28.12.10
Rechts gaat winnen, maar CDA krijgt het moeilijk
Ik ben bang voor progressief Nederland dat de Statenverkiezingen een flinke overwinning voor rechts zullen opleveren. Een eerste signaal daarvoor is het geringe enthousiasme dat de oproep van Job Cohen heeft losgemaakt. Cohen heeft alle progressieve partijen en organisaties gemaand om op zondag 16 januari naar Amsterdam te komen voor een demonstratie tegen het huidige rechtse, ‘cynische en uitsluitende’ kabinet. Maar Ouderenbond ANBO wil als neutrale organisatie niets met het exclusief-linkse protest te maken hebben. Zelfs de FNV weet nog niet zeker of ze meedoet. De ChristenUnie komt zeker niet – niet alleen omdat de manifestatie op zondag is maar ook omdat André Rouvoet ‘christelijk-sociale doelstellingen’ wil realiseren en dat wil doen door samenwerking ‘met alle partijen, coalitie of oppositie’. D66 wil niet een van de mede-organisatoren van de manifestatie zijn. Pechtold stuurt een vertegenwoordiger en die komt alleen maar luisteren ‘naar de nieuwe koers van de PvdA’.
Het zal die waarnemer waarschijnlijk niet meevallen om aan Pechtold door te geven wat die nieuwe koers is ‘van het andere Nederland dan het Nederland waar wij op afstevenen’ (Cohen). De onderlinge verschillen tussen de deelnemers zijn immers te groot om van één links-progressief blok te kunnen spreken. Dat ‘blok’ valt sowieso al uiteen in een oud-links (economisch ‘conservatief’) blok en een sociaal-liberaal (‘progressief’) blok. Eén boodschap zal dan ook niet klinken vanaf de Brakke Grond in Amsterdam, waar de manifestatie moet gaan plaatshebben.
De organisatie van brede maatschappelijke oppositie tegen dit kabinet is dus bij voorbaat mislukt. En al zou ze zijn gelukt, de vraag is nog maar of die oppositie erg succesvol zou zijn geweest. Het incident in de Eerste Kamer rond de verhoging van de btw op theaterkaartjes heeft duidelijk gemaakt hoe hecht de huidige regeringscoalitie momenteel is. Dat incident is door de meeste politici en media verkeerd gelezen, als een overwinning namelijk van de Eerste Kamer als zelfstandig orgaan van volksvertegenwoordiging tegenover dit kabinet. Maar dat het kabinet bereid was de maatregel een half jaar uit te stellen, bewijst vooral dat CDA, VVD en PVV bereid waren de zaak tegenover elkaar niet op de spits te drijven en in politieke volwassenheid tevreden te zijn met een compromis. Bovendien zal Rutte direct na het kerstreces (half januari) de plannen van al zijn ministers presenteren. Die plannen zullen de burger financieel geen pijn doen en op brede instemming kunnen rekenen. In die sfeer kan het niet anders of dit kabinet krijgt op 2 maart een nieuw mandaat in de vorm van een overtuigend vertrouwensvotum. En vervolgens, zo vermoed ik, gaan we een politiek saaie periode tegemoet die ons zal doen gapen als onder de meest paarse jaren. Maar gelukkig het land welks politiek saai is.
Het grote probleem voor deze coalitie is echter dat de winst op 2 maart naar VVD en PVV zal gaan en niet naar het CDA. Het CDA is al de enige van de drie partnerpartijen die het in de peilingen niet goed doet. Het CDA is bovendien de partij waarvan de achterban het meest ambivalent tegenover dit kabinet staat. VVD’ers en PVV’ers zijn zeer ingenomen met Rutte-I, voor CDA’ers geldt dit maar zeer gedeeltelijk. Het CDA is over het algemeen al zo verdeeld dat een strakke regie van bovenaf altijd nodig is om de boel partijpolitiek bij elkaar te houden. Dat is de belangrijkste conclusie die kan worden getrokken uit het eerste interview dat Jan Peter Balkenende na zijn vertrek uit de Haagse politiek heeft gegeven en dat deze week is verschenen in Christen Democratische Verkenningen, het blad van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. Die verdeeldheid is door de deelname van het CDA aan een kabinet dat door de PVV wordt gedoogd alleen nog maar toegenomen, zoals iedereen heeft kunnen zien bij het CDA-partijcongres in oktober.
Zoals alle partijen oude rotten inzetten voor de Eerste Kamer verkiezingen (Van Boxtel voor D66, Hermans voor de VVD, Marleen Barth voor de PvdA) zo heeft ook het CDA een ervaren man bovenaan de lijst gezet: Elco Brinkman. Het komt mij voor dat deze politicus, in 1994 door Lubbers aan de kant gemanoeuvreerd, een rechtsig imago heeft. In de interviews die hij tot nog toe heeft gegeven (in de Telegraaf en in In Contact, het blaadje van de jongerenorganisatie van de SGP) benadrukt hij vooral de fouten die zijn politieke generatie heeft gemaakt in de softe opstelling in de discussie over de multiculturele samenleving en omarmt hij de correcties die Wilders op dit beleid (of beter: gebrek aan beleid) heeft aangebracht.
Ik neem iemand niet gauw kwalijk dat hij misschien wat rechtsig is. Maar het CDA heeft het al moeilijk en gaat het nog moeilijker krijgen wanneer de Statenverkiezingen uitlopen op een vertrouwensvotum over het beleid van het huidige kabinet. Om minimaal alle CDA’ers aan boord te houden, moet de partij een elegante spagaat uitvoeren waarvoor Brinkman misschien niet de meest aangewezen man is.
1.3.10
'Mijn coalitie'
3.11.09
Verkiezingen!
Hij gaat. De raadsadviseur voor constitutionele zaken van het ministerie van Algemene Zaken is zondagmiddag gesignaleerd in het Haagsche Bos, fietsend van het Binnenhof naar huis. Als er op zondag wordt gewerkt, dan vindt er dus koortsachtig overleg plaats over de staatsrechtelijke consequenties van het vertrek van Balkenende naar Brussel. En dat overleg voer je alleen als je ervan uitgaat dat hij inderdaad gaat.
