31.12.09

De Grote Haper: Franca en Sela© over 'ontkering', aansluiten of afhaken

Vanmorgen heel vroeg al, voor het losbarsten van de barbaarse euforie van het jaarlijkse vuurwerkgeweld, zat ik aan de keukentafel met de ochtendkranten. Ik dacht ze even snel weg te lezen, want zo’n laatste dag van het jaar is druk en rommelig: er moet nog veel geregeld worden voor vanavond, er moeten laatste boodschappen worden gedaan, en ik moet nog een bakker zien te vinden die bloem aan mij wil verkopen voor de oliebollen die mijn moeder wil gaan bakken.
Mijn plannen voor vandaag werden doorkruist door een foto in Trouw: door de kier van een niet thuis te brengen, enorme rode deur met zwart traliewerk keken twee dames mij aan, en ik moest er blijkbaar snel bij zijn want ze stonden op het punt de deur te sluiten. Ik had ze inmiddels al herkend: het waren Sela©, de artiestennaam van beeldend kunstenaar Liesbeth Goudzwaard-Labeur, de ontwerpster van de beroemde Calvijn glossy van eerder dit jaar, en Franca Treur, de jonge journaliste, verbonden aan nrc.next, die dit jaar debuteerde met een roman over haar reformatorische jeugd in het Zeeuwse Meliskerke.









Het werk van Sela© heeft mij, vanaf de allereerste kennismaking, om de een of andere reden geraakt, en sindsdien probeer ik haar te volgen in haar gangen op het grensgebied van haar komaf en grote talenten (zie: www.sela.nl).
Het boek Dorsvloer vol confetti van Franca Treur heb ik gelezen, niet direct bij verschijnen omdat ik toen druk was met de presentatie van mijn eigen boek over ds. Doornenbal, maar wel kort daarna: nieuwsgierig en gehaast, ik moet het binnenkort nog eens lezen. Ik had niet het idee dat het echt over die reformatorische jeugd ging. Het ging, dacht ik, over verhalen, verhalen die we verzinnen en vertellen om het leven bestand te geven, stevigheid via het begin van een gebinte, en soms blijken die verhalen bestand tegen het leven, soms ook niet. Bij Franca Treur hield het verhaal van haar ouders en grootmoeder over God en de Bijbel geen stand. ‘Het is beter zonder geloof, veel beter’, zei ze in een gesprek met Maarten ’t Hart en Jan Siebelink waarvan Vrij Nederland verslag deed.

Het dubbelinterview in de Trouw van vanmorgen zet je aan het denken omdat zich in de personen van Franca Treur (1979) en Sela© (1975) twee alternatieven aandienen, die zich de komende jaren en decennia steeds vaker en heviger aan orthodox-christelijk Nederland zullen voordoen: de knal van het aansluiten of afhaken.

Franca heeft gedag gezegd, is ‘ontkeerd’ in plaats van ‘bekeerd’, en dat nog wel op 11 september 2001, zonder het allemaal hard van zich af te trappen, lijkt gelukkig meer op Siebelink dan op ’t Hart, en heeft waarschijnlijk, vermoed ik, met nog iets van heimwee naar de geborgenheid van het oude verhaal. Maar met die ‘theologie van de gereformeerde gemeenten’ heeft ze het wel gehad: ‘Die boodschap is toch eenzijdig en donker en somber?’

Sela© is gebleven. Maar het gaat niet vanzelf. Ze is geen ‘voorbeeldrefo’, wordt heen en weer geslingerd tussen de ‘ongerijmdheden’ van het geloof en de indruk die de beelden van de christelijke traditie kunnen maken.

Franca en Sela© zijn de seismografen die registreren wat zich voltrekt binnen christelijk Nederland, en wat zich in nog veel heviger mate zal gaan voltrekken in de komende tijd.

Nu is mij niets gevraagd. Ik interrumpeer, heel onbeleefd, in een discussie waartoe ik niet ben uitgenodigd. Misschien, bedacht ik vanmorgen met enige schrik, word ik (1964) al te oud om me hier nog op een begripvolle wijze mee in te kunnen laten. Ik heb het toch niet kunnen laten omdat ik bang ben dat heel veel christenen het slachtoffer worden van het slechte, het heel slechte verhaal dat ze altijd is verteld, al dan niet op een kale boerderij in Meliskerke.

Het slechte verhaal dat ze altijd is verteld is het geaborteerde verhaal, de late verbijzonderingen van de negentiende en twintigste eeuw, het slechte verhaal is een gebroken bak waar het brakke en modderige slootwater van afscheidingen en doleanties, herenigingen en verenigingen, vrijmakingen en wederkeringen, uittredingen en terugkeringen uit weg loopt, het harde en meedogenloze tribalisme van ernstige mannen (ik heb ze lief), die Franca c.s. altijd hebben weggehouden – wisten zij veel – van het helder stromende water van de christelijke traditie van de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Als ze hadden geweten van die katholieke breedte, zoals die bijvoorbeeld is belichaamd in het leven en denken van mijn ds. Doornenbal (1909 – 1975): open naar de cultuur, vriend van dichters en denkers, verworteld in de bedding van wijsheid en geloof die Gods Geest ook in ons land door de tijd heeft geslepen, en met een diep besef van een cultureel fundament van karakter en deugden en vertrouwen en vreze die een samenleving behoort te schragen – als ze dat allemaal hadden geweten … wat dan?

Waarom hebben alle Franca’s dat nooit te zien gekregen? Omdat ze, vermoedelijk, werden omringd door bange mannen (ik heb ze lief) die liever de schijnzekerheid hebben van de eerlijke dood, van artikel 36, van het theater van de Partij, en van de leeruitspraken van 1931 (of zoiets), en nog wat sociologische kenmerken - als hoedjes, jurkjes, avondmaalsmijding (verbeeld je maar niks!), zwarte pakken met vooraf ingeweven roos - als hoge muren optrokken om de stam bij elkaar te houden, en macht en een baan en de subsidies van Gods dienares niet te verliezen. De katholieke breedte, de vormende kracht van het verhaal van de christelijke traditie, ontbrak omdat de bevindelijke diepte er niet was. Dat is de Grote Haper.'De geborgenheid van weleer verbinden met het harde hier en nu', heet dat in een interview met Sela©. Het is allemaal erg ingewikkeld gemaakt, schreef ds. Doornenbal, en we begrijpen onze eigen hervormde leer niet meer, en we hebben een tweede muur opgetrokken: de muur tussen de gelovigen en het heil dat tot ons komt in het gewaad van het Woord dat Christus is.

En dan staan daar twee dappere meiden in Trouw, karakters met al hun vragen en onzekerheden, hun opgedane teleurstellingen en twijfels, en dat trof me, en ik heb een hopeloos gevoel van falen als ik dan niet iets zeg over die combinatie van bevindelijke diepte en katholieke breedte die bestand is tegen de verschrikkingen van het leven.

En nu naar de bakker en oliebollen bakken.

Zalig uiteinde!


1 comment:

P.C. van Olst said...

Hem dienen zonder vrees, zong Zacharias. Zalige doortocht in 2010. Met waardering volg ik dit weblog. Groeten uit Ecuador,