Showing posts with label Amerika kiest. Show all posts
Showing posts with label Amerika kiest. Show all posts

4.11.08

Amerika

Ik ben op dit moment in Washington DC, om verslag te doen van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Morgenochtend zit ik van 6:00-9:00 uur in de verkiezingsuitzending van de NOS.

17.10.08

Hoe McCain denkt nog te kunnen winnen

Voor het eerst riep een presidentieel debat niet alleen vanwege het tijdstip van de uitzending herinneringen op aan het beroemde gevecht tussen Mohammed Ali en George Foreman, in oktober 1974 in het toenmalige Zaïre (The Rumble in the Jungle). Ali paste toen de befaamde rope-a-dope taktiek toe: hij liet Foreman een paar ronden lang beuken en slaan, terwijl hij zelf in de touwen ging hangen. Daarmee putte hij Foreman zo uit dat hij zelf in de achtste ronde, met nog twintig seconden op de klokken, een dodelijk vermoeide en waggelende Foreman met twee klappen knock-out kon slaan.

Dat was ook de taktiek deze week van Barack Obama tijdens het derde en laatste presidentiële debat tussen hem en John McCain.
Hij wist dat hij in de peilingen ver voor stond en alleen maar uit liep. Hij wist dat McCain een wanhoopsoffensief moest ontketenen, en dat hij zelf alleen maar cool & collected hoefde te verdedigen en presidentiële waardigheid uit te stralen. En zo scoorde McCain punten, maar won Obama – opnieuw – het debat. Het enige verschil met de Rumble in the Jungle was dat Obama niet het killer’s instinct had om het karwei voortijdig te klaren.

Nu Obama de debatten met McCain heeft gewonnen en nu hij dankzij de kredietcrisis op een comfortabele voorsprong staat in de peilingen, heeft hij natuurlijk nog niet de verkiezingen zelf gewonnen. Er zijn nog wat veldslagen te gaan.

Een goede vriend van mij woont in Pennsylvania, in het oosten, een uurtje rijden ten zuiden van Philadelphia. Hij stelde verrast vast dat zijn staat zich de laatste tijd mag verheugen in een haast overweldigende belangstelling van de Republikeinen. John McCain en zijn running mate Sarah Palin zijn er onlangs dagenlang geweest, voor bijeenkomsten zowel op het platteland als in de suburbs van Philadelphia.

Die belangstelling heeft alles te maken met een belangrijke strategische conclusie die het campagneteam van McCain heeft getrokken en de beslissing die zij daaruit laten voortvloeien: er is nog maar één kans om deze verkiezingen te winnen en die kans ligt in Pennsylvania.

Pennsylvania is een bijzondere staat. Met ongeveer 12,5 miljoen inwoners is het de zesde staat van de Verenigde Staten van Amerika, maar politiek en cultureel speelt het geen grote rol. De staat is gesticht door de religieuze maar tolerante sekte van de Quakers, en de grootste stad van Pennsylvania – Philadelphia – is de plaats waar zowel de Onafhankelijkheidsverklaring als de Constitutie is geschreven. Maar de staat heeft sindsdien geen grote schrijvers of filosofen voortgebracht. In economisch opzicht neemt de staat sinds de jaren dertig van de vorige eeuw geen belangrijke positie meer in, toen de kolenindustrie rond Pittsburgh tot stilstand kwam. De bevolking groeit nauwelijks nog. Pennsylvania is geen staat van grote bedrijven maar vooral van kleine zelfstandigen.

Pennsylvania vormde in april al het decor van een belangrijke slag in het duel tussen Obama en Hillary Clinton. Obama moest toen laten zien dat hij ook een staat met veel blanke blue collar workers (zogenaamde Reagan Democraten, economisch links maar cultureel conservatief) aan zich kan binden. Maar kort voor de voorkiezingen in Philadelphia maakte hij een grote fout, toen uitlekte dat hij tijdens een besloten fondsenwervingsavond in San Francisco uitspraken had gedaan over economisch gefrustreerde mensen in kleine plaatsen die zich ‘bitter vastklampen aan wapens en hun geloof’. Obama deed het niet goed in Pennsylvania.

Het team van McCain heeft nu vastgesteld dat de weg naar de overwinning langs alle staten leidt die George W. Bush in 2000 en 2004 heeft gewonnen, met twee uitzonderingen: Colorado en Virginia. McCain moet dan dus wel de swing states Florida, Ohio, North carolina, Missouri en Nevada winnen). Maar New Hampshire en enkele staten in het noordelijke midwesten (Iowa, Minnesota, Wisconsin, Michigan) kan hij laten lopen – met één uitzondering: Pennsylvania.

McCain heeft nog een boel te doen in Pennsylvania, en vandaar natuurlijk dat die vriend van mij uit Pennsylvania zoveel Republikeinse rallies ziet. Als deze tactiek slaagt, wint McCain de verkiezingen met 273-265.

We moeten twee kanttekeningen maken.

De strateeg achter deze beslissingen is Mike DuHaime, McCain’s politieke campagneleider. Hij was ook de man die Rudolph Giuliani adviseerde om tijdens de Republikeinse voorverkiezingen niet in New Hampshire mee te doen en pas actief te worden in Florida. Dat advies heeft voor Giuliani tamelijk desastreus uitgewerkt.

En misschien nog wel belangrijker: de conservatieve coalitie verpulvert met de dag. Niemand minder dan Christopher Buckley (1952) maakte bekend dat hij voor Obama gaat stemmen. De familie Buckley is de belichaming van het Amerikaanse conservatisme, de Kennedy’s op rechts. Christopher's vader, Bill Buckley, is de Godfather van de beweging. Christopher was speech writer van George H. Bush en van John McCain, en schreef een column voor National Review, het blad dat zijn vader in de jaren vijftig oprichtte en dat meer dan enig ander podium ervoor heeft gezorgd dat de coalitie werd gesmeed die de Republikeinse Partij is gaan dragen.

‘Sorry, Dad’, stond er boven zijn column die hem zijn positie bij National Review kostte. Maar hij schreef ook dat een verlies van McCain – vanwege zijn grote verdiensten voor het land - erger dan tragisch zal zijn: als graffiti op een marmeren borstbeeld.

3.10.08

Sarah Palin heeft de eer gered

In haar debat met Joe Biden bleef Sarah Palin fier overeind. Wat jammer dat het er misschien niet meer zo toe doet. Voorlopig althans.

Het blijft iets vreemds houden, ‘s nachts naar een politiek debat gaan zitten kijken. Het is overal donker, en je weet dat je een beetje een beroepsgedeformeerde bent om je nachtrust op te offeren aan 90 minuten politiek gekissebis. Dan waren er in oktober 1974 betere – gezondere - redenen om ’s nachts stiekem je bed uit te glippen om te kijken naar het grote gevecht dat bekend zou komen te staan als The Rumble in the Jungle.

Terwijl je naar het grote televisiedebat tussen de beoogde vice-presidenten van de Republikeinen (Sarah Palin) en de Democraten (Joe Biden) kijkt, email je wat met vrienden in de Verenigde Staten en je sms’t met (even gekke) vrienden hier. En het allervreemdste was: ik was een beetje zenuwachtig van tevoren.

Erg onpartijdig ben ik al niet, maar dit ging wel heel ver. Pas na een half uurtje ging het over, en ik betrapte me erop dat ik voortdurend op mijn horloge keek. Sarah Palin mocht dat niet doen – de oude Bush deed het ooit tijdens een debat en dat wordt hem nu nog nagedragen – en daarom deed ik het maar voor haar. En om half vijf vanochtend, toen het debat was afgelopen en Sarah Palin met man en kinderen naar het publiek stond te zwaaien, bemerkte ik dat ik bijna net zo opgelucht was als zijzelf.

Sarah Palin hield een fantastische speech op de Republikeinse Conventie. In de zalen, oog in oog met haar achterban, doet ze het heel goed. Een goede kennis van mij was in Grand Rapids (Michigan) toen Sarah Palin en John McCain die stad onlangs aan deden, en stuurde me een zelfgemaakte video. Het was electrifying.

Maar toen begon het gestuntel, en concludeerde 60 procent van de Amerikaanse kiezers dat Sarah Palin ongeschikt want te licht en te onervaren was om een goede president te zijn. Haar ervaring in de buitenlandse politiek moest, zo zei ze in een interview, blijken uit het feit dat ze vanuit Alaska Rusland kan zien liggen en dat Canada aan haar thuisstaat grenst. En ze kon geen kranten of tijdschriften opnoemen toen haar werd gevraagd naar de media waarmee ze zichzelf voedt. Die antwoorden, denk ik, kwamen ook voort uit een te groot wantrouwen jegens het (media-)wereldje van de oostkust. Bij die vraag naar die kranten en tijdschriften, moet Sarah Palin hebben gedacht: oh ja, ze denken natuurlijk dat ik alleen het plaatselijke suffertje en de National Review lees. En toen zei ze maar dat ze heel open en onbevooroordeeld alles tot zich neemt. En bij die vraag naar haar buitenlandse ervaring, moet ze hebben gedacht (u ziet, het kost mij om de een of andere reden weinig moeite mij te verplaatsen in het denken van een conservatieve dame): oh ja, ze denken natuurlijk dat wij hier in Alaska een beetje achterlijk zijn, en realiseren zich niet dat we zowel aan Rusland als (erger nog) aan Canada grenzen.

Maar de beelden waren vreselijk, en Sarah Palin was de openingsgrap van bijna alle praatprogramma’s. De vraag die vannacht aan de orde was, was eigenlijk alleen maar deze: zou Sarah Palin McCains ticket opnieuw bezoedelen of zou ze in staat zijn de schande van de afgelopen weken van zich af te schudden.

Dat laatste gebeurde. Sarah Palin heeft de vuurproef van dit debat boven verwachting doorstaan. Natuurlijk was Joe Biden – objectief en technisch bezien – beter, rustiger, ervarener, meer onderlegd. Maar hij is vooral ook de man die al 35 jaar in de Senaat zit en zo ook is gaan praten. Sarah Palin slaagt er veel beter in – kijkend in de camera - de grondtoon van het gewone Amerikaanse leven te raken. ‘She is herself and she is one of us’, zeggen haar aanhangers.