En als Balkenende dan weg is, dan zou het CDA het liefst Maxim Verhagen als onze nieuwe minister-president naar voren schuiven. Achter hem zou dat andere Limburgse talent, Camile Eurlings, dan ook een paar stapjes op de ladder van de politieke macht kunnen klimmen. Twee rechtse limbo’s zijn dan uitstekend gepositioneerd om de PVV te gaan leegeten.
Maar zo zijn we toch niet getrouwd in dit land, zou ik zeggen. Het is uniek in de Nederlandse geschiedenis wanneer een premier tussentijds vertrekt. Ons staatsrecht geeft geen dwingende voorschriften over wat er in dat geval precies moet gebeuren. En zoals er geen schriftelijk vastgelegde regels voor deze situatie zijn, zo is er evenmin ongeschreven recht, simpelweg omdat een tussentijds vertrek van een premier zich zo zelden heeft voorgedaan dat er dus ook geen normen uit een in het verleden gegroeide praktijk kunnen worden afgeleid. Het is één keer eerder voorgekomen, in 1866 toen ‘eerste minister Meijer’ gouverneur-generaal van Nederlands-Indië werd, en het Nederlandse parlement barstte van verontwaardiging over deze ‘politieke immoraliteit’.
Er zijn gezichtspunten die ons tot de conclusie dwingen dat een tussentijds vertrek van Balkenende niet met wat geschuif met politieke stoelen kan worden opgevangen, en dat er echt verkiezingen moeten komen. Staatsrechtdeskundigen als Peter Rehwinkel en Menno de Bruyne hebben daar de afgelopen dagen op gewezen, onder andere verwijzend naar het proefschrift van de CDA’er Koekoek.
In de eerste plaats is Balkenende niet alleen de minister-president, maar bekleedt hij ook een functie die de afgelopen jaren aan zwaarte heeft gewonnen. Door de internationale ontwikkelingen is de premier niet alleen maar de eerste onder zijns gelijken. Als formateur heeft hij alle ministers en staatssecretarissen van zijn kabinet aangezocht en gekeurd, hij heeft voor zijn regeringsploeg verantwoording afgelegd in het parlement, en iedere maandagmiddag is hij het die als regeringsleider overleg voert met ons staatshoofd, de koningin. Hij is de naamgever van het kabinet, hij is beeldbepalend, en hij spreekt in goede en slechte tijden namens zijn kabinet het volk toe.
Als de architect en voorman van een kabinet vertrekt, dan kan men niet overgaan tot de orde van de dag. Het is ondenkbaar dat dat vertrek niet zou worden gevolgd door verkiezingen.
Dat wil de huidige coalitie natuurlijk niet, omdat zij er in de peilingen slecht voor staan, en verkiezingen vooral voor de PVV van Geert Wilders in de kaart zullen spelen. Wordt het land dan niet onregeerbaar en dat in een tijd waarin forse knopen moeten worden doorgehakt om de financieel-economische crisis te lijf te gaan?
Maar het is volstrekt ongepast om de vrees voor een uitslag die men niet wil, van beslissend belang te laten zijn om een beslissing die politiek en staatsrechtelijk het meest voor de hand ligt, niet te nemen.
29.5.09
Machiavelliste Kathalijne
Kathalijne Buitenweg van GroenLinks zat vorig jaar thuis in Amsterdam samen met haar Maarten van Poelgeest gezellig op de bank toen ze werd gebeld door niemand minder dan José Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie. Ze schrok een beetje van dat telefoontje want ze dacht dat ze haar hand had overspeeld en dat Barroso haar de mantel uit zou gaan vegen. Ze had Barroso immers gechanteerd.
Barroso had namelijk lang geaarzeld om iets op de agenda te zetten, een richtlijn tegen discriminatie. Daar kwam gedoe van, vreesde hij. De christen-democraten en enkele lidstaten zagen er niets in, in zo’n richtlijn die discriminatie op grond van leeftijd, seksuele voorkeur of religie in het onderwijs, op de woningmarkt, in het openbaar vervoer en de sociale zekerheid verbiedt.
Zou het toch maar doen, had Kathalijne tegen José gezegd. Weet je nog hoe we de vorige keer de benoeming van die conservatieve Buttiglioni tot eurocommissaris hebben tegengehouden? Dat kunnen we weer doen, hoor, met je eerstvolgende kandidaat-commissaris.
Kathalijne had zich wel een beetje een bitch gevoeld toen ze deze woorden had uitgesproken. Want er was helemaal niets mis met die eurocommissaris, en dat was dus wel een beetje sneu voor hem. En als ze er nog eens over nadacht: had ze überhaupt wel de macht om die benoeming tegen te houden?
Ze dacht dus eventjes, en ze kneep Maarten even in zijn hand, dat Barroso een man was en dat hij haar zou uitschelden vanwege haar chantage. Maar nee, Barroso was geen man. Hij wilde herkozen worden en daarom geen gedonder in de tent. Als jij je nou gedeisd houdt in de hoorzitting over de benoeming, dan zorg ik dat jij met die richtlijn aan de slag kan. Deal?
Dikke deal natuurlijk. Want het Europees Parlement kon nu ‘de laatste hiaten in de anti-discriminatiewetten’ gaan dichten. De corrupte en huichelachtige Kathalijne is nog nooit zo trots op zichzelf geweest.
Die richtlijn is er nu, de Raad van State heeft er al een advies over geschreven, maar het wordt waarschijnlijk pas na de zomer, zo werd deze week duidelijk tijdens een procedurevergadering in de Tweede Kamer, voordat dat advies en het standpunt van Balkenende’s ministersploeg naar buiten komt. Onenigheid in het kabinet natuurlijk.
Zo gaat dat dus. Er komt dankzij een linkse machiavelliste op een smerige manier een Europese richtlijn tot stand die dwars door alle precaire nationale politieke evenwichten heen een gelijkheidsideologie aan alle lidstaten wil opleggen. Die machtsdrang tot uniformering en ideologische gelijkschakeling maakt Brussel en de Europese Unie zo onverteerbaar. En daarom kan de stem van een fatsoenlijk patriot op 4 juni alleen maar naar een eurosceptische partij gaan.
