Showing posts with label Amerika. Show all posts
Showing posts with label Amerika. Show all posts

19.10.10

Eén natie, twee culturen

Vandaag realiseerde ik me ineens dat ik me voor het eerst in mijn leven enigszins thuis voel bij een nieuw kabinet.
Tot nog toe konden die kabinetten me eigenlijk niet zo veel schelen. Paars vond ik verschrikkelijk, al genoot ik altijd van de optredens van Frits Bolkestein. De politieke discussies sinds Fortuyn hebben mij ongemeen geboeid, vooral door de combinatie met cultuur en religie, maar de kabinetten-Balkenende (het tweede misschien enigszins uitgezonderd) hebben mij altijd lauw gelaten (op z’n best) of geërgerd (meestal). Een regering van CDA en PvdA is wat mij betreft een van de ergste dingen die een land kan overkomen.

Het kwam door een fotootje op de voorpagina van de NRC van afgelopen zaterdag. Mark Rutte staat achter zijn bureau in het Torentje en pakt zijn tas in, aan het einde van zijn eerste werkdag. Dat jongensachtige en wat onhandige, dat Engelse in zijn stijl en voorkomen, dat neemt me in voor de man. In deze tijden van blijvende onzekerheden vind ik dat hij een prima team van ervaren en ambachtelijke politici heeft samengesteld. Voor het eerst, denk ik, heb ik het gevoel dat een regering ook een beetje mijn regering is.

Een goede vriend vertelde mij eens dat hij zich bij het aannemen van een nieuw personeelslid maar één vraag stelde: of hij met die man of vrouw een weekje vakantie zou uithouden. Bij dit kabinet heb ik het idee dat me dat zou lukken. Met Cohen en Mariëtte Hamer zou bij het ontbijt al uitgepraat zijn en de rest van de dag zou ik proberen hen te ontlopen, en zij mij.

Tegelijkertijd kan ik mij goed voorstellen dat heel veel Nederlanders precies het tegenovergestelde gevoel hebben. Ik begrijp dat omdat ik de aanblik en het aanhoren van linkse politici vaak bijna als een persoonlijke belediging ervaar. Dat is niets persoonlijks. Het gaat erom dat je mensen dingen hoort zeggen die zo werkelijkheidsvreemd en dom zijn, dat je je hart vasthoudt voor dit mooie land. Als ik Femke Halsema hoor praten over haar voornemen om de vrijheid van godsdienst te lijf te gaan met een radicaal gelijkheidsideaal en emancipatiedwang, dan vervullen die uitspraken mij met aversie, inclusief het toontje waarop die uitspraken worden gedaan. Ik heb vandaag instemmend gegromd bij het lezen van een opiniestuk van Diederik Boomsma in de Volkskrant: een goed geschreven stuk tegen een elite die bewust antiburgerlijke kunst voor de happy few is gaan maken maar daar wel subsidie voor wilde hebben en daarvoor nu de rekening gepresenteerd krijgt. Dat gegrom kwam ongetwijfeld voort uit afkeer van die elite. Het is net zo iets, stel ik mij voor, wat een linksmens overkomt wanneer hij Bolkestein over de vrije markt hoort, Wilders over immigratie of beelden ziet van de Amerikaanse Tea Party-beweging. Dat geeft allemaal niets, zolang het maar niet echt persoonlijk wordt. Wilders en Halsema zie je vaak samen lachen. Dat lijkt me een goed teken. Over Nederland moet je je pas echt zorgen gaan maken wanneer de politieke animositeit zou omslaan in een persoonlijke.

De Amerikaanse historica Gertrude Himmelfarb heeft een jaar of tien geleden een interessant boek over dit verschijnsel geschreven. Dat boek heet One Nation, Two Cultures en gaat over de Amerikaanse samenleving in de nasleep van de culturele revolutie. Die revolutie heeft de ene Amerikaanse natie in twee culturen verdeeld: een conservatieve en een progressief-liberale. In Amerika is deze tegenstelling duidelijk zichtbaar omdat die zich politiek heeft vertaald in een Republikeinse en een Democratische Partij. Bij ons in Nederland is dat niet het geval. Hooguit wordt het verschil zichtbaar in de tegenstelling tussen links en rechts. Waarbij rechts staat voor een kleine overheid, zelfredzaamheid en cultureel-morele waarden, en links staat voor de noodlottige combinatie van vrijheidsdrang en een alomtegenwoordige staat.





Het boek van Himmelfarb ontvouwt een conservatief programma om de civil society te revitaliseren als buffer tussen een excessief individualisme aan de ene kant en een onderdrukkende staat aan de andere kant. Ze schrijft over een hervorming van instituties als familie en gezin, over de politiek en over het christendom als een ‘seedbed of virtue’.

Ik weet dat Rutte veel goede boeken leest (las), maar ik ben bang dat hij dit boek van Himmelfarb niet kent, of als hij het kent, dan heeft hij de inhoud niet gebruikt als blauwdruk voor zijn regeringsbeleid. Daarvoor is hij natuurlijk ook veel te gematigd. Hij belichaamt eigenlijk het type mens dat in Amerika zou worden omschreven als een rechtse Democraat of een linkse Republikein. Misschien dat ik dat even zag in dat fotootje op de voorpagina van de NRC. En toen dacht dat hij daarmee misschien wel over de kwaliteiten beschikt om in een land van twee culturen die ene natie te belichamen.


1.9.09

Boekenprogramma VPRO

Sinds kort zendt de VPRO iedere woensdagmiddag, tussen 4 uur en half vijf, op radio 1 een nieuw boekenprogramma uit. Het panel wisselt elke week van samenstelling, en de VPRO heeft gevraagd of ik zo af en toe ook eens mee wil doen, morgen (2 september) om te beginnen. De andere deelnemers zijn Nelleke Noordervliet en Natasja van den Berg. We mogen zelf een boek uitkiezen om het over te hebben, en ik heb het boek van Christopher Caldwell klaar gelegd: een goed boek over hoe de islam onze samenleving heeft veranderd, en de noodzaak om in het licht daarvan onze liberale waarden opnieuw te definiëren. De vertaling van het boek (Reflections on the Revolution in Europe: Immigration, Islam, and the West) is net verschenen bij uitgeverij Ambo o.d.t.: De Europese Revolutie: hoe de islam ons voorgoed veranderde. De Engelse titel is natuurlijk veel mooier, als variatie op het hoofdwerk van Edmund Burke: Reflections on the Revolution in France (1790).
Het boek van Caldwell is uitstekend, minder paniekerig en apocalyptisch dan vergelijkbare boeken van Bruce Bawer, Tony Blankley, Mark Steyn, Claire Berlinski en Melanie Phillips (die op onjuiste demografische cijfers zijn gebaseerd), en bijna net zo goed als dat van Bruce Thornton (Decline and Fall: Europe's Slow-Motion Suicide, Encounter Books, 2007), waarvan, vrees ik, wel nooit een Nederlandse vertaling zal verschijnen.

4.2.09

Horen goden in de politiek?

In de Trouw van vandaag staat een nieuwe aflevering van het filosofisch elftal. Met Ger Groot ga ik daar in discussie over de nieuwe behoefte aan helden in de politiek.


Rond de eeuwwisseling werd ‘het eind van de ironie’ afgekondigd. Bijna tien jaar later, met Barack Obama in het Witte Huis, verlangen we naar onvervalste helden. Waar moet een held aan voldoen?

De Amerikaanse president Barack Obama plaatst zichzelf zonder enige relativering in de lijn van grote historische figuren zoals Washington en Lincoln. Hij schaamt zich er niet voor, en hij wordt er evenmin op aangevallen.

Volgens Ger Groot is dit tekenend voor onze behoefte aan ‘morele helden’. ,,Tot voor kort hielden we ons het liefst bezig met het ironiseren en het deconstrueren van helden. We toonden bij voorkeur de achterkant van het heldendom, alles wat ook maar het aanschijn had ‘hoog en edel’ te zijn, moest naar beneden worden gehaald, ontmaskerd en geridiculiseerd. Dat is voorbij.

We spreken onze bewondering uit en spiegelen ons aan ‘helden van de geest’, zoals Calvijn. Grote historische figuren zoals hij en zelfs heiligen – ‘helden des geloofs’ – staan weer volop in de belangstelling.”

De hang naar helden past volgens groot bij ‘onze staat van morele herbewapening’. ,,Die is al langer aan de gang, maar de huidige economische crisis werkt er zeker niet remmend op. Al in het jaar 2000 kondigde de Amerikaanse schrijver Dave Eggers ‘het einde van de ironie’ af. Nu ontvouwt zich de apotheose van die tendens: de terugkeer van het heldendom.”

Bart Jan Spruyt beaamt deze observatie: ,,Ook in Nederland hebben we behoefte aan het overwinnen van de verdeeldheid die heerst sinds de moord op Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh. Het harde, vileine, boosaardige debat over de Nederlandse identiteit en over de vermeende islamisering. Er is behoefte aan een nieuwe charismatische politicus, een groot talent, een virtuoos. Hij moet in staat zijn om in glasheldere taal tegenstellingen te overbruggen en een nieuw idee van Nederland te formuleren.
Veel Nederlanders hebben zoiets bij Pim Fortuyn ervaren. Bij Obama gebeurt het opnieuw. Maar bij ons keert intussen de middelmatigheid terug in de politiek. Het opportunisme bovendien, en als gevolg daarvan mogelijk het cynisme. Terwijl we daar juist klaar mee zijn: mensen hebben genoeg van de ‘Maarten van Rossem-benadering’: ‘het deugt niet, het kan niet, het zal nooit wat worden’.”

Waar moet een held eigenlijk aan voldoen? Groot: ,,Een held is iemand die uitzonderlijke, prijzenswaardige dingen doet. Hij verricht res gestae, heldendaden. Bij Homerus en in andere mythische vertellingen gaat het er niet zozeer om wie de held is, maar om wat hij doet.”

Spruyt: ,,Dat lijkt me iets wat Obama in zijn oren zou mogen knopen.”

Groot: ,,Inderdaad, zij het dat die daden meestal gewelddadig van aard waren. Simson, Hercules, Ajax, allemaal krachtpatsers. Odysseus, held van de tweede generatie, is een van de eersten die niet uitblinkt in kracht, maar in slimheid. Toch is hij beslist geen morele held. Hij gebruikt zijn intellect om anderen te bedriegen. Wij zouden hem maar een sjoemelaar vinden.

Onder invloed van het christendom wordt de held vervolgens een naar binnen gekeerd persoon. Heiligen gaan een soort heldenrol vervullen. Antonius (vierde eeuw na Christus) verslaat bijvoorbeeld als een held de demonen die hem belagen. In de Middeleeuwen duiken nog wel wat ouderwetse mannetjesputters op, bijvoorbeeld in de diepste lagen van de Arthur-sage. Maar ook daarin is vanaf de twaalfde, dertiende eeuw een grotere verfijning zichtbaar. De helden krijgen betere omgangsvormen, ten aanzien van de dames en zo.

Een belangrijk nieuw element van het heldendom was de zelfbeheersing. Een van de beproevingen van de held in de hoofse literatuur is dat hij zijn vrouw – van wie hij welhaast de halfzachte slaaf is geworden – wel mag zien, maar niet mag aanraken.

Gaandeweg ontstaat dan het beeld van de geestelijke held. Dat beeld wordt steeds moreler en het mondt uit in de ‘ridder zonder vrees of blaam’. Obama lijkt waarschijnlijk het meest op dit laatste type. Hij is iemand die op een volstrekt geïdealiseerde wijze het goede belichaamt. Momenteel is er geen ondeugd op hem van toepassing. Hij is in alle opzichten de voortreffelijkheid in persoon, heilige en held ineen. Een bovenmenselijk perspectief.”

Spruyt: ,,Dat klopt en dat is een zeer zorgelijk en onwenselijk gegeven. De adorerende verdwazing die nog steeds rond de persoon van Obama hangt, hoort niet thuis in de politieke arena. Het is geen probleem als mensen een muzikant of sporter adoreren, maar als een politicus verafgood wordt, is dat riskant en beangstigend.
Obama heeft zijn heldendom te danken aan zijn kleurloosheid, zoals meer populaire helden. Hij is een man zonder identiteit en karakter; hij is niet zwart en niet wit, niet christelijk en niet niet-christelijk. Hij is een leeg vel papier en hij sprak tot nu toe uitsluitend in poëtische taal over hoop en verandering, zodat bijna iedereen dat blad met de meest uiteenlopende verwachtingen vol kon tekenen. Maar een nieuwe president kan onmogelijk de economische crisis, de conflicten in het Midden-Oosten én het klimaatvraagstuk oplossen. Dat suggereert hij wel en dat is vragen om ellende en teleurstelling.”

De invulling van ‘heldendom’ kan soms per regio verschillen. Premier Erdogan van Turkije werd vorige week als een held onthaald in zijn eigen land, nadat hij op een conferentie in Davos de Israëlische president Peres een uitbrander had gegeven over Gaza.

Groot: ,,In de ogen van zijn aanhangers was Erdogan een held omdat hij als David tegen Goliath was opgestaan, de gangbare manier waarop de Arabische wereld de verhouding tussen Israël en haar buurlanden omschrijft. Een merkwaardige omkering van zaken.”

