24.1.08

De man als kunstwerk

Met zijn studie over mannelijkheid heeft Harvey Mansfield een moedig boek geschreven dat dwars tegen het officieel gesanctioneerde denken over de seksen ingaat. Of het boek ook in Nederland een welkom onthaal zal vinden, staat nog te bezien.


Harvey Mansfield

Voor de duidelijkheid, en daar hebben we allen zo af en toe behoefte aan, zouden we kunnen stellen dat er in de grote debatten rond politiek en samenleving grosso modo twee kampen te onderscheiden zijn.

Er is het kamp van de liberalen, in de algemeen-filosofische zin. Zij prijzen de liberale democratie, en vooral de achtereenvolgende golven van emancipatie die zich daarbinnen hebben voltrokken: die van de burger en de arbeider, en daarna die van de vrouw en de homo. De realisering van deze nieuw verworven rechten is het zekerste bewijs van de vooruitgang die wij boeken, en culmineert in een samenleving waarin het einde van de geschiedenis aanbreekt. En die samenleving is, wanneer aan alle vormen van ‘onderdrukking’ en ‘ongelijkheid’ een einde is gemaakt, de meest natuurlijke.
Voor liberalen is de verdediging van deze rechten de belangrijkste opgave voor een politieke gemeenschap. Hun bezwaar tegen bijvoorbeeld de islam concentreert zich op het gegeven dat de rechten van vrouwen en homo’s binnen deze religieuze traditie allerminst onomstreden zijn. En dan valt het kamp uiteen in twee groepen: in hen die geloven dat het op den duur allemaal wel goed komt, en in hen die van mening zijn dat een scherp debat en duidelijke politieke maatregelen nodig zijn om nieuwkomers, achterblijvers in de geschiedenis, naar ons liberale niveau op te trekken.

Het tweede kamp bestaat uit mensen die we ‘kritische vrienden’ van de liberale democratie kunnen noemen. Zij wijzen vooral op de schaduwzijden daarvan, zoals de voortdurende drang tot nivellering (en de desastreuze gevolgen daarvan voor onder andere het onderwijs), en de demografische neergang. En daar is niets natuurlijks aan, en daarom kan de liberale democratie zoals wij die kennen nooit onze eindbestemming zijn.

Dit kamp, dat in de Nederlands politiek een stem kreeg in de persoon van Frits Bolkestein, benadrukt het belang van een cultureel fundament onder de liberale democratie om zowel de rechtsstaat als de vrije markt in stand te houden. Het probleem is alleen dat de liberale democratie zelf dat fundament niet in stand houdt, en dat we op zoek moeten naar ideeën van buiten, afkomstig uit de deels afgekapte tradities van de klassieke en joods-christelijke beschaving, om de liberale democratie voor zelfmoord te behoeden. En die tradities worden binnen instituties als gezin, familie en scholen overgedragen, en daar moeten we dus erg zuinig op zijn.

Een van de donkerste schaduwzijden van de liberale democratie is de tirannie van de meerderheid, het milde despotisme in de vorm van sociale en psychologische druk die ons allen tot een zekere conformiteit met een gangbare manier van denken dwingt en ons ervan weerhoudt bepaalde vragen nog te stellen. Het is een ander woord voor politieke correctheid.

Een van de onderwerpen waarop decennia lang een taboe heeft gerust zijn de man-vrouwverhoudingen in onze moderne samenleving. Het feminisme heeft ons willen bijbrengen dat mannen en vrouwen, op één miniem fysiek verschil na, volstrekt gelijk zijn en om die reden volstrekt gelijk behandeld moeten worden en dezelfde levens moeten kunnen leiden.

Harvey Mansfield (75), sinds 1962 hoogleraar politieke wetenschap aan de universiteit van Harvard, heeft dit taboe doorbroken met een boek over mannelijkheid, waarvan de Nederlandse vertaling deze week is verschenen. Mansfield is een zeer invloedrijke intellectueel in de Verenigde Staten, leerling van Leo Strauss en leermeester van bekende opinievormers als William Kristol en Mark Lilla. En natuurlijk van Nicholas Antongiavanni, auteur van het meesterwerker over The Suit (zie HP/De Tijd van 17 november 2006).