16.5.09
Ook Lange Frans is het zat
In mijn eerdere blogs heb ik wel eens de naam van Eline van den Broek, de Nederlandse lijsttrekster van Libertas, laten vallen. Ze doet het verrassend goed in deze campagne. Ze weet met regelmaat tot de landelijke media door te dringen, wat geen geringe prestatie is voor een nieuwe partij. En ze draagt standpunten uit om je vingers bij af te likken.
Zo verdedigde ze voor de microfoon van Standpunt Café de opvatting, ook ingenomen door de Amerikaanse oud-vice-president Dick Cheney, dat martelen soms gewoon moet. Eline heeft ongetwijfeld ook de boeken van Alan Dershowitz gelezen, en weet dus dat martelen, hoe erg ook, geboden is in een ticking bomb scenario. Martelen mag, ja moet, wanneer een terrorist is opgepakt van wie we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen aannemen dat hij informatie heeft over nieuwe aanslagen die vele burgers het leven zullen gaan kosten. Zo’n man moet toch echt even worden uitgenodigd om die informatie met ons te delen.
Dapper van Eline om zo’n on-Nederlands standpunt op de Nederlandse radio uit te dragen.
Eline begint anderen inmiddels vrees in te boezemen. Zo werd zij door het tv-programma Nova Politiek (van vrijdag 15 mei) uitgenodigd om mee te doen aan een live-debat met staatssecretaris Frans Timmermans van Europese Zaken. Maar Timmermans weigerde Van den Broek als gesprekspartner, zo liet hij via zijn woordvoerder weten. Omdat ze lijsttrekker van een partij was, terwijl meneer de staatssecretaris alleen een inhoudelijke discussie wilde. (Met een lijsttrekker kun je dus per definitie alleen niet-inhoudelijke discussies voeren? Dat klopt, maar het wordt pijnlijk als een staatssecretaris dat ook vindt.) En dus werd Eline van den Broek bedankt en zat er een linksige, SP-achtige man tegenover Timmermans, de voorzitter van het Comité Ander Europa. Van de man noch van zijn club had ooit iemand gehoord en dat zal wel zo blijven. Maar Timmermans kon nu in het debatje gemakkelijk overeind blijven, en zo had presentatrice Clairy Polak haar partijgenoot Timmermans toch nog een dienst kunnen bewijzen.
Aan het einde van het programma kwam het linkse duveltje wel zeer opzichtig uit het doosje van de publieke omroep schieten. Mevrouw Polak had het over de straat en de elite, de ondeskundigen en de deskundigen. De stem van de straat mag worden gehoord als daaruit maar vooral blijkt hoe dom en ondeskundig gewone mensen zijn, en hoe gelukkig het daarom is dat we ook nog Polaks en Timmermannen hebben.
Duidelijker dan op deze manier kun je niet zeggen: Ja, Wilders heeft gelijk, wij zijn inderdaad van het Noord-Koreaanse staatsjournaal, maar dat kan ons niks schelen want u kunt ons toch niets maken.
Rapper Lange Frans heeft een liedje geschreven (zie de website van Eline van den Broek) waarin hij uitlegt waarom hij voor de harde zakelijkheid van Libertas is. Op 4 juni worden we, als we niet uitkijken, weer voor de gek gehouden door een ‘blinde en corrupte elite’ die ons een referendum over die vermaledijde Grondwet beloofde maar ons die niet gaf. Die geld verspilt en zich doof houdt voor het schreeuwende volk. Hij loopt er niet meer achter aan, rapt Lange Frans, het wordt nu tijd voor een nieuwe partij.
Het is mooi dat er op rechts nu een alternatief is gekomen voor de PVV – die alleen maar eurosceptisch is en het cynisme naar de mond praat. Libertas, zo zou je kunnen zeggen, begrijpt de teleurstelling waarmee de bevolking zich van de politiek afwendt, maar kanaliseert die onvrede in een programma waarin Europa wordt teruggeroepen tot een politiek van haalbare kerntaken.
Ik krijg steeds meer begrip voor andere media die Eline hebben uitgeroepen tot een charmant rechts meisje dat – vergis u niet – zich als een provocatieve mini-Thatcher kan ontpoppen.
4.5.09
Om te winnen hoef je maar één boek te lezen
En, hebt u al een partijtje bijgewoond waar de feestgangers verhit en verbeten over de Europese verkiezingen zaten te debatteren? Ik niet. En nu hebben we natuurlijk nog een week of vijf te gaan, maar ik heb sterk de indruk dat deze verkiezingen minder leven dan ooit.
Dat komt, vermoed ik, omdat de gedachten van de meeste burgers bij twee grote onderwerpen zijn: bij de kredietcrisis natuurlijk, en de vraag in hoeverre die hun levens gaat raken, en bij de discussie over de opkomst en gestage groei van de PVV en de moeite die andere partijen hebben om zich een houding tegenover Geert Wilders aan te meten.
En niemand heeft de indruk, en terecht, dat deze onderwerpen, die zich zo dicht bij huis afspelen, iets met Europa te maken hebben, of dat Europa daar een beslissende rol in kan spelen.
De eerste voorzichtige debatjes tussen de lijsttrekkers hadden een nationale focus. Wim van de Camp van het CDA lanceerde een omvangrijk bezuinigingsplan. Ging hij regelen zodra hij in Brussel zou zijn aangekomen. Hans van Baalen van de VVD was er als de kippen bij om het Nederlandse volk diets te maken dat die plannen ook betekenen dat het Nederlands als officiële taal van de Europese Unie zou gaan verdwijnen. ‘Mannen, willen wij dat? Nee, dat willen wij niet!’
Ik ben bang dat we de komende tijd iedere week zo’n plannetje voorbij zullen zien komen en een discussietje van dit niveau eruit voort zullen zien komen.