Spruyt: ,,Erdogan wist: als ik in deze setting mijn tegenstander verbaal tuchtig en daarna boos wegloop, maak ik me heel populair bij een groot deel van mijn bevolking en in de Arabische wereld. Terwijl echt heldendom het tegendeel is van populisme: vastberaden de moeilijke, lange weg gaan in plaats van snel en makkelijk scoren. Als hij gezegd had dat hij begrip had voor de Israëlische zelfverdediging, dan was hij een held geweest.”

Groot: ,,Iemand die bereid is om te praten met de vijand – dat is in hedendaagse termen pas echt heldhaftig. De moderne held moet ook altijd zichzelf overwinnen.
Ofwel de angst voor het feit dat de ander sterker is, ofwel: hij moet zijn eigen superieure fysieke kracht overwinnen door die niet in te zetten.”

2.1.09

Na 8 jaar Bush

Vanmorgen heb ik deelgenomen aan een (opvallend evenwichtige) uitzending van radio 1 (Dit is de dag) over acht jaar presidentschap van George W. Bush. De uitzending is hier te beluisteren. De hele uitzending is de moeite waard, maar mijn eigen bijdrage begint in het vierde deel.

In het Nederlands Dagblad van zaterdag 3 januari reageer ik op een artikel over Bush dat een minimum aan kennis met een maximum aan linkse onzin combineert. Hieronder de tekst van mijn reactie.


De Amerikaanse filosoof Robert Nozick heeft eens, in een beroemd geworden essay, de vraag aan de orde gesteld waarom intellectuelen toch zo vaak links zijn. Nozick’s antwoord komt erop neer dat slimme jongetjes in de samenleving vaak niet de erkenning krijgen die ze op school en de universiteit wel kregen. Topondernemers, topsporters en succesvolle politici zijn vaak niet de besten van de klas, maar verwerven in hun latere leven een sociale status waar geleerden en journalisten alleen maar van kunnen dromen. En dat terwijl zij toch zo veel intelligenter waren! Het daaruit voortvloeiende ressentiment doet hen als vanzelf in het progressieve kamp belanden.

Tijdens het lezen van het hierbij gaande artikel van Jan Hoogland heb ik steeds aan het essay van Nozick moeten denken. In de maand waarin Obama als de nieuwe president van de Verenigde Staten zal aantreden en de huidige president het Witte Huis zal verlaten, is het grote Bush-bashen begonnen. Hoogland doet daar ijverig aan mee. Als doctor in de filosofie, gepromoveerd op de metafysica van Theodor Adorno – met zijn boek over De dialectiek van de Verlichting de linkse criticus van de ‘repressieve, kapitalistische maatschappij’- en docent ‘reformatorische wijsbegeerte’ aan een zich universiteit noemende hogeschool in het oosten des lands, heeft hij voor het domme en rijke patriciërszoontje George ‘Double You’ Bush alleen maar hoon over. Dat mag natuurlijk, maar het is allemaal niet erg overtuigend: Hoogland presenteert zijn stelling niet alleen op een toon van diepe minachting, maar is ook beschamend slecht geïnformeerd en is in zijn eindconclusie verraderlijk.

Evenals de meeste Amerikaanse conservatieven, ben ik kritisch, en dat al jaren, op het presidentschap van Bush. Hij heeft natuurlijk goede dingen gedaan: hij heeft de belastingen verlaagd, voor conservatieve rechters in het Hooggerechtshof gezorgd en bij kwesties rondom abortus en stamcelonderzoek een helder pro-life standpunt ingenomen. Maar het is niet zo moeilijk daar een lijstje van links-progressieve zonden tegenover te stellen. Zo heeft Bush de overheidsuitgaven doen exploderen en heeft hij de rol van de federale overheid in Washington op terreinen als onderwijs en gezondheidszorg doen toenemen. Wat dat laatste betreft zou hij het dus niet slecht doen als leider van de ChristenUnie.

Amerikaanse conservatieven zien in het presidentschap van Bush de definitieve teloorgang – aangekondigd in flims als Metropolitan van Whit Stillman – van de cultuur van de WASP, de White Anglo-Saxon Protestant. Dat brengt een gevoel van verlies met zich mee waarvoor domme hoon – vergelijkbaar met de triomfantelijke toon van Herman Wijffels bij het uitbreken van de kredietcrisis - pijnlijk is.

Irak is weer iets geheel anders. Een mix van argumenten die zowel in de promotie van democratie, humanitaire interventie, verzet tegen nucleaire proliferatie en het opleggen van VN-resoluties bestond, heeft de Verenigde Staten doen besluiten Irak binnen te vallen. Deze vorm van Wilsonianisme had de instemming van alle vooraanstaande Democraten, terwijl veel traditionele conservatieven haar afwezen. Het land leek af te glijden naar een totale burgeroorlog, maar de surge (de inzet van extra troepen) van vorig jaar heeft een situatie geschapen waarin weer over de toekomst kan worden nagedacht. Zo heeft Bush een verdrag gesloten met de Iraakse premier al-Maliki over de terugtrekking van de Amerikaanse troepen in 2011. Bush begrijpt in ieder geval dat er zoiets bestaat als het kwaad, en dat je, als je een vijand hebt omdat iemand jou nu eenmaal tot zijn vijand heeft bestempeld, de methode-Israël aanbeveling verdient: je wacht niet af om te bezien wat die vijand gaat doen, maar je valt hem aan voordat hij jou (opnieuw) schade kan toebrengen.

(Tussen haakjes: in Bush vallen ook zijn atletische capaciteiten te prijzen. In rust heeft Bush een hartslag van 45. Zo snel als hij reageerde op de schoenen die op die persconferentie naar hem werden gegooid, dat doet geen reformatorisch filosoof hem na.)

Ik weet niet of Hoogland wel eens in Amerika komt, en zo ja, of hij dan wel eens een goede conservatief spreekt, maar alles in zijn stuk wijst op het tegendeel. Zo gebruikt hij het woord ‘neoconservatief’ zonder ook maar één keer de indruk te wekken dat hij weet wat dat is. Hij verwijt conservatieven een ‘nogal kritiekloze’ verdediging van het vrije spel van de economische krachten, terwijl conservatieven altijd, voor zowel de rechtsstaat als de vrije markt, het belang hebben benadrukt van een cultureel fundament van waarden en deugden, die (o.a.) een ondeugd als de hebzucht breidelen. Hij verwijt Bush dat deze in zijn oorlog tegen het terrorisme heeft vergeten dat er altijd iets goeds in het kwade aanwezig is. Er zijn meer mensen dan Bush alleen die moeite hebben gehad om dat goede in het kwaad van het islamitisch terrorisme te ontwaren. Hij denkt dat conservatieven geen zelfkritiek meer kunnen opbrengen. Maar al jaren is binnen het Amerikaans conservatisme een invloedrijke beweging actief die van mening is dat de lange periode van macht het conservatisme heeft gecorrumpeerd en dat een herbronning hoogst noodzakelijk is. Daartoe worden nu ook nieuwe instituten opgericht.

Hoogland beschuldigt Bush ervan dat door zijn blunders de erosie van de westerse beschaving is ingezet. Maar anderzijds is Hoogland ook wel weer blij met die blunders van Bush. Hij vindt namelijk dat het misplaatste zelfvertrouwen en het morele superioriteitsgevoel van de Amerikaanse regering het Westen in een isolement en een kwaad daglicht hebben gemanoeuvreerd en dat zou best wel eens heel goed voor het Westen kunnen zijn. ‘Wij’ zullen meer rekening moeten gaan houden met anderen, onze rol zal minder dominant zijn en we zullen ‘een stukje’ moeten inleveren van onze ‘ongekende en onevenredige welvaart’.

Na die slotzin drong de conclusie van Nozick zich wel erg nadrukkelijk aan mij op. Iemand iets verwijten terwijl je met de consequenties ervan eigenlijk wel blij bent. De erosie van de westerse beschaving eigenlijk omhelzen, en de ‘morele kracht van opkomende beschavingen’ als China en Rusland prijzen. Je moet waarschijnlijk heel veel Adorno hebben gelezen om deze dialectiek te kunnen waarderen. Maar ik weet niet wat hier ‘reformatorisch’ aan is, ik weet zelfs niet wat hier progressief aan is, ik weet wel dat zich hier het verraderlijke van de progressieve klerk aandient.

25.11.08

Kerk en staat bij Rutte's VVD

Mijn column in de Elsevier van deze week gaat over de pogingen van Mark Rutte om duidelijk te maken dat zijn partij de joods-christelijke traditie omarmt.

'... Rutte is niet alleen druk bezig zichzelf als de optimistische "groen-rechtse" politicus neer te zetten, maar heeft ook een nieuwe beginselverklaring geschreven die twee weken gelden na wat aanpassingen op de ledenvergadering van de VVD is aangenomen. Daarin heet het dat de mens een sociaal wezen is. Het gaat daar ook weer over een "bezielend verband", over de cultuur en de "bijbehorende normen" van onze samenleving. En die normen vinden hier in Nederland hun oorsprong in "de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting. Deze beschavingsfundamenten vormen samen met de Nederlandse taal, de vaderlandse geschiedenis en de Grondwet de grondslag voor onze nationale identiteit".

We zouden kunnen zeggen dat Frits Bolkestein via de beginselverklaring van Rutte het gevecht in de VVD tegen de Hans Dijkstallen alsnog heeft gewonnen.

Maar nog is Rutte niet tevreden....'

Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.

18.11.08

Vervoering

In het centrum van Grand Rapids, een half-Nederlandse stad in de Amerikaanse staat Michigan, staat het Amway Hotel. Het hotel is van Rich de Vos en Jay van Andel, twee ondernemers die veel geld hebben verdiend en de stad in hun succes hebben laten meedelen door het een stadion, een kankercentrum en nog heel veel meer te geven.

De Vos en Van Andel zijn steunpilaren van de Republikeinse Partij, of beter: dat waren ze, want Van Andel is een paar jaar terug onverwacht dood gebleven. Ze gaven een boel geld weg aan allerlei organisaties binnen en rond de partij, en een dochter had zomaar de Amerikaanse ambassadeur in Nederland kunnen wezen.

Vader en zoon Bush en Ronald Reagan waren hier in dit hotel te gast. Onze Koningin trouwens ook, in kamer 1204.

Op een kamer in dit hotel zit ik dit stukje te tikken. Buiten sneeuwt het. Verderop in de gang is de presidentiële suite. Ik zweer het. Barack Obama is er helaas niet, of houdt zich erg stil. Beneden is de ball room, vernoemd naar president Gerald Ford, die uit Grand Rapids kwam. Als ik door mijn raam naar buiten kijk, zie ik langs de rivier het grote museum liggen dat hier is gebouwd om zijn nagedachtenis te eren. Je ziet er eigenlijk nooit iemand naar binnen gaan, alhoewel Ford een aardige man moet zijn geweest.

In die ball room waren de Republikeinen van Michigan vorige week bijeen om met elkaar de vorige week bijeen om met elkaar de uitslag van de verkiezingen te doorstaan. Een vrolijke boel was het niet. Hun man, John McCain, was in de ogen van het Amerikaanse publiek zozeer een verlengstuk van acht jaar George W. Bush, dat de kiezers hun laarzen gevoelig tegen de onedele delen van de Republikeinse kandidaat hebben geplaatst.

Obama in het Witte Huis, een ruime meerderheid van de vermaledijde Democraten in Huis en Senaat, en straks gaat die man natuurlijk ook nog linkse rechters in het Hooggerechtshof benoemen – nee, hier in Michigan weten ze even niet meer hoe het verder moet.

...
Lees de rest van mijn column in Elsevier. Abonneren kan hier.

7.11.08

Goodbye, Reagan!

In de Letter&Geest-bijlage van dagblad Trouw staat vandaag onderstaande bijdrage over de Amerikaanse presidentsverkiezingen en, vooral, de toekomst van het conservatisme en de Republikeinse Partij in de Verenigde Staten.

Whit Stillman (1952) is de schepper van een klein maar bijzonder oeuvre van drie films: Metropolitan (1990), dat werd genomineerd voor een oscar, Barcelona ( 1994) en The Last Days of Disco (1998). In Stillman’s films zit weinig actie, er wordt vooral in geconverseerd. En al die conversaties getuigen van een meer dan gewone gevoeligheid voor het belang en de kwetsbaarheid van oude gewoonten en tradities. Die zijn niet voor niets uitgevonden en vastgelegd: blijkbaar voorzien ze in een tamelijk tijdloze behoefte van mensen, in dit geval in de behoefte het leven te beschaven en tegen ruwheid en botheid te beschermen. Maar in bepaalde sociale en culturele omstandigheden kunnen die zeden zo maar weer verdwijnen. Als er ergens een wissel is omgezet, is er geen houden meer aan. In Stillman’s films lopen dan ook nogal wat mensen rond die een teloorgang voelen aankomen, en ze zijn er nog niet zo zeker van dat datgene wat er voor in de plaats komt beter zal zijn dan dat wat verdwijnt.