En zo hoorden we Sarah Palin zeggen dat ze niet gewend was aan die ingewikkelde manier waarop mensen in Washington hun gedraai verhullen. Gewone mensen willen duidelijkheid. Daarom zei ze dat die gewone Amerikanen zich nooit meer door de hebzucht van de banken en Wall Street willen laten uitbuiten. Daarom zei ze dat de overheid onderdeel van het probleem is en vaak vooral in de weg loopt en pleitte ze voor belastingverlaging. Daarom sprak ze warme woorden over het traditionele huwelijk, zonder dat ze de juridische rechten van homoseksuelen wil beperken. Daarom zei ze in Irak de witte vlag niet te willen hijsen, en bepleitte ze een surge in Afghanistan. En daarom zei ze zo vaak dat McCain een maverick was die vaak tegen de officiële partijlijn was ingegaan en daarom wel degelijk een agent of change kon zijn.

Voor de Amerikanen in de heartlands, zo stel ik mij voor, zijn deze punten overtuigender dan het brokje in Biden’s keel.

Maar het probleem is natuurlijk dat de feel die Sarah Palin belichaamt en weet uit te dragen, alleen in een andere setting nog van doorslaggevend belang zou zijn geweest. Het gesternte waaronder dit debat is gevoerd, is dat van de kredietcrisis, van een regering die daarmee wordt geassocieerd of vanwege haar politiek van deregulering daar zelfs alle schuld voor in de schoenen geschoven krijgt (hoe onterecht dat ook is), van een gestage daling van McCain in de peilingen, wiens gok om zich tijdelijk uit de campagne terug te trekken niet heeft gewerkt, en die – erger nog – gisteren ook besloot Michigan op te geven. Dat lijkt mij een tamelijk desastreus signaal. De strategie om de benodigde 270 stemmen te veroveren, is erop gericht om óf Pennsylvania, óf Wisconsin, óf Minnesota te winnen, plus een totaal van tien stemmen uit een combinatie van Nevada (5), Colorado (9) en New Hamsphire 94). Dan gaan ze er blijkbaar uit dat Florida en Ohio zeker zijn voor de Republikeinen.

Er was voor Sarah Palin dus ook weinig eer te behalen gisteravond. Voor Biden was het niet al te moeilijk om voortdurend te suggereren dat de keuze voor McCain en Palin een voortzetting van het beleid van de afgelopen acht jaar betekent. Sarah Palin slaagde er ook niet in bij de kiezer verwarring over Barack Hussain Obama te zaaien of zwevende kiezers een reden te geven om niet op de Democraten te stemmen.
Maar de eer is gered. En Sarah Palin blijkt een talent dat nu nog niet klaar is voor prime time maar dat over vier jaar zo maar wel kan zijn – hopelijk om Engelse toestanden te voorkomen waar de Tories sinds de komst van Tony Blair in de oppositie hebben gezeten.

19.9.08

Republikeinen in Nederland

Ze bestaan! Echt, ik heb ze zelf gezien en ontmoet. Er zijn mensen in Nederland – ik herhaal: in Nederland – die niet reikhalzend uitzien naar een overwinning van Barack Obama maar hopen op John McCain, en vooral op Sarah Palin. Ze noemen zich rechts en Republikeins en ze hebben zich een jaar geleden georganiseerd: de Republicans Abroad, afdeling Nederland!

In een straatje in de Rotterdamse wijk Hillegersberg hing deze week een Amerikaanse vlag aan de gevel. Daar is tegenwoordig moed voor nodig, zeggen de bewoners van het pand. Maar de bezoekers van de Wine & Cheese Party, georganiseerd door de Republicans Abroad, wisten in ieder geval precies waar ze moesten zijn. Het bier was er koud, de wijn rood en goed en alle kazen die deze wereld voortbrengt stonden op een tafel uitnodigend gerangschikt.

Tot voor kort kwam een handjevol mensen op deze bijeenkomsten af, maar deze week waren het er toch zeker dertig. De vereniging heeft inmiddels een eigen website. Nadat ze zich hadden georganiseerd – in Nederland wonende conservatieve Amerikanen, Nederlanders met sympathie voor de Republikeinse Partij – waren er ook vervelende e-mails geweest, maar ook dat is tegenwoordig minder.

Gelauwerde soldaat

Gastheer was voorzitter Warren Proctor, een gelauwerde soldaat die in Vietnam heeft gevochten, en iedereen uitnodigde om de laatste ontwikkelingen in de presidentiële verkiezingen, de peilingen, de voorspellingen, de debatten, etc. etc. met elkaar te bespreken. Proctor heeft het dezer dagen sowieso druk. Op 25 september moet hij in het American Book Centre (ABC Treehouse) in Amsterdam in debat met zijn natuurlijke tegenvoeter, de voorzitter van de grote en machtige en al veel oudere Democrats Abroad, Bob Bragar. En die discussie moet zich op 27 september aan de universiteit van Amsterdam en op 9 oktober (opnieuw in het ABC Treehouse) gaan herhalen.

De late avondzon scheen mild over de houten vloer waarover iedereen rondschoof, drinkend, etend, pratend – want gediscussieerd werd er. Over de terugtrekking van honderden Amerikaanse soldaten uit Irak door president Bush – meesterlijke zet, want de pleidooien van Obama werden daarmee precies ondervangen.

Het ging natuurlijk ook over de kredietcrisis. McCain heeft gezegd dat de economie ‘zijn ding’ niet is, en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen leken een kans voor open doel voor Obama op te leveren. De Republikeinse omgang met de economie – deregulering! - leek immers failliet (maar daar roept iemand dat de wetgeving die al die gekke financiële constructies mogelijk maakt dateert uit de tijd dat Bill Clinton het Witte Huis bewoonde).

Bush zelf heeft voortdurend gezegd dat ‘de markt zichzelf moet corrigeren’. Maar kijk eens aan, nu is er een uitgebreid hulpplan, gepresenteerd door minister Henry Paulson en Ben Bernanke, voorzitter van de Federal Reserve. We kunnen het dus wel degelijk, wij Republikeinen, de economie in goede banen leiden, als het moet.

Enigma Obama

Er loopt iemand rond met een oud nummer van het weekblad National Review, het vlaggenschip van het Amerikaanse conservatisme. In het nummer van 1 september staat een interessante beschouwing over het enigma Obama. Wisten wij wel dat Obama een eerste versie van zijn boek Dreams from my Father al in 1995, toen hij dus halverwege de dertig was, heeft gepubliceerd, en dat daar dingen in staan die nogal onrustbarend zijn?

Passages over de vervreemding die hij als zoon van een blanke moeder en zwarte vader tegenover de Amerikaanse samenleving heeft gevoeld, over zijn sympathie voor een radicale ideologie waarin de geschiedenis niets anders is dan de onoverbrugbare kloof tussen onderdrukker en onderdrukte, blank en zwart, rijk en arm, over de Amerikaanse samenleving als een ‘raciaal kastensysteem’ waar ‘huidskleur en geld’ je toekomst bepalen.

Echt, er staat geen enkele positieve zin over de Verenigde Staten of over Europa in dat boek – en de auteur zou president van de Verenigde Staten moeten worden, met al het ressentiment dat ongetwijfeld nog altijd zijn hart vervult?

Sarah Palin
Iedereen is razend enthousiast over Sarah Palin. Een vrouw met de goede opvattingen – over wapenbezit, over familiewaarden, over abortus – en met de uitstraling die de Republikeinen hard nodig hebben: jong en energiek. Maar wat zitten die bloeddorstige wolven van de linkse pers haar op de nek – ze hebben nu zelfs haar emailbox gekraakt en persoonlijke berichten en familiefoto’s op het web gezet. Schande! Zoiets zou zelfs de Nederlandse NPS niet doen!

Het wachten is op de grote debatten tussen Obama en McCain: op 26 september aan de universiteit van Mississippi, op 7 oktober in Nashville en op 15 oktober in Hempstead. Maar iedereen in Hillegersberg is het er eigenlijk wel over eens dat die debatten waarschijnlijk niet zo heel belangrijk zijn. Aanhangers van McCain zullen zeggen dat hij gewonnen heeft, en Democraten zullen hetzelfde van Obama zeggen. Beslissend wordt waarschijnlijk het debat dat Sarah Palin op 2 oktober aan Washington University in St. Louis met Joe Biden aangaat. Daar zal het verschil worden gemaakt. Stralende ogen, men kan niet wachten.

Ik heb een fantastische avond gehad, daar in Hillegersberg. En het moet laat geworden zijn. Van de rit naar huis kan ik me niets meer herinneren.

*) Deze column is eerder verschenen op de website van de NOS.

5.9.08

Wauw!

In al mijn bijdragen aan deze website heb ik tot nog toe vooral uitgelegd waarom het mij niet zo’n goed idee lijkt wanneer Barack Obama de volgende president van de Verenigde Staten wordt en dat ik evenmin erg enthousiast over John McCain ben. Maar sinds deze week hoop ik van harte op een Republikeinse overwinning. En dat heeft natuurlijk alles te maken met de politieke revelatie van deze week: Sarah Palin, de running mate van John McCain.

Voordat ik daar verder op inga, wil ik nog even terugkomen op mijn column van vorige week, waarin ik zeer kritisch was over de vijf uitzendingen die de NPS vorige week aan de Democratische conventie heeft gewijd. Ik hekelde zowel Jörgen Raymann als, vooral, Prem Radhakishun vanwege de schaamteloze wijze waarop zij hun partijdigheid en vooroordelen lieten blijken. Inmiddels blijkt dat anderen mijn kritiek op de NPS delen, zoals Hans Laroes, hoofdredacteur van het NOS-Journaal, en NOS-correspondent Eelco Bosch van Rosenthal. Laroes schreef geërgerd dat dat niet kon: vijf uitzendingen maken over Obama en niet over McCain: ‘Als je Barack zegt moet je ook John zeggen’. Eelco Bosch van Rosenthal herinnerde eraan dat NPS ook de afkorting van Narcistische Persoonlijkheidsstoornis is.

Ik heb Prem Radhakishun inmiddels in de studio van Het Gesprek ontmoet, en daar werd duidelijk dat Prem bij voorbaat immuun is voor kritiek op zijn journalistieke wanprestaties omdat die kritiek, volgens Prem, slechts afkomstig is van ‘een paar gekken’ uit de marge van de Nederlandse samenleving en omdat er geen wet is die van de NPS vraagt om onpartijdig verslag te doen van politieke gebeurtenissen. Bovendien was Obama’08 slechts infotainment geweest.

Het is lang geleden dat ik iemand er zo in heb zien slagen om binnen een half uur alle vooroordelen over de linkse kerk te bevestigen.