Daarom geef ik alle lijsttrekkers nu al mijn Geheimtip. Om deze verkiezingen te winnen, hoeven zij maar één boek te lezen. Het is geschreven door de Britse journalisten Christopher Brooker en Richard North en heet The Great Deception. Het geeft, in een uitmuntend gedocumenteerde studie, de ‘geheime geschiedenis’ van Europa: dat alle acties vanaf het begin gericht zijn op één supranationale regering en de bevolking dat niet mocht weten. Je hoeft dat verhaal alleen maar te vertellen en erbij te zeggen dat jij alles gaat doen om mensen de zeggenschap over hun leven terug te geven.
Hoe gaat het ondertussen met onze Eline van den Broek van de nieuwe partij Libertas? Zij mag niet aan lijsttrekkersdebatten deelnemen, maar gaat columns schrijven voor de website Dagelijkse Standaard van Joshua Livestro en lanceert binnen een dag of wat haar eigen website: www.eline.info. Zal het haar dus toch gaan lukken? Kijk maar uit, concurrenten, ik denk dat ze The Great Deception heeft gelezen.
7.11.08
Goodbye, Reagan!
Whit Stillman (1952) is de schepper van een klein maar bijzonder oeuvre van drie films: Metropolitan (1990), dat werd genomineerd voor een oscar, Barcelona ( 1994) en The Last Days of Disco (1998). In Stillman’s films zit weinig actie, er wordt vooral in geconverseerd. En al die conversaties getuigen van een meer dan gewone gevoeligheid voor het belang en de kwetsbaarheid van oude gewoonten en tradities. Die zijn niet voor niets uitgevonden en vastgelegd: blijkbaar voorzien ze in een tamelijk tijdloze behoefte van mensen, in dit geval in de behoefte het leven te beschaven en tegen ruwheid en botheid te beschermen. Maar in bepaalde sociale en culturele omstandigheden kunnen die zeden zo maar weer verdwijnen. Als er ergens een wissel is omgezet, is er geen houden meer aan. In Stillman’s films lopen dan ook nogal wat mensen rond die een teloorgang voelen aankomen, en ze zijn er nog niet zo zeker van dat datgene wat er voor in de plaats komt beter zal zijn dan dat wat verdwijnt.
In Metropolitan, bijvoorbeeld, gaat het om het leven van een groep mensen uit de upper class van Manhattan. Ze wonen netjes aan de Upper East Side, en begeven zich aan het einde van het jaar van het ene feestje naar het andere. Terwijl sommigen uit de groep helemaal niet doorhebben dat hun levensstijl de uitholling van een oud ideaal is (het ideaal van de WASP, de White Anglo-Saxon Protestant, in de film aangeduid als de urban haute bourgeoisie) voelen enkele anderen aan dat zij de laatste generatie vertegenwoordigen van een oude cultuur, die nu tot falen is gedoemd. Eenzame moeders en afwezige vaders belichamen dit verval.
Er zijn Amerikaanse conservatieven die denken dat Obama’s overwinning van deze week als het ware de uitkomst is van deze bange voorgevoelens uit de jaren negentig. En wat is ervoor in de plaats gekomen?
Ik was deze week in Washington en toen ik in de verkiezingsnacht naar mijn hotel liep, reden auto’s toeterend door de straten, zwaaiden mensen met vlaggen en scandeerden zij de naam van Barack Obama. Bij het Witte Huis raakte ik een grote groep mensen verzeild die aan de hekken stonden te rukken. Ze riepen ‘Go home!’, ‘Go back to Texas!’, en de bewoner van dat Witte Huis spraken ze aan met woorden die op de Amerikaanse televisie steevast door een piepje worden vervangen. Toch hing er, vreemd genoeg, geen vervelende, agressieve sfeer. Ieder een was uitgelaten vrolijk, iedereen scheen met ieder ander een bijzonder gevoel te willen delen, het gevoel een werkelijk historisch moment mee te maken. Na jaren van gevangenschap waren zij in de vrijheid gesteld, donkere wolken waren in één verkiezingsavond verdreven, wat lonkte was een nieuwe wereld van licht en hoop waarin alle tegenstellingen zouden zijn overwonnen.
Vreemd genoeg had ik zelf helemaal niet het gevoel op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Het enthousiasme van al die mensen in Washington, van de honderdduizenden in Chicago bij Obama’s acceptance speech en elders in de Verenigde Staten, de mensen in Kenia en elders op de wereld, was ongekend, zonder precedent. En ik heb sterk de indruk dat dit enthousiasme, deze irrationele bevlogenheid, sterk religieuze trekken heeft. Obama is niet zo maar een politicus, maar de stichter van een nieuwe politieke theologie.
Ik had voorzichtig gehoopt op een overwinning van McCain. Gewoon omdat ik vragen heb bij Obama’s radicaal-linkse affiliaties, en vooral bij het feit dat we daar niets van mogen weten. Omdat hij de helft van de Amerikaanse bevolking schoffeerde door te zeggen dat ze uit verbittering naar hun wapens en religie grepen (en ongelooflijk dat de campagne van McCain hem dat niet iedere dag heeft ingewreven). Omdat ik liever een politicus heb die welvaart wil laten verdienen dan een politicus die zegt dat hij die welvaart wil gaan herverdelen. En omdat ik in de omgang met groepen die ons tot hun vijand hebben uitgeroepen, liever te maken heb met iemand die begrijpt dat die confrontatie een zaak van leven of dood is, dan met iemand die wil blijven praten, onvoorwaardelijk. En omdat ik sowieso het idee heb dat militaire commandanten, evenals minister van Defensie, op een andere manier in het leven staan dan gewonere stervelingen, omdat ze over leven en dood hebben moeten beslissen. (Daar zou eens een boek over moeten komen.)
Toen ik begin vorige week in Amerika aankwam, werd mij al snel duidelijk dat een overwinning van McCain een illusie was. De stemming in het land was zeer beslist en radicaal tegen alles wat er de afgelopen jaren was gebeurd, de oorlogen, de leugens, de kredietcrisis, vooral dat laatste. Het land verlangde niet naar verandering, nee het smachtte, het hijgde naar verandering, het éiste verandering, met de moed der wanhoop.