In Metropolitan, bijvoorbeeld, gaat het om het leven van een groep mensen uit de upper class van Manhattan. Ze wonen netjes aan de Upper East Side, en begeven zich aan het einde van het jaar van het ene feestje naar het andere. Terwijl sommigen uit de groep helemaal niet doorhebben dat hun levensstijl de uitholling van een oud ideaal is (het ideaal van de WASP, de White Anglo-Saxon Protestant, in de film aangeduid als de urban haute bourgeoisie) voelen enkele anderen aan dat zij de laatste generatie vertegenwoordigen van een oude cultuur, die nu tot falen is gedoemd. Eenzame moeders en afwezige vaders belichamen dit verval.

Er zijn Amerikaanse conservatieven die denken dat Obama’s overwinning van deze week als het ware de uitkomst is van deze bange voorgevoelens uit de jaren negentig. En wat is ervoor in de plaats gekomen?

Ik was deze week in Washington en toen ik in de verkiezingsnacht naar mijn hotel liep, reden auto’s toeterend door de straten, zwaaiden mensen met vlaggen en scandeerden zij de naam van Barack Obama. Bij het Witte Huis raakte ik een grote groep mensen verzeild die aan de hekken stonden te rukken. Ze riepen ‘Go home!’, ‘Go back to Texas!’, en de bewoner van dat Witte Huis spraken ze aan met woorden die op de Amerikaanse televisie steevast door een piepje worden vervangen. Toch hing er, vreemd genoeg, geen vervelende, agressieve sfeer. Ieder een was uitgelaten vrolijk, iedereen scheen met ieder ander een bijzonder gevoel te willen delen, het gevoel een werkelijk historisch moment mee te maken. Na jaren van gevangenschap waren zij in de vrijheid gesteld, donkere wolken waren in één verkiezingsavond verdreven, wat lonkte was een nieuwe wereld van licht en hoop waarin alle tegenstellingen zouden zijn overwonnen.

Vreemd genoeg had ik zelf helemaal niet het gevoel op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Het enthousiasme van al die mensen in Washington, van de honderdduizenden in Chicago bij Obama’s acceptance speech en elders in de Verenigde Staten, de mensen in Kenia en elders op de wereld, was ongekend, zonder precedent. En ik heb sterk de indruk dat dit enthousiasme, deze irrationele bevlogenheid, sterk religieuze trekken heeft. Obama is niet zo maar een politicus, maar de stichter van een nieuwe politieke theologie.

Ik had voorzichtig gehoopt op een overwinning van McCain. Gewoon omdat ik vragen heb bij Obama’s radicaal-linkse affiliaties, en vooral bij het feit dat we daar niets van mogen weten. Omdat hij de helft van de Amerikaanse bevolking schoffeerde door te zeggen dat ze uit verbittering naar hun wapens en religie grepen (en ongelooflijk dat de campagne van McCain hem dat niet iedere dag heeft ingewreven). Omdat ik liever een politicus heb die welvaart wil laten verdienen dan een politicus die zegt dat hij die welvaart wil gaan herverdelen. En omdat ik in de omgang met groepen die ons tot hun vijand hebben uitgeroepen, liever te maken heb met iemand die begrijpt dat die confrontatie een zaak van leven of dood is, dan met iemand die wil blijven praten, onvoorwaardelijk. En omdat ik sowieso het idee heb dat militaire commandanten, evenals minister van Defensie, op een andere manier in het leven staan dan gewonere stervelingen, omdat ze over leven en dood hebben moeten beslissen. (Daar zou eens een boek over moeten komen.)
Toen ik begin vorige week in Amerika aankwam, werd mij al snel duidelijk dat een overwinning van McCain een illusie was. De stemming in het land was zeer beslist en radicaal tegen alles wat er de afgelopen jaren was gebeurd, de oorlogen, de leugens, de kredietcrisis, vooral dat laatste. Het land verlangde niet naar verandering, nee het smachtte, het hijgde naar verandering, het éiste verandering, met de moed der wanhoop.
Middenin Washington is een klein winkeltje met politieke parafernalia. In de etalage hing een T-shirt van McCain en Palin in de aanbieding: twee voor de prijs van één. Ik heb een uurtje bij de ingang rondgehangen en zag tientallen mensen met Obama-shirts en petjes naar buiten komen. De eigenaar vertelde me dat het shirtje van McCain en Palin niet pas onlangs maar al wekenlang in de aanbieding was.
Bij zoveel overweldigende opwinding voor een geheel nieuwe kandidaat, een man wiens naam we pas anderhalf jaar kennen maar die in het bezit is van een geweldig retorisch talent om die behoefte aan verandering te benoemen zonder dat nodig is om te zeggen waarin die verandering zou moeten bestaan, moest hij dan ook maar winnen. Wie zou de desillusie en de verbittering kunnen beschrijven die de VS nog tijden lang in haar greep zou hebben gehouden bij zijn verlies?

Hoop kon er alleen maar zijn op een eervolle nederlaag voor McCain. Ik had uitgerekend dat de uitslag wel eens 375 tegen 163 kiesmannen kon worden, en het is inderdaad in die buurt uitgekomen, met een versterkte meerderheid voor de Democraten in zowel het Huis als de Senaat, en een gerede kans dat ook het Hooggerechtshof in de nabije toekomst van kleur zal verschieten.
Maar McCains speech maakte de roemloze nederlaag in ieder geval eervol. Zijn grootmoedige toespraak ontroerde mij meer dan die van Obama.

Het blijft iets raadselachtigs houden dat een man die voor wapenbezit en de doodstraf is en tegen het homohuwelijk, in Europa, en vooral ook in Nederland, zo’n enthousiast onthaal vindt. Dat een man die al heeft aangekondigd dat hij de oorlog in Afganistan wil gaan opvoeren en daarbij ook een inzet van Europese soldaten verwacht, toch als een vredebrenger wordt gevierd. Dat van hem soevereine ingrepen worden verwacht die een einde aan de kredietcrisis zullen maken. Waarschijnlijk duurt het niet lang meer of Obama persoonlijk gaat het gat in de ozonlaag dichten. Bij zoveel grote verwachtingen en een lege staatskas, is het maar het beste gewoon eens af te wachten waarmee Obama vanaf 20 januari volgend jaar op de proppen komt.
Maar zoveel is in ieder geval in de retoriek van de overwinnaars wel duidelijk: we staan aan de vooravond van de geboorte van een nieuwe wereld, die interraciaal, interreligieus en multicultureel zal zijn. Nederland doet daar op zijn eigen bescheiden niveau aan mee met Ahmed Aboutaleb als de nieuwe burgemeester van Rotterdam.

Minstens zo spannend als de ontwikkelingen in het Democratische kamp zijn die bij de Republikeinen. In 2004 kreeg George W. Bush 62 miljoen stemmen, John Kerry 59 miljoen. Deze week kreeg Obama 62 miljoen stemmen en McCain 55 miljoen. Die cijfers verraden dat McCain grote problemen had met de basis van de Grand Old Party.
De coalitie die de achterban van de Republikeinse Partij vormt, of vormde, is in een periode van tientallen jaren zorgvuldig opgebouwd. Nadat de intellectuele fundamenten direct na de oorlog waren gelegd en na het echec met Barry Goldwater, die in 1964 door Lyndon B. Johnson werd weggevaagd, voltrok zich een grote omslag in de Amerikaanse politiek in de daarop volgende acht jaar. In 1972 maakte de Republikein Richard Nixon gehakt van zijn Democratische tegenstander George McGovern. Nixon won 49 van de 50 staten.
Wat was er in die periode gebeurd? Nixon was geen conservatief, maar hij begreep dat hij het wijdverbreide antiliberale sentiment in de Amerikaanse samenleving kon omvormen tot een machtsfactor van beslissend belang. Door een politiek van ‘positieve polarisatie’ wist Nixon een meerderheid van rustige en gewone, patriottische en religieuze, gezagsgetrouwe Amerikanen te mobiliseren tegen een luidruchtige elite van amorele en neerbuigende liberalen.
De machtsgreep van de conservatieven voltrok zich definitief in de jaren tachtig onder Ronald Reagan. Hij verenigde libertariërs, religieus rechts, neoconservatieven,Wall Street en de traditionalisten uit de werkende klasse (de Reagan democrats) achter een programma van belastingverlaging en een kleinere overheid, een morel reveil, stijgende defensie-uitgaven en de harde confrontatie met het communisme.
De Republikeinse opvolgers van Reagan – vader en zoon Bush – konden qua conservatief gehalte niet in Reagans schaduw staan. De huidige president, George W. Bush, dacht met de hulp van mastermind Karl Rove vooral na over een uitgekiende positionering van de partij. Voor ideologische kwesties had hij geen interesse, laat staan voor een systematische analyse van een nieuwe generatie van problemen en het conservatieve antwoord daarop. De mooie woorden die Bush bij het begin van zijn aantreden aan ‘compassionate conservatism’ wijdde, waren lippendienst aan een ideaal dat nooit beleid is geworden. In zijn buitenlands beleid liet hij zich verleiden door de neoconservatieve droom van snelle wereldwijde democratisering. Na acht jaar Witte Huis waren de meeste conservatieven zwaar teleurgesteld in Bush en was 70 procent van het Amerikaanse electoraat hem spuugzat.

De belangrijkste groepen die onderdeel van die grote Republikeinse coalitie uitmaakten, hadden afgelopen dinsdag dwingende redenen dit keer eens lekker niet op de Republikeinse kandidaat te stemmen. De libertariërs – voorstanders van individualisme, een begrensde overheid en lage belastingen – hebben moeten toezien dat de Reaganpartij was geëindigd in een radicaal-(neo)conservatieve regering die de omvang van de staat alleen maar heeft doen toenemen en een instrument van zuidelijk moralisme werd. Religieus rechts maakt (deels) een grote verandering door. Net als in Nederland bij de ChristenUnie leidt een proces van ‘evangelicalisering’ in toenemende mate tot linkse posities in de politiek, en daarmee tot een keuze voor de Democraten. De blue collar Democraten waren blijkbaar niet onder de indruk van een man die niet meer wist hoeveel huizen hij ook al weer precies bezat en op het punt van abortus geen vlekkeloos verleden heeft. En de traditionele conservatieven waren van mening dat de partij definitief in de greep van de macht was geraakt, dat de partijbonzen zich overgaven aan een onverantwoordelijke decadentie (met hun huizen in McLean, Virginia, als tastbaar bewijs daarvan) en dat de partij moest worden gezuiverd van de Reaganites die in de jaren tachtig waren komen bovendrijven en nog altijd de leidende posities in de partij en in denktanks bekleden.

Wat we dinsdag hebben gezien is het afscheid van de Reagan-coalitie, die dertig jaar lang de Amerikaanse politiek heeft bepaald.

Nu dat is gebeurd, zijn er conservatieven die, net als de karakters uit Stillman’s film Metropolitian, de ondergang van het Europese Amerika vrezen, van een cultuur waarvan de waarden, instellingen, gebruiken en gewoontes door de joods-christelijke beschaving zijn bepaald. In een Amerika dat, blijkens de verkiezingsuitslag van dinsdag, cultureel en demografisch zo dramatisch is veranderd, waarin de oorspronkelijk Europese elite zo heeft gefaald in het voorkomen van een nationale zelfmoord, kan alleen een hermetisch vergrendelen van de landsgrenzen voor niet-westerse immigranten, de uitzetting van alle illegalen en een herbevestiging van de oorspronkelijke culturele waarden van Amerika nog redding brengen.

Een tweede groep van conservatieven kiest ervoor om niet in de retoriek van de overwinnar te trappen. De verkiezingen van dinsdag waren helemaal geen waterscheiding en het begin van een nieuw politiek tijdperk. Het verlies van McCain komt niet omdat een groot deel van de Amerikaanse bevolking niet meer conservatief zou zijn, maar omdat ze doodziek waren van acht jaar Bush – en in de ogen van deze conservatieven is dat nog terecht ook. Zonder de kredietcrisis had McCain waarschijnlijk gewoon gewonnen. Amerika is in essentie een centrumrechts land gebleven.
Deze groep van vooral jongere conservatieven treedt nu nadrukkelijker naar voren. Zij zijn van mening dat de fatale incompetentie van Bush en de kortzichtige tactiek van Karl Rove de val van de conservatieve beweging wel hebben versneld maar niet hebben veroorzaakt. Volgens hen is de conservatieve beweging teveel en te lang in de glorie en principes van de jaren tachtig blijven hangen en heeft zij zich onvoldoende en niet tijdig aan de nieuwe omstandigheden en nieuwe problemen aangepast. Een eenvoudige terugkeer naar oude principes volstaat daarom niet. De conservatieve beweging heeft jaren of misschien wel decennia nodig om de eigen grondslagen opnieuw te doordenken, antwoorden op nieuwe kwesties te formuleren, en misschien wel een serie verloren campagnes en verkiezingen te accepteren en te trotseren, voordat zij weer kan dromen van een terugkeer naar haar dominante positie – een proces dat vergelijkbaar is met de ontwikkeling die de Tories in Engeland onder David Cameron doormaken. De eerste denktanks om dit proces van herbezinning te sturen en te begeleiden, zijn al opgericht.