Maar nu Palin. Wauw, wat een dame! Ik had nog nooit van haar gehoord, maar haar profiel en standpunten spraken mij direct aan. Dat het progressieve journaille (op de Nederlandse TV steevast aangeduid als: onderzoeksjournalisten) zich op haar verleden zou werpen, was te verwachten, en dat ze niets van belang hebben gevonden, is geruststellend. Die canard over het gerucht dat Sarah Palin niet de moeder maar de grootmoeder van Trig zou zijn, was schandalig. Omdat het bericht niet klopte, niet omdat het erg geweest zou zijn wanneer het bericht wel had geklopt. Dan had Sarah Palin namelijk gewoon gedaan wat je in zo’n situatie van een conservatieve moeder kunt verwachten. Dat haar 17-jarige dochter, nog ongehuwd, in verwachting is, is al evenmin een probleem voor conservatieve Amerikanen. Het bewijst weliswaar dat ze seks heeft gehad vóór het huwelijk, maar het bewijst vooral dat ze geen voorbehoedsmiddelen heeft gebruikt. Dat Sarah Palin heel misschien (ook dit verhaal verkruimelde al snel) lid is geweest van een partij die naar de onafhankelijkheid van Alaska streeft, is ook geen probleem. Conservatieve Amerikanen hebben liever iemand die aan de soevereiniteit van afzonderlijke staten hecht dan aan mensen die denken dat Washington het politieke centrum van het land is.

En dat Palin niets van Washington moet hebben, maar een Amerikaanse van de kleine stad is, heeft ze overvloedig duidelijk gemaakt. ‘Ik heb de afgelopen dagen snel geleerd dat als je niet in aanzien staat bij de Washingtonse elite, dat sommigen in de media een kandidaat alleen al om die reden niet gekwalificeerd vinden’, zei ze in de geweldige speech waarmee ze haar kandidatuur voor het vice-presidentschap aanvaardde. ‘Maar hier is een citaat voor al die verslaggevers en commentatoren: Ik ga niet naar Washington om hun mening te vragen - ik ga naar Washington om de mensen van dit land te dienen.’ Zoals ze ook zei dat ze was opgegroeid met 'small town people': ‘Zij zijn degenen die het zwaarste werk doen in Amerika, die ons voedsel kweken, onze fabrieken draaiende houden en onze oorlogen uitvechten. Ze houden van hun land, in goede en in slechte tijden, en ze zijn altijd trots op Amerika.’ En ze blijkt allerminst onder de indruk van Obama’s lege retoriek: "Er zijn mensen die 'verandering' gebruiken omdat dat goed is voor hun carrière. Er zijn ook mensen, zoals John McCain, die hun carrière gebruiken om verandering te bereiken.'

Haar levensloop, haar politieke profiel (tegen abortus, voor wapenbezit), haar keuzes en opvattingen maken haar tot de ideale running mate van McCain. Haar vrouw-zijn maakt haar aantrekkelijk voor de Democratische kiezers die teleurgesteld zijn afgehaakt door de (volgens hen) vernederende manier waarop de Democraten Hillary Clinton hebben behandeld. Bovendien heeft Palin de eigenschappen en kwaliteiten die McCain voor veel Republikeinse keizers in onvoldoende mate bezit: ze is een onversneden conservatief en iemand van buiten Washington.

Het is te begrijpen dat sinds deze week de hoop en het élan in het Republikeinse kamp zijn teruggekeerd. Zeker ook na de speech van McCain die retorisch en qua performance natuurlijk veel minder was dan de speech van Obama, maar waarin McCain wel precies de dingen zei die hij nu als leider van de Republikeinen moet zeggen: hij uitte zich zeer kritisch over zijn eigen partij (‘Wij waren gekozen om Washington te veranderen, maar we lieten Washington ons veranderen, we verloren het vertrouwen van het Amerikaanse volk toen we macht belangrijker vonden dan onze principes’), sprak zich uit voor goede samenwerking met de Democraten (McCain wil een einde maken aan alle ‘partisan rancor’), beloofde transparantie en verantwoording en wil de regeringsuitgaven verlagen. Kortom, hij wil breken met het beleid van de afgelopen acht jaar.

En zijn relativerende humor bewees hij in zijn spot met Obama: ‘Ik ben geen kandidaat voor het presidentschap omdat ik denk [zoals Obama] dat ik gezegend ben met zulke persoonlijke grootsheid dat de geschiedenis mij heeft gezalfd om mijn land op een moeilijk moment te redden. Mijn land heeft mij gered en ik kan het niet vergeten. En ik zal voor dat land vechten zolang ik ademhaal.’

Laten McCain en Palin Amerika in ieder geval behoeden voor een Democratische regering onder leiding van Barack Obama, die zei dat hij zijn per ongeluk zwangere dochter nooit zou willen ‘straffen’ met een kind.

*) Eerder verschenen op de website van de NOS.

2.9.08

NOS-baas Laroes haalt uit naar Obama 08

Hans Laroes valt mij bij in de Volkskrant vanmorgen:

Door Maud Effting
De Volkskrant
gepubliceerd op 02 september 2008 08:01, bijgewerkt op 2 september 2008 08:51

AMSTERDAM - Hoofdredacteur Hans Laroes van het NOS Journaal heeft maandag op zijn weblog scherp uitgehaald naar het NPS-programma Obama’08. Hij ergert zich aan het feit dat er wél vijf speciale uitzendingen gemaakt zijn over Barack Obama en de Democratische Conventie, en niet over John McCain en de Republikeinse Conventie.
VergrotingVergroting

‘Ik begrijp niet dat niemand van degenen die er over gaan bij NPS en NPO niet na 5 seconden (oké, 5 minuten mag ook), heeft gezegd: ja maar, dat kan toch niet?’, schrijft Laroes . ‘Als je Barack zegt moet je ook John zeggen.’ Laroes reageert ook omdat hij als NOS Journaal veel kritiek kreeg; de NPS wordt vaak verward met de NOS.

Hij wordt bijgevallen op de NOS-site door columnist Bart-Jan Spruyt. Die noemt Obama’08 ‘bevooroordeeld, walgelijk, dom, onprofessioneel, schandalig, racistisch en weerzinwekkend’. Zo lieten co-presentatoren Prem Radhakishun en Jörgen Raymann openlijk blijken pro-Obama te zijn, en er werden dingen gezegd als ‘In Nederland begrijpen we niet dat u als zwarte Republikein kunt zijn’ en ‘Vrouwen horen gewoon bij de Democraten’. Op de site noemt Spruyt Radhakishun een ‘randdebiele grootbek’.

Eindredacteur Carel Kuyl van Obama ’08: ‘Ik word een beetje moe van al die meneertjes die overal wat van vinden. Laat Laroes lekker wat over zijn eigen programma zeggen. Dit was zo bijzonder dat we er aandacht aan wilden besteden. We zitten deze week met evenveel mensen in de VS.

‘Natuurlijk, het was een liefdesverklaring van Prem en Jörgen aan Obama, en je kunt je afvragen of die liefdesverklaring van – met name Prem – niet veel te luidruchtig was. Ze stonden allebei te stuiteren dat een zwarte mogelijk president zou worden. Maar je moet dit met een knipoog zien. Het was geen gewoon journalistiek programma. Meer een poging om er op een lichtvoetige manier aandacht aan te besteden. We lieten ook genoeg mensen aan het woord die zeer rechts waren.’

*) Dit artikel is overgenomen uit de Volkskrant.

29.8.08

Schandaal in Denver

Er is een meneer van de Vrije Universiteit in Amsterdam, zijn naam is Krouwel en hij beunt soms ook een beetje bij bij de PvdA, en die meneer kwam niet zo lang geleden in het nieuws met een onderzoek dat hij had verricht naar de vraag of de media nu links of rechts zijn. Hij was tot de conclusie gekomen dat het verwijt dat de media een integraal onderdeel van de linkse kerk zouden zijn– veel gehoord sinds Pim Fortuyn dat in 2002 voor het eerst nadrukkelijk naar voren bracht – geheel onterecht is. Meneer Krouwel had namelijk een tijd lang de berichtgeving in de Nederlandse kranten gevolgd en was na lang wikken en wegen en vooral veel passen en meten tot de conclusie gekomen dat de kranten eigenlijk vooral schreven over onderwerpen die we eerder rechts dan links zouden noemen, zoals over al dat gedoe met die multiculturele samenleving.

Wie is er nu dommer: meneer Krouwel of al die kranten en andere media die in alle ernst over zijn onderzoek berichtten? Het gaat natuurlijk niet over de vraag over welke onderwerpen de media berichten (en de werkelijkheid is nu eenmaal rechts) maar over de vraag op welke manier ze dat doen – welke voorkeuren ze laten blijken, bijvoorbeeld, of hoe fair en objectief ze de partij benaderen naar wie die voorkeur overduidelijk niet uit gaat. Daar had meneer Krouwel niet over nagedacht, en de media zelf ook niet, die uitvoerig en prominenten verslag van zijn bevindingen deden alsof die hen in één klap van hun slechte geweten hadden bevrijd.

Als ik nu even voor meneer Krouwel mag spelen en dan de berichtgeving over de Amerikaanse presidentsverkiezingen mag recenseren, dan heb ik een makkie. Wat zijn de media links, ongelooflijk links, en wat is in het bijzonder de publieke omroep ontzettend en schaamteloos links!

Dat blijkt niet alleen uit hun onderwerpkeuze maar zeker ook uit de manier waarop zij dat gekozen onderwerp behandelen.

U begrijpt natuurlijk wel dat ik het over de Democratische conventie heb die de afgelopen week in de Amerikaanse stad Denver (Colorado) is gehouden. De gehele NPS was afgereisd om daar verslag van te doen, niet als itempje in het Journaal of in NOVA, nee: een gehele week iedere avond een uur lang, met niets anders dan die Obama en de Democratische conventie.

Er valt ook iets goeds over dat programma (Obama’08) te zeggen en laat ik dat snel doen. Het enthousiasme spatte er van af, en dat gold niet alleen de Democraten maar ook het land Amerika als zodanig en de manier waarop de democratie daar functioneert. Je zag ze een beetje dizzy worden, die redacteuren en presentatoren die als Pietje Bells door Denver liepen: was dit nou dat land waar ze eigenlijk al zo lang gruwelijk de pest aan hadden, dit land waar mensen niet alleen stemmen en dan op TV naar de uitslagen gaan zitten kijken, maar waar ze heel actief bij het democratisch proces betrokken zijn, debatterend, folderend, zingend en scheldend, kortom, dit land waar politiek een feest is? En wie waren zij dat zij op dit feestje zo maar mochten binnen vallen en alles mee mochten maken? Ze genoten, en dat was mooi om te zien, aanstekelijk zelfs. Zo’n mooie vakantie hadden ze nog nooit gehad!