Middenin Washington is een klein winkeltje met politieke parafernalia. In de etalage hing een T-shirt van McCain en Palin in de aanbieding: twee voor de prijs van één. Ik heb een uurtje bij de ingang rondgehangen en zag tientallen mensen met Obama-shirts en petjes naar buiten komen. De eigenaar vertelde me dat het shirtje van McCain en Palin niet pas onlangs maar al wekenlang in de aanbieding was.
Bij zoveel overweldigende opwinding voor een geheel nieuwe kandidaat, een man wiens naam we pas anderhalf jaar kennen maar die in het bezit is van een geweldig retorisch talent om die behoefte aan verandering te benoemen zonder dat nodig is om te zeggen waarin die verandering zou moeten bestaan, moest hij dan ook maar winnen. Wie zou de desillusie en de verbittering kunnen beschrijven die de VS nog tijden lang in haar greep zou hebben gehouden bij zijn verlies?
Hoop kon er alleen maar zijn op een eervolle nederlaag voor McCain. Ik had uitgerekend dat de uitslag wel eens 375 tegen 163 kiesmannen kon worden, en het is inderdaad in die buurt uitgekomen, met een versterkte meerderheid voor de Democraten in zowel het Huis als de Senaat, en een gerede kans dat ook het Hooggerechtshof in de nabije toekomst van kleur zal verschieten.
Maar McCains speech maakte de roemloze nederlaag in ieder geval eervol. Zijn grootmoedige toespraak ontroerde mij meer dan die van Obama.
Het blijft iets raadselachtigs houden dat een man die voor wapenbezit en de doodstraf is en tegen het homohuwelijk, in Europa, en vooral ook in Nederland, zo’n enthousiast onthaal vindt. Dat een man die al heeft aangekondigd dat hij de oorlog in Afganistan wil gaan opvoeren en daarbij ook een inzet van Europese soldaten verwacht, toch als een vredebrenger wordt gevierd. Dat van hem soevereine ingrepen worden verwacht die een einde aan de kredietcrisis zullen maken. Waarschijnlijk duurt het niet lang meer of Obama persoonlijk gaat het gat in de ozonlaag dichten. Bij zoveel grote verwachtingen en een lege staatskas, is het maar het beste gewoon eens af te wachten waarmee Obama vanaf 20 januari volgend jaar op de proppen komt.
Maar zoveel is in ieder geval in de retoriek van de overwinnaars wel duidelijk: we staan aan de vooravond van de geboorte van een nieuwe wereld, die interraciaal, interreligieus en multicultureel zal zijn. Nederland doet daar op zijn eigen bescheiden niveau aan mee met Ahmed Aboutaleb als de nieuwe burgemeester van Rotterdam.
Minstens zo spannend als de ontwikkelingen in het Democratische kamp zijn die bij de Republikeinen. In 2004 kreeg George W. Bush 62 miljoen stemmen, John Kerry 59 miljoen. Deze week kreeg Obama 62 miljoen stemmen en McCain 55 miljoen. Die cijfers verraden dat McCain grote problemen had met de basis van de Grand Old Party.
De coalitie die de achterban van de Republikeinse Partij vormt, of vormde, is in een periode van tientallen jaren zorgvuldig opgebouwd. Nadat de intellectuele fundamenten direct na de oorlog waren gelegd en na het echec met Barry Goldwater, die in 1964 door Lyndon B. Johnson werd weggevaagd, voltrok zich een grote omslag in de Amerikaanse politiek in de daarop volgende acht jaar. In 1972 maakte de Republikein Richard Nixon gehakt van zijn Democratische tegenstander George McGovern. Nixon won 49 van de 50 staten.
Wat was er in die periode gebeurd? Nixon was geen conservatief, maar hij begreep dat hij het wijdverbreide antiliberale sentiment in de Amerikaanse samenleving kon omvormen tot een machtsfactor van beslissend belang. Door een politiek van ‘positieve polarisatie’ wist Nixon een meerderheid van rustige en gewone, patriottische en religieuze, gezagsgetrouwe Amerikanen te mobiliseren tegen een luidruchtige elite van amorele en neerbuigende liberalen.
De machtsgreep van de conservatieven voltrok zich definitief in de jaren tachtig onder Ronald Reagan. Hij verenigde libertariërs, religieus rechts, neoconservatieven,Wall Street en de traditionalisten uit de werkende klasse (de Reagan democrats) achter een programma van belastingverlaging en een kleinere overheid, een morel reveil, stijgende defensie-uitgaven en de harde confrontatie met het communisme.
De Republikeinse opvolgers van Reagan – vader en zoon Bush – konden qua conservatief gehalte niet in Reagans schaduw staan. De huidige president, George W. Bush, dacht met de hulp van mastermind Karl Rove vooral na over een uitgekiende positionering van de partij. Voor ideologische kwesties had hij geen interesse, laat staan voor een systematische analyse van een nieuwe generatie van problemen en het conservatieve antwoord daarop. De mooie woorden die Bush bij het begin van zijn aantreden aan ‘compassionate conservatism’ wijdde, waren lippendienst aan een ideaal dat nooit beleid is geworden. In zijn buitenlands beleid liet hij zich verleiden door de neoconservatieve droom van snelle wereldwijde democratisering. Na acht jaar Witte Huis waren de meeste conservatieven zwaar teleurgesteld in Bush en was 70 procent van het Amerikaanse electoraat hem spuugzat.
De belangrijkste groepen die onderdeel van die grote Republikeinse coalitie uitmaakten, hadden afgelopen dinsdag dwingende redenen dit keer eens lekker niet op de Republikeinse kandidaat te stemmen. De libertariërs – voorstanders van individualisme, een begrensde overheid en lage belastingen – hebben moeten toezien dat de Reaganpartij was geëindigd in een radicaal-(neo)conservatieve regering die de omvang van de staat alleen maar heeft doen toenemen en een instrument van zuidelijk moralisme werd. Religieus rechts maakt (deels) een grote verandering door. Net als in Nederland bij de ChristenUnie leidt een proces van ‘evangelicalisering’ in toenemende mate tot linkse posities in de politiek, en daarmee tot een keuze voor de Democraten. De blue collar Democraten waren blijkbaar niet onder de indruk van een man die niet meer wist hoeveel huizen hij ook al weer precies bezat en op het punt van abortus geen vlekkeloos verleden heeft. En de traditionele conservatieven waren van mening dat de partij definitief in de greep van de macht was geraakt, dat de partijbonzen zich overgaven aan een onverantwoordelijke decadentie (met hun huizen in McLean, Virginia, als tastbaar bewijs daarvan) en dat de partij moest worden gezuiverd van de Reaganites die in de jaren tachtig waren komen bovendrijven en nog altijd de leidende posities in de partij en in denktanks bekleden.