Volgens deze conservatieven is niets onvermijdelijk – zoals McCain ook zei in zijn grandioze speech van afgelopen dinsdag. Dat is ook het uiteindelijke standpunt in Stillman’s Metropolitan. Aan het slot van deze film lopen de hoofdrolspelers lichtelijk verward over een verlaten weg, maar wel in de goede richting.

3.11.08

Europa is beter af met McCain

Als John McCain de verkiezingen verliest, zit de wereld opgescheept met het raadsel dat Obama heet. Onder hem zal Amerika op Europa gaan lijken, vreest Bart Jan Spruyt.

Op de dag waarop de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen bekend zal zijn, woensdag dus, zondert protestants Nederland zich af voor een dag dan wel een stonde van dank voor ‘gewas en arbeid’. Zullen de polders woensdag daveren van de psalmen, thank God, McCain has won?

Wonderen zijn nooit de wereld uit, maar op grond van alle peilingen is de kans op een overwinning van McCain zeer gering. Er waait een nieuwe wind door Amerika en alle hints die die wind aandraagt, komen erop neer dat Obama de 44ste president van de Verenigde Staten wordt.

Het verlies van McCain zal om meerdere redenen zeer betreurenswaardig zijn. In Europa is Obama nu al een messias. Hoe ‘behoudend’ hij op sommige onderwerpen is, is in Nederland nauwelijks bekend. Zo is Obama tegen (of zei hij tijdens zijn campagne in ieder geval dat te zijn) het homohuwelijk, is hij voor de doodstraf en het recht op wapenbezit en voor meer militairen (ook Europese soldaten) in Afghanistan. Veel Europeanen zullen teleurgesteld in hem raken. Maar er blijft genoeg radicaals over dat hun – anders dan mij, en nog tien Nederlanders en 151 miljoen Amerikanen – bevalt.

Een verlies van McCain zal in de eerste plaats betreurenswaardig zijn omdat de Amerikanen dan een president – en de wereld een machtigste man – zullen krijgen die niet het open boek is dat de all American hero John McCain is, maar het enigma Obama.

Obama’s afkomst is al een raadsel. Hij is de zoon van een studente uit Kansas en een buitenlandse student uit Kenia. Na de echtscheiding hertrouwde zijn moeder met een andere buitenlandse student, uit Indonesië. Obama ging naar school in Jakarta, en werd later in Hawaï door zijn grootouders opgevoed, voordat hij in 1979 op het Amerikaanse vasteland ging studeren.

Die exotische afkomst is natuurlijk geen politiek probleem, maar wél de zoektocht naar zijn identiteit die hem in contact bracht met rare radicale denkers en activisten.

Alle kritiek op zijn affiliaties met extreemlinkse figuren snijdt wel degelijk hout. Obama is bekeerd en getrouwd door de racistische dominee Jeremiah Wright, de man van God damn AmeriKKKa (KKK staat, zoals bekend, voor de Ku Klux Klan), bij wie hij twintig jaar in de kerk zat. Hij is geïndoctrineerd door het gedachtengoed van de joodse activist Saul Alinsky, die zijn aanhang leerde hoe het systeem te infiltreren om de massa rijp te maken voor change, al heeft het geen idee waarin die verandering bestaat. En er zijn Obama’s contacten met William Ayers, lid van de terroristische organisatie Weather Underground die diverse bomaanslagen pleegde. Volgend jaar verschijnt het boek van Ayers tegen de blanke overmacht (white supremacy) in Amerika.

Maar in Europa vinden we dat niet erg. Een link met radicaal-links activisme, zo denken wij hier, laat vooral zien dat iemands hart op de juiste plaats zit.

Zijn radicalisme heeft Obama verleid tot de uitspraak, gedaan tijdens een avond voor donateurs in Californië, dat de blanke lagere middenklasse ‘verbitterd’ zou zijn over de gevolgen van de ‘globalisering’ en dat zij troost zocht in religie en wapens. Dat was natuurlijk een gotspe, of beter: een onvergeeflijke chutzpah.

Radicaal is Obama ook in zijn sociale politiek. Een Republikein als McCain kiest principieel voor zelfbestuur en eigen verantwoordelijkheid. Obama wil – zoals elke socialist – welvaart herverdelen, spread the wealth around, zoals hij tegen Joe the plumber zei. Daarom wil Obama een belastingverhoging voor rijken, en dat ben je bij Obama wanneer je een inkomen hoger dan 250.000 dollar hebt. Obama heeft dat geld hard nodig voor zijn plannen met betrekking tot de gezondheidszorg die 110 miljard dollar kosten.

Maar ook dat vinden we in Europa natuurlijk geweldig. De overheid moet een schild voor ‘de zwakken’ zijn, en dat mensen als gevolg daarvan vaak vooral nóg zwakker worden en dat een dergelijke politiek onze concurrentiekracht danig vermindert, nemen wij graag voor lief.

En radicaal is Obama ook in zijn buitenlandse politiek: radicaal anders dan Bush de afgelopen acht jaar is geweest. Obama is de man van het multilateralisme, van overleg en diplomatie en compromissen, en velen zien die houding als een terechte afrekening met het unilaterale spierballenvertoon dat de neocon Bush heeft laten zien.

Zo zien we dat in Europa graag: praten met Teheran in plaats van die zenuwachtig makende dreigementen met bombardementen. In Europa, anders dan in republikeins Amerika, vergeten we graag dat we een vijand hebben op het moment dat iemand (een land, een religie, een cultuur) ons als vijand beschouwt, en dat we die vijand niet kunnen overwinnen door te praten maar door geweld, hoe abject ook.

Voor dat geweld hebben we binnen de grenzen van de rechtsstaat de gedisciplineerde rotzakken van de veiligheidsdiensten, en hebben we op het internationale toneel het ruwe en ongepolijste Amerika. Dat Amerika blijft onder McCain en Palin – dat Amerika dat al verschillende keren de wereld heeft gered – en dat verdwijnt onder Obama. We krijgen dan weer het Amerika van Jimmy Carter, met gegijzelde diplomaten en militaire onmacht.

Dat is altijd het probleem: dat links parasiteert op de successen van rechts. Rechts moet altijd het geld verdienen dat links uitgeeft, de troep opruimen die het radicalisme veroorzaakt, en middels een surge de orde herstellen die een linkse presidentskandidaat de kans biedt goede sier te maken met de belofte van een spoedige terugtrekking van Amerikaanse troepen.

Jammer, erg jammer zal het dus zijn wanneer McCain morgen verliest – omdat Amerika dan op Europa gaat lijken.

Maar in een land waarin zowel de Democraten als de Republikeinen zichzelf als een vervolgde minderheid zien, is een woord van relativering op zijn plaats. Als McCain verliest, is dat voor conservatieven een blessing in disguise. Als de gematigde, centrumrechtse McCain de nieuwe president wordt – en wanneer, als gevolg daarvan, de conservatieve beweging zowel als de Republikeinse Partij zijn kleur zal aannemen – dan zal McCain rechts scherper kritiseren dan links, omdat rechts immers staat voor haat en verdeeldheid. Kritiek op links zal dan dus vier jaar lang niet mogelijk zijn en het conservatisme zal naar de marges van het politieke en intellectuele debat worden verdrongen. Wanneer McCain verliest en de radicaal Obama wint, zal kritiek op links jaren lang aan de orde van de dag zijn en de conservatieve beweging daarmee uiterst relevant.

En dat is toch ook een wenkend perspectief – zolang het verlies van McCain eervol zal zijn.

*) Dit artikel verscheen op 3 november 2008 in NRC Handelsblad.

31.10.08

Hints in the wind

Eén handdruk was ik verwijderd van Lou Reed. In het Grand Theatre aan de Markt in Groningen schudde ik deze week de hand van Laurie Anderson, zangeres van O Superman (1981) en de echtgenote van de zanger van Walk on the Wild Side en Perfect Day. Laurie Anderson en de muzikant Alvin Curran zaten in hetzelfde programma als ik: een avondje over de Amerikaanse verkiezingen, georganiseerd door het Studium Generale van de universiteit en gepresenteerd door oud-journalist Vladimir Bartelds.

Laurie Anderson en Alvin Curran presenteerden zich op onnavolgbare wijze als leden van de Amerikaanse radical chic. Ik vroeg me af of er in Nederland nog wel mensen zijn die zo ongelooflijk links zijn als zij. Dat de gevangenissen in de Verenigde Staten zo groot zijn, schreven zij bijvoorbeeld toe aan de privatisering: sindsdien is er een commercieel belang bij gevangenisstraffen en de rechterlijke macht schiet het bedrijfsleven graag te hulp. Maar ze brachten het heel kunstzinnig. Vooral de manier waarop Laurie Anderson sprak was knap, met een perfecte dictie en timing.

Maar na een poosje begon het toch te vervelen – totdat Alvin Curran een zin uitsprak die mij trof. Hij zei dat de stemming in de Verenigde Staten tot op zekere hoogte vergelijkbaar was met de sfeer aan de vooravond van 1968. Er komt verandering (change!), zei Curran, het wordt leven of dood (en Obama is natuurlijk het leven), mensen zijn op een prettige manier in verwarring en hopen op een nieuw begin. There is a hint in the wind, a hint of revolution.

Alhoewel met die uitspraak van Curran onduidelijk blijft waarom Obama dan nog niet op 80 of 90 procent van de stemmen staat, denk ik dat hij voor een deel gelijk heeft. En die hints suizen niet alleen door de Democratische maar ook door de Republikeinse wind.

Amerikaanse conservatieven staan dezer dagen voor een groot dilemma.

1. Ze weten dat de Republikein die in het Witte Huis zit, de mentale kleur aan de conservatieve beweging en aan de Republikeinse Partij geeft. (Vandaar dat ze de afgelopen jaren zoveel scherpe kritiek op de persoon en het beleid van George W. Bush hebben uitgeoefend.)

2. Ze weten ook dat het hart van McCain’s politiek in zijn weigering bestaat om links aan te vallen. Dat zou immers ‘hatelijk’ zijn en ‘verdeeldheid en tweedracht’ brengen. Tegelijkertijd is hij kritisch over rechts, dat immers ‘haat’ en ‘tweedracht’ zaait.

3. Ergo: wanneer McCain de nieuwe president van de Verenigde Staten wordt, zal er geen conservatieve en Republikeinse oppositie tegen links zijn, ook niet tegen het linksige in McCain zelf uiteraard, en de conservatieven zullen zich in de gemarginaliseerde positie bevinden waarin zij zichzelf hebben gemanoeuvreerd door deze McCain als president te kiezen.
Als Obama daarentegen de nieuwe president wordt, zal er een overvloed aan conservatief en Republikeins verzet tegen links zijn, en conservatieven zullen een hoofdrol spelen in de nationale politiek, in plaats van een bijrol in de marges. En Sarah Palin kan er dan in 2012 voor gaan.

4. Maar conservatieven weten ook dat een presidentschap van Obama zo beschadigend zal zijn voor het land dat zijn verkiezing simpelweg gestopt moet worden, hoe slecht McCain ook is en hoezeer hij het conservatisme ook zal beschadigen.

5. Voor conservatieven bestaat het dilemma dus in de vraag of zij de eerste drie argumenten overtuigender vinden dan het argument in stelling 4.
Ik ken nogal wat Amerikaanse conservatieven die van mening zijn dat de macht en Washington de Republikeinse Partij zozeer hebben gedeformeerd dat het tijd wordt voor een generatiewisseling – de oude mannen, die nog altijd gloriëren in de Reagan-jaren moeten plaats maken voor jonge(re) conservatieven die – in het spoor van de Tories van David Cameron – een inhoudelijke vernieuwing willen. Zij kiezen dus voor de eerste drie argumenten, en gaan volgende week niet stemmen. Ik begrijp hun positie, maar zou uiteindelijk toch kiezen voor argument 4 – omdat we het hier over politiek hebben en intellectualistische argumenten daarin maar een beperkte rol mogen spelen.

Na acht jaar Bush, na ongekend desastreuze populariteitscijfers, na een wanhopige oorlog in Afghanistan en Irak, na een kredietcrisis die gek genoeg aan ‘het kapitalisme’ en ‘de vrije markt’ wordt toegeschreven, met een kandidaat die door velen charisma wordt toegedicht en een onhandige tegenkandidaat van wie je in ieder geval moet toegeven dat hij blank is en een man en oud – nu zouden de Democraten toch een keer moeten kunnen winnen. Als ze dat lukt, zou dat betekenen dat Amerika een beetje meer op Europa is gaan lijken en dat zou erg jammer zijn. Maar de Republikeinen kunnen dan in de luwte van de oppositie een inhoudelijk alternatief gaan voorbereiden. Als het ze weer niet lukt, net als John Kerry in 2004, nou ja, dan toont de VS daarmee zijn kracht en blijven de Democraten de losers zoals we ze hebben leren kennen.

In Nederland zullen de teleurstelling en de verbittering ongekend zijn – vooral ook omdat de media hun enthousiasme voor Obama niet in bedwang hebben weten te houden en hij ook hier voor een Messias doorgaat – als de aankondiger van een nieuwe revolutie, vergelijkbaar met die van 1968. Waarmee maar weer bewezen is dat wat conservatief realisme de beste voorbereiding op een confrontatie met de werkelijkheid is.