Het bewijst maar weer eens dat alle Nederlandse kritiek op Amerika niet van anti-Amerikanisme maar van anti-Republikanisme getuigt. En de heren grepen vervolgens werkelijk iedere kans aan om dat iedere minuut van hun uitzending nog eens en nog eens te bewijzen – op een manier die walgelijk was, dom, onprofessioneel, schandalig, racistisch, weerzinwekkend.

We zagen Joost Karhof, bekend als pratend NOVA-hoofd, en we zagen twee gekleurde medepresentatoren: Jörgen Raymann en Prem Radhakishun. Aanvankelijk zocht ik daar niets achter, maar al gauw werd duidelijk – en wie keek wilde het eerst niet geloven – dat beide grappenmakers wel degelijk op hun huidskleur waren geselecteerd. Die deelden zij immers met de grote held van alle uitzendingen, en die kleur vormde een additioneel of zelfs een primair argument om onverholen een voorkeur voor Obama uit te spreken: Obama was zwart, net als zij, en hij was de eerste zwarte presidentskandidaat, en van wat een geweldige tolerantie getuigde dat (ja echt, in het land van Bush) en wat zou het geweldig zijn om Obama’s twee zwarte dochtertjes in het Witte Huis te zien spelen, zoals we ook de kinderen van Kennedy eens onder het bureau van hun vader in de Oval Office hebben zien kruipen, want wat zou dat een geweldige revanche op de geschiedenis zijn, want dat Witte Huis was immers door zwarten (slaven!) gebouwd en een nazaat van die slaven (maar niet heus) zou daar nu gaan wonen!

Ze zeiden het echt, die tante Es en die randdebiele grootbek van een Radhakishun, en het opgewonden triumviraat deed werkelijk geen enkele moeite om zelfs maar heel eventjes net te doen alsof ze nog iets van objectiviteit betrachtten. Wat was Obama goed en cool en meeslepend en wat zou er veel gaan veranderen straks! En wat konden die studiogasten uit Obama’s campagneteam toch leuk en overtuigend uitleggen wat voor een smeerlappen die Republikeinen zijn: die rechtserikken doen aan smerige smeercampagnes, en snuffelen in je prullenbakken en filmen je tijdens je werk in de hoop je ergens op te betrappen en je daarna kapot te maken. Maar zij zelf, die engeltjes van Democraten, die hielden zich uitsluitend en alleen aan de feiten, echt waar, en zijn moreel zo hoogstaand dat ze dat allemaal nooit zouden doen en als ze zouden verliezen van die gemene rechtserds dan zouden ze met opgeheven hoofd het speeltoneel kunnen verlaten.

En onze drie mannetjes, Joost, Prem en Jörgen, maar knikken, want die weten ook al lang – mede dankzij de onvermijdelijke Michiel Vos, journalist én schoonzoon van de Democratische Speaker van het Huis van Afgevaardigden, Nancy Pelosi – dat er in essentie twee partijen zijn, een goede en een slechte: je hebt de hippe en jonge en leuke mensen, die nu in Denver rondswingen, en net als zij lekker progressief zijn en stads en slim, en je hebt een groep enge mensen, vooral bestaande uit oude, blanke mannen, die scheten en boeren laten en andere flauwiteiten verkopen, en die verder gewoon gek en gevaarlijk zijn.

So far for
de Nederlandse journalistiek, so far for de publieke omroep, en so far for Joost, Prem en Jörgen. En het ergste is dat het niet alleen bevooroordeeld en schandalig is, maar ook dat er echt niets van klopt, dat de jongens niet zien wat ze zien en missen wat ze zouden moeten zien: dat Obama echt nog wel wat anders is dan een Nederlandse sociaal-democraat of sociaal-liberaal. En dat hij kan verliezen. In hun verblinding en bias spiegelen ze de Nederlandse kijker een fundamenteel verkeerd beeld van de Amerikaanse verkiezingen voor. Nooit geweten dat we belasting betaalden om de publieke omroep haar verheven taak op deze wijze te zien vervullen.

Volgende week: McCain en de Republikeinen op hun conventie in Minneapolis, wordt één hele uitzending aan gewijd!

*) Eerder verschenen op de website van de NOS.

25.7.08

Obama: de Amerikaanse Rita Verdonk

Europeanen zijn in de ban van Obama, maar moeten niet vergeten dat het wereldbeeld van de Amerikanen – zelfs Obama inbegrepen - heel wat minder naïef is dan het hunne.

Wat een man is die Obama, en wat ziet McCain groen van jaloezie!

Een analyse van alle peilingen in de Verenigde Staten maakt zo langzamerhand duidelijk dat Obama in november op een comfortabele manier de verkiezingen kan gaan winnen. In de afgelopen twee maanden staat hij consequent op een voorsprong van 4 tot 6 procentpunten. Hij leidt in 26 staten en in het District of Columbia met een totaal van 322 kiesmannen; McCain leidt in 24 staten met een totaal van 216 kiesmannen.

Bovendien heeft Obama inmiddels een foutloze buitenlandse reis achter de rug, bedoeld om de Amerikaanse kiezers duidelijk te maken dat hun land onder zijn leiderschap veilig zal zijn. Hij was in Irak, scoorde een driepunter in een basketbalzaaltje, vloog met generaal Petraeus over Bagdad en sprak met premier Al-Maliki. In Israël en de Palestijnse gebieden sloeg hij zijn arm zowel om de schouders van president Peres als om die van de Palestijnse president Abbas. In Berlijn sprak hij voor een menigte van meer dan 200.000 mensen – Europeanen die oorlogsmoe zijn en snakken naar de veranderingen die deze man belooft.

Obama beweegt zich stijlvol en elegant, cool en kalm, werelds, presidentieel, als een staatsman. Een conservatief-Republikeinse commentator sprak van de jaloezie die ons moet bevangen wanneer we zien hoe Obama in buitenlandse paleizen moeiteloos zijn lange en slanke lichaam in een Louis XVI-stoel drapeert.

Hoe belangrijk de peilingen en de beelden van zijn buitenlandse reis ook zijn, waarschijnlijk nog belangrijker is het gegeven dat Obama ook inhoudelijk de wind mee lijkt te hebben. Het heeft er immers alle schijn van dat het Republikeinse kamp van John McCain posities inneemt – uitgerekend op het terrein van de buitenlandse politiek, het domein waarop McCain als ervaren en beproefde Vietnam-veteraan een natuurlijke en onomstreden voorsprong zou moeten hebben – die steeds meer in de buurt komen van de standpunten van Obama.

Obama riep op om het grote conflict met Iran vooral langs diplomatieke weg op te lossen, en president Bush heeft, met de steun van McCain, deze week de eerste stappen in die richting gezet.

Obama heeft gezegd dat het eigenlijke front in de oorlog tegen het terrorisme niet in Irak ligt maar in Afghanistan, en dat er daarom meer troepen naar Afghanistan moeten. McCain heeft afgelopen week min of meer dezelfde positie ingenomen.

President Bush spreekt sinds kort ineens over een general time horizon waarbinnen de Amerikaanse troepen zich uit Irak moeten terugtrekken. Dat is niet hetzelfde als de concrete termijn van zestien maanden die Obama heeft aangegeven, maar het komt wel in de buurt. Erger nog (voor de Republikeinen): de Iraakse premier Al-Maliki heeft in een interview met Der Spiegel gezegd dat hij het op het grote lijnen eens is met de terugtrekplannen van Obama.

Er lijkt dan maar één conclusie mogelijk: de standpunten van Obama op het terrein van de buitenlandse politiek zijn veel realistischer en redelijker dan tot nog toe is aangenomen. Hij is niet, zoals McCain altijd van hem zegt, de onervaren man die de verkiezingen in november graag koopt met een verlies van de oorlog in Irak.

Geen wonder dus dat het McCain-kamp deze week zuur heeft gereageerd op Obama’s buitenlandse reis. Wat een spijt moet McCain hebben van zijn uitdaging aan het adres van Obama om zelf eens in Irak te gaan kijken, en hoe bitter klonk zijn verwijt dat Obama zijn plaats niet kent en dat hij zelf ook graag een speech in Berlijn zou geven maar dat hij dat pas zal doen als hij president is.

Toch is er weinig reden tot vrolijkheid. Het is leuk om Obama zo vol zelfvertrouwen bezig te zien, maar die façade kan niet verhullen dat Obama toch vooral een opportunist en een leeghoofd is.

Een opportunist omdat zijn plannen voor terugtrekking van de Amerikaanse troepen in Irak gebaseerd is op de sterk verbeterde veiligheidssituatie in het land. Die toegenomen veiligheid is het directe gevolg van de surge, de 30.000 extra troepen die Bush vorig jaar naar Irak heeft gestuurd – met steun van Mccain, maar dwars tegen het verzet van de Obama’s van deze wereld in. Zonder dit succes zou er überhaupt geen sprake van terugtrekking kunnen zijn.

Bovendien wil McCain de terugtrekking van de troepen uitsluitend baseren op de wijze waarop de omstandigheden in Irak zich verder ontwikkelen. Dat wil ook generaal Petraeus, die voortdurend voor ‘maximale flexibiliteit’ pleit. Obama had zijn standpunt over de terugtrekking al ingenomen voordat hij in Irak was geweest, en wil dat standpunt niet afhankelijk maken van de situatie ter plaatse.

Bovendien is Obama het type politicus dat in Nederland door iemand als Rita Verdonk wordt vertegenwoordigd: hun retoriek maakt diepe indruk en wekt bij veel kiezers vertrouwen, maar in feite zeggen ze niets en daarom is de vraag volledig op zijn plaats hoe terecht die diepe indruk en dat vertrouwen is.

Zoals Verdonk in Nederland grossiert in vaagheden over daadkracht (zonder een moment duidelijk te maken waarop die daadkracht zich gaat richten en waarin die zal bestaan), zo rept Obama strijk-en-zet over change (zonder duidelijk te maken wat er moet worden veranderd en waarin die veranderingen zal moeten bestaat), en sprak hij in Berlijn over nieuwe muren die in eensgezindheid – tussen landen, volken en gelovigen, en tussen Amerika en Europa – moeten worden geslecht.