Wat we dinsdag hebben gezien is het afscheid van de Reagan-coalitie, die dertig jaar lang de Amerikaanse politiek heeft bepaald.
Nu dat is gebeurd, zijn er conservatieven die, net als de karakters uit Stillman’s film Metropolitian, de ondergang van het Europese Amerika vrezen, van een cultuur waarvan de waarden, instellingen, gebruiken en gewoontes door de joods-christelijke beschaving zijn bepaald. In een Amerika dat, blijkens de verkiezingsuitslag van dinsdag, cultureel en demografisch zo dramatisch is veranderd, waarin de oorspronkelijk Europese elite zo heeft gefaald in het voorkomen van een nationale zelfmoord, kan alleen een hermetisch vergrendelen van de landsgrenzen voor niet-westerse immigranten, de uitzetting van alle illegalen en een herbevestiging van de oorspronkelijke culturele waarden van Amerika nog redding brengen.
Een tweede groep van conservatieven kiest ervoor om niet in de retoriek van de overwinnar te trappen. De verkiezingen van dinsdag waren helemaal geen waterscheiding en het begin van een nieuw politiek tijdperk. Het verlies van McCain komt niet omdat een groot deel van de Amerikaanse bevolking niet meer conservatief zou zijn, maar omdat ze doodziek waren van acht jaar Bush – en in de ogen van deze conservatieven is dat nog terecht ook. Zonder de kredietcrisis had McCain waarschijnlijk gewoon gewonnen. Amerika is in essentie een centrumrechts land gebleven.
Deze groep van vooral jongere conservatieven treedt nu nadrukkelijker naar voren. Zij zijn van mening dat de fatale incompetentie van Bush en de kortzichtige tactiek van Karl Rove de val van de conservatieve beweging wel hebben versneld maar niet hebben veroorzaakt. Volgens hen is de conservatieve beweging teveel en te lang in de glorie en principes van de jaren tachtig blijven hangen en heeft zij zich onvoldoende en niet tijdig aan de nieuwe omstandigheden en nieuwe problemen aangepast. Een eenvoudige terugkeer naar oude principes volstaat daarom niet. De conservatieve beweging heeft jaren of misschien wel decennia nodig om de eigen grondslagen opnieuw te doordenken, antwoorden op nieuwe kwesties te formuleren, en misschien wel een serie verloren campagnes en verkiezingen te accepteren en te trotseren, voordat zij weer kan dromen van een terugkeer naar haar dominante positie – een proces dat vergelijkbaar is met de ontwikkeling die de Tories in Engeland onder David Cameron doormaken. De eerste denktanks om dit proces van herbezinning te sturen en te begeleiden, zijn al opgericht.
Volgens deze conservatieven is niets onvermijdelijk – zoals McCain ook zei in zijn grandioze speech van afgelopen dinsdag. Dat is ook het uiteindelijke standpunt in Stillman’s Metropolitan. Aan het slot van deze film lopen de hoofdrolspelers lichtelijk verward over een verlaten weg, maar wel in de goede richting.
31.10.08
Hints in the wind
Laurie Anderson en Alvin Curran presenteerden zich op onnavolgbare wijze als leden van de Amerikaanse radical chic. Ik vroeg me af of er in Nederland nog wel mensen zijn die zo ongelooflijk links zijn als zij. Dat de gevangenissen in de Verenigde Staten zo groot zijn, schreven zij bijvoorbeeld toe aan de privatisering: sindsdien is er een commercieel belang bij gevangenisstraffen en de rechterlijke macht schiet het bedrijfsleven graag te hulp. Maar ze brachten het heel kunstzinnig. Vooral de manier waarop Laurie Anderson sprak was knap, met een perfecte dictie en timing.
Maar na een poosje begon het toch te vervelen – totdat Alvin Curran een zin uitsprak die mij trof. Hij zei dat de stemming in de Verenigde Staten tot op zekere hoogte vergelijkbaar was met de sfeer aan de vooravond van 1968. Er komt verandering (change!), zei Curran, het wordt leven of dood (en Obama is natuurlijk het leven), mensen zijn op een prettige manier in verwarring en hopen op een nieuw begin. There is a hint in the wind, a hint of revolution.
Alhoewel met die uitspraak van Curran onduidelijk blijft waarom Obama dan nog niet op 80 of 90 procent van de stemmen staat, denk ik dat hij voor een deel gelijk heeft. En die hints suizen niet alleen door de Democratische maar ook door de Republikeinse wind.
Amerikaanse conservatieven staan dezer dagen voor een groot dilemma.
1. Ze weten dat de Republikein die in het Witte Huis zit, de mentale kleur aan de conservatieve beweging en aan de Republikeinse Partij geeft. (Vandaar dat ze de afgelopen jaren zoveel scherpe kritiek op de persoon en het beleid van George W. Bush hebben uitgeoefend.)
2. Ze weten ook dat het hart van McCain’s politiek in zijn weigering bestaat om links aan te vallen. Dat zou immers ‘hatelijk’ zijn en ‘verdeeldheid en tweedracht’ brengen. Tegelijkertijd is hij kritisch over rechts, dat immers ‘haat’ en ‘tweedracht’ zaait.
3. Ergo: wanneer McCain de nieuwe president van de Verenigde Staten wordt, zal er geen conservatieve en Republikeinse oppositie tegen links zijn, ook niet tegen het linksige in McCain zelf uiteraard, en de conservatieven zullen zich in de gemarginaliseerde positie bevinden waarin zij zichzelf hebben gemanoeuvreerd door deze McCain als president te kiezen.