(eerder verschenen op de website van de NOS)

16.10.08

Bij Radio1 over de verkiezingen

Vanochtend vroeg was ik te gast bij het Radio1-Journaal, waar ik samen met Hans Anker commentaar gaf op het laatste televisie-debat tussen Barack Obama en John McCain. Beluister de uitzending hier.

7.10.08

Crisis bedreigt democratie

Wat kunnen denkers zeggen over de actualiteit? Tweewekelijks spreekt Trouws Filosofisch Elftal zich uit. Vandaag: Hoe staat het met het democratische gehalte van de Amerikaanse presidentsverkiezingen?

door Marc van Dijk
Trouw, 1 oktober 2008

De nieuwe president van de Verenigde Staten treedt aan met de grootste schuldenlast ooit. Hij moet rigoureus bezuinigen en waarschijnlijk belastingen aanzienlijk verhogen. Maar Obama noch McCain heeft dat in zijn verkiezingsprogramma staan. McCain belooft lastenverlaging, Obama zaken die de overheidsuitgaven nog opjagen. Na hun inauguratie kunnen ze hun economische plan het raam uitgooien, zei een voormalig regeringsadviseur onlangs. Is hiermee niet het einde van de democratie in zicht? Als de inhoud van een campagne zo weinig met de realiteit te maken heeft, waarvoor wordt de kiezer dan überhaupt nog geraadpleegd?

Sabine Roeser vindt het kwalijk. „Ik kan ook luchtkastelen bedenken en zaken voorspiegelen die onbetaalbaar zijn. Het is absoluut zaak dat beide kandidaten laten weten welke consequenties de financiële crisis heeft voor hun programma’s.”

Bart Jan Spruyt: „Het is inderdaad opvallend dat de kandidaten dat niet doen. Als dat zo blijft, is dat niet eerlijk tegenover de kiezer. Maar ze kunnen er op den duur niet omheen, want alles wat ze tot nu toe hebben gezegd was gebaseerd op drijfzand.

„Voor Nederland geldt trouwens ongeveer hetzelfde. Oud-minister van financiën Onno Ruding zei zaterdag dat de rijksbegroting voor 2009 gezien de laatste ontwikkelingen bij het oud vuil kan. Een begroting waarmee de Tweede Kamer twee weken geleden heeft ingestemd, is inmiddels achterhaald door de werkelijkheid. Als de regering daar geen verantwoording over aflegt, kunnen we zeggen dat die hele toestand ook één grote poppenkast is geweest. Maar bij de financiële beschouwingen van deze week zullen onze wakkere volksvertegenwoordigers het kabinet ongetwijfeld het vuur aan de schenen leggen.”

Plato zei: elke democratie is gedoemd tot verval, want politici omzeilen pijnlijke maatregelen en praten het volk naar de mond. Is dat wat we nu zien?

Spruyt: ,,Nou, het lijkt er vooralsnog niet op dat de kandidaten de kiezers doelbewust misleiden. Maar de democratie staat wel onder druk, zowel in de VS als in Nederland. Dat komt doordat veel politici geen samenhangende maatschappijvisie meer hebben waarvoor ze de kiezer warm maken. Ze inventariseren liever wat de kiezer wil, en baseren daarop hun programma. Met dit populisme degraderen ze zichzelf tot doorgeefluiken van de bevolking.

„Hebben ze wel een visie, dan levert die niet zomaar een uitvoerbaar programma op. Er is in de VS geen ruimte voor belastingverlaging en ook niet voor een nieuw stelstel van gezondheidszorg. Ook gebroken beloftes ondermijnen de democratie.

„Daarbij: de bureaucratische werkelijkheid is niet gelijk aan de politieke. Ambtenaren runnen meerjarige projecten. Een ministerie is als een trage mammoettanker met een verre bestemming, een politicus is hoogstens een toevallig passerende kapitein die de koers een paar graden kan verleggen. Een politicus kan minder uithalen dan veel verkiezingsretoriek wil doen geloven.

„Nederland kent een extra hindernis: coalitievorming. Inde VS is er tenminste een winnaar. Hier weet je nooit wat je krijgt. Als je gecharmeerd was van de centrum-rechtse Balkenende-kabinetten, en je stemde op hem, kan hij zomaar met jouw stem over links gaat. Die lui gaan volgens hun eigen logica bij elkaar zitten en sluiten dan ook nog eens compromissen waardoor van alle beloftes hooguit een verwaterde substantie overblijft.”

Roeser: „Qua dynamiek en diversiteit biedt ons model meer mogelijkheden. Wie weet dat er in de VS ook nog twee andere kandidaten zijn: Ralph Nader en Bob Barr? De twee grote partijen azen op dezelfde gematigde kiezers en nemen zo voortdurend elkaars issues en standpunten over. Terwijl ze een echt andere zienswijze, zoals die van de onafhankelijke kandidaten, niet eens bespreken. De campagnebudgetten bepalen wie de aandacht krijgt. En de sponsoren die deze budgetten genereren, beïnvloeden de agenda.”

Spruyt: „In Amerika heb je meer te kiezen; niet alleen het staatshoofd, maar ook de burgemeester en de sheriff. Dus de Amerikaanse democratie is nog altijd een stuk gezonder dan de Nederlandse.”

Roeser: „Dat lijkt me niet. Alle problemen waar de democratie klaarblijkelijk mee te kampen heeft, treden alleen maar vaker op als je vaker moet stemmen. Want juist op het moment dat je de burgers gaat raadplegen, ligt het gevaar van populisme het meest op de loer.”

Spruyt: „Welnee, het Amerikaanse systeem zorgt ervoor dat een politicus met zijn water naar de kiezer moet, en moet uitleggen wie hij is, wat hij van de situatie vindt en wat zijn plannen zijn. Hij moet dus verantwoording afleggen en kan worden afgerekend op zijn woorden. Kom daar in Nederland maar eens om.”

Roeser: „De burger heeft eerder te veel dan te weinig te kiezen. In onze technologisch hoogstaande samenleving kun je niet meer van burgers verwachten dat ze zich overal in verdiepen om een gefundeerd oordeel te vellen. Neem de Europese grondwet. Bijna niemand, in elk geval bijna geen leek, kon die lezen en begrijpen. Maar we moesten ons er wel over uitspreken. Het resultaat was dat er over iets heel anders werd gestemd dan over de voorliggende wet.”

Wat is het alternatief? Roeser: „Volgens mij is er maar één remedie tegen een verdere toename van het populisme: deliberative democracy. Dat is een politiek-filosofische beweging die methodes ontwikkelt om de democratie terug te brengen tot dat waar het eigenlijk om zou moeten gaan: diepgaand debat in plaats van opinieonderzoeken. We moeten niet achterhalen hoeveel mensen ergens voor of tegen zijn, zoals Rita Verdonk doet met haar website, maar zoeken naar de beste oplossingen, en die voor het voetlicht brengen.

„Mensen zijn nog steeds behept met het vermogen om een overtuiging te veranderen door een goed argument. Er moeten debatten komen waar debatleiders kandidaten dwingen om argumenten te brengen, in plaats van fraaie slogans. We zouden alleen moeten stemmen over grote, fundamentele zaken. En daar zouden we dan eerst veel uitgebreider en diepgaander over moeten delibereren.”

Spruyt: „Dat is een puur procedurele oplossing. Maar de enige remedie is inhoudelijk, en bestaat hierin dat burgers door een goede opvoeding en goed onderwijs de simplistische verleidingen van demagogische politici kunnen weerstaan.”

*) Verschenen in Trouw, 1 oktober 2008.

3.10.08

Sarah Palin heeft de eer gered

In haar debat met Joe Biden bleef Sarah Palin fier overeind. Wat jammer dat het er misschien niet meer zo toe doet. Voorlopig althans.

Het blijft iets vreemds houden, ‘s nachts naar een politiek debat gaan zitten kijken. Het is overal donker, en je weet dat je een beetje een beroepsgedeformeerde bent om je nachtrust op te offeren aan 90 minuten politiek gekissebis. Dan waren er in oktober 1974 betere – gezondere - redenen om ’s nachts stiekem je bed uit te glippen om te kijken naar het grote gevecht dat bekend zou komen te staan als The Rumble in the Jungle.

Terwijl je naar het grote televisiedebat tussen de beoogde vice-presidenten van de Republikeinen (Sarah Palin) en de Democraten (Joe Biden) kijkt, email je wat met vrienden in de Verenigde Staten en je sms’t met (even gekke) vrienden hier. En het allervreemdste was: ik was een beetje zenuwachtig van tevoren.

Erg onpartijdig ben ik al niet, maar dit ging wel heel ver. Pas na een half uurtje ging het over, en ik betrapte me erop dat ik voortdurend op mijn horloge keek. Sarah Palin mocht dat niet doen – de oude Bush deed het ooit tijdens een debat en dat wordt hem nu nog nagedragen – en daarom deed ik het maar voor haar. En om half vijf vanochtend, toen het debat was afgelopen en Sarah Palin met man en kinderen naar het publiek stond te zwaaien, bemerkte ik dat ik bijna net zo opgelucht was als zijzelf.

Sarah Palin hield een fantastische speech op de Republikeinse Conventie. In de zalen, oog in oog met haar achterban, doet ze het heel goed. Een goede kennis van mij was in Grand Rapids (Michigan) toen Sarah Palin en John McCain die stad onlangs aan deden, en stuurde me een zelfgemaakte video. Het was electrifying.

Maar toen begon het gestuntel, en concludeerde 60 procent van de Amerikaanse kiezers dat Sarah Palin ongeschikt want te licht en te onervaren was om een goede president te zijn. Haar ervaring in de buitenlandse politiek moest, zo zei ze in een interview, blijken uit het feit dat ze vanuit Alaska Rusland kan zien liggen en dat Canada aan haar thuisstaat grenst. En ze kon geen kranten of tijdschriften opnoemen toen haar werd gevraagd naar de media waarmee ze zichzelf voedt. Die antwoorden, denk ik, kwamen ook voort uit een te groot wantrouwen jegens het (media-)wereldje van de oostkust. Bij die vraag naar die kranten en tijdschriften, moet Sarah Palin hebben gedacht: oh ja, ze denken natuurlijk dat ik alleen het plaatselijke suffertje en de National Review lees. En toen zei ze maar dat ze heel open en onbevooroordeeld alles tot zich neemt. En bij die vraag naar haar buitenlandse ervaring, moet ze hebben gedacht (u ziet, het kost mij om de een of andere reden weinig moeite mij te verplaatsen in het denken van een conservatieve dame): oh ja, ze denken natuurlijk dat wij hier in Alaska een beetje achterlijk zijn, en realiseren zich niet dat we zowel aan Rusland als (erger nog) aan Canada grenzen.

Maar de beelden waren vreselijk, en Sarah Palin was de openingsgrap van bijna alle praatprogramma’s. De vraag die vannacht aan de orde was, was eigenlijk alleen maar deze: zou Sarah Palin McCains ticket opnieuw bezoedelen of zou ze in staat zijn de schande van de afgelopen weken van zich af te schudden.

Dat laatste gebeurde. Sarah Palin heeft de vuurproef van dit debat boven verwachting doorstaan. Natuurlijk was Joe Biden – objectief en technisch bezien – beter, rustiger, ervarener, meer onderlegd. Maar hij is vooral ook de man die al 35 jaar in de Senaat zit en zo ook is gaan praten. Sarah Palin slaagt er veel beter in – kijkend in de camera - de grondtoon van het gewone Amerikaanse leven te raken. ‘She is herself and she is one of us’, zeggen haar aanhangers.

En zo hoorden we Sarah Palin zeggen dat ze niet gewend was aan die ingewikkelde manier waarop mensen in Washington hun gedraai verhullen. Gewone mensen willen duidelijkheid. Daarom zei ze dat die gewone Amerikanen zich nooit meer door de hebzucht van de banken en Wall Street willen laten uitbuiten. Daarom zei ze dat de overheid onderdeel van het probleem is en vaak vooral in de weg loopt en pleitte ze voor belastingverlaging. Daarom sprak ze warme woorden over het traditionele huwelijk, zonder dat ze de juridische rechten van homoseksuelen wil beperken. Daarom zei ze in Irak de witte vlag niet te willen hijsen, en bepleitte ze een surge in Afghanistan. En daarom zei ze zo vaak dat McCain een maverick was die vaak tegen de officiële partijlijn was ingegaan en daarom wel degelijk een agent of change kon zijn.

Voor de Amerikanen in de heartlands, zo stel ik mij voor, zijn deze punten overtuigender dan het brokje in Biden’s keel.