Mansfield is van mening dat de invloed van het feminisme mannen van hun mannelijkheid en vrouwen van hun vrouwelijkheid heeft beroofd. Mansfield begrijpt natuurlijk ook wel dat een terugkeer naar de traditionele rolverdeling tussen de seksen onmogelijk is. Vrouwen werken op grote schaal buitenshuis, ook in traditionele ‘mannenberoepen’. Maar een volledig sekse-neutrale samenleving is voor Mansfield geen wenkend perspectief. Voor vrouwen zou het weer een eer moeten zijn een vrouwelijke vrouw te zijn en mannen zouden hun mannelijkheid moeten herontdekken.

Mansfield definieert mannelijkheid als ‘zelfvertrouwen tegenover risico’s’. Maar van goede mannelijkheid is alleen sprake wanneer het risico een kwaad is en het zelfvertrouwen gerechtvaardigd. Mannelijkheid is volgens Mansfield dus geen eigenschap die alle mannen als eigenschap bezitten. De jihadisten waren slechts in de gangbare zin van het woord ‘mannelijk’ toen zij twee vliegtuigen in het World Trade Center boorden. Mannelijkheid in de goede zin van het woord is dus een gecultiveerde eigenschap, een geïnternaliseerde deugd. Zoals Edmund Burke al schreef: Art is Man’s Nature.

Deze mannelijkheid als kunstwerk bestaat op drie niveaus: op het niveau van de mannelijke assertiviteit (de moed), op dat van de gentleman (de heer) en daarboven uit op het niveau van de filosoof die ideeën durft te verkondigen die dwars tegen het zachte despotisme van een moderne samenleving ingaan. Mansfield is dus een man die tot het hierboven getypeerde tweede kamp behoort.

Dat een boek als dat van Mansfield, voorzien van een heldere en provocatieve inleiding van de hand van de Leidse hoogleraar Andreas Kinneging, in het Nederlands verschijnt, mag een klein wonder heten en de uitgever zij daarvoor geloofd en geprezen. Maar het valt, vrees ik, te betwijfelen of de strekking van dit boek in Nederland zal worden begrepen en gewaardeerd.

Het begint al met het omslag van de Nederlandse vertaling. Daarop zien we Tarzan in een boom zitten, en uit die keuze blijkt vooral een slecht begrip van de inhoud van het boek. Tarzan zou je immers kunnen zien als de ‘nobele wilde’, in Rousseauiaanse zin, en niets staat verder af van de denkwereld van Mansfield als de verheerlijking van dat idee. Het gaat Mansfield immers niet om de ‘wilde’ mannelijkheid op zich, maar om de sublimering van bepaalde mannelijke eigenschappen tot deugden als moed, hoffelijkheid en zelfstandig handelen en denken.

Ook de reacties in de Nederlandse pers tot nog toe stemmen niet vrolijk over de kansen van dit boek. Julie Philips schreef in Trouw dat zij kiest voor de vooruitgang van de gelijkheid in plaats van voor de ‘fantasieën’ van Mansfield. Erger maakt Stephan Sanders het in een bespreking in Vrij Nederland. Wanneer Mansfield schrijft dat er in de klassieke traditie een rode draad te ontdekken valt waarin de seksen wel gelijkwaardig zijn maar niet gelijk, dat man en vrouw een andere natuur en daarmee een andere lotsbestemming hebben, noteert Sanders dat hier toch vooral ‘een belijdend lid van de ChristenUnie’ aan het woord is. ‘Krijgen de Romeinen plotseling bezoek van de ouderling?’

Met betrekking tot een moedig boek als dat van Mansfield zijn deze woorden, als poging iemand weg te zetten, van een onthutsende banaliteit. Zo’n reactie bewijst niet alleen de juistheid van de kritiek van het tweede kamp op de liberale democratie, maar toont ook aan dat iemand die zoiets schrijft, hoe sympathiek hij als persoon verder ook is, door de harde botsing met de werkelijkheid vooral in verwarring en niet op betere gedachten is gebracht.

Harvey C. Mansfield
Mannelijkheid
Meulenhoff € 25,-

*) Een versie van deze recensie verscheen eveneneens in HP/DeTijd.

1 comment:

Hans de Vries said...

Lijkt me een prima boek. Ga ik direct bestellen.
Doet me een beetje denken aan de mannelijke of ridderlijke deugden zoals de middeleeuwers dat zagen, t.w.:
- trouw
- moed
- hoffelijkheid
- zelfbeheersing
- liefde