De liberaal Obama had het daarbij over de burdens of global citizenship, en ontmaskerde zichzelf daarbij als een elitaire kosmopoliet die lijkt te vergeten dat hij, om in november werkelijk te winnen, de stem van de gewone man in staten als Pennsylvania moet zien te winnen. En al die Europeanen die in de ban van Obama zijn geraakt omdat hij een meer bescheiden en meer Europees (dat wil zeggen: sociaal-democratisch) Amerika representeert, zullen er achter komen dat dat beeld niet meer dan een projectie is van hun eigen wensen en verlangens. Als Obama wint, wordt hij de leider van een supermacht, die de sheriff van de wereld zal blijven spelen en unilateraal en pre-emptive zal blijven handelen. Europeanen moeten zich realiseren dat Amerikanen hun naïeve wereldbeeld – waarin de geschiedenis en de grote conflicten ten einde zijn gekomen en waarin geen plaats meer is voor heroïek, voor een wereldrijk en voor soevereiniteit – niet delen. Zelfs Obama niet.

*) Deze column verscheen eerder op de NOS-website Amerika Kiest.

11.7.08

Scheuren in Obama's masker

In een eerdere column heb ik al eens aangegeven hoe ik tegenover de huidige presidentsverkiezingen sta. Als conservatieve ‘republikein’ was ik in 2000 voor Bush, in 2004 was ik dat opnieuw – zij het met beduidend minder enthousiasme dan vier jaar eerder. Dit jaar voel ik me veel minder betrokken dan bij voorgaande verkiezingen. Dat komt, denk ik, omdat ik John McCain als persoon een indrukwekkende man vind, maar weinig vertrouwen in hem heb als politicus.

(Fred Thompson was mijn man – de bij voorbaat kansloze kandidaat, die weliswaar een uitstekend programma had, maar thuis ging zitten wachten tot het volk hem zou roepen. Zo hoort het eigenlijk, maar je komt er in de moderne politiek natuurlijk niet veel verder mee.)

McCain mocht en mag van mij winnen – met een (waarschijnlijk groeiende) Democratische meerderheid in het Congres tegenover zich, kan hij weinig kwaad. Die situatie is wat mij betreft bijna ideaal: een uitvoerende macht die door de tegenmacht van de volksvertegenwoordiging bijna niets kan verrichten.

De staat – aldus de libertaire essayist Albert Jay Nock (1870 – 1945), een van mijn favoriete schrijvers – is immers de vijand, en niets is zo gevaarlijk en ongewenst als een staat met dienaren die op je af komen en zeggen: ‘Hé, ik ben van de regering en ik ben hier om je te helpen!’

McCain mag wat mij betreft ook verliezen, en dan liefst ook met een landslide. Zo’n nederlaag zou voor veel conservatieven de wake up call kunnen zijn die hen uit de sluimer van hun gekoesterde herinneringen aan de gloriejaren onder Ronald Reagan opwekt en hen doet inzien dat de tijden veranderd zijn en dat die tijden om een nieuwe agenda vragen.

Eén van de beste columnisten in de Verenigde Staten – David Brooks van de New York Times – heeft de contouren van die agenda al eens geschetst, en jonge honden als Ross Douthat en Reihan Salam hebben zelfs een heel boek gewijd aan de vraag hoe de Grand Old Party zich tot een Grand New Party kan ontwikkelen.

Adoratie
Alhoewel ik er rekening mee houd dat McCain in november inderdaad verliest, en er dan een lange periode van Democratische dominantie zal aanbreken (vergelijkbaar met de periode van Republikeinse dominantie sinds het begin van de jaren tachtig), maak ik me in toenemende mate zorgen over het alternatief Barack Obama.

Obama is uitgegroeid tot een idool van verandering, die niet alleen in de Verenigde Staten, maar vooral ook in Europa gevoelens van adoratie en ongebreideld enthousiasme oproept. Dat is begrijpelijk, omdat veel mensen snakken naar het einde van de periode-Bush.

Maar zal Obama een goede president zijn? Er zijn soms uitspraken die hoopvol stemmen. Zo laat hij niet na zwarte vaders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen. ‘De verantwoordelijkheid eindigt niet bij de verwekking’, zei hij in een speech op vaderdag.

Bij oude zwarte leiders als de vervelende Jesse Jackson (66) roept dat verzet op. In een uitzending van Fox News zei Jackson afgelopen zondag dat Obama ‘uit de hoogte doet’ tegenover de zwarte bevolking, om daaraan toe te voegen: ‘Ik wil zijn ballen er af snijden’.

Jackson zei het op fluistertoon, en in de veronderstelling dat de microfoon nog niet open stond. Maar dat was wel het geval en een relletje was geboren. Jackson heeft inmiddels zijn excuses aangeboden, maar wel gezegd dat hij van Obama verwacht dat hij niet de persoonlijke verantwoordelijkheid van zwarte Amerikanen zal benadrukken maar vooral ‘de collectieve morele verantwoordelijkheid van de overheid en het openbare beleid’.

Als Obama zich van oude leiders als Jackson blijft distantiëren – simpelweg door ze te negeren – en zich ook verre houdt van de collectivistsiche politiek die zij voorstaan, is dat een welkome breuk met een ouderwetse en falende politiek.

Maar ik ben er alles behalve zeker van of Obama uit het goede hout gesneden is om president van de Verenigde Staten te worden. Het incident met zijn predikant, ds. Jeremiah Wright uit Chicago (de man van God damn America), vormde het eerste bewijs van een karakterzwakte die je liever niet ziet bij een toekomstig leider van de vrije wereld.

Dezer dagen verscheen het boekje Barack Obama: Waarom iedereen van hem wil houden en wat zijn opkomst betekent, geschreven door Shelby Steele, hoogleraar aan Stanford University en net als Obama zoon van een zwarte vader en een blanke moeder.

Eerste scheur
Steele noemt de aanvaring met Wright ‘de eerste echte scheur’ in het masker dat Obama draagt. Obama wilde ons doen geloven dat hij altijd bezwaar heeft gehad tegen het radicalisme van Wright, terwijl hij desondanks twintig jaar lang bij hem naar de kerk bleef gaan. Steele spreekt van ‘een griezelig vermogen om de eigen, diepste overtuigingen te negeren om erbij te horen’. En hij vraagt zich af hoe deze ‘karaktereigenschap een president Obama van pas zou kunnen komen in “overleg” met de vijanden van Amerika’.

Ik heb, eerlijk gezegd, het ongemakkelijke gevoel dat er in Barack Obama en zeker ook in zijn vrouw Michelle nog heel veel oud ressentiment tegen het blanke deel van de Amerikaanse samenleving schuil gaat. Zijn uitspraken over de blanke middenklasse in Pennsylvania die in een globaliserende wereld hun toevlucht nemen tot hun geloof en wapens, was – wat mij betreft - een volgende, nog veel grotere scheur in het masker van Obama.

En daar komen alleen nog maar meer scheuren en scheurtjes bij. Hij spreekt zich ineens veel minder nadrukkelijk uit vóór een spoedige terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak (terwijl zijn populariteit grotendeels op die vroegere uitspraken gebaseerd was), en hij stemde voor een wetsontwerp dat het telefonisch afluisteren van Amerikaanse burgers wil legaliseren.

Draaikont
En toen het Amerikaanse Supreme Court onlangs bevestigde dat wapenbezit een grondwettelijk recht is, maakte hij een wonderlijke draai om net te doen alsof hij blij was met die uitspraak. Obama is een beetje de Wouter - draaikont - Bos van de Amerikaanse politiek, vrees ik.

Obama’s politieke plannen met betrekking tot het milieu en de gezondheidszorg, abortus en immigratie bevielen mij al niet. De roep om verandering zonder dat duidelijk wordt wat er moet veranderen en waar die veranderingen toe moeten leiden, is voos en leeg. En zijn achtergrond en persoonlijkheidsstructuur lijken me in toenemende mate een probleem.

Dan toch maar McCain.

*) Eerder verschenen als column op de NOS-website 'Amerika Kiest'.

29.6.08

Over Obama, politiek en basketball

'Zowel in de sport als in de politiek zijn er geschreven en ongeschreven wetten, maar een strijd moet altijd fair blijven en ik vind dat je nooit iemand moedwillig onderuit mag halen. Helaas vinden veel mensen het tegenwoordig geen probleem je van achteren te tackelen als je een rustige lay-up aan het maken bent’.

Aan het woord is Barack Hussein Obama, de zwarte presidentskandidaat van de Democratische partij, in een interview dat hij eens gaf aan één van de grootste basketballers uit de geschiedenis van de NBA, Charles Barkley (voor diens boek Who’s Afraid of a Large Black Man).

In dit citaat noemt Obama niet de naam van de huidige president, George W. Bush, maar vermoedelijk bedoelde hij hem wel toen hij het over gemene spelers had. Van Bush is namelijk bekend dat hij in 1976 als aanvoerder van het basketballteam van Harvard Business School de sterspeler van de tegenpartij voortdurend provoceerde, totdat zij allebei uit het veld werden gestuurd. Zo had Bush dat in Texas geleerd: je tegenstander intimideren en raken voordat hij jou raakt.

Dat Obama figureert in het boek van Barkley en een voorbeeld van het basketballveld gebruikt om een politieke uitspraak te verduidelijken, is geen toeval. Obama, 1,85 meter lang, is geen onverdienstelijke speler geweest. Volgens Rickey Green, een All-Star speler uit de NBA, speelde Obama 'boven gemiddeld'; hij had een goed, linkshandig schot en wist aardig wat van het spelletje af.

Obama heeft zijn vrouw Michelle zelfs via het basketball veroverd. Toen hij haar net had ontmoet, vroeg Michelle aan haar broer, Craig Robinson, om zijn karakter te testen door een partijtje basketball met hem te spelen. Blijkbaar deed Obama het daar niet onaardig, want kort daarna werd Michelle Robinson Michelle Obama.


[Barack Obama met zijn JV-team op Punahou School, Hawaii, 1977]

Obama heeft van kinds af aan basketball gespeeld. Aan de muur van zijn slaapkamer hing een poster van de sterspeler van de Philadelphia 76’ers, Julius ‘dr. J’ Erving. Hij speelde in het team van zijn school op Hawaï, de Punahou school in Honoloeloe (zie deze foto uit 1977), en verdiende daar de bijnaam ‘Barry O’Bomber’.