Als Obama daarentegen de nieuwe president wordt, zal er een overvloed aan conservatief en Republikeins verzet tegen links zijn, en conservatieven zullen een hoofdrol spelen in de nationale politiek, in plaats van een bijrol in de marges. En Sarah Palin kan er dan in 2012 voor gaan.
4. Maar conservatieven weten ook dat een presidentschap van Obama zo beschadigend zal zijn voor het land dat zijn verkiezing simpelweg gestopt moet worden, hoe slecht McCain ook is en hoezeer hij het conservatisme ook zal beschadigen.
5. Voor conservatieven bestaat het dilemma dus in de vraag of zij de eerste drie argumenten overtuigender vinden dan het argument in stelling 4.
Ik ken nogal wat Amerikaanse conservatieven die van mening zijn dat de macht en Washington de Republikeinse Partij zozeer hebben gedeformeerd dat het tijd wordt voor een generatiewisseling – de oude mannen, die nog altijd gloriëren in de Reagan-jaren moeten plaats maken voor jonge(re) conservatieven die – in het spoor van de Tories van David Cameron – een inhoudelijke vernieuwing willen. Zij kiezen dus voor de eerste drie argumenten, en gaan volgende week niet stemmen. Ik begrijp hun positie, maar zou uiteindelijk toch kiezen voor argument 4 – omdat we het hier over politiek hebben en intellectualistische argumenten daarin maar een beperkte rol mogen spelen.
Na acht jaar Bush, na ongekend desastreuze populariteitscijfers, na een wanhopige oorlog in Afghanistan en Irak, na een kredietcrisis die gek genoeg aan ‘het kapitalisme’ en ‘de vrije markt’ wordt toegeschreven, met een kandidaat die door velen charisma wordt toegedicht en een onhandige tegenkandidaat van wie je in ieder geval moet toegeven dat hij blank is en een man en oud – nu zouden de Democraten toch een keer moeten kunnen winnen. Als ze dat lukt, zou dat betekenen dat Amerika een beetje meer op Europa is gaan lijken en dat zou erg jammer zijn. Maar de Republikeinen kunnen dan in de luwte van de oppositie een inhoudelijk alternatief gaan voorbereiden. Als het ze weer niet lukt, net als John Kerry in 2004, nou ja, dan toont de VS daarmee zijn kracht en blijven de Democraten de losers zoals we ze hebben leren kennen.
In Nederland zullen de teleurstelling en de verbittering ongekend zijn – vooral ook omdat de media hun enthousiasme voor Obama niet in bedwang hebben weten te houden en hij ook hier voor een Messias doorgaat – als de aankondiger van een nieuwe revolutie, vergelijkbaar met die van 1968. Waarmee maar weer bewezen is dat wat conservatief realisme de beste voorbereiding op een confrontatie met de werkelijkheid is.
(eerder verschenen op de website van de NOS)
13.6.08
Oude rot in paradijselijk Californië
Het dorp Rancho Santa Fe in de staat Californië is een van de rijkste en mooiste van Amerika. Wie door de dorpsstraat wandelt en in de etalages het aanbod van onroerend goed bestudeert, ziet dat een beetje woning al gauw meer dan 10 miljoen dollar doet. Maar dan heb je natuurlijk ook wat: een groot en comfortabel huis op een paar hectaren grond, citroenen- en sinasappelbomen in de tuin, een zwembad, en dat alles in een vallei die aan alle kanten door heuvels wordt omringd, op nog geen half uur rijden van de mooie stranden aan de westkust. Het klimaat is er paradijselijk: altijd mooi weer zodra de zon ’s morgens rond een uur of negen de bewolking heeft weggebrand, en door de altijd aanwezige zeebries krijgt de luchtvochtigheid er geen kans.
In het plaatselijke hotel – The Inn – weten ze wat de uitdrukking some of life’s deserved pleasures betekent. Het hotel heeft geen kamers maar cottages: kleine, geschakelde woningen in Spaans-koloniale stijl, stijlvol ingericht, met een open haard voor de frisse avonden, en een service die even vanzelfsprekend als onnadrukkelijk wordt aangereikt.
In de voortuin van het hotel met het frisgroene grasveld, de oude bomen en de prachtige planten en bloemen, staat een wat groter cottage voor bruiloften en partijen. Een deel van spraakmakend conservatief Amerika was daar eind vorige week bijeen voor een receptie en een diner, de presentatie van een boek over de eigen geschiedenis, en een conferentie over Amerika, Europa en de islam voor sponsors die vanuit heel Amerika hier naar toe waren gekomen.
Een van de helden van de conservatieve beweging binnen de Republikeinse Partij was er en hij sprak. Oude rot Alfred S.Regnery (1942) heeft zojuist een boek over de succesvolle opkomst van de conservatieve beweging geschreven (Upstream) en hield tijdens het dessert een speech van een half uur waarin hij het grote succesverhaal nog eens vertelde aan een publiek dat dat verhaal zo graag nog eens hoort. Buiten in de tuin keek de jeugd van Rancho Santa Fe met hun ouders naar een film en speelde er op een beschaafde manier American football.
Alf Regnery, een kleine, wat streng ogende man, is de zoon van Henry Regnery, die in 1947 in Chicago een uitgeverij begon. Diens vader had hem gewaarschuwd: als hij geld zou verdienen, zou dat alleen maar betekenen dat hij de verkeerde boeken uitgaf. Henry Regnery zette zijn bedrijf dan ook op als een non-profit organisatie – niet dat hij enig ideologisch bezwaar tegen het maken van winst koesterde, maar omdat hij wist dat de markt een slechte beoordelaar is van wat goed is en wat slecht, en dat belangrijke boeken daarom vaak slechts een beperkte oplage hebben.
Conservatieve boeken waren volgens Regnery belangrijk voor Amerika, en dus gaf hij twee boeken uit die later tot de classics van het Amerikaanse conservatisme zouden gaan behoren: God and Man at Yale van de jonge Bill Buckley (over de dominantie van het socialisme en atheïsme aan Amerika’s topuniversiteiten) en The Conservative Mind (een ideeëngeschiedenis van het conservatisme als politieke filosofie) van Russell Kirk. Samen met enkele andere boeken die in die jaren verschenen, hebben deze de grondslag gelegd voor het conservatisme als intellectuele beweging.