Maar het probleem is natuurlijk dat de feel die Sarah Palin belichaamt en weet uit te dragen, alleen in een andere setting nog van doorslaggevend belang zou zijn geweest. Het gesternte waaronder dit debat is gevoerd, is dat van de kredietcrisis, van een regering die daarmee wordt geassocieerd of vanwege haar politiek van deregulering daar zelfs alle schuld voor in de schoenen geschoven krijgt (hoe onterecht dat ook is), van een gestage daling van McCain in de peilingen, wiens gok om zich tijdelijk uit de campagne terug te trekken niet heeft gewerkt, en die – erger nog – gisteren ook besloot Michigan op te geven. Dat lijkt mij een tamelijk desastreus signaal. De strategie om de benodigde 270 stemmen te veroveren, is erop gericht om óf Pennsylvania, óf Wisconsin, óf Minnesota te winnen, plus een totaal van tien stemmen uit een combinatie van Nevada (5), Colorado (9) en New Hamsphire 94). Dan gaan ze er blijkbaar uit dat Florida en Ohio zeker zijn voor de Republikeinen.

Er was voor Sarah Palin dus ook weinig eer te behalen gisteravond. Voor Biden was het niet al te moeilijk om voortdurend te suggereren dat de keuze voor McCain en Palin een voortzetting van het beleid van de afgelopen acht jaar betekent. Sarah Palin slaagde er ook niet in bij de kiezer verwarring over Barack Hussain Obama te zaaien of zwevende kiezers een reden te geven om niet op de Democraten te stemmen.
Maar de eer is gered. En Sarah Palin blijkt een talent dat nu nog niet klaar is voor prime time maar dat over vier jaar zo maar wel kan zijn – hopelijk om Engelse toestanden te voorkomen waar de Tories sinds de komst van Tony Blair in de oppositie hebben gezeten.

5.9.08

In debat met Prem

Ik was gisteren te gast bij het tv-programma DAGBEELD, waar ik in discussie ging met de beruchte Prem Radhakishun over het NPS-programma Probama'08. Bekijk de uitzending hier. Mijn debat met Prem begint rond minuut 22.

29.8.08

Schandaal in Denver

Er is een meneer van de Vrije Universiteit in Amsterdam, zijn naam is Krouwel en hij beunt soms ook een beetje bij bij de PvdA, en die meneer kwam niet zo lang geleden in het nieuws met een onderzoek dat hij had verricht naar de vraag of de media nu links of rechts zijn. Hij was tot de conclusie gekomen dat het verwijt dat de media een integraal onderdeel van de linkse kerk zouden zijn– veel gehoord sinds Pim Fortuyn dat in 2002 voor het eerst nadrukkelijk naar voren bracht – geheel onterecht is. Meneer Krouwel had namelijk een tijd lang de berichtgeving in de Nederlandse kranten gevolgd en was na lang wikken en wegen en vooral veel passen en meten tot de conclusie gekomen dat de kranten eigenlijk vooral schreven over onderwerpen die we eerder rechts dan links zouden noemen, zoals over al dat gedoe met die multiculturele samenleving.

Wie is er nu dommer: meneer Krouwel of al die kranten en andere media die in alle ernst over zijn onderzoek berichtten? Het gaat natuurlijk niet over de vraag over welke onderwerpen de media berichten (en de werkelijkheid is nu eenmaal rechts) maar over de vraag op welke manier ze dat doen – welke voorkeuren ze laten blijken, bijvoorbeeld, of hoe fair en objectief ze de partij benaderen naar wie die voorkeur overduidelijk niet uit gaat. Daar had meneer Krouwel niet over nagedacht, en de media zelf ook niet, die uitvoerig en prominenten verslag van zijn bevindingen deden alsof die hen in één klap van hun slechte geweten hadden bevrijd.

Als ik nu even voor meneer Krouwel mag spelen en dan de berichtgeving over de Amerikaanse presidentsverkiezingen mag recenseren, dan heb ik een makkie. Wat zijn de media links, ongelooflijk links, en wat is in het bijzonder de publieke omroep ontzettend en schaamteloos links!

Dat blijkt niet alleen uit hun onderwerpkeuze maar zeker ook uit de manier waarop zij dat gekozen onderwerp behandelen.

U begrijpt natuurlijk wel dat ik het over de Democratische conventie heb die de afgelopen week in de Amerikaanse stad Denver (Colorado) is gehouden. De gehele NPS was afgereisd om daar verslag van te doen, niet als itempje in het Journaal of in NOVA, nee: een gehele week iedere avond een uur lang, met niets anders dan die Obama en de Democratische conventie.

Er valt ook iets goeds over dat programma (Obama’08) te zeggen en laat ik dat snel doen. Het enthousiasme spatte er van af, en dat gold niet alleen de Democraten maar ook het land Amerika als zodanig en de manier waarop de democratie daar functioneert. Je zag ze een beetje dizzy worden, die redacteuren en presentatoren die als Pietje Bells door Denver liepen: was dit nou dat land waar ze eigenlijk al zo lang gruwelijk de pest aan hadden, dit land waar mensen niet alleen stemmen en dan op TV naar de uitslagen gaan zitten kijken, maar waar ze heel actief bij het democratisch proces betrokken zijn, debatterend, folderend, zingend en scheldend, kortom, dit land waar politiek een feest is? En wie waren zij dat zij op dit feestje zo maar mochten binnen vallen en alles mee mochten maken? Ze genoten, en dat was mooi om te zien, aanstekelijk zelfs. Zo’n mooie vakantie hadden ze nog nooit gehad!

Het bewijst maar weer eens dat alle Nederlandse kritiek op Amerika niet van anti-Amerikanisme maar van anti-Republikanisme getuigt. En de heren grepen vervolgens werkelijk iedere kans aan om dat iedere minuut van hun uitzending nog eens en nog eens te bewijzen – op een manier die walgelijk was, dom, onprofessioneel, schandalig, racistisch, weerzinwekkend.

We zagen Joost Karhof, bekend als pratend NOVA-hoofd, en we zagen twee gekleurde medepresentatoren: Jörgen Raymann en Prem Radhakishun. Aanvankelijk zocht ik daar niets achter, maar al gauw werd duidelijk – en wie keek wilde het eerst niet geloven – dat beide grappenmakers wel degelijk op hun huidskleur waren geselecteerd. Die deelden zij immers met de grote held van alle uitzendingen, en die kleur vormde een additioneel of zelfs een primair argument om onverholen een voorkeur voor Obama uit te spreken: Obama was zwart, net als zij, en hij was de eerste zwarte presidentskandidaat, en van wat een geweldige tolerantie getuigde dat (ja echt, in het land van Bush) en wat zou het geweldig zijn om Obama’s twee zwarte dochtertjes in het Witte Huis te zien spelen, zoals we ook de kinderen van Kennedy eens onder het bureau van hun vader in de Oval Office hebben zien kruipen, want wat zou dat een geweldige revanche op de geschiedenis zijn, want dat Witte Huis was immers door zwarten (slaven!) gebouwd en een nazaat van die slaven (maar niet heus) zou daar nu gaan wonen!

Ze zeiden het echt, die tante Es en die randdebiele grootbek van een Radhakishun, en het opgewonden triumviraat deed werkelijk geen enkele moeite om zelfs maar heel eventjes net te doen alsof ze nog iets van objectiviteit betrachtten. Wat was Obama goed en cool en meeslepend en wat zou er veel gaan veranderen straks! En wat konden die studiogasten uit Obama’s campagneteam toch leuk en overtuigend uitleggen wat voor een smeerlappen die Republikeinen zijn: die rechtserikken doen aan smerige smeercampagnes, en snuffelen in je prullenbakken en filmen je tijdens je werk in de hoop je ergens op te betrappen en je daarna kapot te maken. Maar zij zelf, die engeltjes van Democraten, die hielden zich uitsluitend en alleen aan de feiten, echt waar, en zijn moreel zo hoogstaand dat ze dat allemaal nooit zouden doen en als ze zouden verliezen van die gemene rechtserds dan zouden ze met opgeheven hoofd het speeltoneel kunnen verlaten.

En onze drie mannetjes, Joost, Prem en Jörgen, maar knikken, want die weten ook al lang – mede dankzij de onvermijdelijke Michiel Vos, journalist én schoonzoon van de Democratische Speaker van het Huis van Afgevaardigden, Nancy Pelosi – dat er in essentie twee partijen zijn, een goede en een slechte: je hebt de hippe en jonge en leuke mensen, die nu in Denver rondswingen, en net als zij lekker progressief zijn en stads en slim, en je hebt een groep enge mensen, vooral bestaande uit oude, blanke mannen, die scheten en boeren laten en andere flauwiteiten verkopen, en die verder gewoon gek en gevaarlijk zijn.

So far for
de Nederlandse journalistiek, so far for de publieke omroep, en so far for Joost, Prem en Jörgen. En het ergste is dat het niet alleen bevooroordeeld en schandalig is, maar ook dat er echt niets van klopt, dat de jongens niet zien wat ze zien en missen wat ze zouden moeten zien: dat Obama echt nog wel wat anders is dan een Nederlandse sociaal-democraat of sociaal-liberaal. En dat hij kan verliezen. In hun verblinding en bias spiegelen ze de Nederlandse kijker een fundamenteel verkeerd beeld van de Amerikaanse verkiezingen voor. Nooit geweten dat we belasting betaalden om de publieke omroep haar verheven taak op deze wijze te zien vervullen.

Volgende week: McCain en de Republikeinen op hun conventie in Minneapolis, wordt één hele uitzending aan gewijd!

*) Eerder verschenen op de website van de NOS.

6.8.08

Obama zal teleurstellen

Sinds deze week maak ik deel uit van het "Filosofische Elftal" van TROUW dat tweewekelijks filosofische perspectieven biedt op de actualiteit. Mijn eerste bijdrage, opgetekend door Marc van Dijk, ging over Obama:

Wat kunnen denkers zeggen over de actualiteit? Tweewekelijks spreekt Trouws Filosofisch Elftal zich uit. Vandaag: Barack Obama wordt de hemel in geprezen. Een hoopgevende ontwikkeling of laten wij ons verblinden?
door Marc van Dijk

Als Barack Obama niet de 44ste president van de Verenigde Staten wordt, kan hij altijd nog de eerste president van Europa worden. De Democratische kandidaat was hier al populair; na zijn rede in Berlijn kan hij werkelijk niet meer stuk. Hij heeft de allure van een Messias, met zijn charisma, smetteloze levensverhaal en boodschap van hoop en vrede.

Zijn gebed dat geheel tegen de joodse regels in uit de Klaagmuur werd getrokken, versterkt die suggestie: ’Heer, bescherm mijn gezin en mij. Vergeef mij mijn zonden en behoed mij voor hoogmoed en wanhoop. Geef mij de wijsheid om te doen wat rechtvaardig en goed is. En maak mij tot een instrument van Uw wil.’

„Een bijzonder mooi gebed”, vindt Bart Jan Spruyt. „Maar ik hoop dat Obama niet gaat geloven dat hij de Messias is. Dan gaat het altijd fout.”

Spruyt (1964) is een nieuwe speler in het Filosofisch Elftal. Hij is historicus en publicist. Hij was directeur van de Edmund Burke Stichting, een conservatieve denktank. De eerste helft van 2006 was hij medewerker van Geert Wilders, maar hij verliet diens PVV na onenigheid over de centrale rol en het uiteindelijke gedachtegoed van Wilders. Spruyt is onder andere columnist van Elsevier.

Schuilt er een gevaar in de schoonheid van de woorden van Obama? Spruyt: „Retoriek van een Democraat is altijd gevaarlijk. Als een Republikein zich van retorische hoogstandjes bedient, zoals Ronald Reagan – ’It’s morning again in America’ – dan is dat mooi en onschuldig. Omdat conservatieven beseffen dat je met politiek maar heel weinig kunt bereiken. Dat politiek als kracht secundair is en cultuur primair.

Dat je als politicus een overzichtelijke agenda moet hebben – twee, drie punten, meer kun je niet realiseren in de beperkte tijd die je gegeven is. Bij Democraten ligt dat anders. Zij zijn links en geloven dus in een zegenrijke rol van de overheid op alle terreinen des levens en daarmee in een maakbare wereld. Als je pech hebt, gaan ze in hun eigen retoriek geloven.”

Ger Groot, docent wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, deelt Spruyts angst voor al te hooggestemde beloftes, maar ziet dit niet als een exclusief probleem van Democraten. „Barack Obama heeft een messianistisch imago, George W. Bush heeft helaas een messianistische politiek gevoerd. En dat heeft ons behoorlijk opgebroken. Maar getuigenispolitiek wil hoe dan ook nogal eens blind zijn voor de werkelijkheid. Wat dat betreft kun je beter een realpolitische leider hebben, iemand die nuchter blijft, dan een bevlogen idealist.”

Wat zijn de risico’s van idealisme? Groot: „Ten eerste: het ideaal dat wordt nagestreefd valt niet noodzakelijk samen met het jouwe, waardoor tegenstellingen alleen maar worden verscherpt in plaats van overbrugd. Ten tweede: als het ideaal wél samenvalt met dat van jou, dan is het nog maar de vraag waar het nastreven van dat ideaal in concreto toe leidt.

Een politicus is in eerste instantie iemand die haalbare doelstellingen moet nastreven. Iemand die onhaalbare dingen nastreeft, gaat in het beste geval de mist in en in het slechtste geval brengt hij rampen voort. George W. Bush is aardig in de buurt gekomen van het laatste.”