Basketball heeft zelfs een belangrijke bijdrage aan de vormgeving van zijn leven geleverd. Obama, zoals bekend de zoon van een Keniaanse vader en een blanke moeder uit Kansas, en zonder vader opgegroeid in Hawaï en Indonesië, maakte in zijn tienerjaren een identiteitscrisis door die hem voor de rest van zijn leven een typische bad nigger had kunnen maken. Hij leerde niet, maar stond tien uur per dag op het basketballveld, zeven dagen per week. Hij hield zich op met jongens die drugs gebruikten en verhandelden.

‘Ieder van ons koos een kostuum, een schild tegen onzekerheid en op het basketballveld kon ik tenminste iets van gemeenschappelijkheid vinden (a community of sorts)’, schreef Obama zelf in zijn boek Dreams From My Father. ‘Het was een terrein waar zwartheid geen nadeel kon zijn, en ik ontmoette er zwarte pubers van mijn leeftijd die net zo verward en woedend waren als ik zelf.’

Uitwedstrijd
Die woede werd treffend verwoord door een toenmalige vriend van Obama uit South Central (Chicago): ‘Het leven is als een uitwedstrijd in het basketball. We spelen altijd op het veld van de blanke man en dat doen we volgens zijn regels’.

Basketball en de ontdekking van gemeenschappelijkheid op het veld bekeerden Obama tot een leven waarin studeren uiteindelijk belangrijker werd dan het spelletje. Het lezen van een boek heeft immers niets te maken met ‘acting white’, zoals Obama zwarte Amerikanen voorhoudt. ‘Er bestaat nog steeds een hoop armoede in Amerika. Dat is een slechte zaak, maar onze grootouders waren armer dan de meeste zwarten van nu en zij zorgden wel voor hun kinderen.’

Basketball is politiek in Amerika. Het is een democratische sport, in de eerste plaats. Obama speelde vaak op een veldje in de buurt van de universiteit van Chicago, ongeorganiseerde potjes, samen met de mensen die daar op dat tijdstip toevallig ook waren. Een toevallige passant en een potentiële Nobelprijswinnaar konden deel uitmaken van hetzelfde team. ‘Basketball maakt alles gelijk’, volgens Arne Duncan, een vriend van Obama.

Maar tegelijkertijd is niets zo ongelijk als basketball, en dat heeft ervoor gezorgd dat de sport altijd door gevoelige politieke discussies omringd is geweest. Zwarte spelers domineren de competitie, en hun door de hiphopcultuur beïnvloede uitstraling en gedrag, heeft tot verhitte debatten en maatregelen geleid die snel in de sfeer van het laatste en grote Amerikaanse taboe, het racisme, terecht konden komen. (En dat speelt nu een belangrijke rol in de strijd tussen McCain en Obama, nu Democraten het Republikeinse kamp ervan verdenken dat ze stilletjes willen suggereren dat Obama vreemd en anders is, en uiteindelijk niet te vertrouwen.)

Magic Johnson
De tegenstelling blank en zwart in het basketball speelde nog een dominante rol in de jaren tachtig, toen de sterrenteams van de Los Angeles Lakers en de Boston Celtics regelmatig met elkaar om het kampioenschap streden. Bij de Lakers speelden grote zwarte spelers als Kareem Abdul-Jabbar en Earving ‘Magic’ Johnson, bij de Celtics was Larry Bird de grote man en de Great White Hope.

Larry Bird was een arme, blanke jongen uit Indiana (de ‘Hick from French Lick’), die zijn studie en het basketballen aan de universiteit van Indiana State pas had hervat nadat zijn drankzuchtige vader zelfmoord had gepleegd. In 1979 leidde Bird zijn college team naar de finale van het college-toernooi. Indiana stond tegenover Michigan State, Larry Bird tegenover Earving ‘Magic’ Johnson, zoals hij en Johnson daarna als spelers van de Celtics en de Lakers nog jaren tegenover elkaar zouden staan.

Larry Bird en Earving ‘Magic’ Johnson gingen twee werelden belichamen. Bird, de redneck, was de stijve blanke jongen, die zijn gebrek aan talent en atletische gaven compenseerde met werklust, doorzettingsvermogen en intelligentie, de ideale schoonzoon voor de working class achterban van de Celtics. Johnson was de superieure, charismatische atleet en de typische vertegenwoordiger van de frivole, ongedisciplineerde en levenslustige Westkust.

Dit jaar stonden de Lakers en de Celtics weer tegenover elkaar, zonder overigens een nieuwe Great White Hope in de gelederen van de Celtics. De tegenstelling tussen Oost en West, tussen atletisch gemak en noeste arbeid, de frivoliteit en de ernst, laaide opnieuw op en groeide bijna uit tot een metafoor voor de race om het presidentschap tussen Barack Obama als de Laker en John McCain als de Celtic. En je kunt je inderdaad voorstellen dat McCain (net als ik) een fan van de Celtics is en Obama van de Lakers.

Achtertuin
Zijn vrienden vertrouwen erop dat Obama, als hij wint, in de achtertuin van het Witte Huis – waar Clinton en Bush liepen te joggen – een basketballveldje zal aanleggen. Misschien dat Obama dan ook McCain nog eens zal uitnodigen, en misschien maakt McCain ondanks zijn leeftijd een kans in een one-on-one tegen Obama wanneer hij weet dat de linkshandige Obama in iedere wedstrijd dezelfde truc uithaalt als veel liberale Democraten in de politiek: hij maakt een schijnbeweging naar rechts en probeert je dan over links te passeren.

Maar er is nog hoop. De Celtics hebben de Lakers deze maand verpletterend verslagen.

*) Deze column is eerder verschenen op de NOS-website 'Amerika Kiest'.

13.6.08

Oude rot in paradijselijk Californië

Op de website van de NOS is vandaag mijn nieuwe column over de Amerikaanse verkiezingen verschenen - over Californië, een boekpresentatie, de kansen van Obama en McCain, en de verdeeldheid binnen het conservatieve kamp.



Het dorp Rancho Santa Fe in de staat Californië is een van de rijkste en mooiste van Amerika. Wie door de dorpsstraat wandelt en in de etalages het aanbod van onroerend goed bestudeert, ziet dat een beetje woning al gauw meer dan 10 miljoen dollar doet. Maar dan heb je natuurlijk ook wat: een groot en comfortabel huis op een paar hectaren grond, citroenen- en sinasappelbomen in de tuin, een zwembad, en dat alles in een vallei die aan alle kanten door heuvels wordt omringd, op nog geen half uur rijden van de mooie stranden aan de westkust. Het klimaat is er paradijselijk: altijd mooi weer zodra de zon ’s morgens rond een uur of negen de bewolking heeft weggebrand, en door de altijd aanwezige zeebries krijgt de luchtvochtigheid er geen kans.

In het plaatselijke hotel – The Inn – weten ze wat de uitdrukking some of life’s deserved pleasures betekent. Het hotel heeft geen kamers maar cottages: kleine, geschakelde woningen in Spaans-koloniale stijl, stijlvol ingericht, met een open haard voor de frisse avonden, en een service die even vanzelfsprekend als onnadrukkelijk wordt aangereikt.

In de voortuin van het hotel met het frisgroene grasveld, de oude bomen en de prachtige planten en bloemen, staat een wat groter cottage voor bruiloften en partijen. Een deel van spraakmakend conservatief Amerika was daar eind vorige week bijeen voor een receptie en een diner, de presentatie van een boek over de eigen geschiedenis, en een conferentie over Amerika, Europa en de islam voor sponsors die vanuit heel Amerika hier naar toe waren gekomen.
Een van de helden van de conservatieve beweging binnen de Republikeinse Partij was er en hij sprak. Oude rot Alfred S.Regnery (1942) heeft zojuist een boek over de succesvolle opkomst van de conservatieve beweging geschreven (Upstream) en hield tijdens het dessert een speech van een half uur waarin hij het grote succesverhaal nog eens vertelde aan een publiek dat dat verhaal zo graag nog eens hoort. Buiten in de tuin keek de jeugd van Rancho Santa Fe met hun ouders naar een film en speelde er op een beschaafde manier American football.

Alf Regnery, een kleine, wat streng ogende man, is de zoon van Henry Regnery, die in 1947 in Chicago een uitgeverij begon. Diens vader had hem gewaarschuwd: als hij geld zou verdienen, zou dat alleen maar betekenen dat hij de verkeerde boeken uitgaf. Henry Regnery zette zijn bedrijf dan ook op als een non-profit organisatie – niet dat hij enig ideologisch bezwaar tegen het maken van winst koesterde, maar omdat hij wist dat de markt een slechte beoordelaar is van wat goed is en wat slecht, en dat belangrijke boeken daarom vaak slechts een beperkte oplage hebben.
Conservatieve boeken waren volgens Regnery belangrijk voor Amerika, en dus gaf hij twee boeken uit die later tot de classics van het Amerikaanse conservatisme zouden gaan behoren: God and Man at Yale van de jonge Bill Buckley (over de dominantie van het socialisme en atheïsme aan Amerika’s topuniversiteiten) en The Conservative Mind (een ideeëngeschiedenis van het conservatisme als politieke filosofie) van Russell Kirk. Samen met enkele andere boeken die in die jaren verschenen, hebben deze de grondslag gelegd voor het conservatisme als intellectuele beweging.

Daarmee was het conservatisme nog geen krachtige politieke factor. Dat begon pas met Barry Goldwater (1909 – 1998), de senator van Arizona die in 1964 als eerste conservatief de Republikeinse kandidaat voor het presidentschap was. Goldwater – bijgenaamd Mr. Conservative – kreeg in dat jaar, volgend op dat van John F. Kennedy’s dood, een vreselijk pak slaag van de Democraat Lyndon B. Johnson (68 tegen 32 procent), maar leidde wel een ontwikkeling binnen de Republikeinse Partij in die haar van het midden naar conservatief rechts deed opschuiven.

