cultuurrechtelijke argumenten? En als je op dit punt andere keuzes maakt, hoe leg je dat dan uit aan een achterban die heel eenvoudig denkt dat er maar één norm is, het Woord van God, en dat er daarom geen ruimte is voor geloofsvrijheid en alle geloof anders dan het calvinistische moet worden geweerd en uitgeroeid?

Je kunt daar een dagdeel over praten, maar je voelt al snel aan dat alle opmerkingen iets vrijblijvends hebben. Dat er wordt gediscussieerd lijkt wel een doel op zich, alsof iemand daar opdracht toe heeft gegeven, om welke reden dan ook. Het blijkt niet de bedoeling uit de discussie conclusies te trekken. Met de bijeenkomst hebben ze weer aan hun verplichting voldaan, jegens wie dan ook, en kunnen ze weer een tijdje vooruit. Aan het einde van zo’n bijeenkomst zijn er ook altijd deelnemers die benadrukken dat er geen enkele urgentie is. Het speelt eigenlijk niet zo in Den Haag, en ach, als je hier al uit zou komen met elkaar, dan is er morgen weer iets anders. Misschien is het zo dat als je goed en eerlijk nadenkt, dat je dan je standpunten moet herzien en een andere positie moet innemen. Maar wat een gedoe zal dat geven! Het kan wel waar zijn, maar wat komt het ons slecht uit.

Inderdaad, het verhaal van de plas en alles dat bleef zoals het was.

Ondertussen ontwikkelt het leven zich verder. Er voltrekken zich grote sociale en culturele veranderingen, terwijl de leer hetzelfde blijft. De zonen en dochteren van de gezelschappen die ik in zaaltjes tref, hebben zich verenigd in een vitale jongerenbeweging die dit alles uitmuntend illustreert. Op hun jaarlijkse toogdag stond er geen harmonium op het podium maar een vleugel, en speelden een pianist en een trompettist geen Datheen maar Chopin. Dankzij de emancipatie kunnen ze dat inmiddels. Een prijs werd uitgereikt aan een politiek activiste die zich vooral inzet voor de verbreiding van laïcisme en atheïsme. En de lijsttrekker met vrouw en kinderen werd met ballonnen en vreugdegeschal in een Amerikaans zonnetje gezet. Een van hun voorlieden schreef dat deze jongeren het hellend vlak van de synodaal-gereformeerden niet zullen afglijden omdat bij hen, anders dan bij die gereformeerden vroeger, de leer niet verandert. Alles blijft zoals het was.

Maar dat is natuurlijk niet zo. Vroeg of laat breekt het moment aan waarop de leer en het leven, dat zich onafhankelijk van die leer verder heeft ontwikkeld, zo ver uit elkaar zijn gegroeid dat de leer aan het leven moet worden aangepast. Niet dat ze dat dan zullen erkennen. Nee, die nieuwe leer is niet nieuw, maar is de leer zoals zij eigenlijk altijd was bedoeld, met wat andere accenten, hetzelfde in een veranderde context. De kern is hetzelfde gebleven. Maar dat staat dan natuurlijk nog maar te bezien.

Overtuigingen staan dus in dienst van iets anders: om een groepsgevoel in stand te houden, grenzen te trekken waarachter de groep zich kan terugtrekken en overleven. Het heeft wel wat, die cohesie, al gaat het niet zoals het hoort. De leer houdt blijkbaar geen stand tegen het leven, is de conclusie die je uiteindelijk trekt, sadder and wiser. Wereldwijzer, en een illusie armer.