In 2001-2002 hebben vertegenwoordigers van de ChristenUnie en van de conservatieve Edmund Burke Stichting in Haagse huiskamers snode samenspraken gevoerd. De ChristenUnie, toen nog in een lastig proces van fusering verwikkeld, kreeg de vraag voorgelegd of het denkbaar zou zijn dat de partij zich op termijn tot een conservatieve partij zou willen verbreden. En alhoewel er over en weer de nodige sympathie bestond (van de kant van de ChristenUnie vooral bij dr. Bart Verbrugh), werd de suggestie dat de ChristenUnie zich zou kunnen ontwikkelen tot een niet-exclusief-christelijke programpartij bijna verontwaardigd van de hand gewezen.
Alleen het Evangelie, alleen de Bijbel als het Woord van God reikte de partij de normen aan die in de politiek gehandhaafd moesten worden in een expliciete poging de samenleving te herkerstenen. Een verbreding van de partij tot een platform waarop mensen elkaar zouden kunnen vinden die – al dan niet christelijk geïnspireerd – een dam tegen de modernisering van Nederland wilden opwerpen, was ondenkbaar en onbespreekbaar.
Zovele jaren na dato lijken de pogingen van toen van een haast onthutsende naïviteit te getuigen: de ChristenUnie heeft zich ontpopt als een christelijk-sociale partij en dat is heel iets anders dan de (christelijk-)conservatieve partij die de Edmund Burke Stichting voor ogen stond. En de ChristenUnie heeft destijds tevergeefs gehoopt dat de achterban van de Edmund Burke Stichting een electorale vijver zou vormen.
Er is sindsdien het nodige veranderd. De Edmund Burke Stichting, door schade en schande wijs geworden, heeft zich van alle partijpolitiek gedistantieerd en heeft de handen vol aan de programma’s die het voor studenten organiseert. Maar ook de ChristenUnie is veranderd. Na enkele teleurstellend verlopen verkiezingen verdubbelde de partij in november 2006 haar zetelaantal tot zes, en is het deel gaan uitmaken van het vierde kabinet-Balkenende. Dat regeren ging van au! omdat het om de nodige concessies en compromissen vroeg. Dat pijnlijke proces ging gepaard met vergoeilijkende opmerkingen over de uiteindelijke volwassenheid van de partij. De ChristenUnie is nu, opererend op het snijvlak van overtuiging en politieke realiteit, de programpartij die het in 2002 nog niet wilde zijn.
Die ontwikkeling is natuurlijk gedragen door inhoudelijke veranderingen. In een interessante beschouwing van Piet de Jong van het Nederlands Dagblad (30 januari 2009) komt duidelijk naar voren dat die veranderingen nu culmineren in een proces van herijking. De partij streeft niet langer naar de herkerstening van Nederland. Zij accepteert dat Nederland definitief een postchristelijk land is. In de praktijk heeft dat tot een verzakelijking geleid die nu met een theologische herbronning gepaard gaat. Een van de hoofdrolspelers is de gereformeerd-vrijgemaakte ethicus Ad de Bruijne, die christelijke politici oproept tot bescheidenheid en tot het zetten van kleine stappen en het sluiten van compromissen – een benadering die de conservatieve Burke-mensen in 2002 zouden hebben ondertekend – anders dan de toenmalige representanten van de ChristenUnie.
Deze herbronning (door André Rouvoet getypeerd als het ‘volwassen worden van de kleine christelijke politiek’) mondt in de praktijk echter uit in een ‘zakelijkheid’ die tot een ‘verflauwing der grenzen’ en daarmee tot een geheel andere visie op de staat heeft geleid. In zijn column voor Opunie heeft Bas Hengstmengel daar op een overtuigende wijze de vinger bij gelegd (‘Quo vadis, CU?’, 20 januari 2009). Hengstmengel stelt terecht vast dat Rouvoet de visie aanvankelijk zag als een opdringerige instantie die ‘plaatsvervangend taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar zich toetrekt’, tot een orgaan dat grote maatschappelijke problemen, ook in de gezinnen, moet en kan oplossen. ‘Een opvatting die we nog wel eens tegenkomen, namelijk dat de opvoeding van de kinderen door de staatsgemeenschap (gedeeltelijk) aan het gezin is gedelegeerd, moet fundamenteel van de hand worden gewezen’, schreef Rouvoet zelf in zijn boekje Reformatorische Staatsvisie uit 1992.