Alf Regnery was erbij, alhoewel hij toen nog student was. Hij voerde campagne voor Goldwater in de staat Wisconsin en leidde er de ‘Youth for Goldwater’-beweging. Toen hij Goldwater eind jaren zeventig tegen kwam en hem zei dat Goldwater en zijn campagne zijn leven hadden veranderd, antwoordde Goldwater dat er geen dag voorbij ging of iemand zei zoiets wel tegen hem.
Alf Regnery was er ook bij toen Ronald Reagan als eerste conservatieve Republikein de presidentsverkiezingen won. Hij was toen als jurist werkzaam in de Senaat, voerde campagne voor Reagan en kreeg daarna zes jaar lang een baan op het ministerie van Justitie. Nadien nam Alf de uitgeverij van zijn vader over. Tegenwoordig is hij uitgever van The American Spectator.
De periode van Reagan vormde het hoogtepunt van zijn politieke leven, vertelde Regnery in Rancho Santa Fe. Reagan was zowel in zijn economische beleid als in zijn buitenlandse politiek een echte conservatief geweest, en zijn opvolgers (vader en zoon Bush) konden niet in zijn schaduw staan. George H. W. Bush was een man van het midden, die zich als vice-president onder Reagan (1981 – 1989) altijd ongemakkelijk heeft gevoeld. George W. Bush was nooit ‘one of our own’, aldus Regnery. In zijn economisch beleid heeft hij de overheid laten groeien en de staatsschuld doen stijgen, en in zijn buitenlands beleid heeft hij zich verloren in de neoconservatieve droom van democratisering en ‘nation-building’.

En dan nu John McCain? Bij iemand als Alf Regnery gaan beweging en partij en de veroverde macht boven alles, dus hij verdedigt hem. Hij heeft geen aansluiting bij een nieuwe generatie van conservatieven (zie hier en hier en hier en hier) die van oordeel is dat de macht de partij heeft gecorrumpeerd en heeft afgesloten voor nieuwe ideeën over de onderwerpen die nu aan de orde zijn. En zolang mensen als Alf Regnery toonaangevend blijven, en blijven vertellen dat het verhaal van de conservatieve beweging binnen de Republikeins Partij één groot succesverhaal is, zolang zal de behoefte aan een herbronning van de eigen traditie geen algemene bijval krijgen.
McCain is geen ‘voorspelbare conservatief’, aldus Regnery. Hij is in ieder geval ‘geen filosoof’. De manier waarop hij jarenlang in de Senaat heeft gestemd, levert geen eenduidig beeld op. Hij was goed op de terreinen van de overheidsuitgaven, de groei van de overheid, de benoeming van rechters en gezinszaken. Maar op het gebied van de immigratie en de opwarming van de aarde vinden conservatieven hem veel te links.
En hij kan in november zeker winnen. Het Amerikaanse publiek weet wat het aan McCain heeft. Barack Obama is veel kwetsbaarder. De Amerikanen zullen de komende maanden gaan zien dat Obama heel erg links is en zich daarmee ‘really outside the mainstream of American politics’ bevindt, meer dan welke eerdere Democratische kandidaat ook.
En hoe McCain zich ook ontpopt, hij zal in het Congres een democratische meerderheid tegenover zich vinden, en hij zal dus zo goed als niets kunnen uitrichten. Veel Amerikanen bevalt dat wel. ‘Kijk’, legt Regnery mij uit, ‘Amerikanen geloven in hun Grondwet, die het individu tegen het optreden van de overheid beschermt. Europeanen geloven in een Grondwet die de overheid opdraagt allerlei dingen voor hen te doen. Dat is het kardinale verschil tussen jullie en ons. We houden er niet van wanneer de overheid in onze vrijheden treedt.’

30.5.08

Rechts en de tirannie van links

Een sympathieke man in een oranje TNT-pak stopte mij vanmorgen bij de voordeur een pakketje in handen. Dat is altijd een licht sensationeel moment. Zo’n pakketje herbergt vrijwel altijd één of meer boeken, veelal afkomstig uit de Verenigde Staten, aldaar besteld bij de firma Amazon, en van pure nieuwsgierigheid ruk ik de verpakking al uit elkaar terwijl ik nog naar de huiskamer terugloop.

Het pakketje van deze week bracht echter geen boek maar een stapel drukproeven. Er zat een brief bij van een mevrouw Phillips, die mij (en ongetwijfeld nog vele andere collega-journalisten) toevertrouwde dat ze wel wist dat ik erg druk was, maar dat ze toch mijn aandacht wilde vragen voor een boek dat dit najaar, in november, bij het Intercollegiate Studies Institute zal gaan verschijnen.

Het boek is geschreven door James Kalb. Kalb studeerde aan Yale en woont en werkt nu in Brooklyn, New York. Hij is advocaat en onafhankelijk geleerde, en publiceert politieke essays in conservatieve bladen als Modern Age.

Zijn boek gaat over de triomf van het liberalisme (in de Amerikaanse betekenis van het woord). Die triomf of uiteindelijke dominantie van het linkse, progressieve denken is voor Kalb geen reden tot veel vrolijkheid. De triomf heeft niet tot vrijheid maar tot tirannie geleid, want liberalisme is niet anders dan het moderne wetenschappelijke en technologische denken toegepast op het domein van samenleving en politiek. Bijna iedereen kent de hoogste autoriteit aan deze manier van denken toe – en de instituties en levensbeschouwingen die niet met dit denken in overeenstemming zijn worden op zijn best beschouwd als vervelend en achterhaald en op z’n slechts als erg en gevaarlijk.

Volgens Kalb is het liberalisme de uitdrukking van de belangen en visie van een elite van commerciële mensen en managers, die wantrouwend staan tegenover samenlevingsvormen die minder rationeel en controleerbaar zijn, zoals familie en gezin. En daar zit de pijn voor Kalb: hij vreest een dominante staat die geen ruimte laat voor spreiding en diversiteit, zich overal mee wil bemoeien en denkt dat zij op alle levensterreinen een heilzame invloed kan uitoefenen. En de vrees van Kalb (en de zijnen) is dat deze manier van denken in termen van de therapeutische staat niet alleen de Democratische Partij in zijn macht heeft maar ook de Republikeinse. Hun vertrouwen in Republikeinen als McCain is minimaal. Het is zelfs de vraag of traditionele conservatieven (of paleoconservatieven) als Kalb het in november überhaupt wel de moeite waard zullen vinden om de gang naar de stembus te maken.

Aan het slot van haar begeleidende brief vraagt mevrouw Phillips mij vriendelijk of ik het boek wellicht enige (publieke) lof waardig zal achten.

Dat acht ik het zeker. Om te beginnen omdat ik zo goed als zeker weet dat ik wanneer ik het boek de komende dagen helemaal zal hebben gelezen, een instemmend ja en amen zal prevelen. Het boek is in de tweede plaats van belang omdat het een politieke manier van denken uitdrukt die in Nederland zo goed als onbekend is. Nederlanders begrijpen die discussies over de waarde van sociale verbanden als familie en gezin, het verzet tegen de centrale overheid en de weerzin tegen bureaucratisch bemoeizucht niet zo goed. Nederlanders zijn individualisten en vinden dat de overheid er is om hun problemen op te lossen. Maar in de Verenigde Staten is dit denken bij een belangrijke minderheid te vinden, en deze groep kan in november een belangrijke rol spelen.

Dat het in november tussen Obama en McCain zal gaan, wordt steeds meer ook officieel bevestigd. Barack Hussein Obama zat deze week in een vliegtuig van Denver naar Colorado, en kondigde daar aan dat we aanstaande dinsdag definitief zullen weten wie de presidentskandidaat namens de Democratische Partij zal zijn. Dit weekend neemt zijn partij namelijk een besluit over de vraag of de stemmen van de staten Michigan en Florida alsnog zullen meetellen, en dinsdag zijn bovendien de laatste drie voorverkiezingen. ‘All information will be in. There will be no more questions answered’, aldus Obama.

Ook McCain gaat daarvan uit, en om die reden heeft hij Obama van de week uitgenodigd om hem te vergezellen op een reisje naar Irak. Dan zou de onervaren Obama eens zien welke zegenrijke gevolgen die oorlog heeft gehad. Tijdens datzelfde vliegreisje zei Obama direct al dat ‘John McCain of de regering-Bush’ geen sterke argumenten voor hun buitenlands beleid kunnen aanvoeren en daarom proberen zij de aandacht met dit soort voorstellen af te leiden, om te voorkomen dat ze het over de inhoud van dat beleid moeten hebben.

De oude en ervaren rot John McCain dus tegen de jonge liberal Obama, die zijn Republikeinse tegenstander steevast zal neerzetten als een voortzetting van twee impopulaire ambtstermijnen van Bush. De James Kalbs zullen dat argument begrijpen, want het conservatieve gehalte van de periode-Bush is zeer teleurstellend voor hen geweest. Het ligt er maar aan welke conclusie zij daaraan zullen verbinden: of zij zich uit het publieke domein zullen terugtrekken of toch maar tégen Obama zullen stemmen, die voor hen natuurlijk de tirannie van het liberalisme personifieert.

*) Ook verschenen op de NOS-website Amerika Kiest.

17.5.08

Jeugdig enthousiasme vs. beproefd karakter

Mijn nieuwe column op de website van de NOS gaat over de vraag wie de de volgende Amerikaanse president wordt: Obama of McCain?


Barack Hussein Obama kreeg deze week in West-Virginia een pak slaag van Hillary Clinton (hij verloor er de voorverkiezingen met 67 tegen 26 procent van de Democratische stemmen), maar het blad Time zette de foto van een lachende Obama al op de cover met de tekst: ‘En de winnaar is…..’ In november zal het zo goed als zeker tussen Obama, de 46-jarige senator uit Illinois, en John McCain, de 71-jarige senator uit Arizona, gaan. Wie maakt de meeste kans om de nieuwe bewoner van het Witte Huis te worden?

Ondanks zijn verlies in West-Virginia – net als Ohio en Pennsylvania een swing state – kan Obama de Democratische nominatie niet meer ontgaan. Hij heeft de meeste staten gewonnen, heeft nu 1608 gedelegeerden achter zich (Clinton 1445) en ook in de race om de supergedelegeerden heeft hij zijn rivale inmiddels achter zich gelaten (291 om 274). Volgens de peilingen gaat Obama drie van de vijf staten winnen die nog moeten stemmen, met als sluitstuk de staat South-Dakota die op 3 juni als laatste naar de stembus gaat. Clinton zou in alle overgebleven staten met meer dan 70 procent moeten winnen om Obama nog in te halen. Bovendien kreeg Obama deze week onverwacht de steun van de politieke zwaargewicht John Edwards, oud-senator van North-Carolina. Nu Edwards zijn keuze heeft gemaakt, zullen velen van de nog resterende 250 supergedelegeerden hem daarin volgen, is de verwachting. Obama is inmiddels in zijn status van presidentskandidaat gegroeid. Na zijn beslissende overwinning in North-Carolina sprak hij niet over Hillary Clinton maar richtte hij zijn pijlen op McCain. Zoals ook de nieuwe website die de Republikeinen hebben gemaakt, tegen Obama is gericht en Clinton niet eens noemt.