Obama wekt niet de indruk dat zijn idealisme snel tot oorlogszuchtigheid zal leiden. Groot: „Dat is waar. En hij lijkt meer multilateraal ingesteld te zijn. Maar daar moet je je niet al te veel illusies over maken. Een Amerikaanse president blijft toch een Amerikaanse president, die eerst en boven alles de belangen van de wereldmacht Amerika zal dienen. En dat is ook gerechtvaardigd.

Het zou al lang mooi zijn als Obama het unilateralisme van de afgelopen acht jaar zou vervangen door een multilateralisme, waarbij de rest van de wereld weer op voet van evenwaardigheid wordt bejegend door Amerika. Maar dat kan ook moeilijk anders, de lijn van Bush is doodgelopen. De situatie is een bijna absoluut dieptepunt, dus het kan er haast niet op achteruit gaan.”

Waarom zo zuinig? Is het niet mooi om ergens in te geloven?
Spruyt: „Zeker wel. Maar niet in Barack Obama. Tot op zekere hoogte is het wel begrijpelijk dat mensen verandering willen. Op de cover van The Economist stond vorige week het Vrijheidsbeeld afgebeeld: zittend op haar sokkel, de handen in het haar. Kredietcrisis, hoge olieprijs, eindeloze oorlog in Irak; Amerika verkeert in een deplorabele staat.

Maar ik vind het moeilijk te begrijpen dat mensen vervolgens blind vertrouwen op iemand die met een zekere charme, gevoel voor stijl en retorisch talent de gewenste verandering belooft, zonder te vertellen wat er precies moet veranderen en waarin het moet veranderen. Merkwaardig. Het doet mij denken aan iemand als Rita Verdonk, die het voortdurend heeft over daadkracht, zonder te vertellen waarin die daadkracht bestaat en wat ze ermee wil doen.”

Barack Obama heeft wél verteld wat hij wil: wereldburgerschap, eenheid, het afbreken van scheidsmuren. Spruyt: „Die haast holistische, new age-achtige boodschap maakt hem alleen maar ongeloofwaardiger. Hij sprak van ’de opdracht van wereldburgerschap’. We moeten grenzen slechten, angsten overwinnen, verschillen overbruggen.

Ook de onderlinge verschillen tussen rassen, naties en religies. En dan blijven er nog een paar problemen over, zoals het terrorisme en het klimaatprobleem, maar die lossen we samen wel op. Met andere woorden: hij gaat de wereld redden. Een tikje ambitieus, toch? De teleurstelling zit in het project-Obama ingeschapen. Hij is een romanticus in de politiek en die plegen hard te vallen.”

Anders dan Spruyt hoopt Ger Groot overigens wel dat Obama de race wint. Groot: „Alleen al omdat de Republikeinse partij het verdient om te verliezen. De partij heeft krankzinnige dingen uitgehaald. Bush is door een verkapte staatsgreep aan de macht gekomen en hij heeft door allerlei burgerlijke vrijheden te ondermijnen de democratie schade berokkend. Het zou wrang zijn als dat Republikeins wanbeleid zou worden beloond – al heeft dat niets met John McCain te maken. Daarnaast kan ik niet ontkennen dat ik grote sympathie heb voor Obama. Ik kan mij niet helemaal ontrekken aan zijn charismatische kracht.”

Daar heeft Spruyt geen last van. „De keuze voor Obama lijkt mij een ramp. Dan maar McCain. Maar inderdaad: eigenlijk zouden de Republikeinen eens flink moeten verliezen, zodat ze zich kunnen heroriënteren op hun politiek-filosofische wortels.”

*) Dit artikel (van Marc van Dijk) is vandaag verschenen in Trouw.

5.8.08

Evangelie voor sceptici

Dominee Timothy Keller weet iedere zondag duizenden New Yorkse yuppen naar zijn kerk te trekken. En zijn boek over God scoort hoog op de bestsellerlijsten. Dat is opmerkelijk, want Keller is orthodox.


Er bestaat in de theologie een vak dat apologetiek heet. Het is al zo oud als de christelijke kerk zelf en bestaat in pogingen van christenen om tegenover buitenstaanders rekenschap af te leggen van hun geloof. Wat geloven wij nu eigenlijk en waar baseren wij dat geloof op en hoe kunnen we niet-gelovigen van de redelijkheid en geloofwaardigheid van ons geloof overtuigen?

Alhoewel er voorbeelden zijn aan te wijzen van geschriften waarin christenen zich
rechtstreeks tot die buitenwereld richten en met een keur aan argumenten ongelovigen proberen over te halen tot een toetreding tot de kerk, zijn de meeste apologetische boeken voor intern gebruik geweest. Dat ligt ook wel voor de hand: alle kritische vragen en scepsis die niet-gelovigen tegen het christendom inbrengen, leven natuurlijk ook bij gelovigen zelf, en voor hen is een adequaat antwoord op die vragen en twijfels urgenter dan voor de niet-gelovigen.

In de Verenigde Staten doet zich sinds een aantal jaren een opmerkelijk fenomeen voor. Zijn naam is Timothy Keller, hij is predikant in New York en slaagt erin iedere zondag zo’n 5000 kunstenaars en young urban professionals, hoogopgeleide twintigers en dertigers, naar de kerk te lokken die hij zelf heeft opgericht, Redeemer Presbyterian Church. Hij wordt daarom wel de ‘meest succesvolle christelijke evangelist van New York City’ genoemd. Bovendien heeft hij begin dit jaar een boek gepubliceerd over ‘de redenen voor God’ dat in de christelijke media direct al is uitgeroepen tot hét boek van 2008 en – vreemd genoeg voor een boek dat een verdediging van het christelijk geloof biedt – tot de zevende plaats doordrong op de non-fictie bestsellerlijst van de New York Times. De Nederlandse vertaling van dit boek verschijnt volgende maand. De Engelse tekst is uitgegeven door Penguin, wat ook al verrassend mag heten omdat deze uitgeverij geen eens een afdeling religieuze boeken heeft.

Het opmerkelijke aan Keller is dat hij in geen enkel opzicht doet denken aan het type predikant dat Europeanen met een Amerikaanse evangelist plegen te vereenzelvigen: dat van de louche televisiedominee. Keller houdt niet van het predikaat ‘evangelisch’ omdat dat associaties met de politiek en met het fundamentalisme oproept. Hij noemt zichzelf gewoon orthodox, omdat hij gelooft ‘in het belang van een persoonlijke bekering en de autoriteit van de Bijbel’.

En dat maakt het allemaal nog raadselachtiger. Ook in Nederland zijn er populaire, goed verkopende theologen en predikanten, en die luisteren dan naar namen als Kuitert of ter Linden. Maar die zijn alles behalve orthodox. Hun werk kenmerkt zich veeleer door pogingen om de Bijbel te reduceren tot een onschuldige collectie van inspirerende legenden, een gezellig praatje, dat vooral bij al dan niet koninklijke bruiloften, doopdiensten en andere partijen goed van pas komt. En het ergerlijke is dat deze heren ons vervolgens ook nog willen doen geloven dat ze met hun verhalen de oorspronkelijke boodschap van het evangelie hebben herontdekt. Keller maakt zich niet schuldig aan deze vorm van bedrog, maar weet toch zondag aan zondag het welwillende gehoor te vinden van duizenden yuppen, die zich op de eerste dag van de week toch vooral onledig hielden met museumbezoek en een wandeling door Central Park.

Keller (1950) komt uit Pennsylvania en bekeerde zich tijdens zijn studie aan de universiteit tot het christelijk geloof. Hij doceerde daarna niet alleen aan een orthodox-presbyteriaans seminarie maar was ook negen jaar lang predikant op het platteland van Virginia, in het kleine blauweboordenstadje Hopewell. Daar leerde hij meer dan hij waar dan ook had geleerd, vooral omdat zijn gehoor de noordelijke intellectueel dwong om zich helder en duidelijk uit te drukken.

Ondanks zijn geringe ervaring werd hij in 1989 door de leiding van de Presbyteriaanse Kerk in Amerika (PCA) gevraagd om Redeemer Church in New York te gaan leiden. Aanvankelijk zaten er niet meer dan 50 mensen onder zijn gehoor. Nu is de kerk een groot succes en heeft zij meer dan honderd vergelijkbare kerken elders in de VS en Europa ‘geplant’, tot in Amsterdam aan toe – als onderdeel van een missie die gericht is op de verandering van New York en de rest van de wereld door ‘persoonlijke verandering, sociale genezing en culturele vernieuwing’.

Misschien is een van de redenen van Kellers populariteit inderdaad wel gelegen in zijn helderheid en directheid. Hij verkoopt geen vage praatjes, ondersteund door harde muziek en andere technische hulpmiddelen, maar maakt vanaf het begin af aan duidelijk dat hij je komt vertellen dat het orthodox-christelijke geloof waar is. En om je dat duidelijk te maken, gaat hij de bekende vragen niet uit de weg. Als God liefde is, waarom is er dan zoveel lijden op de wereld? Als de wereld door evolutie is ontstaan, dan is het scheppingsverhaal toch niet meer dan een mythe, en zijn alle leerstukken die daarop voortborduren (de zondeval, het lijden van Christus, verzoening, vergeving en berkering) daarmee toch irrelevant geworden?
Wat zijn stijl en presentatie betreft, gaat Keller ervan uit dat moderne, jonge mensen niet meer het zitvlees en de capaciteiten hebben om een strak gecomponeerd boek van, zeg, C. S. Lewis te lezen (alhoewel Lewis voor Keller een geloofsheld is). Diens lange betogen vol logische argumentatie en redeneringen spreekt hen niet meer aan. Moderne apologetiek moet persoonlijker zijn, sneller en directer toegankelijk.

Keller erkent de aanwezigheid en zelfs het belang van twijfel. Hij begrijpt dat christenen niet zozeer overal een antwoord op hebben maar met dezelfde vragen worstelen als niet-gelovigen. Maar hij daagt niet-gelovigen uit net zo kritisch over hun eigen vooronderstellingen na te denken als dat zij over het christendom doen. En hij voelt de huidige onzekerheid haarscherp aan: ‘We zijn aangekomen op een cultureel moment waarop zowel sceptici als gelovigen het gevoel hebben dat hun bestaan wordt bedreigd omdat zowel seculier scepticisme als religieuze geloofsovertuigingen aanzienlijk aan kracht winnen. We bevinden ons niet in de westerse christenheid van het verleden, noch in de seculiere, religieloze samenleving die ons was voorspeld. We bevinden ons heel ergens anders’.

Maar waar precies weet niemand. Dat kan helpen verklaren waarom initiatieven als die van Keller zo succesvol kunnen zijn, zelfs in Manhattan. Misschien is een deel van de verklaring ook dat jonge mensen nu, zoals Peter Sloterdijk eens heeft gezegd in een interview met NRC Handelsblad, in het leven van hun ouders hebben gezien hoe de grote verworvenheden van 1968 – vrijheid! – zijn gedegenereerd tot onverantwoordelijkheid en losbandigheid, en dat zij daarom op zoek zijn naar een nieuw gevoel van orde. En in die zoektocht naar die nieuwe orde staan zij aanzienlijk minder bevooroordeeld tegenover geloof en religie dan de generatie die aan de hunnen vooraf gaat.

Of de raadselachtige ontwikkeling die zich in New York en elders in de VS heeft voorgedaan, ook in Nederland van zich zal laten merken, staat nog te bezien. Maar het zou om meerdere redenen geen kwaad kunnen. Een van de redenen is gelegen in het boek (America’s Secular Challenge) dat de firma Amazon mij deed bezorgen, juist toen ik dit stukje aan het schrijven was. Het is geschreven door een agnostische Joodse intellectueel, Herbert London, en gaat over het onvermogen van het radicale secularisme om de inbreuk van fanatisme (zoals het islamisme) op onze cultuur te pareren. De westerse beschaving en de cultuur van de democratie worden geschraagd door christelijke principes, aldus London, of we dat nou leuk vinden of niet. Een onbevooroordeeld onderzoek naar de precieze aard van die principes kan dan geen overbodige luxe zijn. Het boek van Keller voorziet in dat onderzoek.

Recensie van: Tim Keller, In alle redelijkheid: christelijk geloof voor welwillende sceptici, Van Wijnen € 15

*) Deze recensie verscheen eerder in HP/DeTijd.

25.7.08

Obama: de Amerikaanse Rita Verdonk

Europeanen zijn in de ban van Obama, maar moeten niet vergeten dat het wereldbeeld van de Amerikanen – zelfs Obama inbegrepen - heel wat minder naïef is dan het hunne.

Wat een man is die Obama, en wat ziet McCain groen van jaloezie!

Een analyse van alle peilingen in de Verenigde Staten maakt zo langzamerhand duidelijk dat Obama in november op een comfortabele manier de verkiezingen kan gaan winnen. In de afgelopen twee maanden staat hij consequent op een voorsprong van 4 tot 6 procentpunten. Hij leidt in 26 staten en in het District of Columbia met een totaal van 322 kiesmannen; McCain leidt in 24 staten met een totaal van 216 kiesmannen.

