22.12.09

Kerst 2009

Wonderlijk*

Tijdens de kerstdagen herdenken we de geboorte van de Zoon van God, Jezus Christus. Dat heeft iets merkwaardigs, omdat we, naar mijn beste weten, helemaal niet weten in welke tijd van het jaar Jezus geboren is. In het kerstverhaal houden de herders ’s nachts de wacht bij hun schaapskudden. Dat deden ze alleen ’s zomers.

De eerste vermelding van 25 december als Jezus’ geboortedag dateert uit het jaar 336 na Christus. Bij de Romeinen begon de lente op 25 maart. Op die dag, zo luidde de redenering, moest dan ook de wereld geschapen zijn, en op die dag moest ook de engel Gabriël aan Maria verschenen zijn om haar te vertellen dat zij zwanger was. Negen maanden later, op 25 december, werd haar kind geboren. Dat kwam goed uit, want op die dag viel ook het zonnewendefeest: de kortste dag was weer voorbij, het licht ging de duisternis overwinnen, en Jezus Christus was immers de onoverwinnelijke Zon der gerechtigheid.

Bij ons kerstfeest komt dus een grote hoeveelheid traditie, mythe en geschiedenis mee. Voor mij maakt dat het er alleen maar aantrekkelijker op. Ieder jaar probeer ik dan ook een beetje door te dringen tot de betekenis van dit feest, en ieder jaar weer doe ik dat door mijn bureau leeg te ruimen en daar een dikke foliant met preken op te leggen. De foliant, gebonden in perkament, dateert uit 1629, en de preken zijn ooit uitgesproken door een Anglicaanse bisschop, Lancelot Andrewes (1555 – 1626). Hij heeft die preken gehouden voor de koning van Engeland.

Wat ik zo fascinerend aan deze preken vind, is hun saaiheid. Andrewes zag een preek niet als een vorm van meeslepende zelfexpressie (zoals zijn tijdgenoot John Donne), maar stelde al zijn (niet geringe) gaven en talenten in dienst van een poging om de tekst te begrijpen. Menselijke gevoelens, ook religieuze, zijn immers onbetrouwbaar. Een goede meditatie dient niet om onze persoon uit te drukken, maar om het provincialisme van ons denken en voelen te overstijgen.

In een preek over de Wijzen uit het Oosten (die volgens Mattheüs 2 in het spoor van een ster de weg naar de stal in Bethlehem vonden, om daar Jezus te vereren) stelt Andrewes zich de erbarmelijkheid van hun lange tocht voor. ‘It was no summer progress. A cold coming they had of it, at this time of the year; just the worst time of the year to take a journey, and specially a long journey, in. The ways deep and the weather sharp, the very dead of winter.’

Waar het ‘m in zit weet ik niet, maar deze zinnen hebben in hun nuchterheid iets aangrijpends. Zonder Andrewes te noemen begint Tom Holland zijn boek over de barre tocht van keizer Hendrik IV naar Canossa met deze woorden. Waarschijnlijk kende hij deze woorden dankzij het gedicht van T. S. Eliot over de ‘Journey of the Magi’ (uit 1927). Het is een prachtig gedicht, in het Nederlands vertaald door Martinus Nijhoff, over die Wijzen uit het Oosten, hun barre tocht, en de vertwijfeling waarin ze achterblijven, ook vele jaren nadien nog.

De Wijzen waren getuige geweest van een geboorte, daar in die stal in Bethlehem. Normaal is een geboorte het tegendeel van de dood. Maar deze geboorte had hun dood betekend. Ze waren naar hun koninkrijken teruggekeerd, maar na het zien van de geboorte van Jezus voelden zij zich niet meer thuis in de oude orde, ‘tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen’.

En, zo eindigt het gedicht (in de vertaling van Nijhoff):

‘Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf.’

(‘I should be glad of another death.’)

Wonderlijke zinnen over een wonderlijk feest op een wonderlijke datum, waarover in wonderlijke zinnen is gepreekt, met wonderlijke gedichten die weer uit de lectuur van die preken zijn ontstaan. Ieder jaar weer moet ik opnieuw beginnen om te proberen er iets van te begrijpen. Wonderlijk is immers ook Zijn Naam.

* Als column verschenen in het kerstnummer van Elsevier.

1 comment:

Unknown said...

Mooie column.
Jammer dat de Kerstgedachte op de achtergrond blijft. De beschouwing is interessant, maar bevinding is belangrijker!