Daarmee was het conservatisme nog geen krachtige politieke factor. Dat begon pas met Barry Goldwater (1909 – 1998), de senator van Arizona die in 1964 als eerste conservatief de Republikeinse kandidaat voor het presidentschap was. Goldwater – bijgenaamd Mr. Conservative – kreeg in dat jaar, volgend op dat van John F. Kennedy’s dood, een vreselijk pak slaag van de Democraat Lyndon B. Johnson (68 tegen 32 procent), maar leidde wel een ontwikkeling binnen de Republikeinse Partij in die haar van het midden naar conservatief rechts deed opschuiven.
Alf Regnery was erbij, alhoewel hij toen nog student was. Hij voerde campagne voor Goldwater in de staat Wisconsin en leidde er de ‘Youth for Goldwater’-beweging. Toen hij Goldwater eind jaren zeventig tegen kwam en hem zei dat Goldwater en zijn campagne zijn leven hadden veranderd, antwoordde Goldwater dat er geen dag voorbij ging of iemand zei zoiets wel tegen hem.
Alf Regnery was er ook bij toen Ronald Reagan als eerste conservatieve Republikein de presidentsverkiezingen won. Hij was toen als jurist werkzaam in de Senaat, voerde campagne voor Reagan en kreeg daarna zes jaar lang een baan op het ministerie van Justitie. Nadien nam Alf de uitgeverij van zijn vader over. Tegenwoordig is hij uitgever van The American Spectator.
De periode van Reagan vormde het hoogtepunt van zijn politieke leven, vertelde Regnery in Rancho Santa Fe. Reagan was zowel in zijn economische beleid als in zijn buitenlandse politiek een echte conservatief geweest, en zijn opvolgers (vader en zoon Bush) konden niet in zijn schaduw staan. George H. W. Bush was een man van het midden, die zich als vice-president onder Reagan (1981 – 1989) altijd ongemakkelijk heeft gevoeld. George W. Bush was nooit ‘one of our own’, aldus Regnery. In zijn economisch beleid heeft hij de overheid laten groeien en de staatsschuld doen stijgen, en in zijn buitenlands beleid heeft hij zich verloren in de neoconservatieve droom van democratisering en ‘nation-building’.
En dan nu John McCain? Bij iemand als Alf Regnery gaan beweging en partij en de veroverde macht boven alles, dus hij verdedigt hem. Hij heeft geen aansluiting bij een nieuwe generatie van conservatieven (zie hier en hier en hier en hier) die van oordeel is dat de macht de partij heeft gecorrumpeerd en heeft afgesloten voor nieuwe ideeën over de onderwerpen die nu aan de orde zijn. En zolang mensen als Alf Regnery toonaangevend blijven, en blijven vertellen dat het verhaal van de conservatieve beweging binnen de Republikeins Partij één groot succesverhaal is, zolang zal de behoefte aan een herbronning van de eigen traditie geen algemene bijval krijgen.
McCain is geen ‘voorspelbare conservatief’, aldus Regnery. Hij is in ieder geval ‘geen filosoof’. De manier waarop hij jarenlang in de Senaat heeft gestemd, levert geen eenduidig beeld op. Hij was goed op de terreinen van de overheidsuitgaven, de groei van de overheid, de benoeming van rechters en gezinszaken. Maar op het gebied van de immigratie en de opwarming van de aarde vinden conservatieven hem veel te links.
En hij kan in november zeker winnen. Het Amerikaanse publiek weet wat het aan McCain heeft. Barack Obama is veel kwetsbaarder. De Amerikanen zullen de komende maanden gaan zien dat Obama heel erg links is en zich daarmee ‘really outside the mainstream of American politics’ bevindt, meer dan welke eerdere Democratische kandidaat ook.
En hoe McCain zich ook ontpopt, hij zal in het Congres een democratische meerderheid tegenover zich vinden, en hij zal dus zo goed als niets kunnen uitrichten. Veel Amerikanen bevalt dat wel. ‘Kijk’, legt Regnery mij uit, ‘Amerikanen geloven in hun Grondwet, die het individu tegen het optreden van de overheid beschermt. Europeanen geloven in een Grondwet die de overheid opdraagt allerlei dingen voor hen te doen. Dat is het kardinale verschil tussen jullie en ons. We houden er niet van wanneer de overheid in onze vrijheden treedt.’
24.11.06
Commentaar op de verkiezingsuitslag
Ik heb tevens een interview gegeven aan het Reformatorisch Dagblad over de betekenis van het succes van Wilders.Wilders heeft, zegt publicist Bart Jan Spruyt, uiteindelijk een groot deel van de ‘kiezer op drift’ weten te vinden. „In opiniepeilingen gaven ze niet aan dat ze op hem zouden stemmen, maar in het stemhokje kleurden ze toch zijn vakje in. De 'gordijnbonus’, wordt dat al genoemd.”
....Bart Jan Spruyt denkt dat Wilders het goed had gezien. „Bij een grote groep burgers leeft nog steeds een fortuynistisch sentiment. Dat heeft een uitlaatklep gevonden bij Jan Marijnissen en Geert Wilders.
Wilders is kritisch over Poolse werknemers in Nederland, bijvoorbeeld. In een groot deel van de bevolking leeft dat protectionisme ook sterk, terwijl je veel partijen daar niet over hoort.”
....Toch heeft het iets ironisch, zegt Bart Jan Spruyt. „Wilders had ook een klapper kunnen maken en vijftien tot twintig zetels kunnen halen. Als hij aan de vorming van een brede, rechtse partij had meegewerkt, had dat gekund. Dan had die partij het CDA en de VVD aan een rechtse meerderheid kunnen helpen.”
Dankzij Wilders, zegt Spruyt, is er kans op een progressieve coalitie. „Stel je voor dat dat een eerste islamitische minister in de West-Europese geschiedenis zou opleveren, PvdA’er Ahmed Aboutaleb. Dan is dat dus mede te danken aan Geerts' besluit om voor zichzelf verder te gaan.”