Bovendien heeft Obama inmiddels een foutloze buitenlandse reis achter de rug, bedoeld om de Amerikaanse kiezers duidelijk te maken dat hun land onder zijn leiderschap veilig zal zijn. Hij was in Irak, scoorde een driepunter in een basketbalzaaltje, vloog met generaal Petraeus over Bagdad en sprak met premier Al-Maliki. In Israël en de Palestijnse gebieden sloeg hij zijn arm zowel om de schouders van president Peres als om die van de Palestijnse president Abbas. In Berlijn sprak hij voor een menigte van meer dan 200.000 mensen – Europeanen die oorlogsmoe zijn en snakken naar de veranderingen die deze man belooft.

Obama beweegt zich stijlvol en elegant, cool en kalm, werelds, presidentieel, als een staatsman. Een conservatief-Republikeinse commentator sprak van de jaloezie die ons moet bevangen wanneer we zien hoe Obama in buitenlandse paleizen moeiteloos zijn lange en slanke lichaam in een Louis XVI-stoel drapeert.

Hoe belangrijk de peilingen en de beelden van zijn buitenlandse reis ook zijn, waarschijnlijk nog belangrijker is het gegeven dat Obama ook inhoudelijk de wind mee lijkt te hebben. Het heeft er immers alle schijn van dat het Republikeinse kamp van John McCain posities inneemt – uitgerekend op het terrein van de buitenlandse politiek, het domein waarop McCain als ervaren en beproefde Vietnam-veteraan een natuurlijke en onomstreden voorsprong zou moeten hebben – die steeds meer in de buurt komen van de standpunten van Obama.

Obama riep op om het grote conflict met Iran vooral langs diplomatieke weg op te lossen, en president Bush heeft, met de steun van McCain, deze week de eerste stappen in die richting gezet.

Obama heeft gezegd dat het eigenlijke front in de oorlog tegen het terrorisme niet in Irak ligt maar in Afghanistan, en dat er daarom meer troepen naar Afghanistan moeten. McCain heeft afgelopen week min of meer dezelfde positie ingenomen.

President Bush spreekt sinds kort ineens over een general time horizon waarbinnen de Amerikaanse troepen zich uit Irak moeten terugtrekken. Dat is niet hetzelfde als de concrete termijn van zestien maanden die Obama heeft aangegeven, maar het komt wel in de buurt. Erger nog (voor de Republikeinen): de Iraakse premier Al-Maliki heeft in een interview met Der Spiegel gezegd dat hij het op het grote lijnen eens is met de terugtrekplannen van Obama.

Er lijkt dan maar één conclusie mogelijk: de standpunten van Obama op het terrein van de buitenlandse politiek zijn veel realistischer en redelijker dan tot nog toe is aangenomen. Hij is niet, zoals McCain altijd van hem zegt, de onervaren man die de verkiezingen in november graag koopt met een verlies van de oorlog in Irak.

Geen wonder dus dat het McCain-kamp deze week zuur heeft gereageerd op Obama’s buitenlandse reis. Wat een spijt moet McCain hebben van zijn uitdaging aan het adres van Obama om zelf eens in Irak te gaan kijken, en hoe bitter klonk zijn verwijt dat Obama zijn plaats niet kent en dat hij zelf ook graag een speech in Berlijn zou geven maar dat hij dat pas zal doen als hij president is.

Toch is er weinig reden tot vrolijkheid. Het is leuk om Obama zo vol zelfvertrouwen bezig te zien, maar die façade kan niet verhullen dat Obama toch vooral een opportunist en een leeghoofd is.

Een opportunist omdat zijn plannen voor terugtrekking van de Amerikaanse troepen in Irak gebaseerd is op de sterk verbeterde veiligheidssituatie in het land. Die toegenomen veiligheid is het directe gevolg van de surge, de 30.000 extra troepen die Bush vorig jaar naar Irak heeft gestuurd – met steun van Mccain, maar dwars tegen het verzet van de Obama’s van deze wereld in. Zonder dit succes zou er überhaupt geen sprake van terugtrekking kunnen zijn.

Bovendien wil McCain de terugtrekking van de troepen uitsluitend baseren op de wijze waarop de omstandigheden in Irak zich verder ontwikkelen. Dat wil ook generaal Petraeus, die voortdurend voor ‘maximale flexibiliteit’ pleit. Obama had zijn standpunt over de terugtrekking al ingenomen voordat hij in Irak was geweest, en wil dat standpunt niet afhankelijk maken van de situatie ter plaatse.

Bovendien is Obama het type politicus dat in Nederland door iemand als Rita Verdonk wordt vertegenwoordigd: hun retoriek maakt diepe indruk en wekt bij veel kiezers vertrouwen, maar in feite zeggen ze niets en daarom is de vraag volledig op zijn plaats hoe terecht die diepe indruk en dat vertrouwen is.

Zoals Verdonk in Nederland grossiert in vaagheden over daadkracht (zonder een moment duidelijk te maken waarop die daadkracht zich gaat richten en waarin die zal bestaan), zo rept Obama strijk-en-zet over change (zonder duidelijk te maken wat er moet worden veranderd en waarin die veranderingen zal moeten bestaat), en sprak hij in Berlijn over nieuwe muren die in eensgezindheid – tussen landen, volken en gelovigen, en tussen Amerika en Europa – moeten worden geslecht.

De liberaal Obama had het daarbij over de burdens of global citizenship, en ontmaskerde zichzelf daarbij als een elitaire kosmopoliet die lijkt te vergeten dat hij, om in november werkelijk te winnen, de stem van de gewone man in staten als Pennsylvania moet zien te winnen. En al die Europeanen die in de ban van Obama zijn geraakt omdat hij een meer bescheiden en meer Europees (dat wil zeggen: sociaal-democratisch) Amerika representeert, zullen er achter komen dat dat beeld niet meer dan een projectie is van hun eigen wensen en verlangens. Als Obama wint, wordt hij de leider van een supermacht, die de sheriff van de wereld zal blijven spelen en unilateraal en pre-emptive zal blijven handelen. Europeanen moeten zich realiseren dat Amerikanen hun naïeve wereldbeeld – waarin de geschiedenis en de grote conflicten ten einde zijn gekomen en waarin geen plaats meer is voor heroïek, voor een wereldrijk en voor soevereiniteit – niet delen. Zelfs Obama niet.

*) Deze column verscheen eerder op de NOS-website Amerika Kiest.

11.7.08

Scheuren in Obama's masker

In een eerdere column heb ik al eens aangegeven hoe ik tegenover de huidige presidentsverkiezingen sta. Als conservatieve ‘republikein’ was ik in 2000 voor Bush, in 2004 was ik dat opnieuw – zij het met beduidend minder enthousiasme dan vier jaar eerder. Dit jaar voel ik me veel minder betrokken dan bij voorgaande verkiezingen. Dat komt, denk ik, omdat ik John McCain als persoon een indrukwekkende man vind, maar weinig vertrouwen in hem heb als politicus.

(Fred Thompson was mijn man – de bij voorbaat kansloze kandidaat, die weliswaar een uitstekend programma had, maar thuis ging zitten wachten tot het volk hem zou roepen. Zo hoort het eigenlijk, maar je komt er in de moderne politiek natuurlijk niet veel verder mee.)

McCain mocht en mag van mij winnen – met een (waarschijnlijk groeiende) Democratische meerderheid in het Congres tegenover zich, kan hij weinig kwaad. Die situatie is wat mij betreft bijna ideaal: een uitvoerende macht die door de tegenmacht van de volksvertegenwoordiging bijna niets kan verrichten.

De staat – aldus de libertaire essayist Albert Jay Nock (1870 – 1945), een van mijn favoriete schrijvers – is immers de vijand, en niets is zo gevaarlijk en ongewenst als een staat met dienaren die op je af komen en zeggen: ‘Hé, ik ben van de regering en ik ben hier om je te helpen!’

McCain mag wat mij betreft ook verliezen, en dan liefst ook met een landslide. Zo’n nederlaag zou voor veel conservatieven de wake up call kunnen zijn die hen uit de sluimer van hun gekoesterde herinneringen aan de gloriejaren onder Ronald Reagan opwekt en hen doet inzien dat de tijden veranderd zijn en dat die tijden om een nieuwe agenda vragen.

Eén van de beste columnisten in de Verenigde Staten – David Brooks van de New York Times – heeft de contouren van die agenda al eens geschetst, en jonge honden als Ross Douthat en Reihan Salam hebben zelfs een heel boek gewijd aan de vraag hoe de Grand Old Party zich tot een Grand New Party kan ontwikkelen.

Adoratie
Alhoewel ik er rekening mee houd dat McCain in november inderdaad verliest, en er dan een lange periode van Democratische dominantie zal aanbreken (vergelijkbaar met de periode van Republikeinse dominantie sinds het begin van de jaren tachtig), maak ik me in toenemende mate zorgen over het alternatief Barack Obama.

Obama is uitgegroeid tot een idool van verandering, die niet alleen in de Verenigde Staten, maar vooral ook in Europa gevoelens van adoratie en ongebreideld enthousiasme oproept. Dat is begrijpelijk, omdat veel mensen snakken naar het einde van de periode-Bush.

Maar zal Obama een goede president zijn? Er zijn soms uitspraken die hoopvol stemmen. Zo laat hij niet na zwarte vaders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen. ‘De verantwoordelijkheid eindigt niet bij de verwekking’, zei hij in een speech op vaderdag.

Bij oude zwarte leiders als de vervelende Jesse Jackson (66) roept dat verzet op. In een uitzending van Fox News zei Jackson afgelopen zondag dat Obama ‘uit de hoogte doet’ tegenover de zwarte bevolking, om daaraan toe te voegen: ‘Ik wil zijn ballen er af snijden’.

Jackson zei het op fluistertoon, en in de veronderstelling dat de microfoon nog niet open stond. Maar dat was wel het geval en een relletje was geboren. Jackson heeft inmiddels zijn excuses aangeboden, maar wel gezegd dat hij van Obama verwacht dat hij niet de persoonlijke verantwoordelijkheid van zwarte Amerikanen zal benadrukken maar vooral ‘de collectieve morele verantwoordelijkheid van de overheid en het openbare beleid’.

Als Obama zich van oude leiders als Jackson blijft distantiëren – simpelweg door ze te negeren – en zich ook verre houdt van de collectivistsiche politiek die zij voorstaan, is dat een welkome breuk met een ouderwetse en falende politiek.

Maar ik ben er alles behalve zeker van of Obama uit het goede hout gesneden is om president van de Verenigde Staten te worden. Het incident met zijn predikant, ds. Jeremiah Wright uit Chicago (de man van God damn America), vormde het eerste bewijs van een karakterzwakte die je liever niet ziet bij een toekomstig leider van de vrije wereld.

Dezer dagen verscheen het boekje Barack Obama: Waarom iedereen van hem wil houden en wat zijn opkomst betekent, geschreven door Shelby Steele, hoogleraar aan Stanford University en net als Obama zoon van een zwarte vader en een blanke moeder.

Eerste scheur
Steele noemt de aanvaring met Wright ‘de eerste echte scheur’ in het masker dat Obama draagt. Obama wilde ons doen geloven dat hij altijd bezwaar heeft gehad tegen het radicalisme van Wright, terwijl hij desondanks twintig jaar lang bij hem naar de kerk bleef gaan. Steele spreekt van ‘een griezelig vermogen om de eigen, diepste overtuigingen te negeren om erbij te horen’. En hij vraagt zich af hoe deze ‘karaktereigenschap een president Obama van pas zou kunnen komen in “overleg” met de vijanden van Amerika’.

Ik heb, eerlijk gezegd, het ongemakkelijke gevoel dat er in Barack Obama en zeker ook in zijn vrouw Michelle nog heel veel oud ressentiment tegen het blanke deel van de Amerikaanse samenleving schuil gaat. Zijn uitspraken over de blanke middenklasse in Pennsylvania die in een globaliserende wereld hun toevlucht nemen tot hun geloof en wapens, was – wat mij betreft - een volgende, nog veel grotere scheur in het masker van Obama.

En daar komen alleen nog maar meer scheuren en scheurtjes bij. Hij spreekt zich ineens veel minder nadrukkelijk uit vóór een spoedige terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak (terwijl zijn populariteit grotendeels op die vroegere uitspraken gebaseerd was), en hij stemde voor een wetsontwerp dat het telefonisch afluisteren van Amerikaanse burgers wil legaliseren.

Draaikont
En toen het Amerikaanse Supreme Court onlangs bevestigde dat wapenbezit een grondwettelijk recht is, maakte hij een wonderlijke draai om net te doen alsof hij blij was met die uitspraak. Obama is een beetje de Wouter - draaikont - Bos van de Amerikaanse politiek, vrees ik.

Obama’s politieke plannen met betrekking tot het milieu en de gezondheidszorg, abortus en immigratie bevielen mij al niet. De roep om verandering zonder dat duidelijk wordt wat er moet veranderen en waar die veranderingen toe moeten leiden, is voos en leeg. En zijn achtergrond en persoonlijkheidsstructuur lijken me in toenemende mate een probleem.

Dan toch maar McCain.

*) Eerder verschenen als column op de NOS-website 'Amerika Kiest'.