Ondertussen zegt Clinton enerzijds dat ze door zal blijven vechten (‘vastbeslotener dan ooit tevoren’), maar laat ze de gebruikelijke harde aanvallen op Obama achterwege. In West-Virginia noemde ze de naam van Obama slechts één keer in haar overwinningsspeech en zei dat ze hem ‘bewonderde’.
Wat is de strategie achter het besluit van de Clintons om de handdoek nog niet in de ring te gooien? Het kan natuurlijk zijn dat Hillary en Bill hopen dat er alsnog een schandaal uitbreekt rondom Obama, of dat de Democratische partij alsnog tot de conclusie zal komen dat Hillary, anders dan Obama, de stem van ‘hardwerkende, blanke Amerikanen’ kan winnen en daarmee de belangrijke swing states in de wacht kan slepen die het Witte Huis in november binnen het bereik van de Democraten zal brengen. Het kan ook zijn dat ze zich nadrukkelijk wil aandienen als Obama’s running mate en voor het vice-presidentschap wil gaan. Maar misschien denkt ze ook aan de truc die Ronald Reagan in 1976 uithaalde. In zijn strijd met Gerald Ford om de Republikeinse nominatie bleef hij tot het einde toe doorvechten, ook al kon hij toen al niet meer winnen. Op de Republikeinse conventie van dat jaar gaf hij zelfs de keynote speech. Die speech vormde de basis voor zijn succesvolle race naar het Witte Huis in 1980. Maar die speech droeg ook bij aan het verlies van Ford in 1976.
Als Hillary nog dit jaar politiek succes wil boeken, moet ze binnenkort een waardig slot aan haar campagne draaien. Als ze in haar hoofd al bezig is met de verkiezingen van 2012, zal ze tot het bittere einde toe blijven doorknokken.

Maakt Obama een kans tegen McCain? Bemoedigend moet het voor de Democraten zijn geweest dat in de staat Mississippi zich deze week herhaalde wat zich eerder in Louisiana had voorgedaan. Een zetel in het Huis van Afgevaardigden die steevast voor de Republikeinen was, ging nu naar de Democratische kandidaat. Saillant detail daarbij was dat de Republikeinse kandidaat zijn Democratische opponent wilde wegzetten als een ‘Obama-vriend’, met vermoedelijk net zulke nefaste opvattingen als dominee Jeremiah Wright, de zwarte racistische predikant die Obama zo in verlegenheid heeft gebracht. Die tactiek werkte niet.
De Republikeinse kandidaat begint de race natuurlijk sowieso met een achterstand. Hij heeft te maken met een lastige erfenis, en Obama zal dat benadrukken. In North-Carolina zei hij: ‘De plannen van John McCain voor de toekomst zijn niets meer dan de mislukte politiek van het verleden. We zijn het er allen over eens dat we op dit bepalende moment in de geschiedenis niet kunnen toestaan dat McCain de kans krijgt om de derde termijn van George Bush uit te dienen.’
Tot die erfenis behoort een historisch lage waardering voor het presidentschap van de Republikein Bush. De Amerikaanse bevolking is hem in meerderheid zo gruwelijk zat dat er volgens vele waarnemers een soort linkse golf door het land gaat, vergelijkbaar – qua electorale kracht – met de rechtse golf van begin jaren tachtig. De oorlog in Irak heeft al 4000 Amerikanen het leven gekost en McCain wil die, anders dan Obama, voortzetten, al zei hij deze week dat hij een terugtrekking van de Amerikaanse troepen in 2013 voor mogelijk houdt. De Amerikaanse economie verkeert in een recessie en de benzineprijzen zijn er voor Amerikaanse begrippen ongekend hoog (we zouden overigens graag willen ruilen want een liter benzine kost nog steeds maar € 0,80). Dat heeft steeds meer Amerikanen tot de overtuiging gebracht dat de Republikeinse politiek (een kleine overheid die zo weinig mogelijk in het economische leven ingrijpt, gecombineerd met lage belastingen) niet meer werkt. McCain is bovendien niet populair onder de conservatieve kiezers. De verwachting is dat die in november wel eens in groten getale thuis zullen blijven.
Tegenover al deze vermoeidheid en neergang doet een jeugdige kandidaat met een energieke uitstraling die alleen maar om change, change, change roept, het natuurlijk goed.
Maar er zijn ook veel zaken die in Obama’s nadeel zijn. Om maar met het vervelendste te beginnen: hij is zwart. En racisme is niet alleen virulent aanwezig onder dominees als Jeremiah Wright, al is racisme het grote taboe in de Verenigde Staten. Ik stond eens in een lift in een New York’s kantoor, en hoorde hoe (blanke) werknemers – alles behalve zuidelijke rednecks – zich over hun nieuwe (zwarte) chef beklaagden. Een van hen rondde de discussie af met de opmerking: ‘Well, you know what they are like once they are the boss’.
Zijn moslimverleden, dat door conservatieven met enige gretigheid in herinnering wordt geroepen, zal hem parten spelen, evenals de (daaraan gekoppelde) vraag of hij wel zo pro-Amerikaans is, en regelrechte twijfel aan zijn kwaliteiten om straks opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten te zijn. Obama is bovendien, in de ogen van zijn opponenten, een elitaire liberal, links en onervaren, met een eloquentie die een inhoudelijke leegheid tot nog toe nauwelijks kan verhullen. En zijn zwakke punt is nu al duidelijk: veel Clinton-stemmers zullen in november niet op hem stemmen. In West-Virginia, bijvoorbeeld, zal slechts een derde van hen dat doen.

In november gaat de strijd dus tussen jeugdig enthousiasme en een beproefd karakter. McCain kan zeker winnen. En uiteraard is de wens hier bij mij ook de vader van de gedachte.

21.4.08

Stupid or evil

Hieronder is de volledige tekst van mijn eerste column voor de NOS-rubriek "Amerika kiest". Ik ga om de twee weken een stuk schrijven over de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

Voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van komende november bestaat in Nederland opmerkelijk veel belangstelling – zelfs al in de huidige fase waarin nog niet eens duidelijk is tussen welke twee kandidaten de race zal gaan, omdat de strijd binnen het Democratische kamp tussen Hillary Clinton en Barack Obama nog niet is beslist.

Die belangstelling heeft ongetwijfeld te maken met de zucht naar verandering na acht jaar Bush, en met de hoop dat de betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten onder een nieuwe president genormaliseerd zullen worden.

De Democratische voorverkiezingen kunnen volgende week al beslist worden wanneer de kiezers in de staat Pennsylvania naar de stembus gaan. Hillary Clinton is daar de favoriet, maar zij zal met ruime cijfers moeten winnen om het Democratische establishment van haar kandidatuur te overtuigen.

En zelfs als zij wint, zal zij de achterstand in delegates die ze in de race met Barack Obama heeft opgelopen, niet goed maken. Er zijn Amerikaanse commentatoren die voorspellen dat Hillary bij een nederlaag of een krappe winst uit de race zal stappen en zichzelf dan bij Obama als vice-president zal aanbieden.

Obama moet dan de vraag beantwoorden of een duo dat gevormd wordt door een vrouw en een zwarte man de Amerikaanse bevolking werkelijk representeert. Waarschijnlijker is dan ook dat Obama bij winst voor John Edwards als running mate zal kiezen.

Pennsylvania is een bijzondere staat. Met ongeveer 12,5 miljoen inwoners is het de zesde staat van de VS wat inwonersaantal betreft, maar het speelt politiek en cultureel geen grote rol. De staat is gesticht door de religieuze en tolerant sekte van de Quakers, en de grootste stad van Pennsylvania – Philadelphia - is de plaats waar zowel de Onafhankelijkheidsverklaring als de Constitutie is geschreven.

Maar de staat heeft sindsdien geen grote schrijvers of filosofen voortgebracht. In economisch opzicht neemt de staat sinds de jaren dertig geen belangrijke positie meer in, toen de kolenindustrie rond Pittsburgh tot stilstand kwam. De bevolking groeit nauwelijks nog. Pennsylvania is geen staat van grote bedrijven maar vooral van kleine zelfstandigen. En ze zijn er dol op wapens. Tijdens een recent bezoek aan Pennsyvania haalde een goede vriend met een grijns een koffer onder zijn bankstel vandaan en liet hij mij trots twee karabijnen en twee pistolen zien.

Tijdens mijn bezoek viel het me op dat er opvallend weinig verkiezingsborden in de tuinen langs de wegen stonden. Volgens één van mijn gastheren was dat omdat iedereen alleen maar bezig was met het Masters golftoernooi dat het afgelopen weekeinde in Georgia is gespeeld, maar de meeste anderen wisten mij te vertellen dat de bevolking vooral verkiezingsmoe is.

Maar toen kwam The Bulletin (‘Philadelphia’s Family Newspaper’) met het nieuws over de uitspraken die Obama had gedaan tijdens een besloten fondsenwervingsavond in San Francisco. Hij had daar gesproken over economisch gefrustreerde mensen in kleine plaatsen die zich ‘bitter vastklampen aan wapens en hun geloof’.

Zoiets moet je in Amerika niet zeggen, waar de bevolking terecht een hekel heeft aan politici die niets blijken te begrijpen van het leven van miljoenen gewone Amerikanen. Hillary was er dan ook als de kippen bij om zichzelf als de grote vriend van de middenklasse te portretteren en haar tegenstrever weg te zetten als een elitair figuur die de Amerikaanse samenleving alleen maar verdeelt.

Hoe desastreus de uitgelekte uitspraken van Obama voor zijn campagne zullen zijn, zullen we dinsdagavond (22 april) pas weten. Voor conservatieven (zoals ik) gaat de keuze in november tussen de Stupid Party (de Republikeinen) en de Evil Party (de Democraten).

Wanneer één van de kandidaten zich ontpopt als zowel stupid als evil wordt de keuze voor hen wel erg gemakkelijk. De strijd op leven en dood in het Democratische kamp, de blunder van Obama (die Republikeinen opnieuw een goede ingang verschaft bij de zogenaamde Reagan-democraten, kiezers die sociaal-economisch links maar cultureel conservatief zijn), en het vooruitzicht op een eindstrijd tussen John McCain en de gehate Hillary, heeft het zelfvertrouwen in het Republikeinse kamp weer doen toenemen.

Niet dat McCain niet stupid zal blijken, maar hij zal, anders dan activistische Democraten, weinig kwaad doen. En dat is in de politiek vaak het hoogst bereikbare.