Rouvoet heeft zijn ommezwaai verdedigd met een beroep op een filosoof uit de kring van de reformatorische wijsbegeerte, Jonathan Chaplin. In een lezing in de Leidse Lokhorstkerk, in maart 2008, en in een artikel in Denkwijzer (juni 2008) probeerde Rouvoet uit te leggen dat zijn beleid niet in strijd was met de traditionele Kuyperiaanse gedachte van de soevereiniteit in eigen kring. Volgens die gedachte van Kuyper zijn alle kringen soeverein, hebben zij niets boven zich dan God en mag de staat zich hier niet tussen de kring en God schuiven. Ouders zijn dus verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, en de overheid heeft hier dus niets achter de voordeur te zoeken.
Dat althans zou je denken, maar wie zo denkt heeft er volgens Rouvoet helemaal niets van begrepen. Want Chaplin heeft hem geleerd dat de overheid – juist vanuit de gedachte van de soevereiniteit in eigen kring – moet ingrijpen als ouders te kort schieten in de opvoeding van hun kinderen. Als daarvan sprake is, en als de overheid dan optreedt om de schending van de rechten van kinderen te voorkomen of te beëindigen, dan is er volgens Chaplin ‘geen sprake van onrechtmatige staatsbemoeienis’ of van het ‘overschrijden van grenzen’ maar juist van een staat die in eigen rechte aan zijn unieke roeping invulling geeft.
De ontwikkeling van het denken binnen de ChristenUnie tot dit standpunt is een van de meest tragische en verwerpelijke die ik ken. Wie in alle ernst meent dat de overheid de taak heeft om ‘de voorwaarden te scheppen waardoor gezinnen zich kunnen ontwikkelen en ouders de opvoeding en verzorging van kinderen op zich kunnen nemen’, dat de overheid zelf direct (zij het bij voorkeur tijdelijk) moet ingrijpen ‘als een gezin in de problemen is geraakt’, is van de traditie geheel los geraakt.
Het oude ideaal van de herkerstening maakt hier plaats voor de gedachte dat de gevolgen van de secularisatie kunnen worden gerepareerd door een overheid die neutraal en zorgzaam alle geslagen wonden kan genezen. Dat principe van de staat als ultimum remedium is in de eerste plaats voorbarig. Aan het grijpen naar het ultieme geneesmiddel van de staat, als dat al moest worden voorgesteld, had een lang en diepgravend politiek debat vooraf moeten gaan. En daaraan heeft het volledig ontbroken. Het had moeten gaan over de vraag wat een gezin eigenlijk is en waarom sterke gezinnen zo belangrijk zijn. Dan had dus gezegd moeten worden dat een gezin behoort te bestaan uit een biologische vader en moeder en hun kinderen. Dat het van belang is dat de moeder thuis is om, zeker als de kinderen nog de school gaande leeftijd hebben, voor de kinderen te zorgen. Dat het goed is om dat (desnoods) fiscaal te faciliteren.
Hoe is het mogelijk dat een christelijke minister een Gezinsnota uitvaardigt met op de kaft een afbeelding van een gezin dat uit een moeder, twee kinderen en een hond bestaat?
Politici hebben de neiging het belang van debat te ontkennen. Maar debat kan leiden tot een nieuwe bewustwording en tot andere keuzes, en daarmee effectiever zijn dan welk beleid dan ook.
Ik begrijp heel goed in welk een lastige situatie André Rouvoet zich bevindt. Je zult maar programmaminister zijn, omringd door ambtenaren die natuurlijk allemaal PvdA stemmen. Ga dan maar eens in tegen de dominante trend die wil dat moeders nog meer moeten gaan werken, en die een gezin definiëren als een of twee ouderen en kinderen.
Maar het had Rouvoet gesierd wanneer hij de discussie had aangedurfd en het hele gebied tussen de bestaande situatie en het besluit om de overheid naar ultieme middelen te laten grijpen, niet had overgeslagen.
En dat grijpen naar het instrumentarium van de staat is niet alleen voorbarig maar ook onjuist: de overheid kan niet van je houden en is niet neutraal, en zal zeker in onze tijd niet gericht zijn op de genezing van verstoorde of verbroken relaties.
De ChristenUnie heeft het ideaal van de herkerstening dus opgegeven en ingewisseld voor een modern links beleid waarin de overheid als laatste redmiddel orde in de chaos van de secularisering moet scheppen. Het heeft zich daarmee van zichzelf vervreemd en zich ver verwijderd van de vertegenwoordigers van de ChristenUnie van 2002, en van hun toenmalige conservatieve gesprekspartners. En dat is extreem spijtig voor mensen die, in het voetspoor van Groen van Prinsterer, het liefst een anti-moderne coalitie (hadden) zien ontstaan
(ook verschenen op de website Opunie)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment